Niet kleincellig longcarcinoom - Maximaal aanvaardbare wachttijden
Uitgangsvraag
Wat zijn de maximaal aanvaardbare wachttijden in het diagnostisch en therapeutisch traject voor patiënten met (verdenking op) NSCLC?
Aanbeveling
- De werkgroep beveelt de volgende maximaal aanvaardbare wachttijden aan:
-
-
huisarts: 80% binnen 2 werkdagen, maximaal 3 werkdagen;
-
longarts: 80% binnen 5 werkdagen bij aanwijzingen voor een longtumor of afwijkende thoraxfoto;
-
diagnostiek (CT-scan, bronchoscopie met PA, PET, mediastinoscopie): 80% binnen 3 weken;
-
PA: de uitslag van het PA-onderzoek dient binnen 1 week bekend te zijn, tenzij speciale bewerkingen dit verhinderen;
-
curatieve therapie: 80% binnen 2 weken na afsluiting diagnostiek;
-
palliatieve therapie: 80% binnen 1 week.
-
-
Tachtig procent van de patiënten dient het diagnostische traject binnen 3 weken te doorlopen. Indien een mediastinoscopie dient te geschieden, is binnen 5 weken acceptabel.
-
Tachtig procent van de patiënten dient binnen 2 weken na afloop van het diagnostische traject, indien geïndiceerd, te worden geopereerd of met (de voorbereidingen) van de radiotherapie en/of met de chemotherapie te beginnen.
Overwegingen
Er zijn geen overwegingen beschreven.
Onderbouwing
Conclusies
Een nadelig effect van wachttijden op de prognose tijdens de diagnostiek en de therapie van het NSCLC is niet aangetoond. Gedeeltelijk komt dit doordat het niet adequaat is onderzocht.
Niveau 3: B Jensen 2002 (7)
Het bekorten van de wachttijden bij de diagnostiek en behandeling van patiënten met een NSCLC is van belang uit psychosociaal oogpunt.
Niveau 2: B Jensen 2002 (7), Jones 1994 (20), Rapoport 1993 (23), C Weisman 1976-77 (24)
Er is geen relatie aangetoond tussen wachttijden in de diagnostische fase en voor de chirurgie enerzijds en het tumorstadium ten tijde van de chirurgie anderzijds.
Niveau 2: B Mackillop 1994 (4), Bozcuk 2001 (9), Billing 1996 (10)
In de wachttijd kan de tumor groeien, waardoor bij een aantal patiënten een in opzet curatieve behandeling (bijvoorbeeld hooggedoseerde bestraling) niet kan worden uitgevoerd.
Niveau 3: C O’Rourke 2000 (8)
Multidisciplinaire benadering van de patiënt is een belangrijk instrument bij het terugdringen van wachttijden.
Niveau 3: C Deegan 1998 (25)
Het is van groot belang dat er bij de diagnostiek en behandeling van patiënten met een NSCLC afspraken worden gemaakt over maximale aanvaardbare wachttijden.
Niveau 4: D Mening van de werkgroep
Samenvatting literatuur
In de huidige praktijk bestaan er vaak lange wachttijden bij de diverse diagnostische fasen voor patiënten met een NSCLC. Ook zijn er vaak wachttijden tussen het stellen van de diagnose en het starten van de (in opzet curatieve) therapie. Deze zijn vanuit het patiëntenperspectief onaanvaardbaar. Ook artsen wensen minder wachttijd vanuit het streven naar optimale zorg voor patiënten met longkanker. Een veelgehanteerde onderverdeling van de verschillende wachttijden, toegespitst op patiënten met longkanker, is de volgende:
- tussen de aanmelding van de huisarts en het eerste bezoek bij de longarts;
- tussen het eerste bezoek aan de longarts en het tweede bezoek waarbij de uitslagen van het onderzoek en het behandelingsvoorstel worden besproken;
- tussen het tweede bezoek aan de longarts en het intakegesprek bij chirurg of de radiotherapeut of het derde gesprek met de longarts (of internist-oncoloog);
- tussen het tweede bezoek aan de longarts en het starten van de behandeling.
In dit hoofdstuk komen vooral de wachttijd tussen het tweede bezoek aan de longarts en het intakegesprek bij de behandelend specialist en de wachttijd tussen het tweede bezoek en het starten van de behandeling aan de orde.
Bekende normen
Vanuit diverse gremia in eigen land zijn streefnormen voor de maximale wachttijden voorgesteld. In het zogenoemde Treek Overleg (afstemmingsorgaan waarin Orde van Medische Specialisten, Vereniging van Nederlandse Ziekenhuizen, Ziekenfonds Nederland, ministerie van VWS, enzovoort, samenwerken) zijn wachttijden voor niet-acute zorg voorgesteld (zie onderstaande tabel) (1).
Tabel: Streefnormen en maximale toegangs- en wachttijden voor niet-acute zorg (2)
Toegangstijd |
|
huisarts |
80% binnen 2 werkdagen, maximaal 3 werkdagen |
apotheek |
100% binnen 1 werkdag |
paramedische zorg |
100% binnen 1 week |
ziekenhuizen, specialist en RIAGG |
80% binnen 3 weken, maximaal 4 weken |
Wachttijd |
|
diagnostiek/indicatiestelling |
80% binnen 3 weken, maximaal 4 weken |
poliklinische behandeling |
80% binnen 4 weken, maximaal 6 weken |
klinische behandeling |
80% binnen 5 weken, maximaal 7 weken |
Hieruit kan men afleiden dat de diagnostiek van het NSCLC na verwijzing door de huisarts maximaal 6 tot 8 weken mag duren en dat de behandeling vervolgens binnen 5 tot 7 weken moet starten.
Meer toegespitst op maligne aandoeningen zijn er binnen diverse beroepsgroepen ook normen voorgesteld. Een voorbeeld hiervan zijn de streefnormen en maximale wachttijden zoals geformuleerd door de Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie (zie onderstaande tabel) (3). Hieruit kan men afleiden dat een patiënt die voor radiotherapie van zijn NSCLC verwezen is, binnen 3 tot 4 weken na aanmelding met de radiotherapie zou moeten beginnen.
Tabel: Streefnormen en maximale wachttijden voor behandeling in de oncologie (3)
acute patiënten (bijvoorbeeld: dreigende dwarslaesie) |
100% binnen 1 dag |
subacute patiënten (bijvoorbeeld: botmetastasen met ernstige pijnklachten) |
80% binnen 7 dagen; maximaal 10 dagen |
overige indicaties |
80% binnen 21 dagen; maximaal 28 dagen |
Elders heeft men geformuleerd dat het interval tussen verwijzing en eerste consult radiotherapeut niet langer dient te zijn dan twee weken. In Canada houdt de Committee onStandards of the Canadian Association of Radiation Oncologists dezelfde termijn aan voor het interval tussen het eerste consult van de radiotherapeut en de start van de radiotherapie (4). In Groot-Brittannië hanteert de Standing Medical Advisory Committee als richtlijn dat het interval tussen bezoek aan de huisarts en chirurgie niet langer dan zes tot acht weken mag zijn (5).
In Schotland wordt het volgende aangehouden:
(a) Alle patiënten bij wie er aanwijzingen zijn voor longcarcinoom, dienen binnen 2 weken gezien te worden door een longarts.
(b) Er dient binnen 2 weken een histologische bevestiging van de diagnose te zijn.
(c) Chirurgie dient binnen 4 weken na verwijzing en binnen 8 weken na diagnose te geschieden.
(d) Acute radiotherapie moet binnen 24 uur beginnen (maximaal 48 uur is acceptabel).
(e) Palliatieve radiotherapie moet binnen 48 uur beginnen (maximaal 2 weken is acceptabel, afhankelijk van de ernst van de symptomen).
(f) In opzet curatieve radiotherapie begint binnen 2 weken (maximaal 4 weken is acceptabel).
(g) In opzet curatieve chemotherapie moet binnen 1 week beginnen (maximaal 3 weken is acceptabel) (6).
Wetenschappelijke onderbouwing
De gegevens in de literatuur over de medische gevolgen van een lange wachttijd bij de diagnostiek en de behandeling van het NSCLC in termen van overleving en recidief staan in de tabel (zie bijlage) (7) (8) (9) (10) (11) (12) . Dat uitstel van behandeling een verslechtering van de lokale controle en de overleving inhoudt bij patiënten met longkanker, kan met de huidige spaarzame literatuur niet worden onderbouwd. Een literatuuroverzicht over dit onderwerp werd gepubliceerd door een Deense groep in 2002 (7). Deze review omvatte 16 onderzoeken gepubliceerd tussen 1966 en 2001, met 2595 patiënten uit negen landen. De bestudeerde populaties waren uit verschillende databases afkomstig (variërend van huisartspraktijken tot diverse oncologische klinieken). Een periode van 40 jaar wordt bestreken, een periode waarin de diverse behandelingsmodaliteiten en protocollen grondig zijn veranderd. Dit maakt vergelijking van de verschillende onderzoeken in het overzicht moeilijk. Opvallend is dat de overleving gedurende de onderzoeksperiode weinig verbeterd is. In dit overzicht wordt geconcludeerd dat er goede psychosociale redenen zijn om de wachttijden tussen consult van de longarts en het starten van de therapie bij patiënten met een NSCLC zo kort mogelijk te houden, maar dat het twijfelachtig is of de overleving erdoor zal verbeteren.
In een prospectief monocentrisch onderzoek wordt aangegeven dat een wachtlijst tussen het voltooien van de diagnostiek en het starten van de radiotherapie een slecht effect kan hebben op de prognose bij patiënten met een NSCLC die in aanmerking komen voor hooggedoseerde radiotherapie (13). De tijd tussen het eerste artsenbezoek en de start van de radiotherapie bedroeg 35-87 dagen (mediaan: 64). De tijd tussen het eerste consult van de radiotherapeut en de start van de behandeling bedroeg 23-61 dagen (mediaan: 44). CT-vergelijkingen gaven een tumorvergroting aan van 0-373% (mediaan: 56) in de wachtperiode. Bij 21% van de patiënten kon een in opzet curatieve bestraling niet meer worden uitgevoerd. De relatie met de overleving werd in dit onderzoek niet bestudeerd. Een significante correlatie tussen de duur van het uitstel en een toename in tumorgrootte kon in dit onderzoek echter niet worden aangetoond. Een onderzoek in Nederland toonde echter aan dat de wachttijd tussen chemotherapie en radiotherapie tot een significante tumorgroei leidt (14).
Elders werd in een retrospectief onderzoek gevonden dat de tijdsduur tot behandeling (gedefinieerd als tijd tussen verwijzing en eerste behandeling) de overleving niet beïnvloedde (9). Tevens is er nader onderzoek gedaan naar de invloed van het interval tussen het stellen van de diagnose en het tijdstip van opereren (10). De lengte van het interval correleert niet met het tumorstadium op het tijdstip van opereren. Ook in andere onderzoeken kon geen significante relatie worden aangetoond tussen de tijd benodigd voor diagnostiek en het tumorstadium ten tijde van de chirurgie (4) (10) (11).
Wat de chemotherapie van patiënten met NSCLC betreft, zijn geen gegevens bekend waaruit blijkt dat uitstel van de start van de chemotherapie de prognose nadelig beïnvloedt. Wel is uit tweedelijns chemotherapiestudies bekend dat wanneer chemotherapie uitgesteld wordt de performance status van patiënten zodanig verslechtert dat er uiteindelijk geen chemotherapie meer gegeven kan worden (15) (16). In de ASCO-richtlijnen is een advies opgenomen dat bij patiënten met NSCLC-stadium III de chemotherapie zo spoedig mogelijk na het stellen van de diagnose moet worden gestart, omdat uitstel de overlevingswinst door de behandeling negatief beïnvloedt doordat de ‘performance'-score verslechtert of gewichtsverlies optreedt (12). De indicatiestelling van chemotherapie voor NSCLC blijft in dit hoofdstuk buiten beschouwing.
Geconcludeerd kan worden dat er geen duidelijk verband is aangetoond tussen wachttijden in de diagnostische en therapeutische fase van het NSCLC en de prognose. Enkele onderzoeken geven aan dat wachttijden kunnen leiden tot tumorvergroting, waardoor bij een aantal patiënten in opzet curatieve behandeling (bijvoorbeeld hooggedoseerde bestaling) niet meer kan worden uitgevoerd. Het is echter niet aangetoond dat hierdoor de prognose verslechtert. De literatuur over dit onderwerp is schaars en niet overtuigend. Deze conclusie is overigens tegengesteld aan wat gevonden is bij patiënten met hoofd-halstumoren na chirurgie. In deze patiëntengroep is aangetoond dat postoperatieve uitstel van radiotherapie een nadelig effect heeft op het lokaal recidief percentage (17).
Psychosociale belasting
Uitstel in het diagnostische of therapie traject veroorzaakt psychosociale stress bij patiënten met kanker. Deze bevinding is onderzocht bij patiënten met een mammacarcinoom of een hoofd-halstumor (18) (19) (20) (21) (22) (23) (24). Het is waarschijnlijk dat uitstel van diagnostiek en behandeling ook bij patiënten met longkanker veel psychosociale stress veroorzaakt. Opmerkelijk is wel in dit verband dat in een prospectief gerandomiseerd Engels onderzoek is aangetoond dat het in termen van symptoomcontrole, kwaliteit van leven of overleving niet van belang is om meteen te bestralen bij patiënten met een lokaal gevorderd NSCLC met weinig klachten (18). Ook in mate van angst, depressie en psychologische belasting werd geen indicatie gevonden om niet te wachten totdat klachten radiotherapie noodzakelijk maakten.
Multidisciplinaire benadering van de patiënt is een belangrijk instrument in het terugdringen van wachttijden (25).
Referenties
- 1 - Treekoverleg TR-039. Notitie ‘Streefnormstelling wachttijden curatieve zorg’. Zeist: Zorgverzekeraars Nederland, 2000.
- 2 - Treekoverleg TR-039. Notitie ‘Streefnormstelling wachttijden curatieve zorg’. Zeist: Zorgverzekeraars Nederland, 2000.
- 3 - Commissie voor beroepsaangelegenheden van de Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie NVRO. Algemene normstelling voor wachttijden in de radiotherapie die uitgaande van de ‘ideale situatie’in alle afdelingen voor radiotherapie in Nederland van toepassing zou moeten zijn. Utrecht: NVRO, 2002.
- 4 - Mackillop WJ, Fu H, Quirt CF, Dixon P, Brundage M, Yunzheng Zhou. Waiting for radiotherapy in Ontario. Int J Radiation Oncology Biol Phys 30:221-228, 1994.
- 5 - Whitehouse JMA. Management of lung cancer – current clinical practices: report of a working group. London: Standing Medical Advisory Committee, 1994.
- 6 - Scottish Cancer Therapy Network. Lung cancer. Edinburgh: Scottish Intercollegiate Guidelines Network, 1998
- 7 - Jensen AR, Mainz J, Overgaard J. Impact of delay on diagnosis and treatment of primary lung cancer. Acta Oncologica 41:146-152, 2002.
- 8 - O`Rourke N, Edwards R. Lung cancer treatment waiting times and tumour growth. Clin Oncol (R Coll Radiol) 12:141-144, 2000.
- 9 - Bozcuk H, Martin C. Does treatment delay affect survival in non-small cell lung cancer? A retrospective analysis from a single UK centre. Lung Cancer 34:243-452, 2001.
- 10 - Billing JS, Wells FC. Delays in the diagnosis and surgical treatment of lung cancer. Thorax 51:903-906, 1996.
- 11 - Falk SJ, Girling DJ, White RJ, Hopwood P, Harvey A, Qian W, et al, on behalf of the Medical Research Council Lung Cancer Working Party. Immediate versus delayed palliative thoracic radiotherapy in patiënts with unresectable locally advanced non-small cell lung cancer and minimal thoracic symptoms: randomised controlled trial. BMJ 325:465-468, 2002.
- 12 - Pfister DG, Johnson DH, Azzoli CG, Sause W, Smith TJ, Baker S Jr, et al. Treatment of unresectable non-small-cell lung cancer. American Society of Clinical Oncology Guideline; update 2003. J Clin Oncol 22:1-24, 2004.
- 13 - O`Rourke N, Edwards R. Lung cancer treatment waiting times and tumour growth. Clin Oncol (R Coll Radiol) 12:141-144., 2000.
- 14 - El Sharouni SY, Schramel FMNH, Vonk EJA, De Ruysscher DKM, Senan S, Aerts JGJV, Paul MA, Smit EF, Groen HJM, Verhagen AF. Longkanker: Uitstel van bestraling - radiotherapie na chemo leidt tot signicant kortere levensduur en vroegtijdige sterfte aan niet-klein-cellige longkanker en meer ongeneeslijke longkankeripatiënten. Ned. Tijdschrift Geneeskunde 152;2714-2717, 2008.
- 15 - Soon YY, Stockler MR, Askie LM, Boyer MJ. Duration of chemotherapy for advanced non–small-cell lung cancer: A systematic review and meta-analysis of randomized trials. J Clin Oncol 2009;27; 3277-3283.
- 16 - Fidias PM, Dakhil SR, Lyss AP, et al. Phase III study of immediate compared with delayed docetaxel after front-line therapy with gemcitabine plus carboplatin in advanced non–small-cell lung cancer. J Clin Oncol 27:591-598, 2009.
- 17 - Huang J, Barbera L, Brouwers M, Browman G, Mackillop WJ. Does delay in starting treatment affect the outcomes of radiotherapy? A systematic review. J Clin Oncol ;21:555-563, 2003.
- 18 - Benedict S, Williams RD, Baron PL. Recalled anxiety: from discovery to diagnosis of a benign breast mass. Oncol Nurs Forum 21:1723-1727, 1994.
- 19 - Risberg T, Sorbye SW, Norum J, Wist EA. Diagnostic delay causes more psychological distress in female than in male breast cancer patiënts. Anticancer Res 16:995-999, 1996.
- 20 - Jones RV, Greenwood B. Breast cancer: causes of patiënt distress identified by qualitative analysis. Br J Gen Pract 44:370-371, 1994.
- 21 - Gray RE, Fitch MI, Phillips C, Labrecque M, Klotz L. Presurgery experiences of prostate patiënts and their spou ses. Cancer Pract 7:130-135, 1997.
- 22 - Julian-Reynier C, Eisinger F, Chabal F, Aurran Y, Bignon YJ, Nogues C. Time elapsing from cancer diagnosis and anxiety in women attending cancer genetic clinics. Oncol Rep 5:885-888, 1998.
- 23 - Rapoport Y, Kretler S, Chaitchik S, Algor R, K. Wiessler K. Psychosocial problems in head-and-neck cancer patiënts and their change with time since diagnosis. Ann Oncol 4:69-73, 1993.
- 24 - Weisman AD, Worden JW. The existential plight in cancer: significance of the first 100 days. Int J Psychiatry Med 77;7(1):1-15, 1976.
- 25 - Deegan PC, Heath L, Brunskill J, Kinnear WJ, Morgan SA, Johston IDA. Reducing waiting times in lung cancer. Journal of the Royal College of Physicans of London 32:339-343, 1998.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 22-05-2011
Laatst geautoriseerd : 22-05-2011
Geplande herbeoordeling :
Voorwaarden voor revisie en beoordelingsfrequentie zijn vastgelegd in de richtlijn. De geldigheidstermijn voor de richtlijn (maximaal 5 jaar na vaststelling) wordt vanuit het programmabureau IKNL bewaakt. Om verscheidene redenen kan actualisatie eerder dan beoogd nodig zijn. Zo nodig zal de richtlijn tussentijds op onderdelen worden bijgesteld.
Algemene gegevens
Betrokken verenigingen
- Nederlandse Vereniging voor Medische Oncologie (NVMO)
- Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose (NVALT)
- Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirugie (NVT)
- Nederlandse Vereniging Voor Heelkunde (NVVH), subvereniging Nederlandse Vereniging Voor Longchirurgie (NVVL)
- Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVVR)
- Nederlandse Vereniging voor Nucleaire Geneeskunde (NVNG)
- Nederlandse Vereniging voor Pathologie (NVVP)
- Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie (NVRO)
- Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenverenigingen (NFK)
- Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN)
- Stichting Longkanker Info (longkankerinfo)
Organisatie
Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL)
IKNL bevordert dat mensen met kanker en hun naasten zo dicht mogelijk bij huis toegang hebben tot een samenhangend en kwalitatief verantwoord zorgaanbod. IKNL is erop gericht behandeling, zorg en klinisch onderzoek binnen de oncologie te verbeteren. Daarnaast hebben zij een taak in het opzetten en ondersteunen van netwerken voor palliatieve zorg.
IKNL werkt aan multidisciplinaire richtlijnontwikkeling voor de oncologische en palliatieve zorg. Naast deze ontwikkeling van richtlijnen faciliteert IKNL ook het onderhoud, het beheer, de implementatie en de evaluatie van deze richtlijnen
Houderschap
De houder van de richtlijn moet kunnen aantonen dat de richtlijn zorgvuldig en met de vereiste deskundigheid tot stand is gekomen. Onder houder wordt verstaan de wetenschappelijke verenigingen van beroepsbeoefenaren die de richtlijn autoriseren. IKNL draagt zorg voor het beheer en de ontsluiting van de richtlijn.
Juridische betekenis
De houder van de richtlijn moet kunnen aantonen dat de richtlijn zorgvuldig en met de vereiste deskundigheid tot stand is gekomen. Onder houder wordt verstaan de wetenschappelijke verenigingen van beroepsbeoefenaren die de richtlijn autoriseren. IKNL draagt zorg voor het beheer en de ontsluiting van de richtlijn.
Doel en doelgroep
Doelstelling
Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming gericht op het vaststellen van goed medisch handelen. Er wordt aangegeven wat in het algemeen de beste zorg is voor patiënten met NSCLC.
De richtlijn geeft aanbevelingen over de diagnostiek, de behandeling, de follow-up en vormen van ondersteuning van patiënten met NSCLC. De richtlijn kan worden gebruikt bij het geven van voorlichting aan patiënten. Ook biedt de richtlijn aanknopingspunten voor bijvoorbeeld transmurale afspraken of lokale protocollen ter bevordering van de implementatie van deze richtlijn.
Specifieke doelen van deze richtlijn voor NSCLC zijn:
- introductie van de nieuwe TNM-classificatie 7e editie van de International Association for the Study of Lung Cancer (IASLC);
- plaatsbepaling van de endo-echodiagnostiek, zoals transbronchiale echografie (EBUS) met naald aspiratie (TBNA), transoesofageale echografie (EUS) met fijne naald aspiratie (FNA) en fluorodesoxyglucose-positronemissietomografie (FDG-PET) bij het stadiëren;
- plaatsbepaling van epidermal growth factor receptor (EGFR)-mutatie-analyse;
- plaatsbepaling van concomitante chemoradiotherapie;
- plaatsbepaling van stereotactische radiotherapie;
- plaatsbepaling van adjuvante chemotherapie;
- plaatsbepaling van systemische therapie bij stadium IV-ziekte
Doelgroep
Deze richtlijn is bestemd voor alle professionals die betrokken zijn bij de diagnostiek, behandeling en begeleiding van patiënten met NSCLC, zoals longartsen, (thorax)chirurgen, radiotherapeuten, medisch oncologen, huisartsen, nurse practitioners, oncologieverpleegkundigen, IKNL-consulenten, pathologen, psychologen, radiologen, nucleair-geneeskundigen, epidemiologen en patiënten(-organisaties).
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn is een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die met de diagnostiek en behandeling van NSCLC te maken hebben. Bij het samenstellen van de werkgroep is rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden, met een evenredige vertegenwoordiging van de diverse betrokken verenigingen en instanties, alsmede met een spreiding al dan niet in academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en zijn gemandateerd door hun vereniging voor hun inbreng.
Leden van de werkgroep:
Hr. dr. J.T. Annema, longarts, Leids Universitair Medisch Centrum
Mw. dr. J.S.A. Belderbos, radiotherapeut, NKI - Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis
Mw. T.T.M. Bluemink-Holkenborg, secretariële ondersteuning IKNL
Mw. dr. A.M.C. Dingemans, longarts, Maastricht Universitair Medisch Centrum
Hr. dr. J.P. Eerenberg, chirurg, Tergooiziekenhuizen
Mw. drs. M.M. van Gameren, radiotherapeut, Universitair Medisch Centrum Groningen
Hr. prof. dr. H.J.M. Groen, longarts, voorzitter werkgroep UMG Groningen
Mw. dr. I.J.C. Hartmann, radioloog, Erasmus MC
Hr. dr. P.A. Helle, radiotherapeut, Medisch Spectrum Twente
Hr. prof. dr. O.S. Hoekstra, nucleair geneeskundige, VU medisch centrum
Mw. dr. C.C.M. Holtkamp, procesbegeleider namens, IKNL
Mw. D. van den Hurk, verpleegkundig specialist oncologie, UC voor Chronische Ziekten
Hr. prof.dr. P.L. Jager, nucleair geneeskundige, Isala klinieken
Hr. drs. T.J. Klinkenberg , cardiothoracaal chirurg, UMC Groningen
Mw. prof. dr. C.C.E. Koning, radiotherapeut, Academisch Medisch Centrum
Hr. dr. E. Lammers, longarts, voorzitter van het Longkanker Informatiecentrum Gelre ziekenhuizen
Hr. drs. A.P.W.M. Maat, cardiothoracaal chirurg, Erasmus MC
Hr. dr. M.A. Paul. chirurg, VU medisch centrum
Mw. J.P. Salomé, verpleegkundig specialist oncologie, Sint Franciscus Gasthuis
Mw. dr. C. Schaefer-Prokop, radioloog, Academisch Medisch Centrum
Mw. dr. J. Sietsma, patholoog, Universitair Medisch Centrum Groningen
Hr. prof. dr. E.F. Smit, longarts, VU medisch centrum
Hr. dr. W.H. Steup, chirurg, Haga Ziekenhuis
Hr. dr. F.B.J.M. Thunnissen, patholoog, VU medisch centrum
Mw. dr. J.N.H. Timmer-Bonte, internist, UMC St. Radboud
Mw. dr. A.L.J. Uitterhoeve, radiotherapeut, Academisch Medisch Centrum
Hr. drs. A.F.T.M. Verhagen, cardiothoracaal chirurg, UMC St. Radboud
Mw. drs. N.M. Verheijen; longarts i.o., Catharina Ziekenhuis
Hieronder staat een aanvullende lijst van werkgroepleden genoemd die (alleen) betrokken waren bij de ontwikkeling van de eerste versie van deze richtlijn in 2004:
Hr. prof. dr. J.P. van Meerbeeck, longarts, voorzitter
Mw. dr. V.C.G. Tjan-Heijnen, medisch oncoloog, vice-voorzitter
Mw. drs. J. Wittenberg, epidemioloog, adviseur (tot oktober 2003)
Mw. dr. C.J.E. Kaandorp, arts, adviseur (vanaf oktober 2003)
Hr. dr. J.S. Burgers, huisarts, senior-adviseur (vanaf oktober 2003)
Hr. drs. A.G. Boekema, sociaal geneeskundige, procesbegeleider
Hr. drs. V.K.Y. Ho, methodoloog, beleidsmedewerker landelijke richtlijnen
Hr. dr. P. Baas, longarts
Hr. dr. M. den Bakker, klinisch patholoog
Mw. dr. P.F.A. Bakker, cardiothoracaal chirurg
Hr. dr. B. Biesma, longarts
Hr. dr. E.C.M. Bollen, chirurg
Hr. dr. J. Bussink, radiotherapeut
Hr. drs. H.E. Codrington, longarts
Mw. drs. C.E. van Die, thorax-radioloog
Hr. dr. J.M.W. van Haarst, longarts
Hr. drs. A.G. Hensens, cardiopulmonaal chirurg
Hr. dr. F.M.J. Heijstraten, radioloog
Mw. dr. M.L.G. Janssen-Heijnen, epidemioloog
Mw. dr. M.J.A. de Jonge, internist-oncoloog
Hr. dr. G.W.P.M. Kramer, radiotherapeut
Hr. dr. H.B. Kwa, longarts
Hr. dr. W.B. Lastdrager, chirurg
Hr. dr. H.J. Mulder, chirurg
Hr. prof. dr. E.M. Noordijk, radiotherapeut
Hr. dr. B.P. Ponsioen, huisarts
Hr. dr. J.W.G. van Putten, longarts
Mw. drs. A.M.C. Raat, huisarts
Hr. drs. P.T.R. Rodrigus, radiotherapeut
Hr. dr. W.J.G. Ros, sociaal psycholoog
Hr. drs. N.J.J. Schlösser, longarts
Hr. dr. J.H. Schouwink, longarts
Mw. N.A.W.P. Schrama, verpleegkundig specialist oncologie
Hr. dr. F.M.H.H. Schramel, longarts
Hr. drs. A.H.M. van Straten, cardiothoracaal chirurg
Hr. dr. J.R.M. van der Sijp, chirurg
Hr. drs. E.F. Ullmann, longarts
Hr. dr. G.P.M. ten Velde, longarts
Hr. drs. B.A. Verheij, huisarts
Hr. dr. M.I.M. Versteegh, cardiothoracaal chirurg
Mw. drs. M.S. Vos, psychiater
Hr. drs. S.L. Wanders, radiotherapeut
Hr. dr. L.N.A. Willems, longarts
Belangenverklaringen
Aan alle werkgroepleden is gevraagd een belangenverklaring in te vullen, waarin ze hun banden met de farmaceutische en andere industrie aangeven bij de start en opnieuw bij het eind van het richtlijntraject.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
In de verschillende fasen van de ontwikkeling van het concept van de richtlijn is zoveel mogelijk rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de daadwerkelijke uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. De richtlijn wordt verspreid onder de professionals via de (wetenschappelijke) verenigingen en de locaties van IKNL. Ook wordt een samenvatting van de richtlijn ter publicatie aangeboden aan het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Daarnaast wordt de richtlijn beschikbaar gesteld op www.richtlijnendatabase.nl (gepubliceerd door IKNL). De vraag of de richtlijn wordt opgevolgd zal beantwoord worden door metingen in het veld te doen naar de implementatie van de richtlijn. Op basis van indicatoren zal getoetst worden in hoeverre dit gebeurt. De uitwerking hiervan ligt bij IKNL.
Werkwijze
Aanleiding
In 2004 is de eerste ‘evidence based' richtlijn gepubliceerd voor de diagnostiek en behandeling van patiënten met NSCLC. De Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose (NVALT), Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) en het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO hebben toen het initiatief genomen om een multidisciplinaire richtlijn te ontwikkelen over zowel de stadiëring als de behandelmogelijkheden van het NSCLC. De herziening van de richtlijn is nodig omdat de afgelopen zes jaar de inzichten in diagnostiek en behandeling op verschillende onderdelen veranderd zijn. Door middel van een enquête onder betrokken medisch specialisten en zorgverleners van patiënten met NSCLC is een inventarisatie gemaakt van de belangrijkste diagnostische en therapeutische knelpunten in de dagelijkse praktijk.
Werkwijze werkgroep
In 2007 is het eerste initiatief genomen om een inventarisatie te maken van veranderingen in diagnostiek, behandeling en overige zorg rondom de patiënt met NSCLC. Gezien de omvang van het werk is in samenspraak met IKNL in 2008 een werkgroep samengesteld (zie samenstelling werkgroep) uit verschillende disciplines die betrokken zijn bij de zorg van de patiënt met NSCLC. De gemandateerde werkgroepleden werden verdeeld in subgroepen voor het beantwoorden van de uitgangsvragen waarbij gezorgd is dat de relevante disciplines vertegenwoordigd waren. Daarnaast zorgde een redactieteam, bestaande uit de voorzitter, de procesbegeleider en de secretaresse van IKNL voor de coördinatie en onderlinge afstemming van de subgroepen. De subgroepen hebben gedurende een periode van meer dan twee jaar gewerkt aan een conceptrichtlijntekst die betrekking heeft op een bepaald deel van het traject. De werkwijze van de werkgroep bestond uit een knelpuntenanalyse (zie bijlage) waarvoor een enquête werd gehouden onder specialisten die zich met de zorg van patiënten met NSCLC bezighouden en de werkgroep formuleerde vervolgens uitgangsvragen (zie bijlage). Met behulp van de zogenaamde PICO-methode zijn er door het CBO onafhankelijke literatuursearches gedaan (zie bijlage). Deze nieuwe literatuur (vanaf 2002) werd inhoudelijk, methodologisch en statistisch beoordeeld om tot een zo goed mogelijke afweging te komen voor de beantwoording van de uitgangsvragen. De werkgroepleden schreven afzonderlijk of in de subgroepen teksten die tijdens vergaderingen besproken en na verwerking van de commentaren werden geaccordeerd. De voltallige werkgroep is vier keer bijeen geweest om de resultaten van de subgroepen in onderling verband te bespreken. De teksten van de subgroepen zijn door het redactieteam samengevoegd en op elkaar afgestemd tot één document, gepubliceerd op Oncoline. Eind 2010 heeft een landelijke commentaarronde plaatsgevonden waarbij alle leden van alle relevante wetenschappelijke verenigingen en patiëntenvereniging werden uitgenodigd, persoonlijk of via een aankondiging in een vaktijdschrift. De commentaren van deze enquête zijn verwerkt in de definitieve richtlijn.
De leidraad voor de ontwikkeling van de richtlijnen voor oncologische en palliatieve zorg is het AGREE instrument. Dit instrument is gemaakt voor de beoordeling van bestaande, nieuwe en herziene richtlijnen. Het AGREE Instrument beoordeelt zowel de kwaliteit van de verslaglegging als de kwaliteit van bepaalde aspecten van de aanbevelingen. Het beoordeelt de kans dat een richtlijn zijn gewenste doel zal behalen, maar niet de daadwerkelijke impact op patiëntuitkomsten.
Het AGREE Instrument is opgebouwd uit 23 items verdeeld over zes domeinen. Elk domein beslaat een aparte dimensie van kwaliteit van richtlijnen, namelijk:
- Onderwerp en doel betreft het doel van de richtlijn de specifieke klinische vragen waarop de richtlijn een antwoord geeft en de patiëntenpopulatie waarop de richtlijn van toepassing is;
- Betrokkenheid van belanghebbenden richt zich op de mate waarin de richtlijn de opvattingen van de beoogde gebruikers weerspiegelt;
- Methodologie hangt samen met het proces waarin bewijsmateriaal is verzameld en samengesteld en met de gebruikte methoden om aanbevelingen op te stellen en te herzien;
- Helderheid en presentatie gaat over het taalgebruik en de vorm van de richtlijn;
- Toepassing houdt verband met de mogelijke organisatorische, gedragsmatige en financiële consequenties van het toepassen van de richtlijn;
- Onafhankelijkheid van de opstellers betreft de onafhankelijkheid van de aanbevelingen en erkenning van mogelijke conflicterende belangen van leden van de werkgroep.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.