Nierfunctievervangende therapie bij kritisch zieke IC-patiënten

Initiatief: NVIC Aantal modules: 7

Continuïteit CRRT

Uitgangsvraag

Hoe kan de continuïteit van continue nierfunctievervangende therapie worden geborgd?

Aanbeveling

Maak afspraken binnen het ziekenhuis of IC-netwerk om het opstarten van de continue nierfunctievervangende therapie 24/7 mogelijk te maken.

 

Streef naar adequate dosering met slechts incidentele downtime.

Overwegingen

Effectiviteit van CRRT op de IC is afhankelijk van de dosis en daarmee van de tijd dat de therapie wordt uitgevoerd. Downtime moet worden beperkt tot een minimum en daar dient de organisatie op te worden ingericht. Dat betekent dat er buiten kantooruren afspraken moeten zijn over het opstarten van de behandeling en over het vervangen van het circuit. Er wordt aangeraden om de downtime te monitoren en te zorgen dat de dosis voldoet aan het geadviseerde minimum. Een IC zal op ieder moment dat dit noodzakelijk is voor de patiëntenzorg acute nierfunctievervangende therapie moeten kunnen leveren. Wanneer dit niet met eigen middelen en/of personeel mogelijk is, zal de patiënt moeten worden overgeplaatst naar een ander centrum. Wanneer acuut starten met CRRT structureel niet 24/7 mogelijk is, dan moeten er hieromtrent in het regionale samenwerkingsverband afspraken zijn gemaakt.

 

Binnen de meeste Nederlandse ziekenhuizen zal CRRT uitgevoerd worden door de op de IC aanwezige IC-verpleegkundigen. In enkele (kleinere) centra wordt deze behandeling uitgevoerd door dialyseverpleegkundigen, die normaliter niet aanwezig zijn op de IC. Bij onderbrekingen of onverwacht afsluiten van de behandeling moet een dialyseverpleegkundige opgeroepen worden voor het (her)starten van CRRT. Deze constructie is meestal ingegeven door lage aantallen van CRRT verrichtingen waarbij de bekwaamheid niet onderhouden kan worden binnen het verpleegkundig team van de IC. Een keerzijde hiervan is dat er een langere downtime kan ontstaan door de aanrijdtijd buiten de reguliere aanwezigheid van dialyseverpleegkundigen in het ziekenhuis en andere taken op de dialyseafdeling op andere momenten van de dag. Bij de dosering van CRRT is deels al rekening gehouden met een incidentele down-time, maar niet met structureel lange down-time.

Het is belangrijk dat CRRT ook buiten kantooruren gestart en hervat kan worden (zie andere modules van deze richtlijn). Indien dit niet in het eigen centrum mogelijk is, is het van belang werkafspraken te hebben binnen het IC-netwerk om elders CRRT te starten.

Het is aan elke individuele zorginstelling om een veilige toepassing van de technologie te borgen en dus lokale afspraken te hebben.

 

Acute peritoneale dialyse (PD) wordt, naast CRRT en intermitterende hemodialyse (IHD), in specifieke Nederlandse centra bij geselecteerde IC-patiënten ook toegepast. Een RCT uit Saudi-Arabië toonde superioriteit van PD aan ten opzichte van CVVHDF met heparine. De resultaten van deze RCT zijn echter niet 1 op 1 te extrapoleren naar de Nederlandse situatie, onder meer omdat eerder met nierfunctievervangende therapie werd gestart dan wij in de module startcriteria (LINK module startcriteria) adviseren. Daarnaast kunnen in de normale klinische praktijk – dus met uitzondering van situaties met een sterk verhoogd patiëntenaanbod zoals bijvoorbeeld COVID-19 - vrijwel alle IC-patiënten met CRRT of IHD behandeld worden. De uitvoering van CRRT kan in bijna alle centra volledig door de IC gedaan kan worden, hetgeen niet het geval is met PD. De werkgroep ziet in algemene zin geen meerwaarde in uitbreiding van de inzet van PD op de IC. In centra met ruime ervaring met acute PD kan uiteraard gekozen worden voor PD. Tijdens toepassing van PD moet men zich ervan bewust zijn dat uitslagen van bloedglucosebepalingen waarbij het enzym glucosedehydrogenase wordt gebruikt niet betrouwbaar zijn.

 

Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventie

Het is belangrijk dat CRRT ook buiten kantooruren gestart en hervat kan worden. Indien dit niet in het eigen centrum mogelijk is, dan is het van belang dat er werkafspraken zijn binnen het regionale IC-netwerk zodat elders met CRRT gestart kan worden.

Onderbouwing

Een goed lopend programma voor continue nierfunctievervangende therapie (continuous renal replacement therapy, CRRT) is een arbeids- en kosten-intensieve opgave. Zeker in een laag volume intensive care (IC) kan het borgen van continuïteit en beschikbaarheid een uitdaging zijn. Patiëntenzorg vraagt echter wel om continue beschikbaarheid, zeker wanneer er een acute indicatie voor CRRT is gesteld.

 

Continue nierfunctievervangende therapie is een specialistische behandeling, die bedoeld is om 24 uur per dag en alle dagen van de week toe te passen tijdens de IC-opname. In het kader van het convenant ‘veilige toepassing van medische technologie in de medisch specialistische zorg’ wordt deze behandeling alleen uitgevoerd door getrainde gebruikers. Dit kunnen IC-verpleegkundigen zijn of eventueel dialyseverpleegkundigen. Per instelling zal er een procedure zijn waarbij er aantoonbare bevoegdheid en bekwaamheid is voor individuele getrainde gebruikers.

De aanbevelingen zijn, gezien de aard van de uitgangsvraag en de specifieke Nederlandse situatie, uitsluitend gebaseerd op overwegingen. Deze overwegingen zijn opgesteld door de werkgroepleden op basis van kennis uit de praktijk en, waar mogelijk, onderbouwd door niet-systematisch literatuuronderzoek.

  1. A. Al-Hwiesh, I. Abdul-Rahman, F. Finkelstein, J. Divino-Filho, H. Qutub, N. Al-Audah, et al. Acute Kidney Injury in Critically Ill Patients: A Prospective Randomized Study of Tidal Peritoneal Dialysis Versus Continuous Renal Replacement TherapyTher Apher Dial 2018 Vol. 22 Issue 4 Pages 371-379.
  2. W. A. Nienhuis, R. H. Bruijns, G. Vastenburg, R. S. Wouters, Hypoglykemisch coma als gevolg van foutief verhoogde glucosewaarden bij een patiënte met diabetes mellitus en peritoneale dialyse. Ned Tijdschr Geneeskd 2006 Vol. 150 Issue 28 Pages 1574-6.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 18-06-2024

Laatst geautoriseerd  : 18-06-2024

Geplande herbeoordeling  : 01-07-2027

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Intensive Care
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Intensive Care
  • Stichting Family and patient Centered Intensive Care en IC Connect
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (afdeling intensive care)

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten. (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS) en/of andere bron.

De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2022 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor kritisch zieke patiënten die in aanmerking komen voor continue nierfunctievervangende therapie op de intensive care.

 

Werkgroep

drs. M. (Meint) Volbeda, internist-intensivist, UMCG Groningen, NVIC (voorzitter)

drs. P.M. (Pauline) Klooster, internist-intensivist, HMC den Haag, NVIC

dr. C.S.C. (Catherine) Bouman, internist-intensivist, Amsterdam UMC locatie AMC, NVIC

drs. C.V. (Carlos) Elzo Kraemer, internist-intensivist, LUMC Leiden, NVIC

dr. C.F.M. (Casper) Franssen, internist-nefroloog, UMCG Groningen, NIV

drs. A.J. (Arend-Jan) Meinders, internist-intensivist, st. Antonius Ziekenhuis, NIV

drs. K. (Koen) de Blok, internist-nefroloog-intensivist, Flevoziekenhuis Almere, NIV

drs. L. (Lea) Duijvenbode – den Dekker, IC-verpleegkundige, Amphia Ziekenhuis, V&VN

 

Klankbordgroep

Frans van Nynatten, renal practicioner, Amphia Ziekenhuis, V&VN

Dr. H.A. (Harmke) Polinder-Bos, Klinisch Geriater Erasmus MC, NVKG

D.M.C.T. (Daphne) Bolman, FCIC en IC connect

Dr. L. (Lilian) Vloet, Lector Acute Intensieve Zorg, FCIC en IC connect

 

Met ondersteuning van

drs. F.M. (Femke) Janssen, junior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

dr. M.S. (Matthijs) Ruiter, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Volbeda, voorzitter

Internist-intensivist, Intensive Care Volwassenen UMCG.

Geen

In 2021 eenmalig betaald deelgenomen aan een digitale meeting van Baxter BV waarin nieuwe ontwikkelingen m.b.t. "blood purification" werden besproken.

Extern gefinancierd onderzoek: Does a novel citrate based CRRT protocol lead to improved therapy performance? Financier: Baxter. Rol: project coördinator.

Restrictie ten aanzien van besluitvorming m.b.t. antistollingsmiddelen. Er is een vice-voorzitter aangesteld voor het bespreken van de betreffende module.

Elzo Kraemer (vice-voorzitter)

internist-intensivist, LUMC

Lid NVIC ECLS commissie

Geen

Geen restricties

Meinders

Internist-intensivist St. Antoniusziekenhuis

Geen

Geen

Geen restricties

Franssen

Internist-nefroloog in UMCG

Geen

In 2021 eenmalig betaald deelgenomen aan een digitale meeting van Baxter BV waarin nieuwe ontwikkelingen m.b.t. "blood purification" werden besproken.

Extern gefinancierd onderzoek: Does a novel citrate based CRRT protocol lead to improved therapy performance? Financier: Baxter. Rol: principal investigator.

Restrictie ten aanzien van besluitvorming m.b.t. antistollingsmiddelen

Bouman

Internist-intensivist Amsterdam UMC

Geen

Geen

Geen restricties

De Blok

Internist-nefroloog bij Flevoziekenhuis Almere

Geen

Geen

Geen restricties

Duijvenbode - den Dekker

IC-verpleegkundige

Docent Erasmus MC academie

Assessor en portfolio begeleider EVC

Bestuurslid V&VN IC

Bestuurslid NKIC & visiteur kwaliteitsvisitaties IC

Projectlid Samen Beslissen

Geen

Geen restricties

Klooster

Intensivist HMC IC

Instructeur ATLS bij stichting ALSG (betaald)

docent Care Training Group (onbetaald)

auteur hoofdstuk nefrologie voor Intensive Care voor de IC-verpleegkundige (onbetaald)

Geen

Geen restricties

Janssen

Junior adviseur Kennisinstituut

Geen

Geen

Geen restricties

Ruiter

Senior adviseur Kennisinstituut

Geen

Geen

Geen restricties

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitvragen van knelpunten in de schriftelijke knelpunteninventarisatie bij patiëntenorganisatie Stichting Family and patient Centered Intensive Care en IC Connect (FCIC en IC Connect) en Nierpatiëntenvereniging Nederland. Het verslag hiervan (zie bijlage 2) is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. Daarnaast was een patiëntvertegenwoordiger van deze organisatie afgevaardigd in de klankbordgroep, en is de conceptrichtlijn voor commentaar voorgelegd aan FCIC en IC Connect en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn de richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module Organisatie van zorg

geen financiële gevolgen

Dit betreft een betere afstemming tussen de disciplines en lijnen, waardoor patiënten indien nodig begeleid worden na IC-opname. Er worden geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor kritisch zieke patiënten met een indicatie voor nierfunctievervangende therapie. Tevens zijn schriftelijk knelpunten aangedragen door Nierpatiënten Vereniging Nederland. Een terugkoppeling hiervan is opgenomen onder bijlagen. Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. 

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. 

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.