Niet kleincellig longcarcinoom

Initiatief: NVALT Aantal modules: 66

Niet kleincellig longcarcinoom - Adjuvante chemotherapie bij stadium IA –IIIA

Uitgangsvraag

Welke adjuvante chemotherapie wordt aanbevolen bij patiënten met stadium IA -IIIA NSCLC ?

 

Aanbeveling

  • Patiënten met een postoperatief NSCLC stadium II-IIIA met een goede performance score (0-1) dienen adjuvante behandeling te krijgen met cisplatine bevattende combinatie chemotherapie.
  • De aanbevolen dosis cisplatine is minimaal 75 mg/m2 per kuur zijn en de intentie moet zijn om 4 kuren te geven.

Overwegingen

Uit de LACE meta-analyse komt dat patiënten die minimaal 75 mg/m2 cisplatine per kuur hebben gehad het meeste overlevingsvoordeel hebben, Hoewel uit de meta-analyse geen voordeel is voor patiënten met een stadium Ib lijken patiënten met een tumor > 4 cm wel overlevingsvoordeel te hebben. De studies zijn echter gebaseerd op de TNM 6.0 versie, in de nieuwe 7e TNM-versie die sinds januari 2010 van kracht is vallen die tumoren onder stadium IIa. De aanbevelingen zijn gebaseerd op de nieuwe 7e TNM classificatie.

Na het verrichtte literatuuronderzoek voor deze richtlijn zijn van twee van deze studies (JBR-10 en IALT) lange termijn overlevingsresultaten gepubliceerd680, 681. In de JBR10 studie persisteert het significante overlevingsvoordeel ook na een mediane follow-up van 9,3 jaren (HR 0,78; 95% CI 0,61-0,99, p=0.04). In de IALT studie wordt na een mediane follow-up van 7,5 jaren geen significant voordeel gezien van adjuvante chemotherapie (HR 0,91, 95% CI 0,81-1,02; P=0,10).

Onderbouwing

Cisplatine bevattende chemotherapie geeft een significant overlevingsvoordeel bij patiënten met een postoperatief stadium II-IIIA NSCLC
Niveau 1: A Scagliotti 2003 (2), Waller 2004 (3), International Adjuvant Lung Cancer Trial Collaborative Group 2004 (4), Winton 2005 (5), Douillard 2006 (6), Pignon 2008 (7), Arriagada 2010 (9).

Adjuvante chemotherapie geeft een overlevingsvoordeel ongeacht of alleen chirurgie of chirurgie plus radiotherapie werd gegeven.
Niveau 1: A Arriagada 2010 (9).

Adjuvante chemotherapie na complete resectie van niet-kleincellig bronchuscarcinoom
Ondanks een zogenaamde R0-resectie blijken patiënten met een NSCLC stadium I en II een slechtere 5-jaarsoverleving te hebben dan gematchde controles (kankerregistratie IKNL, locatie Amsterdam, longkanker). De 5-jaarsoverleving voor patiënten met een stadium I bedraagt in Nederland anno 2005 53-74% en voor stadium II 25-46% na chirurgische behandeling. In de meerderheid van de patiënten is er sprake van een locoregionaal of systemisch recidief welke de oorzaak is van deze slechtere overleving dan die controles. Al sedert de vroege jaren '80 van de vorige eeuw is klinisch onderzoek verricht naar de waarde van adjuvante chemotherapie voor deze patiëntencategorie. De 1995 meta-analyse vindt een overlevingsvoordeel voor patiënten die na een complete resectie cisplatine bevattende chemotherapie kregen (1). In deze meta-analyse blijkt het absolute overlevingsvoordeel 5% te bedragen. Omdat het overlevingsvoordeel niet significant is (HR 0.87, p=0.08) was dit destijds voor veel onderzoekers onvoldoende om adjuvante chemotherpie in de praktijk toe te passen.

In de afgelopen 5 jaar zijn er vijf grote phase-III-studies gepresenteerd en één meta-analyse gepubliceerd (2)  (3)  (4) (5)  (6)  (7). Omdat deze studies van voldoende omvang zijn kunnen er nu aanbevelingen gedaan worden aangaande de toepassing van adjuvante chemotherpaie bij patiënten met een compleet gereserceerd niet-kleincellig bronchuscarcinoom.

Voor patiënten met een stadium IA die een complete resectie hebben ondergaan is er geen plaats voor adjuvante chemotherapie. In de gepubliceerde fase III studies was stadium IA veelal een uitsluitcriterium. In de LACE meta-analyse was er geen overlevingsvoordeel voor de 347 gerandomiseerde patiënten met stadium IA NSCLC.

Voor patiënten met een stadium IB NSCLC die een complete resectie hebben ondergaan is er evenmin plaats voor adjuvante chemotherapie. De enige prospectieve studie die alleen patiënten met dit stadium van de ziekte includeerde vond bij voldoende follow-up geen overlevingsvoordeel voor behandeling met adjuvante chemotherapie bestaande uit de combinatie carboplatine en paclitaxel (8). In subset analyses bleek er wel een overlevingsvoordeel te zijn wanneer de tumor groter dan 4 cm (in de nieuwe IASLC classificatie tenminste T2a (3-5 cm) of T2b (5-7 cm)) doorsnede was. Ook in de LACE meta-analyse was er geen verbeterde overleving onder de 1371 patiënten met stadium IB NSCLC die behandeld werden met adjuvante cisplatine bevattende chemotherapie.

Voor patiënten met een postoperatief stadium II of IIIA compleet geresecteerd NSCLC is er een indicatie voor cisplatine bevattende chemotherapie. De LACE meta-analyse vond een reductie in het risico voor overlijden van 27% (HR 0.83, 95% CI 0.73-0.95).

Wanneer alle studies beschouwd worden dan blijkt er een statistisch significant (HR 0.89, 95% CI 0.82-0.96, p=0.005) voordeel te zijn voor behandeling met adjuvante chemotherapie met betrekking tot overleving hetgeen correspondeert met een 11% reductie in het risico op overlijden en absoluut overlevingsvoordeel van 3.9% en 5.4% na respectievelijk 3 en 5 jaar. Behalve performance status 2 waarbij adjuvante chemotherapie mogelijk een schadelijk effect had, is geen klinische kenmerk te identificeren die een negatieve interactie met adjuvante chemotherapie had in de onderzochte patiëntenpopulaties.

De toevoeging van adjuvante chemotherapie na chirurgie of chirurgie plus radiotherapie in patiënten met een operabel NSCLC is recent in een meta-analyse bestudeerd (9). Ongeacht of chemotherapie adjuvant is voor alleen chirurgie of chirurgie plus radiotherapie werd gegeven, in beide gevallen was er een overlevingswinst ten gunste van chemotherapie. Deze meta-analyse vergeleek 34 studies met 8447 patiënten waar bij de toevoeging van chemotherapie aan chirurgie een overlevingsvoordeel opleverde (HR 0,86, 95% BI 0,81-0,92, p<0.0001), een absoluut voordeel van 4% (95%, BI 3-6%) na 5 jaar (van 60% to 64%). De tweede meta-analyse vergeleek in 13 studies 2660 patiënten. Het overlevingsvoordeel voor toevoeging van chemotherapie na chirurgie plus radiotherapie (HR 0,88, 95% BI 0,81-0,97, p=0.009) betekende een absolute verbetering van 4% (95% BI 1-8%) na 5 jaar (van 29% to 33%). Het soort chemotherapie en speciale subgroepen lieten geen voordeel zien.

Welke adjuvante chemotherapie en hoeveel kuren?
De meeste gerapporteerde ervaring in de adjuvant setting is opgedaan met de combinatie cisplatine en vinorelbine. In 2 van de 5 studies was dit de enig bestudeerde chemotherapie en in nog eens 2 studies was deze combinatie één van de mogelijkheden. De LACE meta-analyse kon geen significant voordeel van de combinatie cisplatine-vinorelbine aantonen wanneer deze vergeleken werd met alle andere vormen van cisplatine bevattende chemotherapie. De meeste auteurs zijn het erover eens dat adjuvante chemotherapie in ieder geval adekwaat gedoseerde cisplatine (?75 mg/m2 per kuur) moet bevatten. De optimale combinatie chemotherapie is niet bekend en is onderwerp van lopend klinisch onderzoek.

De optimale duur van behandeling is niet goed onderzocht. In de gerapporteerde studies was het de intentie 4 kuren cisplatine bevattende chemotherapie toe te dienen maar het mediaan aantal toegediende kuren is drie.

  1. 1 - Non-small Cell Lung Cancer Collaborative Group. No authors listed. Chemotherapy in non-small cell lung cancer: a meta-analysis using updated data on individual patiënts from 52 randomised clinical trials. Non-small Cell Lung Cancer Collaborative Group. BMJ ;311: 899-909,1995.
  2. 2 - Scagliotti GV, Fossati R, Torri V, et al. For the Adjuvant Lung Project Italy/European Organisation for Research Treatment of Cancer–Lung Cancer Cooperative Group Investigators. Randomized Study of Adjuvant Chemotherapy for Completely Resected Stage I, II, or IIIA Non–Small-Cell Lung Cancer. J Nat Cancer Inst 95,1453-1461, 2003.
  3. 3 - Waller D, Peake MD, Stephens RJ, Gower NH, Milroy R, Parmar MKB, Rudd RM, Spiro SG. Chemotherapy for patiënts with non-small cell lung cancer: the surgical setting of the Big Lung Trial. Eur J Cardiothor Surg 26,173-182,2004.
  4. 4 - Arriagada JCO, Dunant A, Pignon JP, Bergman B, Chabowski M, Grunenwald D, Kozlowski M, Le Péchoux C, Pirker R, Pinel MI, Tarayre M, Le Chevalier T. Long-term results of the international adjuvant lung cancer trial evaluating adjuvant Cisplatin-based chemotherapy in resected lung cancer. J Clin Oncol. 2010 Jan 1;28(1):35-42.
  5. 5 - Winton T, Rigas J, Cormier Y, et al. for the National Cancer Institute of Canada Clinical Trials Group and the National Cancer Institute of the United States Intergroup JBR.10 Trial Investigators. Vinorelbine plus cisplatin versus observation in resected Non–Small-Cell Lung Cancer. New Eng J Med 352,2589-2597, 2005.
  6. 6 - Douillard JY, Rosell R, De Lena M, Carpagnano F, et al. Adjuvant vinorelbine plus cisplatin versus observation in patiënts with completely resected stage IB-IIIA non-small-cell lung cancer (Adjuvant Navelbine International Trialist Association [ANITA]): a randomised controlled trial. Lancet Oncol. 7,719-727, 2006.
  7. 7 - Pignon, J-P, Tribodet H, Scagliotti GV, Douillard JY, Shepherd FA, Stephens RJ, et al. Lung Adjuvant Cisplatin Evaluation: A Pooled Analysis by the LACE Collaborative Group. J Clin Oncol 26,3552-3559, 2008.
  8. 8 - Strauss GM, Herndon JE, II, Maddaus MA, Johnstone DW, et al. Adjuvant Paclitaxel Plus Carboplatin Compared With Observation in Stage IB Non–Small-Cell Lung Cancer: CALGB 9633 With the Cancer and Leukemia Group B, Radiation Therapy Oncology Group, and North Central Cancer Treatment Group Study Groups. J Clin Oncol 26:5043-5051, 2008.
  9. 9 - NSCLC Meta-analyses Collaborative Group, Arriagada R, Auperin A, Burdett S, Higgins JP, Johnson DH, Le Chevalier T, Le Pechoux C, Parmar MK, Pignon JP, Souhami RL, Stephens RJ, Stewart LA, Tierney JF, Tribodet H, van Meerbeeck J. Adjuvant chemotherapy, with or without postoperative radiotherapy, in operable non-small-cell lung cancer: two meta-analyses of individual patiënt data. Lancet 375:1267-1277, 2010.

Voor meer informatie over de zoektermen en de evidence tabellen kunt u
contact opnemen met IKNL.

Uitgangsvraag

Welke   adjuvante chemotherapie is het meest aanbevolen bij NSCLC-patiënten, stadium   I t/m IIIa?

Aantal   gevonden artikelen

Zoekperiode

med   090324 vr5 adjuvante chemotherapy systrev

34

Vanaf   2003

med   090324 vr5 adjuvante chemotherapy phase 3 of rct

25

Vanaf   2003

emb   090324 vr5 adjuvante chemotherapy systrev

154

Vanaf   2003

emb   090324 vr5 adjuvante chemotherapy phase 3 of rct

28

Vanaf   2003

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 07-07-2020

Laatst geautoriseerd  : 07-07-2020

Geplande herbeoordeling  :

Voorwaarden voor revisie en beoordelingsfrequentie zijn vastgelegd in de richtlijn. De geldigheidstermijn voor de richtlijn (maximaal 5 jaar na vaststelling) wordt vanuit het programmabureau IKNL bewaakt. Om verscheidene redenen kan actualisatie eerder dan beoogd nodig zijn. Zo nodig zal de richtlijn tussentijds op onderdelen worden bijgesteld.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Nucleaire geneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie
  • Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirurgie

Algemene gegevens

Betrokken verenigingen

  • Nederlandse Vereniging voor Medische Oncologie (NVMO)
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose (NVALT)
  • Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirugie (NVT)
  • Nederlandse Vereniging Voor Heelkunde (NVVH), subvereniging Nederlandse Vereniging Voor Longchirurgie (NVVL)
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVVR)
  • Nederlandse Vereniging voor Nucleaire Geneeskunde (NVNG)
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie (NVVP)
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie (NVRO)
  • Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenverenigingen (NFK)
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN)
  • Stichting Longkanker Info (longkankerinfo)

 

Organisatie

Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL)

 

IKNL bevordert dat mensen met kanker en hun naasten zo dicht mogelijk bij huis toegang hebben tot een samenhangend en kwalitatief verantwoord zorgaanbod. IKNL is erop gericht behandeling, zorg en klinisch onderzoek binnen de oncologie te verbeteren. Daarnaast hebben zij een taak in het opzetten en ondersteunen van netwerken voor palliatieve zorg.

 

IKNL werkt aan multidisciplinaire richtlijnontwikkeling voor de oncologische en palliatieve zorg. Naast deze ontwikkeling van richtlijnen faciliteert IKNL ook het onderhoud, het beheer, de implementatie en de evaluatie van deze richtlijnen

 

Houderschap

De houder van de richtlijn moet kunnen aantonen dat de richtlijn zorgvuldig en met de vereiste deskundigheid tot stand is gekomen. Onder houder wordt verstaan de wetenschappelijke verenigingen van beroepsbeoefenaren die de richtlijn autoriseren. IKNL draagt zorg voor het beheer en de ontsluiting van de richtlijn.

 

Juridische betekenis

De houder van de richtlijn moet kunnen aantonen dat de richtlijn zorgvuldig en met de vereiste deskundigheid tot stand is gekomen. Onder houder wordt verstaan de wetenschappelijke verenigingen van beroepsbeoefenaren die de richtlijn autoriseren. IKNL draagt zorg voor het beheer en de ontsluiting van de richtlijn.

Doel en doelgroep

Doelstelling
Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming gericht op het vaststellen van goed medisch handelen. Er wordt aangegeven wat in het algemeen de beste zorg is voor patiënten met NSCLC.
De richtlijn geeft aanbevelingen over de diagnostiek, de behandeling, de follow-up en vormen van ondersteuning van patiënten met NSCLC. De richtlijn kan worden gebruikt bij het geven van voorlichting aan patiënten. Ook biedt de richtlijn aanknopingspunten voor bijvoorbeeld transmurale afspraken of lokale protocollen ter bevordering van de implementatie van deze richtlijn.

Specifieke doelen van deze richtlijn voor NSCLC zijn:

  • introductie van de nieuwe TNM-classificatie 7e editie van de International Association for the Study of Lung Cancer (IASLC);
  • plaatsbepaling van de endo-echodiagnostiek, zoals transbronchiale echografie (EBUS) met naald aspiratie (TBNA), transoesofageale echografie (EUS) met fijne naald aspiratie (FNA) en fluorodesoxyglucose-positronemissietomografie (FDG-PET) bij het stadiëren;
  • plaatsbepaling van epidermal growth factor receptor (EGFR)-mutatie-analyse;
  • plaatsbepaling van concomitante chemoradiotherapie;
  • plaatsbepaling van stereotactische radiotherapie;
  • plaatsbepaling van adjuvante chemotherapie;
  • plaatsbepaling van systemische therapie bij stadium IV-ziekte

 

Doelgroep

Deze richtlijn is bestemd voor alle professionals die betrokken zijn bij de diagnostiek, behandeling en begeleiding van patiënten met NSCLC, zoals longartsen, (thorax)chirurgen, radiotherapeuten, medisch oncologen, huisartsen, nurse practitioners, oncologieverpleegkundigen, IKNL-consulenten, pathologen, psychologen, radiologen, nucleair-geneeskundigen, epidemiologen en patiënten(-organisaties).

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die met de diagnostiek en behandeling van NSCLC te maken hebben. Bij het samenstellen van de werkgroep is rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden, met een evenredige vertegenwoordiging van de diverse betrokken verenigingen en instanties, alsmede met een spreiding al dan niet in academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en zijn gemandateerd door hun vereniging voor hun inbreng.

 

Leden van de werkgroep:

Hr. dr. J.T. Annema, longarts, Leids Universitair Medisch Centrum

Mw. dr. J.S.A. Belderbos, radiotherapeut, NKI - Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis

Mw. T.T.M. Bluemink-Holkenborg, secretariële ondersteuning IKNL

Mw. dr. A.M.C. Dingemans, longarts, Maastricht Universitair Medisch Centrum

Hr. dr. J.P. Eerenberg, chirurg, Tergooiziekenhuizen 

Mw. drs. M.M. van Gameren, radiotherapeut, Universitair Medisch Centrum Groningen

Hr. prof. dr. H.J.M. Groen, longarts, voorzitter werkgroep  UMG Groningen

Mw. dr. I.J.C. Hartmann, radioloog, Erasmus MC

Hr. dr. P.A. Helle, radiotherapeut, Medisch Spectrum Twente

Hr. prof. dr. O.S. Hoekstra, nucleair geneeskundige, VU medisch centrum
Mw. dr. C.C.M. Holtkamp, procesbegeleider namens, IKNL

Mw. D. van den Hurk, verpleegkundig specialist oncologie, UC  voor Chronische Ziekten

Hr. prof.dr. P.L. Jager, nucleair geneeskundige, Isala klinieken

Hr. drs. T.J. Klinkenberg               , cardiothoracaal chirurg, UMC Groningen

Mw. prof. dr. C.C.E. Koning, radiotherapeut, Academisch Medisch Centrum

Hr. dr. E. Lammers, longarts, voorzitter van het Longkanker Informatiecentrum Gelre ziekenhuizen

Hr. drs. A.P.W.M. Maat, cardiothoracaal chirurg, Erasmus MC

Hr. dr. M.A. Paul. chirurg, VU medisch centrum

Mw. J.P. Salomé, verpleegkundig specialist oncologie,  Sint Franciscus Gasthuis

Mw. dr. C. Schaefer-Prokop, radioloog,  Academisch Medisch Centrum

Mw. dr. J. Sietsma, patholoog, Universitair Medisch Centrum Groningen

Hr. prof. dr. E.F. Smit, longarts, VU medisch centrum

Hr. dr. W.H. Steup, chirurg, Haga Ziekenhuis

Hr. dr. F.B.J.M. Thunnissen, patholoog, VU medisch centrum

Mw. dr. J.N.H. Timmer-Bonte, internist, UMC St. Radboud

Mw. dr. A.L.J. Uitterhoeve, radiotherapeut, Academisch Medisch Centrum

Hr. drs. A.F.T.M. Verhagen, cardiothoracaal chirurg, UMC St. Radboud
Mw. drs. N.M. Verheijen; longarts i.o., Catharina Ziekenhuis

Hieronder staat een aanvullende lijst van werkgroepleden genoemd die (alleen) betrokken waren bij de ontwikkeling van de eerste versie van deze richtlijn in 2004:
Hr. prof. dr. J.P. van Meerbeeck, longarts, voorzitter

Mw. dr. V.C.G. Tjan-Heijnen, medisch oncoloog, vice-voorzitter

Mw. drs. J. Wittenberg, epidemioloog, adviseur (tot oktober 2003)

Mw. dr. C.J.E. Kaandorp, arts, adviseur (vanaf oktober 2003)

Hr. dr. J.S. Burgers, huisarts, senior-adviseur (vanaf oktober 2003)

Hr. drs. A.G. Boekema, sociaal geneeskundige, procesbegeleider

Hr. drs. V.K.Y. Ho, methodoloog, beleidsmedewerker landelijke richtlijnen

Hr. dr. P. Baas, longarts

Hr. dr. M. den Bakker, klinisch patholoog

Mw. dr. P.F.A. Bakker, cardiothoracaal chirurg

Hr. dr. B. Biesma, longarts

Hr. dr. E.C.M. Bollen, chirurg

Hr. dr. J. Bussink, radiotherapeut

Hr. drs. H.E. Codrington, longarts

Mw. drs. C.E. van Die, thorax-radioloog

Hr. dr. J.M.W. van Haarst, longarts

Hr. drs. A.G. Hensens, cardiopulmonaal chirurg

Hr. dr. F.M.J. Heijstraten, radioloog

Mw. dr. M.L.G. Janssen-Heijnen, epidemioloog

Mw. dr. M.J.A. de Jonge, internist-oncoloog

Hr. dr. G.W.P.M. Kramer, radiotherapeut

Hr. dr. H.B. Kwa, longarts

Hr. dr. W.B. Lastdrager, chirurg

Hr. dr. H.J. Mulder, chirurg

Hr. prof. dr. E.M. Noordijk, radiotherapeut

Hr. dr. B.P. Ponsioen, huisarts

Hr. dr. J.W.G. van Putten, longarts

Mw. drs. A.M.C. Raat, huisarts

Hr. drs. P.T.R. Rodrigus, radiotherapeut

Hr. dr. W.J.G. Ros, sociaal psycholoog

Hr. drs. N.J.J. Schlösser, longarts

Hr. dr. J.H. Schouwink, longarts

Mw. N.A.W.P. Schrama, verpleegkundig specialist oncologie

Hr. dr. F.M.H.H. Schramel, longarts

Hr. drs. A.H.M. van Straten, cardiothoracaal chirurg

Hr. dr. J.R.M. van der Sijp, chirurg

Hr. drs. E.F. Ullmann, longarts

Hr. dr. G.P.M. ten Velde, longarts

Hr. drs. B.A. Verheij, huisarts

Hr. dr. M.I.M. Versteegh, cardiothoracaal chirurg

Mw. drs. M.S. Vos, psychiater

Hr. drs. S.L. Wanders, radiotherapeut

Hr. dr. L.N.A. Willems, longarts

Belangenverklaringen

Aan alle werkgroepleden is gevraagd een belangenverklaring in te vullen, waarin ze hun banden met de farmaceutische en andere industrie aangeven bij de start en opnieuw bij het eind van het richtlijntraject.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de ontwikkeling van het concept van de richtlijn is zoveel mogelijk rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de daadwerkelijke uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. De richtlijn wordt verspreid onder de professionals via de (wetenschappelijke) verenigingen en de locaties van IKNL. Ook wordt een samenvatting van de richtlijn ter publicatie aangeboden aan het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Daarnaast wordt de richtlijn beschikbaar gesteld op www.richtlijnendatabase.nl (gepubliceerd door IKNL). De vraag of de richtlijn wordt opgevolgd zal beantwoord worden door metingen in het veld te doen naar de implementatie van de richtlijn. Op basis van indicatoren zal getoetst worden in hoeverre dit gebeurt. De uitwerking hiervan ligt bij IKNL.

Werkwijze

Aanleiding
In 2004 is de eerste ‘evidence based' richtlijn gepubliceerd voor de diagnostiek en behandeling van patiënten met NSCLC. De Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose (NVALT), Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) en het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO hebben toen het initiatief genomen om een multidisciplinaire richtlijn te ontwikkelen over zowel de stadiëring als de behandelmogelijkheden van het NSCLC. De herziening van de richtlijn is nodig omdat de afgelopen zes jaar de inzichten in diagnostiek en behandeling op verschillende onderdelen veranderd zijn. Door middel van een enquête onder betrokken medisch specialisten en zorgverleners van patiënten met NSCLC is een inventarisatie gemaakt van de belangrijkste diagnostische en therapeutische knelpunten in de dagelijkse praktijk.

 

Werkwijze werkgroep

In 2007 is het eerste initiatief genomen om een inventarisatie te maken van veranderingen in diagnostiek, behandeling en overige zorg rondom de patiënt met NSCLC. Gezien de omvang van het werk is in samenspraak met IKNL in 2008 een werkgroep samengesteld (zie samenstelling werkgroep) uit verschillende disciplines die betrokken zijn bij de zorg van de patiënt met NSCLC. De gemandateerde werkgroepleden werden verdeeld in subgroepen voor het beantwoorden van de uitgangsvragen waarbij gezorgd is dat de relevante disciplines vertegenwoordigd waren. Daarnaast zorgde een redactieteam, bestaande uit de voorzitter, de procesbegeleider en de secretaresse van IKNL voor de coördinatie en onderlinge afstemming van de subgroepen. De subgroepen hebben gedurende een periode van meer dan twee jaar gewerkt aan een conceptrichtlijntekst die betrekking heeft op een bepaald deel van het traject. De werkwijze van de werkgroep bestond uit een knelpuntenanalyse (zie bijlage) waarvoor een enquête werd gehouden onder specialisten die zich met de zorg van patiënten met NSCLC bezighouden en de werkgroep formuleerde vervolgens uitgangsvragen (zie bijlage). Met behulp van de zogenaamde PICO-methode zijn er door het CBO onafhankelijke literatuursearches gedaan (zie bijlage). Deze nieuwe literatuur (vanaf 2002) werd inhoudelijk, methodologisch en statistisch beoordeeld om tot een zo goed mogelijke afweging te komen voor de beantwoording van de uitgangsvragen. De werkgroepleden schreven afzonderlijk of in de subgroepen teksten die tijdens vergaderingen besproken en na verwerking van de commentaren werden geaccordeerd. De voltallige werkgroep is vier keer bijeen geweest om de resultaten van de subgroepen in onderling verband te bespreken. De teksten van de subgroepen zijn door het redactieteam samengevoegd en op elkaar afgestemd tot één document, gepubliceerd op Oncoline. Eind 2010 heeft een landelijke commentaarronde plaatsgevonden waarbij alle leden van alle relevante wetenschappelijke verenigingen en patiëntenvereniging werden uitgenodigd, persoonlijk of via een aankondiging in een vaktijdschrift. De commentaren van deze enquête zijn verwerkt in de definitieve richtlijn.

 

De leidraad voor de ontwikkeling van de richtlijnen voor oncologische en palliatieve zorg is het AGREE instrument. Dit instrument is gemaakt voor de beoordeling van bestaande, nieuwe en herziene richtlijnen. Het AGREE Instrument beoordeelt zowel de kwaliteit van de verslaglegging als de kwaliteit van bepaalde aspecten van de aanbevelingen. Het beoordeelt de kans dat een richtlijn zijn gewenste doel zal behalen, maar niet de daadwerkelijke impact op patiëntuitkomsten.

 

Het AGREE Instrument is opgebouwd uit 23 items verdeeld over zes domeinen. Elk domein beslaat een aparte dimensie van kwaliteit van richtlijnen, namelijk:

  • Onderwerp en doel betreft het doel van de richtlijn de specifieke klinische vragen waarop de richtlijn een antwoord geeft en de patiëntenpopulatie waarop de richtlijn van toepassing is;
  • Betrokkenheid van belanghebbenden richt zich op de mate waarin de richtlijn de opvattingen van de beoogde gebruikers weerspiegelt;
  • Methodologie hangt samen met het proces waarin bewijsmateriaal is verzameld en samengesteld en met de gebruikte methoden om aanbevelingen op te stellen en te herzien;
  • Helderheid en presentatie gaat over het taalgebruik en de vorm van de richtlijn;
  • Toepassing houdt verband met de mogelijke organisatorische, gedragsmatige en financiële consequenties van het toepassen van de richtlijn;
  • Onafhankelijkheid van de opstellers betreft de onafhankelijkheid van de aanbevelingen en erkenning van mogelijke conflicterende belangen van leden van de werkgroep.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Stadium III-NSCLC