Niet-obstetrische perioperatieve zorg bij zwangeren

Initiatief: NVA Aantal modules: 14

Startpagina – Niet-obstetrische perioperatieve zorg bij zwangeren

Waar gaat deze richtlijn over?

Deze richtlijn richt zich op wat volgens de huidige maatstaven adequate zorg is voor zwangere vrouwen die een niet-obstetrische operatieve ingreep moeten ondergaan in trimester 1 (tot 13 weken), 2 (14-27 weken) of 3 (vanaf 28 weken). In de richtlijn komen de volgende onderwerpen aan de orde:

  • Toepassing van operatietechniek (open versus minimaal invasief) bij een acute abdominale ingreep.
  • Plaats van foetale monitoring bij neonataal actief beleid.
  • De plaats van een medicamenteuze behandeling (aspiratieprofylaxe met antiacida, protonpompremmers/H2-receptorantagonisten of prokinetica) om aspiratiepneumonie te voorkomen.
  • Voorkeur voor anesthesietechniek (algehele anesthesie versus locoregionale of neuraxiale anesthesie).
  • De plaats van sedatie versus algehele anesthesie tijdens een diagnostisch onderzoek of een minimaal invasieve ingreep in de acute setting.
  • Timing van grote electieve chirurgie.
  • De plaats van toediening van tocolytica om vroeggeboorte te voorkomen.
  • De plaats van dexamethason om postoperatieve misselijkheid te voorkomen.
  • De plaats van esketamine als anestheticum of analgeticum als aanvulling op de reguliere anesthesiemiddelen.
  • Welk middel vasopressor (fenylefrine; efedrine; noradrenaline) de voorkeur heeft bij hypotensie.
  • De plaats van NSAIDs als postoperatieve pijnstilling.
  • De plaats van anesthesie met behulp van damp versus propofol in het derde trimester t.a.v. uteruscontracties.
  • De organisatie van zorg: Wie heeft de regie? Wie zit er in het MDO?

Voor wie is deze richtlijn bedoeld?

Deze richtlijn is bestemd voor alle zorgverleners die betrokken zijn bij de in de tweede (en derde) lijn zorg voor zwangere vrouwen die een niet-obstetrische operatieve ingreep moeten ondergaan.

 

Voor patiënten

Het kan noodzakelijk zijn om tijdens de zwangerschap operatieve ingrepen te doen vanwege niet-obstetrische aandoeningen. Niet-obstetrische aandoeningen zijn aandoeningen die niet met de zwangerschap zelf te maken hebben. De meest voorkomende ingrepen betreffen ingrepen als gevolg van trauma’s en acute buikproblemen. Daarnaast kunnen oncologische ingrepen vaak niet worden uitgesteld. Voor al deze ingrepen is doorgaans anesthesie of sedatie nodig.

 

Hoe is de richtlijn tot stand gekomen?

Het initiatief voor deze richtlijn is afkomstig van Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie. De richtlijn is opgesteld door een multidisciplinaire commissie met vertegenwoordigers vanuit verschillende verenigingen (NVA, NVVH, NVOG, NVK, NVALT, NVZA, NVIC). Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door inbreng van de Patiëntenfederatie Nederland.

 

Aanbevelingen 

Module

Aanbeveling

Operatietechniek (open vs. invasief)

Overweeg een minimaal invasieve chirurgische benadering bij een acute abdominale ingreep bij een zwangere patiënt. Neem daarbij de grootte van de uterus in een verder gevorderde zwangerschap; de omstandigheden van de ingreep (conditie van de patiënt en van de foetus); en de expertise van de operateur, het team en het ziekenhuis mee in de afweging.

Foetale bewaking

Monitor de foetale conditie niet routinematig tijdens niet-obstetrische operatieve interventies.

 

Overweeg foetale bewaking tijdens een operatieve ingreep, waarbij forse veranderingen van de maternale hemodynamiek te verwachten zijn die redelijkerwijs kunnen leiden tot negatieve foetale effecten bij een zwangerschap van ≥24 weken, indien dit technisch mogelijk is en na overleg met een multidisciplinair team en de ouders.

Aspiratieprofylaxe

Overweeg aspiratieprofylaxe te geven bij zwangere patiënten die een niet-obstetrische ingreep onder algehele anesthesie ondergaan waarbij een verhoogd risico bestaat op aspiratie ten gevolge van het actuele ziektebeeld en/of co-morbiditeit.

Anesthesietechniek (algehele anesthesie vs. locoregionale of neuraxiale anesthesie)

Bespreek met de zwangere patiënt die een niet-obstetrische ingreep moet ondergaan welke anesthesietechniek de voorkeur heeft op basis van het type ingreep en de aanwezigheid van contra- indicaties en/of risicofactoren.

 

Overweeg de voorkeur te geven aan een neuraxiale of locoregionale anesthesietechniek, indien dit mogelijk is bij het type operatie en de conditie van de patiënt.

Anesthesietechniek (sedatie vs. algeheel)

Overweeg de keuze voor het toepassen van sedatie of algehele anesthesie te maken op basis van een individuele risico-afweging van patiënt- en proceduregerelateerde voor- en nadelen.

Timing van de operatie

Bespreek de timing en indicatie van grote electieve chirurgische ingrepen multidisciplinair met de behandelend chirurgisch specialist, obstetricus/ gynaecoloog, anesthesioloog en kinderarts-neonatoloog.

 

Overweeg grote electieve chirurgische ingrepen uit te stellen tot na de zwangerschap zolang dit veilig is voor de zwangere.

 

Stel een grote electieve chirurgische ingreep niet uit indien deze noodzakelijk is voor de zwangere.

7, Tocolytica

Schrijf bij voorkeur niet routinematig tocolytica voor aan zwangere patiënten die een niet-obstetrische operatieve ingreep ondergaan.

 

Overweeg maatregelen passend bij de amenorroeduur (bijvoorbeeld tocolytica al dan niet in combinatie met corticosteroïden ter foetale longrijping of magnesium ter foetale neuroprotectie) bij een zwangere met tekenen van dreigende vroeggeboorte rondom een niet-obstetrische operatieve ingreep.

Dexamethason

Wees zeer terughoudend met het voorschrijven van dexamethason als anti-emeticum.

 

Esketamine

Overweeg esketamine te gebruiken wanneer met andere middelen onvoldoende of minder adequate anesthesie of analgesie bereikt kan worden.

Vasopressoren

Streef adequate bloeddrukregulatie na ter voorkoming van maternale en foetale complicaties bij zwangeren die een niet-obstetrische ingreep ondergaan en maak voor de keuze van het middel hierbij dezelfde afwegingen als bij niet-zwangeren.

Postoperatieve pijn

Overweeg het kortdurend gebruik (< 7 dagen) van ibuprofen, naproxen of diclofenac in het eerste en tweede trimester van de zwangerschap wanneer paracetamol niet afdoende is als kortdurende postoperatieve pijnstilling.

 

Overweeg echoscopische controle van het vruchtwater bij gebruik van ibuprofen, naproxen of diclofenac in het tweede trimester.

 

Schrijf metamizol niet voor in de zwangerschap, omdat er alternatieven zijn.

 

Schrijf NSAIDs niet voor in het derde trimester.

Uteruscontracties

Baseer de keuze voor TIVA of dampvormige anesthesie niet op de zwangerschap, maar maak voor de keuze van het middel dezelfde afweging als bij niet-zwangeren.

Organisatie van zorg: Wie heeft de regie? Wie zit er in het MDO?

Betrek de gynaecoloog en anesthesioloog bij de zorg voor een zwangere die een niet-obstetrische ingreep moet ondergaan.

 

Betrek de neonatoloog/kinderarts bij het behandelteam in ieder geval als er sprake is van dreigende vroeggeboorte.

 

 

Plan grote electieve chirurgische ingrepen bij voorkeur in een expertise centrum waar ook NICU zorg geboden kan worden, indien de zwangerschapstermijn tussen de 24 en 32 weken is.

 

Overweeg overplaatsing naar een NICU centrum bij tekenen van een dreigende vroeggeboorte bij een amenorroeduur > 24 weken en < 32 weken óf bij ernstig ziek zijn van de zwangere.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 09-09-2024

Laatst geautoriseerd  : 09-09-2024

Geplande herbeoordeling  : 09-09-2029

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
Volgende:
Operatietechniek (open vs. minimaal invasief)