Neonatale gehoorzorg 0-4 jarigen

Initiatief: NVKF Aantal modules: 3

Indicatiestelling gehoorzorg van 0-4 jarigen

Uitgangsvraag

Indicatiestelling gehoorzorg van 0-4 jarigen

Aanbeveling

Er is voldoende informatie verzameld zodat de indicatie voor het starten van een gehoorzorgtraject duidelijk is. Informatie wordt verkregen vanuit het traject van neonatale gehoordiagnostiek, tot het hieronder beschreven minimum aan testresultaten. Ook kan de indicatie voor het starten van een gehoorzorgtraject op een later moment worden gesteld wanneer de slechthorendheid op een later moment wordt ontdekt.

Onderbouwing

Diagnostische gegevens

Minimaal

    • Oorspecifieke gehoordrempel, niet noodzakelijk gemeten in meerdere verschillende smalle frequentiebanden,  een click-BERA drempel volstaat vanwege het brede stimulusspectrum.
    • indicatie permanent of chronisch gehoorverlies op basis van audiologische en medische diagnostiek, waarbij “chronisch” ruim geïnterpreteerd dient te worden: een OME, die een aantal maanden duurt, is in relatie tot de spraak- en taalontwikkeling al te beschouwen als chronisch.

 

Toelichting

Bij instroom na uitval bij de neonatale gehoorscreening worden de diagnostische gegevens ten behoeve van het stellen van de indicatie voor de start van een gehoorzorgtraject gegenereerd tijdens het diagnostisch traject zoals beschreven in het eerste deel van deze richtlijn.

Bij instroom op latere leeftijd, dus indien gehoorverlies is vastgesteld na aanvankelijk voldoende resultaat bij de neonatale gehoorscreening (of ontbreken van gegevens hiervan of als ouders zich hieraan aanvankelijk hebben onttrokken), echter voor het bereiken van de leeftijd van vier jaar kan zonodig volstaan worden met hetzelfde aan minimale diagnostische gegevens ten behoeve van de indicatiestelling. De oorspecifieke gehoordrempel kan bepaald worden door toonaudiometrie indien dit betrouwbare drempels oplevert. De aanwezigheid van een gehoorverlies waarvoor revalidatie met hoortoestellen geïndiceerd is dient voor alle kinderen tot de leeftijd van vier jaar geobjectiveerd te worden door middel van objectieve metingen zoals OAE meting en/of BERA onderzoek (dit laatste zeker bij verdenking op auditieve neuropathie). Voor kinderen bij wie (nog) geen betrouwbaar oorspecifiek toonaudiometrisch onderzoek mogelijk is dient de indicatie voor start van het gehoorrevalidatietraject gesteld te worden op basis van elektrofysiologische drempelbepaling (BERA/ASSR), zo nodig verricht onder sedatie.

Bij kinderen kan de indicatie voor het starten van een gehoorrevalidatietraject uitsluitend worden gesteld op basis van audiologisch onderzoek verricht door een Audiologisch Centrum.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 09-10-2014

Laatst geautoriseerd  : 09-10-2014

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2019

Deze richtlijn is geldig vanaf 27-1-2015. Evaluatie van de richtlijn is gepland na drie jaar.

De samenstellers van deze richtlijn willen meerdere collega’s uit het werkveld bedanken voor hun inbreng en commentaar op eerdere conceptversies van deze richtlijn.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica

Algemene gegevens

De richtlijn is geautoriseerd door de diverse vakverenigingen, werkverbanden en de brancheorganisatie van de bij de beschreven zorg betrokken professionals, te weten:

    • Vereniging voor Klinische Fysica NVKF d.d.  17-12-2014
    • Federatie van Nederlandse Audiologische Centra (FENAC), d.d. 1-12-2014
    • Nederlandes Vereniging voor Keel- Neus- Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied, d.d. 20-01-2015.

Samenstelling werkgroep

Samenstellers richtlijn:

Patrick Brienesse

klinisch fysicus - audioloog

AMC

Joke Hoek-Vos

logopedist - gezinsbegeleiding

Pento gezinsbegeleiding

Joke Hoogeveen

orthopedagoog

AMC

Marjo Janssen

maatschappelijk werker

Kentalis

Esther Kaal-Derksen

logopedist

UMC St. Radboud

Tinka Kriens

orthopedagoog

NSDSK

Yvonne Simis

klinisch fysicus – audioloog

VUmc

Martin Stollman

klinisch fysicus - audioloog

Adelante

Dorien Vandenzavel

klinisch fysicus - audioloog

Kentalis

                                                

Overige leden werkgroep:

Ronald Admiraal

KNO-arts

UMC St. Radboud

Jan Brokx

klinisch fysicus - audioloog

MUMC+

Cas Smits

klinisch fysicus - audioloog

VUmc

Bert van Zanten

klinisch fysicus - audioloog

UMC Utrecht

Inbreng patiƫntenperspectief

De relatie en de communicatie tussen zorgverlener en zorggebruiker is een belangrijk aandachtspunt in elke richtlijn. De ervaringen van zorggebruikers moeten hierbij zo goed mogelijk tot zijn recht komen. Patiënten kunnen helpen om te begrijpen hoe het is om met gehoorproblemen te leven of om er mee geconfronteerd te worden. Ook kunnen zij aangeven welke betekenis verschillende vormen van diagnostiek, behandeling en zorg voor hen hebben. Het verdient de aanbeveling om bij een toekomstige herziening het patiëntenperspectief te implementeren in deze richtlijn.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Werkwijze

Deze richtlijn is tot stand gekomen in een multidisciplinaire werkgroep waarin klinisch fysici-audiologen, psychologen/orthopedagogen, maatschappelijk werkenden, logopedisten, en een KNO arts vertegenwoordigd waren. De werkgroepleden waren afkomstig uit diverse Audiologische Centra, zowel perifeer als academisch. Consensus over de inhoud van de richtlijn binnen de diverse disciplines en onderling werd bereikt.

 

Deze richtlijn is deels gebaseerd op internationale richtlijnen maar heeft door de werkwijze van de Audiologische Centra in Nederland een geheel eigen karakter gekregen. Ter onderbouwing van de richtlijn is geen gebruik gemaakt van een systematische review aangezien de resultaten een onvoldoende relatie hebben met de specifieke Nederlandse situatie in de organisatie van de zorg. De richtlijn is derhalve onderbouwd met diverse wetenschappelijke artikelen en verschillende internationale protocollen.

Volgende:
Strategie bepalen - gehoorzorg 0-4 jarigen