Niet kleincellig longcarcinoom

Initiatief: NVALT Aantal modules: 78

Niet kleincellig longcarcinoom - Behandeling sulcus superior-tumor

Uitgangsvraag

Welke behandeling dient te worden toegepast bij patiënten met sulcus superior-tumor?

Aanbeveling

  • Bij patiënten bij wie de sulcus superior-tumor niet primair resectabel lijkt te zijn, wordt gelijktijdige chemoradiotherapie geadviseerd, conform de aanbeveling bij andere NSCLC-tumoren in stadium III. Mocht de tumor zodanig kleiner zijn geworden dat resectie in tweede instantie toch mogelijk lijkt, dan kan dit bij geselecteerde patiënten worden overwogen.
  • Patiënten met een lokaal uitgebreid sulcus superior-NSCLC dat resectabel lijkt te zijn, worden behandeld met chemoradiotherapie gevolgd door chirurgie.
  • Behandeling van patiënten met een sulcus superior-tumor vindt plaats in een gespecialiseerd centrum.

Overwegingen

Enerzijds is een sulcus superior-tumor te beschouwen als elk ander NSCLC. Anderzijds lijkt een agressievere aanpak te rechtvaardigen, gezien de lokalisatie met vaak moeilijk behandelbare klachten indien er geen lokale controle wordt bereikt. Bij deze tumor wordt de supraclaviculaire kliermetastase vaak als N1 beschouwd.

Onderbouwing

Het standaardbeleid bij sulcus superior-NSCLC bestaat uit gelijktijdige chemoradiotherapie en/of chirurgie.
Niveau 1: A1, NSCLC Collaborative Group 1995 (12), A1, Pritchard 1996 (13), A1, Marino 1995 (14); C, Komaki 1993, Martinez-Monge 1994 (15); C, Kwong 2005 (10); C, Rusch 2007 (11).

Behandeling van patiënten met een sulcus superior-tumor
De sulcus superior-tumor wordt geassocieerd met een symptomencomplex of een syndroom waarbij het in 95% van de gevallen gaat om een NSCLC. Het betreft een in de apex van de long gelokaliseerde tumor die in de anatomische structuren van de bovenste thoraxapertuur ingroeit. De ligging ten opzichte van de scalene halsmusculatuur bepaalt of het een anterieur, mediaal of posterieur gelegen tumor is en de eventuele chirurgische benadering ervan. In principe dient de sulcus superior-tumor als elk ander NSCLC benaderd en gestadieerd te worden, zij het dat de anatomische ligging het tot een speciaal item maakt. Om de extrapulmonale ingroei of doorgroei te beoordelen is vaak een MRI nodig.

Resectabiliteit dient door de chirurg te worden beoordeeld. Ingroei in het wervellichaam is een ongunstige factor. Chirurgische resectie wordt dan ontraden. Ingroei in de sympathische zenuwstreng is prognostisch ongunstig, maar sluit een resectie niet uit. Positieve ipsilaterale supraclaviculaire N3-klieren zijn prognostisch gunstiger dan mediastinale N2-klieren en hoeven geen contra-indicatie voor chirurgie te zijn (1). Bij de resectie dient een lobectomie ‘en bloc' met de thoraxwand te worden uitgevoerd. Bij een anterieur gelegen tumor (met ingroei in de subclaviculaire vaten) verdient de transcervicale-thoracale benadering de voorkeur (2), en bij medioposterieur gelegen tumoren een dorsale benadering. Alleen indien een complete resectie kan worden uitgevoerd (R0), dient chirurgie te geschieden. Achterblijven van tumor (R1) is prognostisch ongunstig.

Radiotherapie voorafgaand aan chirurgie, vaak genoemd als de standaard bij sulcus superior-tumoren, is grotendeels gebaseerd op oude literatuur. Een argument vóór preoperatieve radiotherapie is dat de uit te voeren chirurgische ingreep een dusdanige morbiditeit met zich meebrengt dat succes van deze ingreep op voorhand verzekerd dient te zijn. Daarentegen geeft preoperatieve radiotherapie geen verbetering in overleving bij andere groepen patiënten met een NSCLC (3)  (4)  (5). Met een radiotherapiedosis tussen 55 en 65 Gy na niet-complete resectie neemt de kans op lokale controle en overleving toe ten opzichte van de kans na een dosis tussen 45 en 55 Gy (6).

Uit verschillende studies komt naar voren dat met gelijktijdige chemoradiotherapie een overlevingsvoordeel kan worden bereikt bij sulcus superior-tumoren in stadium III (7)  (8)  (9)  (10). Een onderzoek waarbij gelijktijdige bestraling (45 Gy) en 2 cycli met cisplatine en etoposide werd gevolgd door chirurgie bereikte een 76% complete resectie en een 44% 5-jaarsoverleving in 110 patiënten met een T3-4, N0-1 NSCLC (11). In deze groep ondergingen 88 van de 95 patiënten die operabel werden geacht na de chemoradiatie een thoracotomie. Er was in 61% van de geopereerde patiënten sprake van een pathologisch complete remissie. De 5-jaarsoverleving in de groep die een complete resectie onderging was 54% tegenover 44% voor de gehele patiënten groep. In aan retrospectieve analyse van patiënten behandeld tussen 1994 en 2004 in het NKI-AVL werden totaal 52 patiënten behandeld waarvan 12 met chemoradiatie, ook een resectie ondergingen. Er waren 27% stadium IIB, 8% stadium IIIA, 42% stadium IIIB and 23% stadium IV patiënten. De 5-jaarsoverleving voor patiënten die geopereerd werden was 39%. In 8 van de 12 patiënten (66%) was er een pathologisch complete remissie. In geen van de geopereerde patiënten was er een lokaal recidief. Dit pathologische complete remissie-percentage is vergelijkbaar met dat van de eerder genoemde studie.

Voor bepaling van de optimale combinatiebehandeling van deze tumor zijn geen prospectief gerandomiseerde onderzoeken beschikbaar. Enerzijds kunnen we ervan uitgaan dat een sulcus superior-tumor te beschouwen is als elk ander NSCLC. Anderzijds lijkt een agressievere aanpak te rechtvaardigen, gezien de lokalisatie met vaak moeilijk behandelbare klachten indien er geen lokale controle wordt bereikt. Een multimodale aanpak met concomitant chemoradiotherapie en/of chirurgie lijkt op basis van de huidige gegevens de beste resultaten te geven. Bij patiënten bij wie de primaire sulcus superior-tumor niet primair resectabel lijkt te zijn (klinisch stadium III), wordt concomitant chemoradiotherapie geadviseerd. Nadien is monitoring van de respons belangrijk. Mocht de tumor aanzienlijk kleiner zijn geworden en/of downstaging zijn bereikt en lijkt resectie in tweede instantie toch mogelijk, dan dient dit geadviseerd te worden. Gezien de complexiteit vindt de behandeling van een sulcus superior-tumor bij voorkeur in een centrum plaats; zie Organisatie van zorg - Centrum.

  1. 1 - Okada M, Tsubota N, Yoshimura M, Miyamoto Y, Matsuoka H. How should interlobar pleural invasion be classified? Prognosis of resected T3 non-small cell lung cancer. Ann Thorac Surg 68:2049-2052, 1999.
  2. 2 - Dartevelle PG, Chapellier AR, Macchiarini P, Lenot B, Cerrina J, Ladurie FL, et al. Anterior transcervical-thoracic approach for radical resection of lungtumors invading the thoracic inlet. J Thorac Cardiovasc Surg 105:1025-1034, 1993.
  3. 3 - Shields TW. Preoperative radiation therapy in the treatment of bronchial carcinoma. Cancer 30:1388-1394, 1972.
  4. 4 - Warram J. Preoperative irradiation of cancer of the lung: final report of a therapeutic trial. A collaborative study. Cancer 36:914-925, 1975.
  5. 5 - Wagner J jr, Lad T, Piantadosi S, Ruckdeschel JC. Randomized phase 2 evaluation of preoperative radiation therapy and preoperative chemotherapy with mitomycin, vinblastine, and cisplatin in patiënts with technically unresectable stage IIIA and IIIB non-small cell cancer of the lung LCSG 881. Chest 106(Suppl 6):S348-354, 1994.
  6. 6 - Komaki R, Roth JA, Walsh GL, Putnam JB, Vaporciyan A, Lee JS, et al. Outcome predictors for 143 patiënts with superior sulcus tumors treated by multidisciplinary approach at the University of Texas MD Anderson Cancer Center. Int J Radiat Oncol Biol Phys 48:347-354, 2000.
  7. 7 - Martini N, Yellin A, Ginsberg RJ, Bains MS, Burt ME, McCormack PM, et al. Management of non-small cell lung cancer with direct mediastinal involvement. Ann Thorac Surg 58:1447-1451, 1994.
  8. 8 - van Geel AN, Jansen PP, van Klaveren RJ, et al. High relapse-free survival after preoperative and intraoperative radiotherapy and resection for sulcus superior-tumors. Chest 124:1841-1846, 2003.
  9. 9 - Alifano M, D'Aiuto M, Magdeleinat P, et al. Surgical treatment of superior sulcus tumors: Results and prognostic factors. Chest 124:996-1003, 2003.
  10. 10 - Kwong KF, Edelman MJ, Suntharalingam M, et al. High-dose radiotherapy in trimodality treatment of Pancoast tumors results in high pathologic complete response rates and excellent long-term survival. J Thorac Cardiovasc Surg 129:1250-1257, 2005
  11. 11 - Rusch, Valerie W.; Crowley, John; Giroux, Dorothy J.; Goldstraw, Peter; Im, Jung-Gi; Tsuboi, Masahiro; Tsuchiya, Ryosuke; Vansteenkiste, Johan; on behalf of the International Staging Committee. The IASLC Lung Cancer Staging Project: Proposals for the Revision of the N Descriptors in the Forthcoming Seventh Edition of the TNM Classification for Lung Cancer. J Thor Oncol 2(7):603-612, 2007.
  12. 12 - NSCLC Collaborative Group. Chemotherapy in non-small cell lung cancer: a meta-analysis using updated data on individual patiënts from 52 randomised clinical trials. BMJ 311:899-909, 1995.
  13. 13 - Pritchard RS, Anthony SP. Chemotherapy plus radiotherapy compared with radiotherapy alone in the treatment of locally advanced, unresectable, non-small-cell lung cancer. A meta-analysis. Ann Intern Med 125:723-29, 1996.
  14. 14 - Marino P, Preatoni A, Cantoni A. Randomized trials of radiotherapy alone versus combined chemotherapy and radiotherapy in stages IIIa and IIIb nonsmall cell lung cancer. A meta-analysis. Cancer 76:593-601, 1995.
  15. 15 - Martínez-Monge R, Herreros J, Aristu JJ, et al: Combined treatment in superior sulcus tumors. Am J Clin Oncol 17:317-322,1994.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 22-05-2011

Laatst geautoriseerd  : 22-05-2011

Geplande herbeoordeling  :

Voorwaarden voor revisie en beoordelingsfrequentie zijn vastgelegd in de richtlijn. De geldigheidstermijn voor de richtlijn (maximaal 5 jaar na vaststelling) wordt vanuit het programmabureau IKNL bewaakt. Om verscheidene redenen kan actualisatie eerder dan beoogd nodig zijn. Zo nodig zal de richtlijn tussentijds op onderdelen worden bijgesteld.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Nucleaire geneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie
  • Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirurgie

Algemene gegevens

Betrokken verenigingen

  • Nederlandse Vereniging voor Medische Oncologie (NVMO)
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose (NVALT)
  • Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirugie (NVT)
  • Nederlandse Vereniging Voor Heelkunde (NVVH), subvereniging Nederlandse Vereniging Voor Longchirurgie (NVVL)
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVVR)
  • Nederlandse Vereniging voor Nucleaire Geneeskunde (NVNG)
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie (NVVP)
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie (NVRO)
  • Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenverenigingen (NFK)
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN)
  • Stichting Longkanker Info (longkankerinfo)

 

Organisatie

Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL)

 

IKNL bevordert dat mensen met kanker en hun naasten zo dicht mogelijk bij huis toegang hebben tot een samenhangend en kwalitatief verantwoord zorgaanbod. IKNL is erop gericht behandeling, zorg en klinisch onderzoek binnen de oncologie te verbeteren. Daarnaast hebben zij een taak in het opzetten en ondersteunen van netwerken voor palliatieve zorg.

 

IKNL werkt aan multidisciplinaire richtlijnontwikkeling voor de oncologische en palliatieve zorg. Naast deze ontwikkeling van richtlijnen faciliteert IKNL ook het onderhoud, het beheer, de implementatie en de evaluatie van deze richtlijnen

 

Houderschap

De houder van de richtlijn moet kunnen aantonen dat de richtlijn zorgvuldig en met de vereiste deskundigheid tot stand is gekomen. Onder houder wordt verstaan de wetenschappelijke verenigingen van beroepsbeoefenaren die de richtlijn autoriseren. IKNL draagt zorg voor het beheer en de ontsluiting van de richtlijn.

 

Juridische betekenis

De houder van de richtlijn moet kunnen aantonen dat de richtlijn zorgvuldig en met de vereiste deskundigheid tot stand is gekomen. Onder houder wordt verstaan de wetenschappelijke verenigingen van beroepsbeoefenaren die de richtlijn autoriseren. IKNL draagt zorg voor het beheer en de ontsluiting van de richtlijn.

Doel en doelgroep

Doelstelling
Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming gericht op het vaststellen van goed medisch handelen. Er wordt aangegeven wat in het algemeen de beste zorg is voor patiënten met NSCLC.
De richtlijn geeft aanbevelingen over de diagnostiek, de behandeling, de follow-up en vormen van ondersteuning van patiënten met NSCLC. De richtlijn kan worden gebruikt bij het geven van voorlichting aan patiënten. Ook biedt de richtlijn aanknopingspunten voor bijvoorbeeld transmurale afspraken of lokale protocollen ter bevordering van de implementatie van deze richtlijn.

Specifieke doelen van deze richtlijn voor NSCLC zijn:

  • introductie van de nieuwe TNM-classificatie 7e editie van de International Association for the Study of Lung Cancer (IASLC);
  • plaatsbepaling van de endo-echodiagnostiek, zoals transbronchiale echografie (EBUS) met naald aspiratie (TBNA), transoesofageale echografie (EUS) met fijne naald aspiratie (FNA) en fluorodesoxyglucose-positronemissietomografie (FDG-PET) bij het stadiëren;
  • plaatsbepaling van epidermal growth factor receptor (EGFR)-mutatie-analyse;
  • plaatsbepaling van concomitante chemoradiotherapie;
  • plaatsbepaling van stereotactische radiotherapie;
  • plaatsbepaling van adjuvante chemotherapie;
  • plaatsbepaling van systemische therapie bij stadium IV-ziekte

 

Doelgroep

Deze richtlijn is bestemd voor alle professionals die betrokken zijn bij de diagnostiek, behandeling en begeleiding van patiënten met NSCLC, zoals longartsen, (thorax)chirurgen, radiotherapeuten, medisch oncologen, huisartsen, nurse practitioners, oncologieverpleegkundigen, IKNL-consulenten, pathologen, psychologen, radiologen, nucleair-geneeskundigen, epidemiologen en patiënten(-organisaties).

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die met de diagnostiek en behandeling van NSCLC te maken hebben. Bij het samenstellen van de werkgroep is rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden, met een evenredige vertegenwoordiging van de diverse betrokken verenigingen en instanties, alsmede met een spreiding al dan niet in academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en zijn gemandateerd door hun vereniging voor hun inbreng.

 

Leden van de werkgroep:

Hr. dr. J.T. Annema, longarts, Leids Universitair Medisch Centrum

Mw. dr. J.S.A. Belderbos, radiotherapeut, NKI - Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis

Mw. T.T.M. Bluemink-Holkenborg, secretariële ondersteuning IKNL

Mw. dr. A.M.C. Dingemans, longarts, Maastricht Universitair Medisch Centrum

Hr. dr. J.P. Eerenberg, chirurg, Tergooiziekenhuizen 

Mw. drs. M.M. van Gameren, radiotherapeut, Universitair Medisch Centrum Groningen

Hr. prof. dr. H.J.M. Groen, longarts, voorzitter werkgroep  UMG Groningen

Mw. dr. I.J.C. Hartmann, radioloog, Erasmus MC

Hr. dr. P.A. Helle, radiotherapeut, Medisch Spectrum Twente

Hr. prof. dr. O.S. Hoekstra, nucleair geneeskundige, VU medisch centrum
Mw. dr. C.C.M. Holtkamp, procesbegeleider namens, IKNL

Mw. D. van den Hurk, verpleegkundig specialist oncologie, UC  voor Chronische Ziekten

Hr. prof.dr. P.L. Jager, nucleair geneeskundige, Isala klinieken

Hr. drs. T.J. Klinkenberg               , cardiothoracaal chirurg, UMC Groningen

Mw. prof. dr. C.C.E. Koning, radiotherapeut, Academisch Medisch Centrum

Hr. dr. E. Lammers, longarts, voorzitter van het Longkanker Informatiecentrum Gelre ziekenhuizen

Hr. drs. A.P.W.M. Maat, cardiothoracaal chirurg, Erasmus MC

Hr. dr. M.A. Paul. chirurg, VU medisch centrum

Mw. J.P. Salomé, verpleegkundig specialist oncologie,  Sint Franciscus Gasthuis

Mw. dr. C. Schaefer-Prokop, radioloog,  Academisch Medisch Centrum

Mw. dr. J. Sietsma, patholoog, Universitair Medisch Centrum Groningen

Hr. prof. dr. E.F. Smit, longarts, VU medisch centrum

Hr. dr. W.H. Steup, chirurg, Haga Ziekenhuis

Hr. dr. F.B.J.M. Thunnissen, patholoog, VU medisch centrum

Mw. dr. J.N.H. Timmer-Bonte, internist, UMC St. Radboud

Mw. dr. A.L.J. Uitterhoeve, radiotherapeut, Academisch Medisch Centrum

Hr. drs. A.F.T.M. Verhagen, cardiothoracaal chirurg, UMC St. Radboud
Mw. drs. N.M. Verheijen; longarts i.o., Catharina Ziekenhuis

Hieronder staat een aanvullende lijst van werkgroepleden genoemd die (alleen) betrokken waren bij de ontwikkeling van de eerste versie van deze richtlijn in 2004:
Hr. prof. dr. J.P. van Meerbeeck, longarts, voorzitter

Mw. dr. V.C.G. Tjan-Heijnen, medisch oncoloog, vice-voorzitter

Mw. drs. J. Wittenberg, epidemioloog, adviseur (tot oktober 2003)

Mw. dr. C.J.E. Kaandorp, arts, adviseur (vanaf oktober 2003)

Hr. dr. J.S. Burgers, huisarts, senior-adviseur (vanaf oktober 2003)

Hr. drs. A.G. Boekema, sociaal geneeskundige, procesbegeleider

Hr. drs. V.K.Y. Ho, methodoloog, beleidsmedewerker landelijke richtlijnen

Hr. dr. P. Baas, longarts

Hr. dr. M. den Bakker, klinisch patholoog

Mw. dr. P.F.A. Bakker, cardiothoracaal chirurg

Hr. dr. B. Biesma, longarts

Hr. dr. E.C.M. Bollen, chirurg

Hr. dr. J. Bussink, radiotherapeut

Hr. drs. H.E. Codrington, longarts

Mw. drs. C.E. van Die, thorax-radioloog

Hr. dr. J.M.W. van Haarst, longarts

Hr. drs. A.G. Hensens, cardiopulmonaal chirurg

Hr. dr. F.M.J. Heijstraten, radioloog

Mw. dr. M.L.G. Janssen-Heijnen, epidemioloog

Mw. dr. M.J.A. de Jonge, internist-oncoloog

Hr. dr. G.W.P.M. Kramer, radiotherapeut

Hr. dr. H.B. Kwa, longarts

Hr. dr. W.B. Lastdrager, chirurg

Hr. dr. H.J. Mulder, chirurg

Hr. prof. dr. E.M. Noordijk, radiotherapeut

Hr. dr. B.P. Ponsioen, huisarts

Hr. dr. J.W.G. van Putten, longarts

Mw. drs. A.M.C. Raat, huisarts

Hr. drs. P.T.R. Rodrigus, radiotherapeut

Hr. dr. W.J.G. Ros, sociaal psycholoog

Hr. drs. N.J.J. Schlösser, longarts

Hr. dr. J.H. Schouwink, longarts

Mw. N.A.W.P. Schrama, verpleegkundig specialist oncologie

Hr. dr. F.M.H.H. Schramel, longarts

Hr. drs. A.H.M. van Straten, cardiothoracaal chirurg

Hr. dr. J.R.M. van der Sijp, chirurg

Hr. drs. E.F. Ullmann, longarts

Hr. dr. G.P.M. ten Velde, longarts

Hr. drs. B.A. Verheij, huisarts

Hr. dr. M.I.M. Versteegh, cardiothoracaal chirurg

Mw. drs. M.S. Vos, psychiater

Hr. drs. S.L. Wanders, radiotherapeut

Hr. dr. L.N.A. Willems, longarts

Belangenverklaringen

Aan alle werkgroepleden is gevraagd een belangenverklaring in te vullen, waarin ze hun banden met de farmaceutische en andere industrie aangeven bij de start en opnieuw bij het eind van het richtlijntraject.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de ontwikkeling van het concept van de richtlijn is zoveel mogelijk rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de daadwerkelijke uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. De richtlijn wordt verspreid onder de professionals via de (wetenschappelijke) verenigingen en de locaties van IKNL. Ook wordt een samenvatting van de richtlijn ter publicatie aangeboden aan het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Daarnaast wordt de richtlijn beschikbaar gesteld op www.richtlijnendatabase.nl (gepubliceerd door IKNL). De vraag of de richtlijn wordt opgevolgd zal beantwoord worden door metingen in het veld te doen naar de implementatie van de richtlijn. Op basis van indicatoren zal getoetst worden in hoeverre dit gebeurt. De uitwerking hiervan ligt bij IKNL.

Werkwijze

Aanleiding
In 2004 is de eerste ‘evidence based' richtlijn gepubliceerd voor de diagnostiek en behandeling van patiënten met NSCLC. De Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose (NVALT), Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) en het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO hebben toen het initiatief genomen om een multidisciplinaire richtlijn te ontwikkelen over zowel de stadiëring als de behandelmogelijkheden van het NSCLC. De herziening van de richtlijn is nodig omdat de afgelopen zes jaar de inzichten in diagnostiek en behandeling op verschillende onderdelen veranderd zijn. Door middel van een enquête onder betrokken medisch specialisten en zorgverleners van patiënten met NSCLC is een inventarisatie gemaakt van de belangrijkste diagnostische en therapeutische knelpunten in de dagelijkse praktijk.

 

Werkwijze werkgroep

In 2007 is het eerste initiatief genomen om een inventarisatie te maken van veranderingen in diagnostiek, behandeling en overige zorg rondom de patiënt met NSCLC. Gezien de omvang van het werk is in samenspraak met IKNL in 2008 een werkgroep samengesteld (zie samenstelling werkgroep) uit verschillende disciplines die betrokken zijn bij de zorg van de patiënt met NSCLC. De gemandateerde werkgroepleden werden verdeeld in subgroepen voor het beantwoorden van de uitgangsvragen waarbij gezorgd is dat de relevante disciplines vertegenwoordigd waren. Daarnaast zorgde een redactieteam, bestaande uit de voorzitter, de procesbegeleider en de secretaresse van IKNL voor de coördinatie en onderlinge afstemming van de subgroepen. De subgroepen hebben gedurende een periode van meer dan twee jaar gewerkt aan een conceptrichtlijntekst die betrekking heeft op een bepaald deel van het traject. De werkwijze van de werkgroep bestond uit een knelpuntenanalyse (zie bijlage) waarvoor een enquête werd gehouden onder specialisten die zich met de zorg van patiënten met NSCLC bezighouden en de werkgroep formuleerde vervolgens uitgangsvragen (zie bijlage). Met behulp van de zogenaamde PICO-methode zijn er door het CBO onafhankelijke literatuursearches gedaan (zie bijlage). Deze nieuwe literatuur (vanaf 2002) werd inhoudelijk, methodologisch en statistisch beoordeeld om tot een zo goed mogelijke afweging te komen voor de beantwoording van de uitgangsvragen. De werkgroepleden schreven afzonderlijk of in de subgroepen teksten die tijdens vergaderingen besproken en na verwerking van de commentaren werden geaccordeerd. De voltallige werkgroep is vier keer bijeen geweest om de resultaten van de subgroepen in onderling verband te bespreken. De teksten van de subgroepen zijn door het redactieteam samengevoegd en op elkaar afgestemd tot één document, gepubliceerd op Oncoline. Eind 2010 heeft een landelijke commentaarronde plaatsgevonden waarbij alle leden van alle relevante wetenschappelijke verenigingen en patiëntenvereniging werden uitgenodigd, persoonlijk of via een aankondiging in een vaktijdschrift. De commentaren van deze enquête zijn verwerkt in de definitieve richtlijn.

 

De leidraad voor de ontwikkeling van de richtlijnen voor oncologische en palliatieve zorg is het AGREE instrument. Dit instrument is gemaakt voor de beoordeling van bestaande, nieuwe en herziene richtlijnen. Het AGREE Instrument beoordeelt zowel de kwaliteit van de verslaglegging als de kwaliteit van bepaalde aspecten van de aanbevelingen. Het beoordeelt de kans dat een richtlijn zijn gewenste doel zal behalen, maar niet de daadwerkelijke impact op patiëntuitkomsten.

 

Het AGREE Instrument is opgebouwd uit 23 items verdeeld over zes domeinen. Elk domein beslaat een aparte dimensie van kwaliteit van richtlijnen, namelijk:

  • Onderwerp en doel betreft het doel van de richtlijn de specifieke klinische vragen waarop de richtlijn een antwoord geeft en de patiëntenpopulatie waarop de richtlijn van toepassing is;
  • Betrokkenheid van belanghebbenden richt zich op de mate waarin de richtlijn de opvattingen van de beoogde gebruikers weerspiegelt;
  • Methodologie hangt samen met het proces waarin bewijsmateriaal is verzameld en samengesteld en met de gebruikte methoden om aanbevelingen op te stellen en te herzien;
  • Helderheid en presentatie gaat over het taalgebruik en de vorm van de richtlijn;
  • Toepassing houdt verband met de mogelijke organisatorische, gedragsmatige en financiële consequenties van het toepassen van de richtlijn;
  • Onafhankelijkheid van de opstellers betreft de onafhankelijkheid van de aanbevelingen en erkenning van mogelijke conflicterende belangen van leden van de werkgroep.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Systemische behandeling stadium IV NSCLC