Niet-obstetrische perioperatieve zorg bij zwangeren

Initiatief: NVA Aantal modules: 14

Aspiratieprofylaxe

Uitgangsvraag

Wat is de plaats van een medicamenteuze behandeling (aspiratieprofylaxe met antacida, protonpompremmers/H2-receptorantagonisten of prokinetica) om aspiratiepneumonie te voorkomen tijdens een niet-obstetrische ingreep bij een zwangere patiënt onder algehele anesthesie?

Aanbeveling

Overweeg aspiratieprofylaxe te geven bij zwangere patiënten die een niet-obstetrische ingreep onder algehele anesthesie ondergaan waarbij een verhoogd risico bestaat op aspiratie ten gevolge van het actuele ziektebeeld en/of co-morbiditeit.

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

De werkgroep heeft een systematische review uitgevoerd naar de (on)gunstige effecten van aspiratieprofylaxe bij zwangere vrouwen die een niet-obstetrische ingreep onder algehele anesthesie ondergaan. Er zijn geen artikelen gevonden die voldeden aan de inclusiecriteria. Er konden daardoor geen conclusies getrokken worden over de effecten van het gebruik van aspiratieprofylaxe bij zwangere patiënten tijdens niet-obstetrische operatieve ingrepen op de uitkomstmaten pulmonale complicaties, maag-pH, maagvolume, anafylactische reactie, vroeggeboorte en foetale afwijkingen. Er bestaat dan ook een kennislacune over dit onderwerp.

 

De incidentie van het optreden van een aspiratie in de huidige algemene anesthesie praktijk is zeer laag. Uit het NAP 4 rapport (Cook, 2011) wordt pulmonale aspiratie als complicatie beschreven bij 1 van de 900 tot 1 van de 10000 patiënten onder algehele anesthesie. Daarnaast is er een zeer grote spreiding in de ernst van de gevolgen van een aspiratie voor de patiënt (van nauwelijks klinische symptomen tot zeer ernstige klinische uitingen en overlijden).

 

De afgelopen jaren is er in de literatuur veel discussie over het al dan niet “nuchter” beschouwen van zwangere vrouwen en hoe significant deze veranderingen ten gevolge van een zwangerschap zijn op het risico op aspiratie. Van de Putte vond in 2019 bijvoorbeeld dezelfde maagvolumes (door middel van echo) na een standaard nuchterbeleid bij a terme zwangere vrouwen ten opzichte van niet zwangere vrouwen (Van de Putte, 2019). Hierdoor is er meer onduidelijkheid ontstaan of zwangere vrouwen als niet nuchter beschouwd moeten worden na een standaard nuchterbeleid.

 

Bij de beoordeling van het aspiratierisico van de zwangere patiënt dienen andere niet-zwangerschapsgerelateerde factoren meegenomen te worden, zoals het actuele ziektebeeld (bijvoorbeeld ileus), co-morbiditeit (hernia diafragmatica, gastro-oesofageale reflux, obesitas) en trauma (Riveros-Perez, 2019) zoals bij iedere chirurgische patiënt.

 

Indien het risico op aspiratie als verhoogd wordt ingeschat, kunnen preventief bepaalde medicamenten als aspiratieprofylaxe toegediend worden, met als doel de maagontlediging te bevorderen en de maag-pH te verhogen om nadelige gevolgen van aspiratie te beperken. De meest gebruikte middelen zijn antacida, H2-receptorantagonisten, prokinetica en protonpompremmers. De mogelijke bijwerkingen en/of nadelen van deze medicatie op de moeder en foetus zijn bij een enkele gift te verwaarlozen (www.lareb.nl).

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)

Vrouwen die zwanger zijn, zijn extra alert op de medicijnen die ze gebruiken. Men wil graag weten of medicijnen veilig kunnen worden ingenomen tijdens de zwangerschap. De afweging voor aspiratieprofylaxe dient samen met de patiënt zorgvuldig gemaakt te worden (shared decision making). Immers het is een persoonlijke afweging welke risico’s de patiënt wil nemen voor haar eigen gezondheid en voor de gezondheid van haar toekomstige kind.

 

Kosten (middelenbeslag)

De kosten van de medicatie van de aspiratieprofylaxe zijn vele malen lager dan de kosten na aanvullende behandelingen die noodzakelijk zijn bij een ernstige aspiratie. De incidentie van aspiratie met ernstige gevolgen is zeer laag.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

Er worden geen problemen met de aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie verwacht.

 

Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies

In de literatuur is er geen bewijs gevonden om aspiratieprofylaxe bij iedere zwangere patiënt toe te dienen die een niet-obstetrische ingreep ondergaat.
Het is onduidelijk of iedere zwangere patiënt een verhoogd risico heeft op aspiratie gezien de laatste literatuur waarin gekeken is naar de maagvulling met echografie. Wanneer er wel een verhoogd aspiratierisico bestaat, door het actuele ziektebeeld en/of co-morbiditeit, zou medicatie het risico op aspiratie kunnen verlagen. De bijwerkingen van de aspiratieprofylaxe lijken te verwaarlozen.

Gezien de lage incidentie van aspiratie met ernstige gevolgen en de onzekerheid van het al dan niet nuchter zijn van zwangere patiënten zou de indicatie voor aspiratieprofylaxe per patiënt en met de patiënt afgewogen moeten worden. Wanneer de patiënt additionele risicofactoren voor aspiratie heeft, vanwege het actuele ziektebeeld en/of co-morbiditeit, kan aspiratieprofylaxe overwogen worden. De kosten van aspiratieprofylaxe zijn zeer laag en spelen geen rol in de besluitvorming.

Onderbouwing

Vrouwen vanaf ongeveer de 12e zwangerschapsweek worden over het algemeen beschouwd als “niet nuchter” tijdens een niet-obstetrische ingreep en hebben mogelijk een verhoogd aspiratierisico bij het ondergaan van anesthesie of sedatie door de veranderde fysiologie van de tractus digestivus ten gevolge van de zwangerschap.

Om de risico’s op aspiratie te verminderen, dan wel de gevolgen van aspiratie te verlagen, kan medicamenteuze profylaxe gegeven worden. Er bestaat veel praktijkvariatie ten aanzien van het geven van aspiratieprofylaxe.

- GRADE

No evidence was found regarding the effect of aspiration prophylaxis on pulmonary complications (aspiration, pneumonia), anaphylactic reaction, preterm birth and fetal abnormalities like premature ductus arteriosus closure when compared with no or other aspiration prophylaxis patients undergoing non obstetric surgery under general anesthesia.

Description of studies

No studies were included in the analysis of the literature.

 

Results

No studies were included in the analysis of the literature.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence could not be determined as no studies were included in the analysis of the literature.

A systematic review of the literature was performed to answer the following question: What are the benefits and risks of aspiration prophylaxis versus no aspiration prophylaxis in woman undergoing non obstetric surgery under general anesthesia?

 

P: Woman undergoing non obstetric surgery under general anesthesia.

I: Aspiration prophylaxis (antacids, histamine2 receptor blocking drugs and proton pump inhibitors or prokinetics)

C: No aspiration prophylaxis/other type of aspiration prophylaxis

O: Pulmonary complications (aspiration, pneumonia), anaphylactic reaction, preterm birth, fetal abnormalities like premature ductus arteriosus closure

 

Relevant outcome measures

The guideline development group considered pulmonary complications as a critical outcome measure for decision making; and pH-stomach, volume-stomach, anaphylactic reaction, preterm birth and fetal abnormalities as important outcome measures for decision making.

 

A priori, the working group did not define the outcome measures listed above but used the definitions used in the studies.

 

The working group defined a RR<0.95 of >1.05 as a minimal clinically (patient) important difference for all outcomes.

 

Search and select (Methods)

The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms at 11-01-2022, 26-01-2022 and 16-02-2022. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 499 hits. Studies were selected based on the following criteria:

  • Systematic review, randomized controlled trial or observational research comparing aspiration prophylaxis with no aspiration prophylaxis or other type of aspiration prophylaxis.
  • Including women undergoing non obstetric surgery under general anesthesia.
  • Reporting at least one of the following outcome measures: pulmonary complications (aspiration, pneumonia), anaphylactic reaction, early birth, fetal abnormalities like premature ductus arteriosus closure.

Twelve studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, all studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and no studies were included.

 

Results

No studies were included in the analysis of the literature.

  1. Cook TM, Woodall N, Harper J, Benger J; Fourth National Audit Project. Major complications of airway management in the UK: results of the Fourth National Audit Project of the Royal College of Anaesthetists and the Difficult Airway Society. Part 2: intensive care and emergency departments. Br J Anaesth. 2011 May;106(5):632-42. doi: 10.1093/bja/aer059. Epub 2011 Mar 29. PMID: 21447489.
  2. Van de Putte P, Vernieuwe L, Perlas A. Term pregnant patients have similar gastric volume to non-pregnant females: a single-centre cohort study. Br J Anaesth. 2019 Jan;122(1):79-85. doi: 10.1016/j.bja.2018.07.025. Epub 2018 Aug 29. PMID: 30579409.
  3. Riveros-Perez E, Davoud S, Sanchez MG, Montesinos H, Rocuts A. Ultrasound your NPO: Effect of body mass index on gastric volume in term pregnant women - Retrospective case series. Ann Med Surg (Lond). 2019 Nov 6;48:95-98. doi: 10.1016/j.amsu.2019.10.029. PMID: 31763033; PMCID: PMC6859555.
  4. Lareb: www.lareb.nl (datum van raadpleging 07-03-2023).

Table of excluded studies

Reference

Reason for exclusion

ABOULEISH, E. Anaesthesia for postpartum surgery. Clinics in Anaesthesiology. 4,2 419-427

Wrong P (cesarean and postpartum tubal ligation)

CARVALHO, Brendan. Nonobstetric surgery during pregnancy. ANESTHESIA AND ANALGESIA, 2006, 23-30.

Course lecture

DUIĆ, Z., et al. Adnexal masses in pregnancy: a review of eight cases undergoing surgical management. European journal of gynaecological oncology, 2002, 23.2: 133-134.

Other research question

Faure EA, Lim HS, Block BS, Tan PL, Roizen MF. Sodium bicarbonate buffers gastric acid during surgery in obstetric and gynecologic patients. Anesthesiology. 1987 Aug;67(2):274-7. doi: 10.1097/00000542-198708000-00026. PMID: 3037948.

Wrong comparison

LEE, Ji Hyun, et al. Safety and feasibility of a single-port laparoscopic adnexal surgery during pregnancy. Journal of minimally invasive gynecology, 2013, 20.6: 864-870.

Other research question

MITCHELL, Steve Z., et al. Anesthetic Management of Pheochro-mocytoma Resection During Pregnancy. Obstetric Anesthesia Digest, 1987, 7.4: 176.

Case report

MONAGLE, John, et al. Ondansetron is not superior to moderate dose metoclopramide in the prevention of post-operative nausea and vomiting after minor gynaecological surgery. European journal of anaesthesiology, 1997, 14.6: 604-609.

Wrong P (minor gynaecological surgery)

ROSEN, I. B.; WALFISH, P. G.; NIKORE, V. Pregnancy and surgical thyroid disease. Surgery, 1985, 98.6: 1135-1140.

Other research question

TAKEDA, Akihiro, et al. Pregnancy outcomes after emergent laparoscopic surgery for acute adnexal disorders at less than 10 weeks of gestation. Journal of Obstetrics and Gynaecology Research, 2014, 40.5: 1281-1287.

Other research question

VEINTEMILLA, F. and ALVAREZ, J. and PEPE, F. Non-obstetric abdominal surgery during pregnancy: Implications for general anesthesia.Italian Journal of Gynaecology and Obstetrics. 1993 5.4 189-190

Full-tekst not available

VELIATH, David George, et al. Anaesthesia for nonobstetric surgery in the pregnant patient. Journal of Anaesthesiology Clinical Pharmacology, 2010, 26.3: 407-409.

Case report

WHITECAR, Paul; TURNER, Shannon; HIGBY, Kenneth. Adnexal masses in pregnancy: a review of 130 cases undergoing surgical management. American journal of obstetrics and gynecology, 1999, 181.1: 19-24.

Other research question

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 09-09-2024

Laatst geautoriseerd  : 09-09-2024

Geplande herbeoordeling  : 09-09-2029

In onderstaande tabellen is de geldigheid te zien per richtlijnmodule. Tevens zijn de aandachtspunten vermeld die van belang zijn voor een herziening.

 

Module (richtlijn 2024)

Geautoriseerd in

Laatst beoordeeld in

Geplande herbeoordeling

Wijzigingen meest recente versie

1, Operatietechniek (open vs. invasief)

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

2, Foetale bewaking

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

3, Aspiratieprofylaxe

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

4, Anesthesietechniek (algehele anesthesie vs. locoregionale of neuraxiale anesthesie)

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

5, Anesthesietechniek (sedatie vs. algeheel)

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

6, Timing van de operatie

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

7, Tocolytica

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

8, Dexamethason

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

9, Esketamine

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

10 Vasopressoren

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

11, Postoperatieve pijn

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

12 Uteruscontracties

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

13 Organisatie van zorg: Wie heeft de regie? Wie zit er in het MDO?

Datum volgt

Datum volgt

2029

Nieuwe module

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Nederlandse Vereniging voor Intensive Care
  • Patiëntenfederatie Nederland

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met postoperatieve pijn.

 

Werkgroep

dr. F.A. (Floris) Klerk, anesthesioloog (voorzitter), NVA

drs. R.P.M. (Renske) Aarts, anesthesioloog, NVA

dr. M. (Martine) Depmann, gynaecoloog, NVOG

drs. M. (Martijn) Groenendijk, intensivist, NVALT

drs. A.L.M.J. (Anouk) van der Knijff-van Dortmont, anesthesioloog, NVA

dr. R. (Robin) van der Lee, kinderarts-neonatoloog, NVK

drs. A.J. (Annefleur) Petri, anesthesioloog, NVA

drs. E.M.C. (Elizabeth) van der Stroom, anesthesioloog-pijnspecialist, NVA

Prof. dr. G.H. (Gabrielle) van Ramshorst, gastrointestinaal en oncologisch chirurg, NVvH

dr. K.C. (Karlijn) Vollebregt, gynaecoloog, NVOG

 

Klankbordgroep

I. (Ilse) van Ee, PFNL

P.S. (Pleun) van Egmond, ziekenhuisapotheker, NVZA

drs. I. (Ilse) van Stijn, NVIC

 

Met ondersteuning van

Dr. J.C. (José) Maas, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten

Dr. L.M. (Lisette) van Leeuwen, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten (vanaf oktober 2022)

Dr. L. (Laura) Viester, senior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten (t/m juli 2022)

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Klerk (voorzitter)

* Anesthesioloog Diakonessenhuis Utrecht

* Voorzitter Sectie Bestuur Obstetrische Anesthesiologie (NVA)"

Werkgroeplid SKMS Fluxus

 

Geen

 

 

Geen actie

 

Aarts

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Anesthesioloog te Bernhoven ziekenhuis Uden tot 01-03-2022.

 

Anesthesioloog te Maasstadzieken-huis Rotterdam van 01-04-2022 tot 01-01-2023.

 

Per 01-01-2023 Anesthesioloog te Rivas Beatrixziekenhuis Gorinchem.

Aanpassing per 24-10-2023:

Algemeen Bestuurslid Sectie Obstetrische Anesthesiologie van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA) (onbetaald).

Geen

 

Geen actie

van der Knijff-van Dortmont

Anesthesioloog, ErasmusMC, locatie Sophia, te Rotterdam

* Bestuurslid en instructeur MOET, ALSG (onbetaald)

Aanpassing per 19-10-2023: vervallen functies: * Vrijwilliger St. Elisabeth parochie, grafadministratie kern Dussen (onbetaald)

* Lid oudercommissie kinderdagverblijf de Boei, Kober, Breda (onbetaald)

 

Aanpassing per 19-10-2023: vervallen belang:

Lid NVA - organisator AIOS dag obstetrische anesthesie via NVA.

 

Geen actie

 

 

van der Stroom

Anesthesioloog pijnspecialist, Alrijne Ziekenhuis
Anesthesioloog pijnspecialist, Eisenhower Clinics Den Haag
Eigenaar EM2Care B.V. te Amsterdam

Lid Benoemings Advies Commissie BAC Alrijne Ziekenhuis

Per 1 oktober 2022: Medisch Manager afdeling Pijngeneeskunde Alrijne ziekenhuis

 

Geen

 

 

Geen actie

Petri

AIOS Anesthesiologie - Amsterdam UMC locatie VUmc tot 24-06-2022.

Per 01-07-2022 Anesthesioloog in het Erasmus MC – Sophia Kinderziekenhuis.

APLS instructeur Stichting SHK - vrijwilligersvergoeding.

Geen

 

Geen actie

van Ramshorst

* UZ Gent - Kliniekhoofd 0,5 fte

* Ugent - professor 0,5 fte"

* Associate editor Colorectal Disease - onbetaald

* Presentatie webinar Covid Surg, (maart 2021), betaald door Medtronic.

Aanpassing per 15-11-2023: vervallen functie:

* GGD Haaglanden medisch supervisor – betaald.

 

Geen

 

Geen actie

Vollebregt

Gynaecoloog in het Spaarne Gasthuis, lid van de Medische Specialisten Cooperatie Kennemerland

Docent Amstelacademie bij de opleiding tot obstetrieverpleegkundige 8-12 uur per jaar, dit is betaald

Geen

 

Geen actie

Depmann

Gynaecoloog

Wilhelmina Kinderziekenhuis Utrecht.

Lid werkgroep zwangerschapscholestase

 

Aanpassing per 23-10-2023:

Schrijver richtlijn zwangerschapscholestase + richtlijn ursochol bij zwangerschapscholestase

 

Aanpassing per 23-10-2023:

Extern gefinancieerd onderzoek: Fonds SGS, Achmea: Veiligheid en effectiviteit van orale antihypertensiva in de zwangerschap. Geen rol als projectleider.

Geen actie

van der Lee

Kinderarts-neonatoloog, Amalia kinderziekenhuis Radboudumc, Nijmegen

Aanpassing per 07-11-2023: Instructeur POCUS bij kinderen. Organisatie: DEUS. Betaald.

 

Geen

 

Geen actie

Groenendijk

Longarts-Intensivist Leiderdorp Alrijne ziekenhuis.
NAVLT Sectie IC voorzitter

Waarnemend Intensivist diverse ziekenhuizen in Nederland

Geen

 

 

Geen actie

Van Stijn

Intensivist OLVG

Lid raad van toezicht Qualicor, bezoldigd

Lid raad van commissarissen ADRZ, bezoldigd

Geen

Geen actie

Van Egmond

Ziekenhuisapotheker, lsala

Lid Commissie Onderwijs NVZA, onbetaald

Lid SIG IC en Anesthesiologie NVZA, onbetaald

Geen

Geen actie

Van Ee

Adviseur Patientenbelang, Patientenfederatie

Vrijwilliger Psoriasispatienten Nederland

- coordinator patientenparticipatie en onderzoek en redactie lid centrale redactie

- onbetaalde werkzaamheden

Geen

Geen actie

Maas

Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Geen

Geen actie

Van Leeuwen

Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Geen

Geen actie

Viester

Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Geen

Geen

Geen actie

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door zitting van een afgevaardigde van de Patiëntenfederatie Nederland in de klankbordgroep. De Patiëntenfederatie Nederland werd uitgenodigd voor de schriftelijke knelpunteninventarisatie. Het overzicht van de reacties [zie bijlagen: ‘Knelpunteninventarisatie’] is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Patiëntenfederatie Nederland en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Aspiratieprofylaxe

Geen substantiële financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Werkwijze

AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor vrouwen die een niet-obstetrische operatieve ingreep moeten ondergaan. Er zijn knelpunten aangedragen door relevante partijen middels een invitational conference. Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4.1 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

De beoordelingen van de literatuur en de conclusies zijn gedaan op basis van de GRADE systematiek.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

 

Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Anesthesietechniek (algehele anesthesie vs. locoregionale of neuraxiale anesthesie)