Niet-obstetrische perioperatieve zorg bij zwangeren

Initiatief: NVA Aantal modules: 14

Uteruscontracties

Uitgangsvraag

Wat is de plaats van anesthesie met behulp van dampvormige anesthetica versus propofol in het derde trimester bij zwangere vrouwen die een niet-obstetrische ingreep ondergaan onder algehele anesthesie ten aanzien van uteruscontracties?

Aanbeveling

Baseer de keuze voor TIVA of dampvormige anesthesie niet op de zwangerschap, maar maak voor de keuze van het middel dezelfde afweging als bij niet-zwangeren.

Overwegingen

De werkgroep heeft een systematische review uitgevoerd naar de (on)gunstige effecten van totale intraveneuze anesthesie (TIVA) met propofol vergeleken met een dampvormig anestheticum bij vrouwen die een niet-obstetrische ingreep onder algehele anesthesie ondergaan tijdens het derde trimester van hun zwangerschap. Er zijn geen artikelen gevonden die voldeden aan de inclusiecriteria. Er konden daardoor geen conclusies worden getrokken over de effecten van TIVA met propofol tijdens niet obstetrische operatieve ingrepen op de uitkomstmaten uteruscontracties, foetale mortaliteit en vroeggeboorte. Er bestaat dan ook een kennislacune over dit onderwerp.

 

TIVA met propofol kent enkele nadelen. Het veroorzaakt hypotensie door vasodilatatie waardoor er een reductie is in perifere vaatweerstand en cardiale output (Noordzij, 2017). Tevens veroorzaakt het ook respiratoire depressie (Fryer, 2004). Gezien de bloedvoorziening van de foetus afhankelijk is van de cardiac output van de moeder kan dit nadelige gevolgen hebben voor de foetus indien hemodynamische instabiliteit niet wordt opgevangen met inotropie of vulling.

Anderzijds is zwangerschap geassocieerd met verhoogde sensitiviteit voor damp vormige anesthetica (Chan, 1996). Derhalve zijn de maximale aanvaarde concentratie (MAC)-waardes verlaagd ten tijde van zwangerschap. Ook geeft dampvormige anesthetica dilatatie van de uterine arteriën en verhoging van de uterine bloedsomloop en verlaging van de uterus tonus (Ní Mhuireachtaigh, 2004; Walton, 2006). Gezien dit (bij)werkingsprofiel wordt dampvormige anesthesie veelvuldig toepast bij intra-uteriene ingrepen. 

 

De literatuur heeft wel veelvuldig aangetoond dat de foetus hemodynamische veranderingen goed kan opvangen (Gin, 1993). Middelen die snel worden geklaard maternaal en neonataal zijn onder andere propofol, succinylcholine, atracurium, lachgas en damp vormige anesthetica. Dit suggereert dat men dient te kiezen voor anesthetica die snel geklaard worden door het lichaam van de moeder (Gin, 1993).

 

Wel wordt geadviseerd om bij ingrepen laagdrempelig een multidisciplinair overleg (MDO) te overwegen met de betrokken specialismen over het te volgen beleid rondom de operatie (Weber, 2019).

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)

Bij een operatie tijdens de zwangerschap is adequate narcose noodzakelijk voor de gezondheid van zowel de moeder als de foetus. Gezien er geen eenduidige voorkeur voor TIVA met propofol of een damp vormig anestheticum kan worden gegeven op basis van literatuur, wordt idealiter een besluit over behandeling van een zwangere vrouw met TIVA met propofol dan wel damp vormige anesthetica in samenspraak met de patiënte genomen. Factoren die hierbij van belang zijn, zijn de overige medische voorgeschiedenis van patiënte zoals eerder postoperatieve misselijkheid (PONV) na algehele anesthesie, pulmonale voorgeschiedenis zoals COPD en astma, het voorkomen van maligne hyperthermie in de familie anamnese of voorgeschiedenis, etcetera.

 

Kosten (middelenbeslag)

De kosten voor dampvormige anesthetica en TIVA met propofol lopen niet ver uiteen.

Echter, damp vormige anesthetica hebben een hogere CO2 voetafdruk dan intraveneuze anesthetica. Tevens zijn het sterke broeikassen die schadelijk kunnen zijn voor het milieu.  Het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport heeft dan ook als doel om binnen tweeënhalf jaar de voetafdruk van anesthesiedampen te verminderen.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

Gezien de negatieve effecten op het milieu (zie boven), ziet men landelijk een trend ontstaan van een toename in de toepassing van TIVA met propofol en een afname in toepassing van dampvormige anesthesie. Dampvormige anesthesie kan, gezien zijn voordelige eigenschappen, wel op indicatie toegepast worden. Er worden geen problemen met de aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie verwacht.

 

Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies

In de literatuur komt geen eenduidige voorkeur naar voren voor dampvormige anesthesie dan wel TIVA; het is onduidelijk wat de effecten zijn op de zwangere patiënt ten aanzien van uterus contracties, foetale mortaliteit en vroeggeboorte.

Hierbij geldt expert opinion.

Over het algemeen zijn de nadelige effecten van beide anesthetica klein en behandelbaar, maar de voordelen (uterusrelaxatie) zijn niet aangetoond of niet onderzocht.

De werkgroep adviseert laagdrempelig een MDO in te plannen waarbij medische voorgeschiedenis, effect van eerdere algehele anesthesie en de huidige zwangerschap wordt meegenomen. De patiënte dient zoveel mogelijk betrokken hierbij te worden. 

De CO2 voetafdruk van damp vormige anaesthestica zijn hoger dan van TIVA, waardoor wellicht TIVA met propofol de komende tijd voorkeur zal krijgen.

Onderbouwing

Tijdens algehele narcose voor niet-obstetrische operaties tijdens de zwangerschap kan een totale intraveneuze anesthesie (TIVA) met propofol of een damp vormig anestheticum worden gegeven. In de Nederlandse ziekenhuizen wordt als dampvormig anestheticum in de meeste gevallen sevofluraan gegeven. Afhankelijk van de duur van de ingreep kan eventueel ook isofluraan of desfluraan gegeven worden. Dampvormige anesthetica zouden als voordeel hebben dat het uterusrelaxatie veroorzaakt wat ook uterus circulatie zou verbeteren (Kimizuka, 2021). Mogelijk zou dampvormige anesthesie dus premature uteruscontracties kunnen voorkomen ten tijde van een niet-obstetrische ingreep tijdens de zwangerschap. De vraag is of TIVA met propofol of dampvormige anesthesie de voorkeur verdient voor niet obstetrische chirurgie tijdens de zwangerschap ten aanzien van uteruscontracties.

- GRADE

No evidence was found regarding the effect of TIVA with propofol on maternal uterus contractions when compared with an inhalational anesthetic in pregnant patients undergoing non-obstetric surgery under general anesthesia during their third trimester of pregnancy.

 

- GRADE

No evidence was found regarding the effect of TIVA with propofol on fetal mortality when compared with an inhalational anesthetic in pregnant patients undergoing non-obstetric surgery under general anesthesia during their third trimester of pregnancy.

 

- GRADE

No evidence was found regarding the effect of TIVA with propofol on preterm delivery when compared with an inhalational anesthetic in pregnant patients undergoing non-obstetric surgery under general anesthesia during their third trimester of pregnancy.

Description of studies

No studies were included in the analysis of the literature.

 

Results

No studies were included in the analysis of the literature.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence could not be determined as no studies were included in the analysis of the literature.

A systematic review of the literature was performed to answer the following question:

What are the (un)favorable effects of total intravenous anesthesia (TIVA) with propofol versus an inhalational anesthetic in pregnant patients undergoing non-obstetric surgery under general anesthesia during their third trimester of pregnancy? 

 

P (patients):                     Pregnant women undergoing non-obstetric surgery under

    general anesthesia during their third trimester

I (intervention):                Inhalation anesthetic (Sevoflurane; Desflurane; Isoflurane;

    Halothane)

C (control):                      Total intravenous anesthesia (TIVA) with propofol

O (outcomes):                 Maternal: uterus contractions;

Fetal: mortality, preterm delivery

 

Relevant outcome measures

The guideline development group considered uterus contractions and fetal mortality as crucial outcome measures for decision making and early birth as an important outcome measure for decision making.  

A priori, the working group did not define the outcome measures listed above but used the definitions used in the studies.

 

The working group defined 0.95£RR³1.05 as a minimal clinically (patient) important difference for all outcome measures.

 

Search and select (Methods)

The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until 29-06-2022. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 580 hits. Studies were selected based on the following criteria:

  • Systematic review, randomized controlled trial or observational research comparing inhalation anesthetics with propofol.
  • Including women undergoing non-obstetric surgery under general anesthesia during their third trimester of pregnancy.
  • Reporting at least one of the following outcome measures: uterus contractions; fetal mortality during or after birth; preterm delivery.

Six studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, all studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and no studies were included.

 

Results

No studies were included in the analysis of the literature.

  1. Chan M, Mainalnd P, Gin T. Minimum Alveolar Comcentration of Halothane and Enflurance are decreased in Early Pregnancy. Anesthesiology 1996; 75: 782-786.
  2. Freyer, M. Intravenous induction agents. Anaesthesia & intensive care medicine 2004; 5(9):317-321. DOI:10.1383/anes.5.9.317.49897.
  3. Gin T. Pharmacokinetic optimisation of general anaesthesia in pregnancy. Clin Pharmacokinet. 1993 Jul;25(1):59-70. doi: 10.2165/00003088-199325010-00004. PMID: 8354017.
  4. Kimizuka M, Tokinaga Y, Azumaguchi R, Hamada K, Kazuma S, Yamakage M. Effects of anesthetic agents on contractions of the pregnant rat myometrium in vivo and in vitro. J Anesth. 2021 Feb;35(1):68-80. doi: 10.1007/s00540-020-02866-9. Epub 2020 Oct 24. PMID: 33098452; PMCID: PMC7840642.
  5. Ní Mhuireachtaigh R, O'Gorman DA. Anesthesia in pregnant patients for nonobstetric surgery. J Clin Anesth. 2006 Feb;18(1):60-6. doi: 10.1016/j.jclinane.2004.11.009. PMID: 16517336.
  6. Noordzij OG, Klimek M. Klinische Anesthesiologie. Uitgeverij de Tijdstroom, 2017
  7. Walton NHD, Melachuri VK. Anaesthesia for non-obstetric Surgery during pregancy. Continuing Education in Anaesthesie, Critical Care and Pain 2006; 6: 83-85.
  8. Weber SU, Kranke P. Anesthesia for predelivery procedures: ex-utero intrapartum treatment/intrauterine transfusion/surgery of the fetus. Curr Opin Anaesthesiol. 2019 Jun;32(3):291-297. doi: 10.1097/ACO.0000000000000718. PMID: 31045636.

Table of excluded studies

Referentie

Reden voor exclusie

Segatto, A., Vincenti, E., Valenti, S., & Sammons, A. W. (1994). TIVA with propofol vs thiopental-nitrous oxide anaesthesia for uterine cerclage. Acta Anaesthesiologica Italica, 44, 59-59.

Wrong PICO (P = uterine cerclage)

Kuczkowski KM. Laparoscopic procedures during pregnancy and the risks of anesthesia: what does an obstetrician need to know? Arch Gynecol Obstet. 2007 Sep;276(3):201-9. doi: 10.1007/s00404-007-0338-0. Epub 2007 Mar 13. PMID: 17431650.

Review of recommendations

Molina-Botello D, Rodríguez-Sanchez JR, Cuevas-García J, Cárdenas-Almaraz BV, Morales-Acevedo A, Mejía-Pérez SI, Ochoa-Martinez E. Pregnancy and brain tumors; a systematic review of the literature. J Clin Neurosci. 2021 Apr;86:211-216. doi: 10.1016/j.jocn.2021.01.048. Epub 2021 Feb 11. PMID: 33775330.

narrative review, geen systematic search en geen risk of bias

Prasanna, A., Sarma, K., Adhikari, R. K., & George, S. (2010). A comparative study of conventional general anaesthesia with total intravenous anaesthesia (TIVA) in cervical cerclage-Prospective randomized study. Journal of Anaesthesiology Clinical Pharmacology, 26(1), 27-30.

Wrong PICO (P; cervical cerclage)

Manrique S, Maiz N, García I, Pascual M, Perera R, Arévalo S, Giné C, Molino JA, López M, Blanco D, de Nadal M, Carreras E. Maternal anaesthesia in open and fetoscopic surgery of foetal open spinal neural tube defects: A retrospective cohort study. Eur J Anaesthesiol. 2019 Mar;36(3):175-184. doi: 10.1097/EJA.0000000000000930. PMID: 30507621.

Wrong PICO (I/C)

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 09-09-2024

Laatst geautoriseerd  : 09-09-2024

Geplande herbeoordeling  : 09-09-2029

In onderstaande tabellen is de geldigheid te zien per richtlijnmodule. Tevens zijn de aandachtspunten vermeld die van belang zijn voor een herziening.

 

Module (richtlijn 2024)

Geautoriseerd in

Laatst beoordeeld in

Geplande herbeoordeling

Wijzigingen meest recente versie

1, Operatietechniek (open vs. invasief)

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

2, Foetale bewaking

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

3, Aspiratieprofylaxe

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

4, Anesthesietechniek (algehele anesthesie vs. locoregionale of neuraxiale anesthesie)

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

5, Anesthesietechniek (sedatie vs. algeheel)

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

6, Timing van de operatie

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

7, Tocolytica

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

8, Dexamethason

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

9, Esketamine

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

10 Vasopressoren

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

11, Postoperatieve pijn

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

12 Uteruscontracties

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

13 Organisatie van zorg: Wie heeft de regie? Wie zit er in het MDO?

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Nederlandse Vereniging voor Intensive Care
  • Patiëntenfederatie Nederland

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met postoperatieve pijn.

 

Werkgroep

dr. F.A. (Floris) Klerk, anesthesioloog (voorzitter), NVA

drs. R.P.M. (Renske) Aarts, anesthesioloog, NVA

dr. M. (Martine) Depmann, gynaecoloog, NVOG

drs. M. (Martijn) Groenendijk, intensivist, NVALT

drs. A.L.M.J. (Anouk) van der Knijff-van Dortmont, anesthesioloog, NVA

dr. R. (Robin) van der Lee, kinderarts-neonatoloog, NVK

drs. A.J. (Annefleur) Petri, anesthesioloog, NVA

drs. E.M.C. (Elizabeth) van der Stroom, anesthesioloog-pijnspecialist, NVA

Prof. dr. G.H. (Gabrielle) van Ramshorst, gastrointestinaal en oncologisch chirurg, NVvH

dr. K.C. (Karlijn) Vollebregt, gynaecoloog, NVOG

 

Klankbordgroep

I. (Ilse) van Ee, PFNL

P.S. (Pleun) van Egmond, ziekenhuisapotheker, NVZA

drs. I. (Ilse) van Stijn, NVIC

 

Met ondersteuning van

Dr. J.C. (José) Maas, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten

Dr. L.M. (Lisette) van Leeuwen, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten (vanaf oktober 2022)

Dr. L. (Laura) Viester, senior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten (t/m juli 2022)

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Klerk (voorzitter)

* Anesthesioloog Diakonessenhuis Utrecht

* Voorzitter Sectie Bestuur Obstetrische Anesthesiologie (NVA)"

Werkgroeplid SKMS Fluxus

 

Geen

 

 

Geen actie

 

Aarts

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Anesthesioloog te Bernhoven ziekenhuis Uden tot 01-03-2022.

 

Anesthesioloog te Maasstadzieken-huis Rotterdam van 01-04-2022 tot 01-01-2023.

 

Per 01-01-2023 Anesthesioloog te Rivas Beatrixziekenhuis Gorinchem.

Aanpassing per 24-10-2023:

Algemeen Bestuurslid Sectie Obstetrische Anesthesiologie van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA) (onbetaald).

Geen

 

Geen actie

van der Knijff-van Dortmont

Anesthesioloog, ErasmusMC, locatie Sophia, te Rotterdam

* Bestuurslid en instructeur MOET, ALSG (onbetaald)

Aanpassing per 19-10-2023: vervallen functies: * Vrijwilliger St. Elisabeth parochie, grafadministratie kern Dussen (onbetaald)

* Lid oudercommissie kinderdagverblijf de Boei, Kober, Breda (onbetaald)

 

Aanpassing per 19-10-2023: vervallen belang:

Lid NVA - organisator AIOS dag obstetrische anesthesie via NVA.

 

Geen actie

 

 

van der Stroom

Anesthesioloog pijnspecialist, Alrijne Ziekenhuis
Anesthesioloog pijnspecialist, Eisenhower Clinics Den Haag
Eigenaar EM2Care B.V. te Amsterdam

Lid Benoemings Advies Commissie BAC Alrijne Ziekenhuis

Per 1 oktober 2022: Medisch Manager afdeling Pijngeneeskunde Alrijne ziekenhuis

 

Geen

 

 

Geen actie

Petri

AIOS Anesthesiologie - Amsterdam UMC locatie VUmc tot 24-06-2022.

Per 01-07-2022 Anesthesioloog in het Erasmus MC – Sophia Kinderziekenhuis.

APLS instructeur Stichting SHK - vrijwilligersvergoeding.

Geen

 

Geen actie

van Ramshorst

* UZ Gent - Kliniekhoofd 0,5 fte

* Ugent - professor 0,5 fte"

* Associate editor Colorectal Disease - onbetaald

* Presentatie webinar Covid Surg, (maart 2021), betaald door Medtronic.

Aanpassing per 15-11-2023: vervallen functie:

* GGD Haaglanden medisch supervisor – betaald.

 

Geen

 

Geen actie

Vollebregt

Gynaecoloog in het Spaarne Gasthuis, lid van de Medische Specialisten Cooperatie Kennemerland

Docent Amstelacademie bij de opleiding tot obstetrieverpleegkundige 8-12 uur per jaar, dit is betaald

Geen

 

Geen actie

Depmann

Gynaecoloog

Wilhelmina Kinderziekenhuis Utrecht.

Lid werkgroep zwangerschapscholestase

 

Aanpassing per 23-10-2023:

Schrijver richtlijn zwangerschapscholestase + richtlijn ursochol bij zwangerschapscholestase

 

Aanpassing per 23-10-2023:

Extern gefinancieerd onderzoek: Fonds SGS, Achmea: Veiligheid en effectiviteit van orale antihypertensiva in de zwangerschap. Geen rol als projectleider.

Geen actie

van der Lee

Kinderarts-neonatoloog, Amalia kinderziekenhuis Radboudumc, Nijmegen

Aanpassing per 07-11-2023: Instructeur POCUS bij kinderen. Organisatie: DEUS. Betaald.

 

Geen

 

Geen actie

Groenendijk

Longarts-Intensivist Leiderdorp Alrijne ziekenhuis.
NAVLT Sectie IC voorzitter

Waarnemend Intensivist diverse ziekenhuizen in Nederland

Geen

 

 

Geen actie

Van Stijn

Intensivist OLVG

Lid raad van toezicht Qualicor, bezoldigd

Lid raad van commissarissen ADRZ, bezoldigd

Geen

Geen actie

Van Egmond

Ziekenhuisapotheker, lsala

Lid Commissie Onderwijs NVZA, onbetaald

Lid SIG IC en Anesthesiologie NVZA, onbetaald

Geen

Geen actie

Van Ee

Adviseur Patientenbelang, Patientenfederatie

Vrijwilliger Psoriasispatienten Nederland

- coordinator patientenparticipatie en onderzoek en redactie lid centrale redactie

- onbetaalde werkzaamheden

Geen

Geen actie

Maas

Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Geen

Geen actie

Van Leeuwen

Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Geen

Geen actie

Viester

Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Geen

Geen actie

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door zitting van een afgevaardigde van de Patiëntenfederatie Nederland in de klankbordgroep. De Patiëntenfederatie Nederland werd uitgenodigd voor de schriftelijke knelpunteninventarisatie. Het overzicht van de reacties [zie bijlagen: ‘Knelpunteninventarisatie’] is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Patiëntenfederatie Nederland en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Uteruscontracties

Geen substantiële financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Werkwijze

AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor vrouwen die een niet-obstetrische operatieve ingreep moeten ondergaan. Er zijn knelpunten aangedragen door relevante partijen middels een invitational conference. Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4.1 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

De beoordelingen van de literatuur en de conclusies zijn gedaan op basis van de GRADE systematiek.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

 

Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Organisatie van zorg: Wie heeft de regie? Wie zit er in het MDO?