Niet-obstetrische perioperatieve zorg bij zwangeren

Initiatief: NVA Aantal modules: 14

Vasopressoren

Uitgangsvraag

Welk middel (fenylefrine; efedrine; noradrenaline) heeft de voorkeur bij hypotensie bij zwangere patiënten die een niet-obstetrische ingreep ondergaan?

Aanbeveling

Streef adequate bloeddrukregulatie na ter voorkoming van maternale en foetale complicaties bij zwangeren die een niet-obstetrische ingreep ondergaan en maak voor de keuze van het middel hierbij dezelfde afwegingen als bij niet-zwangeren.

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

De werkgroep heeft een systematische review uitgevoerd naar de (on)gunstige effecten van verschillende vasopressoren (efedrine, fenylefrine, noradrenaline) bij zwangere vrouwen die een niet-obstetrische ingreep ondergaan. Er zijn geen artikelen gevonden die voldeden aan de inclusiecriteria. Er konden daardoor geen conclusies getrokken worden over de effecten van efedrine, fenylefrine en noradrenaline tijdens niet-obstetrische operatieve ingrepen op de maternale uitkomstmaten bloeddruk, mortaliteit, ernstige complicaties, incidentie (spoed)sectio; de foetale uitkomstmaten: miskraam, mortaliteit, vroeggeboorte, teratogeniciteit; en (IC) opnameduur. Er bestaat dan ook een kennislacune over dit onderwerp.

 

De laatste jaren is steeds meer duidelijk geworden uit de literatuur dat door intra-operatieve hypotensie het risico op postoperatieve complicaties toeneemt, zoals mortaliteit, acute nierschade of myocardiale dysfunctie (Wesselink 2018).

Ook bij zwangere patiënten is adequate bloeddrukregulatie zeer belangrijk, zowel voor de zwangere zelf als voor de conditie van de foetus. De uteroplacentaire bloedflow is namelijk afhankelijk van de uteriene arteriële druk, de uteriene veneuze druk en de uteriene vasculaire weerstand, waarbij maternale hypotensie dus direct een afname van de uteriene bloedflow zal betekenen. Echter, doordat het hemoglobine van de foetus hogere affiniteit heeft voor het zuurstof gekoppeld aan het hemoglobine van de moeder, is de foetus zelfs bij lagere uteroplacentaire bloedflow relatief beschermd tegen hypoxie (Qvist, 1981).

 

In de obstetrische anesthesie is hier al jarenlang aandacht voor en zijn er diverse wetenschappelijke studies uitgebracht over dit onderwerp. Het belangrijkste discussiepunt hierin is: welk middel werkt optimaal (snel, effectief, kortwerkend, betrouwbaar, gunstige effecten of geen nadelige effecten op hartfrequentie en cardiac output) zonder belangrijke effecten op foetus en placentaire perfusie. De meest onderzochte situatie is bij het optreden van hypotensie ten gevolge van neuraxiale anesthesie tijdens de sectio.

 

Hieronder staan per middel de belangrijkste eigenschappen beschreven:

 

Efedrine heeft een direct sympathicomimetische werking (via alfa en beta receptoren met vasoconstrictie en verhoging van de hartfrequentie ten gevolg) en heeft daarnaast ook een indirecte adrenerge werking (door middel van vrijzetting van noradrenaline). Uit de literatuur in de obstetrische anesthesie zijn er aanwijzingen voor mogelijke verhoogde foetale metabole activiteit (lagere umbilicale arteriële pH waarden) bij de pasgeborenen, echter klinische relevantie werd niet gevonden (Kinsella, 2018).

 

Fenylefrine heeft direct alfa-sympathicomimetische effecten (vasoconstrictie) met daarbij frequent reflex bradycardie. Uit de literatuur met betrekking tot de obstetrische anesthesie komt naar voren dat de behandeling van hypotensie met fenylefrine effectief is, zorgt voor hogere umbilicale arteriële pH waarden (ten opzichte van efedrine) en een betere reductie van intra operatieve misselijkheid en braken geeft (Kinsella, 2018).

 

Noradrenaline heeft overwegend alfa-sympathicomimetische effecten (vasoconstrictie) met tevens werking op beta 1 receptoren (toename hartfrequentie en toename myocardiale contractiekracht). De laatste jaren is de mogelijkheid van superioriteit van noradrenaline in de behandeling van hypotensie in de obstetrische anesthesie geopperd en momenteel wordt hier meer onderzoek naar verricht (Kinsella, 2018).

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)

De werkgroep schat in dat zwangere vrouwen het zeer belangrijk vinden zo optimaal mogelijk behandeld te worden met een zo laag mogelijk risico voor de zwangerschap of het ongeboren kind. Hiervoor dient er dus aandacht te zijn voor perioperatieve optimale bloeddrukregulatie, net zoals dit in de algemene anesthesiologische populatie een belangrijk aandachtspunt is. Er spelen verder waarschijnlijk geen aanvullende waarden of voorkeuren van de patiënten omtrent dit onderwerp.

 

Kosten (middelenbeslag)

Over het algemeen is, per ampul, noradrenaline het goedkoopste middel, daarna efedrine en als duurst fenylefrine. Theoretisch zou dit meegewogen kunnen worden in de besluitvorming, maar in de praktijk is de kostenoverweging ten aanzien van deze middelen waarschijnlijk niet relevant gezien de kleine fractie ten opzichte van de totale kosten van de gehele operatie procedure. Het is op dit moment niet mogelijk deze kosten te specificeren vanwege gebrek aan literatuur.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

Gezien het reeds veelvuldige gebruik van alle benoemde vasopressoren in de huidige Nederlandse anesthesiologische praktijk, verwacht de werkgroep geen problemen met de aanvaardbaarheid, haalbaarheid of implementatie.

 

Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies

Inmiddels is uit de literatuur uitgebreid bekend dat hypotensie gedurende operatieve ingrepen kan leiden tot serieuze post-operatieve complicaties, zowel bij niet zwangere als bij zwangere patiënten. Bij zwangere patiënten wordt de uteroplacentaire bloedflow significant minder bij hypotensie waardoor eveneens serieuze neveneffecten voor de foetus kunnen optreden. Het foetale hemoglobine van de foetus heeft echter een hogere affiniteit voor het zuurstof dat gekoppeld is aan de hemoglobine van de moeder en is zodoende zelfs bij lagere uteroplacentaire bloedflow nog tot op zekere hoogte beschermd tegen hypoxie.

In de obstetrische anesthesiologie literatuur is fenylefrine de laatste jaren als aanbevolen middel (boven efedrine) beschreven, waarbij noradrenaline het meest recent bestudeerd wordt in de literatuur en als vergelijkbaar effectief wordt beschreven. In de zwangere patiëntenpopulatie die een niet-obstetrische ingreep ondergaan is echter geen literatuur hieromtrent beschikbaar, waardoor geen conclusies konden worden getrokken over middelen van voorkeur ter behandeling van hypotensie. Aandacht voor perioperatieve optimale bloeddrukregulatie is net zoals in de algemene anesthesiologische populatie een belangrijk aandachtpunt.

Onderbouwing

Een van de meest voorkomende bijwerkingen tijdens algehele anesthesie is het optreden van hypotensie ten gevolge van vasodilatatie van diverse gebruikte middelen. Ter behandeling van perioperatieve hypotensie kunnen meerdere middelen en toedieningsstrategieën gekozen worden.

Er is al jarenlang discussie over welke vasopressor het ideale middel is om te gebruiken in de obstetrische anesthesie, op basis van de farmacologische eigenschappen en effectiviteit ten opzichte van het risico op neveneffecten zowel maternaal als foetaal. Momenteel worden in Nederland met name een bolustoediening van efedrine of fenylefrine intraveneus toegepast of een continue intraveneuze infusie met fenylefrine of noradrenaline.

 

Naar aanleiding van deze informatie is er gezien de variatie in het praktische gebruik in Nederland de vraag gerezen welk middel de voorkeur zou hebben ter behandeling van hypotensie gedurende anesthesie bij zwangere vrouwen die een niet-obstetrische ingreep ondergaan met betrekking tot zowel maternale als foetale effecten en veiligheid.

- GRADE

No evidence was found regarding the effect of Ephedrine, Phenylephrine, or Noradrenaline on the maternal outcome blood pressure when compared with Ephedrine, Phenylephrine, or Noradrenaline in pregnant patients undergoing non-obstetric surgery.

 

- GRADE

No evidence was found regarding the effect of Ephedrine, Phenylephrine, or Noradrenaline on maternal mortality when compared with Ephedrine, Phenylephrine, or Noradrenaline in pregnant patients undergoing non-obstetric surgery.

 

- GRADE

No evidence was found regarding the effect of Ephedrine, Phenylephrine, or Noradrenaline on maternal serious complications when compared with Ephedrine, Phenylephrine, or Noradrenaline in pregnant patients undergoing non-obstetric surgery.

 

- GRADE

No evidence was found regarding the effect of Ephedrine, Phenylephrine, or Noradrenaline on incidence of (emergence) cesarean section when compared with Ephedrine, Phenylephrine, or Noradrenaline in pregnant patients undergoing non-obstetric surgery.

 

- GRADE

No evidence was found regarding the effect of Ephedrine, Phenylephrine, or Noradrenaline on miscarriage when compared with Ephedrine, Phenylephrine, or Noradrenaline in pregnant patients undergoing non-obstetric surgery.

 

- GRADE

No evidence was found regarding the effect of Ephedrine, Phenylephrine, or Noradrenaline on fetal mortality when compared with Ephedrine, Phenylephrine, or Noradrenaline in pregnant patients undergoing non-obstetric surgery.

 

- GRADE

No evidence was found regarding the effect of Ephedrine, Phenylephrine, or Noradrenaline on preterm delivery when compared with Ephedrine, Phenylephrine, or Noradrenaline in pregnant patients undergoing non-obstetric surgery.

 

- GRADE

No evidence was found regarding the effect of Ephedrine, Phenylephrine, or Noradrenaline on the fetal outcome teratogenicity when compared with Ephedrine, Phenylephrine, or Noradrenaline in pregnant patients undergoing non-obstetric surgery.

 

- GRADE

No evidence was found regarding the effect of Ephedrine, Phenylephrine, or Noradrenaline on emergency department length when compared with Ephedrine, Phenylephrine, or Noradrenaline in pregnant patients undergoing non-obstetric surgery.

Description of studies

No studies were included in the analysis of the literature.

 

Results

No studies were included in the analysis of the literature.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence could not be determined as no studies were included in the analysis of the literature.

A systematic review of the literature was performed to answer the following question:

What are the favorable and unfavorable effects of Ephedrine, Phenylephrine, or Noradrenaline in pregnant patients undergoing non-obstetric surgery? 

 

P:           patients                            pregnant patients undergoing non-obstetric surgery

I1:          intervention                      ephedrine

I2:                                                   phenylephrine

I3:                                                   noradrenaline 

C1:        control                              phenylephrine

C2:                                                 noradrenaline

C3:                                                 ephedrine

O:          outcome measures          Maternal: blood pressure, mortality, serious

 complications and incidence of (emergence) cesarean

 section;
 Fetal: miscarriage, mortality, preterm delivery and

 teratogenicity

                                                        

Relevant outcome measures

The guideline development group considered all the maternal outcomes (efficacy, mortality, serious complications and incidence of (emergence) cesarean section); and all the fetal outcomes (miscarriage, mortality, preterm delivery and teratogenicity) as critical outcome measures for decision making.

 

A priori, the working group did not define the other outcome measures listed above but used the definitions used in the studies.

 

The working group defined 0.95³RR³1.05 as a minimal clinically (patient) important difference for all outcome measures.

 

Search and select (Methods)

The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until 04-08-2022. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 580 hits. Studies were selected based on the following criteria:

  • Systematic review, randomized controlled trial or observational research comparing Ephedrine, Phenylephrine, and/or Noradrenaline.
  • Including women undergoing non-obstetric surgery.
  • Reporting at least one of the crucial outcome measures:
    • Maternal: efficacy, mortality, serious complications and incidence of (emergence) cesarean section;
    • Fetal: miscarriage, mortality, preterm delivery and teratogenicity.

 

Twenty five studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, all studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and no studies were included.

 

Results

No studies were included in the analysis of the literature.

  1. Bollag L, Lim G, Sultan P, Habib AS, Landau R, Zakowski M, Tiouririne M, Bhambhani S, Carvalho B. Society for Obstetric Anesthesia and Perinatology: Consensus Statement and Recommendations for Enhanced Recovery After Cesarean. Anesth Analg. 2021 May 1;132(5):1362-1377. doi: 10.1213/ANE.0000000000005257. PMID: 33177330.
  2. Kinsella SM, Carvalho B, Dyer RA, Fernando R, McDonnell N, Mercier FJ, Palanisamy A, Sia ATH, Van de Velde M, Vercueil A; Consensus Statement Collaborators. International consensus statement on the management of hypotension with vasopressors during caesarean section under spinal anaesthesia. Anaesthesia. 2018 Jan;73(1):71-92. doi: 10.1111/anae.14080. Epub 2017 Nov 1. PMID: 29090733.
  3. Wesselink EM, Kappen TH, Torn HM, Slooter AJC, van Klei WA. Intraoperative hypotension and the risk of postoperative adverse outcomes: a systematic review. Br J Anaesth. 2018 Oct;121(4):706-721. doi: 10.1016/j.bja.2018.04.036. Epub 2018 Jun 20. PMID: 30236233.
  4. Qvist J, Weber RE, Zapol WM. Oxygen equilibrium properties of blood and hemoglobin of fetal and adult Weddell seals. J Appl Physiol Respir Environ Exerc Physiol. 1981 May;50(5):999-1005. doi: 10.1152/jappl.1981.50.5.999. PMID: 7228773.

Table of excluded studies

Reference

Reason for exclusion

Kisilevsky AE, Addison CM, Flexman AM. Neurosurgical Interventions for Neurotrauma in the Obstetric Population: A Systematic Review. J Neurosurg Anesthesiol. 2021 Jul 1;33(3):203-211. doi: 10.1097/ANA.0000000000000665. PMID: 31743275.

no comparison I/C can be made

 

SF Zwane, DG Bishop & RN Rodseth (2019) Hypotension during spinal anaesthesia for Caesarean section in a resource-limited setting: towards a consensus definition, Southern African Journal of Anaesthesia and Analgesia, 25:1, 1-5, DOI: 10.1080/22201181.2018.1550872

wrong P: sectio

 

Arzoo Ralhan, & Muskan Sodhi. (2022). Evaluation of Hemodynamic changes in Elective Cesarean section under Spinal Anesthesia. Indian Journal of Public Health Research & Development13(3), 24–27. https://doi.org/10.37506/ijphrd.v13i3.18158

wrong P: sectio

 

Palanisamy S, Rudingwa P, Panneerselvam S, Satyaprakash MVS, Kuberan A, Amala R. Effect of low dose phenylephrine infusion on shivering and hypothermia in patients undergoing cesarean section under spinal anesthesia: a randomized clinical trial. Int J Obstet Anesth. 2022 May;50:103542. doi: 10.1016/j.ijoa.2022.103542. Epub 2022 Mar 18. PMID: 35381421.

wrong P: sectio

 

Mohta M, Bambode N, Chilkoti GT, Agarwal R, Malhotra RK, Batra P. Neonatal outcomes following phenylephrine or norepinephrine for treatment of spinal anaesthesia-induced hypotension at emergency caesarean section in women with fetal compromise: a randomised controlled study. Int J Obstet Anesth. 2022 Feb;49:103247. doi: 10.1016/j.ijoa.2021.103247. Epub 2021 Dec 17. PMID: 35012812.

wrong P: sectio

 

Jin L, Zhao Y, Li H. A commentary on "Preventive intramuscular phenylephrine in elective cesarean section under spinal anesthesia: A randomized controlled trial" [Int. J. Surg. 62 (2019) 5-11]. Int J Surg. 2021 Jun;90:105977. doi: 10.1016/j.ijsu.2021.105977. Epub 2021 May 27. PMID: 34052439.

wrong P: sectio

 

Zemedu Aweke, Simeneh Mola, Fistum Solomon, Nugusu Ayalew, Sleshi Hailu, Derartu Neme, Abere Tilahun, Sileshi Abiy,

Prophylactic efficacy of intravenous atropine with crystalloid co-loading for hemodynamic stability in parturient undergoing cesarean delivery at Dilla University Referral Hospital. A randomized controlled trial,

International Journal of Surgery Open,

Volume 30,

2021,

100321,

ISSN 2405-8572,

https://doi.org/10.1016/j.ijso.2021.100321.

wrong P: sectio

 

Xu T, Zheng J, An XH, Xu ZF, Wang F. Norepinephrine intravenous prophylactic bolus versus rescue bolus to prevent and treat maternal hypotension after combined spinal and epidural anesthesia during cesarean delivery: a sequential dose-finding study. Ann Transl Med. 2019 Sep;7(18):451. doi: 10.21037/atm.2019.08.50. PMID: 31700887; PMCID: PMC6803215.

wrong P: sectio

 

Hasanin A, Habib S, Abdelwahab Y, Elsayad M, Mostafa M, Zayed M, Kamel MM, Hussein K, Refaat S, Fouda AY, Wali AA, Elshafaei KA, Mahmoud D, Amin S. Variable versus fixed-rate infusion of phenylephrine during cesarean delivery: a randomized controlled trial. BMC Anesthesiol. 2019 Nov 3;19(1):197. doi: 10.1186/s12871-019-0879-3. PMID: 31679509; PMCID: PMC6827237.

wrong P: sectio

 

Ngan Kee WD, Lee SWY, Ng FF, Khaw KS. Prophylactic Norepinephrine Infusion for Preventing Hypotension During Spinal Anesthesia for Cesarean Delivery. Anesth Analg. 2018 Jun;126(6):1989-1994. doi: 10.1213/ANE.0000000000002243. Erratum in: Anesth Analg. 2019 Apr;128(4):e60. PMID: 28678073.

wrong P: sectio

 

CHANCHAL KUMAR DALAI1 , SOUMITA ROY2 , MADHUMITA RAY3 , ABHISHEK GHOSH. Efficacy and Safety of Different Prophylactic Doses of Phenylephrine for Prevention of Spinal Anaesthesia induced Hypotension in Cesarean SectionA Randomised Controlled Trail. Journal of Clinical and Diagnostic Research. 2018 May, Vol-12(5): UC01-UC06. DOI: 10.7860/JCDR/2018/30142.11475

wrong P: sectio

 

Chen D, Qi X, Huang X, Xu Y, Qiu F, Yan Y, Li Y. Efficacy and Safety of Different Norepinephrine Regimens for Prevention of Spinal Hypotension in Cesarean Section: A Randomized Trial. Biomed Res Int. 2018 May 23;2018:2708175. doi: 10.1155/2018/2708175. PMID: 29951531; PMCID: PMC5989297.

wrong P: sectio

 

Ortiz-Gómez JR, Palacio-Abizanda FJ, Morillas-Ramirez F, Fornet-Ruiz I, Lorenzo-Jiménez A, Bermejo-Albares ML. Reducing by 50% the incidence of maternal hypotension during elective caesarean delivery under spinal anesthesia: Effect of prophylactic ondansetron and/or continuous infusion of phenylephrine - a double-blind, randomized, placebo controlled trial. Saudi J Anaesth. 2017 Oct-Dec;11(4):408-414. doi: 10.4103/sja.SJA_237_17. PMID: 29033720; PMCID: PMC5637416.

wrong P: sectio

 

Nevan M. El-Mekawy (2012) Comparative study between ephedrine infusion vs. CO/post loading of fluids for prevention of hypotension in emergency cesarean section under spinal anesthesia, Egyptian Journal of Anaesthesia, 28:3, 193-198, DOI: 10.1016/j.egja.2012.02.009

wrong P: sectio

 

Faydaci F, Gunaydin B. Different preloading protocols with constant ephedrine infusion in the prevention of hypotension for elective cesarean section under spinal anesthesia. Acta Anaesthesiol Belg. 2011;62(1):5-10. PMID: 21612139.

wrong P: sectio

 

de Souza VP, do Amaral JL, Tardelli MÂ, Yamashita AM. Effects of prophylactic continuous infusion of phenylephrine on reducing the mass of local anesthetic in patients undergoing spinal anesthesia for cesarean section. Rev Bras Anestesiol. 2011 Jul-Aug;61(4):409-24. English, Multiple languages. doi: 10.1016/S0034-7094(11)70049-6. PMID: 21724004.

wrong P: sectio

 

Ayorinde BT, Buczkowski P, Brown J, Shah J, Buggy DJ. Evaluation of pre-emptive intramuscular phenylephrine and ephedrine for reduction of spinal anaesthesia-induced hypotension during Caesarean section. Br J Anaesth. 2001 Mar;86(3):372-6. doi: 10.1093/bja/86.3.372. PMID: 11573527.

wrong P: sectio

 

Ataibis S, Ozkan G, Senkal S, Kara U, Ince ME, Cosar A. Retrospective evaluation of the effect of prophylactic norepinephrine infusion on preventing spinal anesthesia induced hypotension during cesarean section. JARSS 2022;30(2):89-96. doi: 10.54875/jarss.2022.63497

wrong P: sectio

 

Marsh BJ, Sinskey J, Whitlock EL, Ferschl MB, Rollins MD. Use of Remifentanil for Open in utero Fetal Myelomeningocele Repair Maintains Uterine Relaxation with Reduced Volatile Anesthetic Concentration. Fetal Diagn Ther. 2020;47(11):810-816. doi: 10.1159/000509384. Epub 2020 Sep 10. PMID: 32911467; PMCID: PMC9367681.

wrong P: utero Fetal Myelomeningocele Repair

 

Knigin D, Avidan A, Weiniger CF. The effect of spinal hypotension and anesthesia-to-delivery time interval on neonatal outcomes in planned cesarean delivery. Am J Obstet Gynecol. 2020 Nov;223(5):747.e1-747.e13. doi: 10.1016/j.ajog.2020.08.005. Epub 2020 Aug 11. PMID: 32791121.

wrong P: sectio

 

Zhendong Xu1,2, Yujie Song2 , Yao Zhou2 , Yiyi Tao2 , Xueyin Shi. Cardiac hemodynamic changes during spinal anesthesia for C-section in parturients with twin pregnancy. Int J Clin Exp Med 2018;11(3):2389-2397.

wrong P: sectio

 

Bishop DG, Cairns C, Grobbelaar M, Rodseth RN. Prophylactic Phenylephrine Infusions to Reduce Severe Spinal Anesthesia Hypotension During Cesarean Delivery in a Resource-Constrained Environment. Anesth Analg. 2017 Sep;125(3):904-906. doi: 10.1213/ANE.0000000000001905. PMID: 28244952.

wrong P: sectio

 

Liu H, Huang Y, Diao M, Li H, Ma Y, Lin X, Zhou J. Determination of the 90% effective dose (ED90) of phenylephrine for hypotension during elective cesarean delivery using a continual reassessment method. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol. 2015 Nov;194:136-40. doi: 10.1016/j.ejogrb.2015.07.001. Epub 2015 Jul 17. PMID: 26372882.

wrong P: sectio

 

Lee MH, Son HJ, Lee SH, Lee JH, Chung MH, Choi YR, Choi EM. Comparison of spread of subarachnoid sensory block and incidence of hypotension in early and late second trimester of pregnancy. Korean J Anesthesiol. 2013 Oct;65(4):322-6. doi: 10.4097/kjae.2013.65.4.322. Epub 2013 Oct 24. PMID: 24228145; PMCID: PMC3822024.

wrong P: pregnant women scheduled for cervical cerclage under spinal anesthesia

 

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 09-09-2024

Laatst geautoriseerd  : 09-09-2024

Geplande herbeoordeling  : 09-09-2029

In onderstaande tabellen is de geldigheid te zien per richtlijnmodule. Tevens zijn de aandachtspunten vermeld die van belang zijn voor een herziening.

 

Module (richtlijn 2024)

Geautoriseerd in

Laatst beoordeeld in

Geplande herbeoordeling

Wijzigingen meest recente versie

1, Operatietechniek (open vs. invasief)

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

2, Foetale bewaking

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

3, Aspiratieprofylaxe

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

4, Anesthesietechniek (algehele anesthesie vs. locoregionale of neuraxiale anesthesie)

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

5, Anesthesietechniek (sedatie vs. algeheel)

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

6, Timing van de operatie

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

7, Tocolytica

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

8, Dexamethason

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

9, Esketamine

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

10 Vasopressoren

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

11, Postoperatieve pijn

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

12 Uteruscontracties

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

13 Organisatie van zorg: Wie heeft de regie? Wie zit er in het MDO?

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Nederlandse Vereniging voor Intensive Care
  • Patiëntenfederatie Nederland

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met postoperatieve pijn.

 

Werkgroep

dr. F.A. (Floris) Klerk, anesthesioloog (voorzitter), NVA

drs. R.P.M. (Renske) Aarts, anesthesioloog, NVA

dr. M. (Martine) Depmann, gynaecoloog, NVOG

drs. M. (Martijn) Groenendijk, intensivist, NVALT

drs. A.L.M.J. (Anouk) van der Knijff-van Dortmont, anesthesioloog, NVA

dr. R. (Robin) van der Lee, kinderarts-neonatoloog, NVK

drs. A.J. (Annefleur) Petri, anesthesioloog, NVA

drs. E.M.C. (Elizabeth) van der Stroom, anesthesioloog-pijnspecialist, NVA

Prof. dr. G.H. (Gabrielle) van Ramshorst, gastrointestinaal en oncologisch chirurg, NVvH

dr. K.C. (Karlijn) Vollebregt, gynaecoloog, NVOG

 

Klankbordgroep

I. (Ilse) van Ee, PFNL

P.S. (Pleun) van Egmond, ziekenhuisapotheker, NVZA

drs. I. (Ilse) van Stijn, NVIC

 

Met ondersteuning van

Dr. J.C. (José) Maas, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten

Dr. L.M. (Lisette) van Leeuwen, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten (vanaf oktober 2022)

Dr. L. (Laura) Viester, senior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten (t/m juli 2022)

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Klerk (voorzitter)

* Anesthesioloog Diakonessenhuis Utrecht

* Voorzitter Sectie Bestuur Obstetrische Anesthesiologie (NVA)"

Werkgroeplid SKMS Fluxus

 

Geen

 

 

Geen actie

 

Aarts

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Anesthesioloog te Bernhoven ziekenhuis Uden tot 01-03-2022.

 

Anesthesioloog te Maasstadzieken-huis Rotterdam van 01-04-2022 tot 01-01-2023.

 

Per 01-01-2023 Anesthesioloog te Rivas Beatrixziekenhuis Gorinchem.

Aanpassing per 24-10-2023:

Algemeen Bestuurslid Sectie Obstetrische Anesthesiologie van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA) (onbetaald).

Geen

 

Geen actie

van der Knijff-van Dortmont

Anesthesioloog, ErasmusMC, locatie Sophia, te Rotterdam

* Bestuurslid en instructeur MOET, ALSG (onbetaald)

Aanpassing per 19-10-2023: vervallen functies: * Vrijwilliger St. Elisabeth parochie, grafadministratie kern Dussen (onbetaald)

* Lid oudercommissie kinderdagverblijf de Boei, Kober, Breda (onbetaald)

 

Aanpassing per 19-10-2023: vervallen belang:

Lid NVA - organisator AIOS dag obstetrische anesthesie via NVA.

 

Geen actie

 

 

van der Stroom

Anesthesioloog pijnspecialist, Alrijne Ziekenhuis
Anesthesioloog pijnspecialist, Eisenhower Clinics Den Haag
Eigenaar EM2Care B.V. te Amsterdam

Lid Benoemings Advies Commissie BAC Alrijne Ziekenhuis

Per 1 oktober 2022: Medisch Manager afdeling Pijngeneeskunde Alrijne ziekenhuis

 

Geen

 

 

Geen actie

Petri

AIOS Anesthesiologie - Amsterdam UMC locatie VUmc tot 24-06-2022.

Per 01-07-2022 Anesthesioloog in het Erasmus MC – Sophia Kinderziekenhuis.

APLS instructeur Stichting SHK - vrijwilligersvergoeding.

Geen

 

Geen actie

van Ramshorst

* UZ Gent - Kliniekhoofd 0,5 fte

* Ugent - professor 0,5 fte"

* Associate editor Colorectal Disease - onbetaald

* Presentatie webinar Covid Surg, (maart 2021), betaald door Medtronic.

Aanpassing per 15-11-2023: vervallen functie:

* GGD Haaglanden medisch supervisor – betaald.

 

Geen

 

Geen actie

Vollebregt

Gynaecoloog in het Spaarne Gasthuis, lid van de Medische Specialisten Cooperatie Kennemerland

Docent Amstelacademie bij de opleiding tot obstetrieverpleegkundige 8-12 uur per jaar, dit is betaald

Geen

 

Geen actie

Depmann

Gynaecoloog

Wilhelmina Kinderziekenhuis Utrecht.

Lid werkgroep zwangerschapscholestase

 

Aanpassing per 23-10-2023:

Schrijver richtlijn zwangerschapscholestase + richtlijn ursochol bij zwangerschapscholestase

 

Aanpassing per 23-10-2023:

Extern gefinancieerd onderzoek: Fonds SGS, Achmea: Veiligheid en effectiviteit van orale antihypertensiva in de zwangerschap. Geen rol als projectleider.

Geen actie

van der Lee

Kinderarts-neonatoloog, Amalia kinderziekenhuis Radboudumc, Nijmegen

Aanpassing per 07-11-2023: Instructeur POCUS bij kinderen. Organisatie: DEUS. Betaald.

 

Geen

 

Geen actie

Groenendijk

Longarts-Intensivist Leiderdorp Alrijne ziekenhuis.
NAVLT Sectie IC voorzitter

Waarnemend Intensivist diverse ziekenhuizen in Nederland

Geen

 

 

Geen actie

Van Stijn

Intensivist OLVG

Lid raad van toezicht Qualicor, bezoldigd

Lid raad van commissarissen ADRZ, bezoldigd

Geen

Geen actie

Van Egmond

Ziekenhuisapotheker, lsala

Lid Commissie Onderwijs NVZA, onbetaald

Lid SIG IC en Anesthesiologie NVZA, onbetaald

Geen

Geen actie

Van Ee

Adviseur Patientenbelang, Patientenfederatie

Vrijwilliger Psoriasispatienten Nederland

- coordinator patientenparticipatie en onderzoek en redactie lid centrale redactie

- onbetaalde werkzaamheden

Geen

Geen actie

Maas

Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Geen

Geen actie

Van Leeuwen

Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Geen

Geen actie

Viester

Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Geen

Geen actie

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door zitting van een afgevaardigde van de Patiëntenfederatie Nederland in de klankbordgroep. De Patiëntenfederatie Nederland werd uitgenodigd voor de schriftelijke knelpunteninventarisatie. Het overzicht van de reacties [zie bijlagen: ‘Knelpunteninventarisatie’] is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Patiëntenfederatie Nederland en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Vasopressoren

Geen substantiële financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Werkwijze

AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor vrouwen die een niet-obstetrische operatieve ingreep moeten ondergaan. Er zijn knelpunten aangedragen door relevante partijen middels een invitational conference. Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4.1 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

De beoordelingen van de literatuur en de conclusies zijn gedaan op basis van de GRADE systematiek.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

 

Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Postoperatieve pijn