Nekklachten na Hodgkinlymfoom

Initiatief: NVRO Aantal modules: 4

Diagnostiek nekklachten na Hodgkinlymfoom

Uitgangsvraag

Zijn er adequate methoden om nekklachten bij 5-jaarsoverlevers van hodgkinlymfoom te diagnosticeren?

Aanbeveling

Bij wie?

Het betreft overlevers van hodgkinlymfoom die in het verleden behandeld zijn met radiotherapie op de hals- en schouderregio, voornamelijk de zogenaamde mantelveldbestraling.

 

Diagnostiek

  • Klinische beoordeling (CTC AE 4.0, Common Terminology Criteria for Adverse Events)
  • Neurologisch onderzoek
  • Bij subjectieve klachten (pijn, zwakte, tintelingen): Vastleggen van spierkracht en meting van belastbaarheid
  • Bij het vermoeden van een andere oorzaak dan radiotherapie: X-CWK, MRI-CWK, EMG (afhankelijk van klinische beoordeling)

 

Frequentie van screening

  • Bij eerste polikliniekbezoek, daarna elke 3 jaar. Aanvullende onderzoeken zijn afhankelijk van de klinische beoordeling.

Overwegingen

Er zijn weinig studies gepubliceerd waarin ingegaan wordt op nekklachten na radiotherapie. De tekst in deze richtlijn is dan ook gebaseerd op observationeel onderzoek.

Voor aandoeningen van de carotiden wordt verwezen naar de BETER-richtlijn Cardiovasculaire schade na hodgkinlymfoom.

Onderbouwing

Bestraling van de hals- en schouderregio met een hoge biologisch effectieve bestralingsdosis kan leiden tot schade van huid, spieren, steunweefsels en de door de hals lopende bloedvaten. Hoe hoger de stralingsdosis, des te hoger het risico op verbindweefseling en atrofiëring van de spieren en het omliggende bindweefsel.

In het verleden waren er minder mogelijkheden om te zorgen voor een gelijkmatige verdeling van de bestralingsdosis. Er werd vaak een hogere dosis op de hals gegeven, omdat er gebruik gemaakt werd van toestellen met een lagere energie (Orthovolt, Cobalt). Ook werd het diameterverschil tussen hals en borst niet altijd voldoende gecompenseerd en moest er vaak een hogere dosis radiotherapie worden gegeven vanwege het ontbreken van goede chemotherapie.

Er zijn slechts enkele artikelen waarin bevindingen van lichamelijk en aanvullend onderzoek zijn beschreven van patiënten met een “dropped head” syndroom na radiotherapie voor hodgkinlymfoom.2,4,6,10,13,14 De symptomen kunnen tot lange tijd na de radiotherapie ontstaan (variërend van 2 tot meer dan 30 jaar in verschillende case reports).4,6,10,13,14

 

Anamnese en lichamelijk onderzoek

Veel voorkomende klachten zijn pijn in de nek- en schouderspieren, hoofdpijn en vermoeidheid, met daardoor beperkingen in het dagelijks leven.10 Bij het inschatten van de ernst van de klachten kan gebruik gemaakt worden van de CTC AE 4.0 (Common Terminology Criteria for Adverse Events).

 

Toenemende spierzwakte en atrofie van de extensoren van de nek leidt tot een zogenaamde “chin-on-chest” deformiteit, die vaak gepaard gaat met een beperkte bewegingsrange van de nek en pijnklachten. De m. rectus capitus anterior, m. rectus capitus lateralis, m. longus capitis, m. longus colli, m. paravertebrales, m. splenius capitis, m. splenius cervicis, m. supraspinatus, m. infraspinatus, m. trapezius, m. sternocleidomastoideus, m. deltoideus m. biceps en m. triceps kunnen aangedaan zijn.4,6,13,14 De zwakte in de aangedane spieren kan in de loop van de tijd verergeren, maar breidt zich niet uit naar andere spiergroepen.4,6 Ook een compensatoire lumbale lordose met daardoor een verstoorde balans bij staan en lopen is beschreven.15

 

Onderzoek van de reflexen en de hersenzenuwen vertoont geen afwijkingen, omdat deze buiten het radiotherapieveld liggen.14 In de hierboven beschreven Nederlandse studie werd er sensibele zenuwschade vastgesteld door middel van EMG’s bij 8-42% van de 12 patiënten; er werd echter niet gerapporteerd of de patiënten hiervan klinische symptomen hadden.10 In andere artikelen wordt beschreven dat er geen sprake is van sensorische uitval, krampen, paresthesieën en fasciculaties.4,6 Indien er wel sprake is van paresthesieën of hypesthesie kan dit ook wijzen op een plexopathie, een andere zeldzame late complicatie van radiotherapie.

 

Laboratoriumonderzoek

Bij sommige patiënten is een verhoogd creatinephosphokinase gerapporteerd.4,13 Er worden geen afwijkingen beschreven in het bloedbeeld, electrolyten, CRP, TSH, LDH, cortisol, eiwitten en glucose.13,14

 

Beeldvormend onderzoek

Bij ernstige klachten en/of het vermoeden van een andere oorzaak voor de klachten dan radiotherapie kan beeldvormend onderzoek verricht worden. Beeldvormend onderzoek (MRI, CT) van de cervicale wervelkolom kan atrofie van de nekspieren laten zien.2,4 Er kan sprake zijn van een kyphose en/of scoliose, al dan niet met degeneratieve afwijkingen.13,14

 

Electromyografie (EMG)

Bij een “dropped head” syndroom worden zowel neurogene als myopathische EMG-veranderingen gezien in de aangedane spieren.4,6,10,14 Soms wordt abnormale spontane activiteit beschreven, met of zonder myokymieën (onwillekeurige bewegingen als gevolg van contracties van bundels van spiervezels).4,10,14

 

Zenuwgeleiding

Bij zenuwgeleidingsonderzoek worden soms afwijkingen in de armzenuwen gevonden.10,13,14

 

Spierbiopsie

Bij spierbiopten kunnen atrofische spiercellen en noninflammatoire veranderingen worden gezien, evenals nemaline rod bodies en tekenen van spierdenervatie.4,6,13

 

Slikklachten

Bij slikklachten kan een oesofagoscopie en eventueel bariumcontrastonderzoek gedaan worden om de oorzaak aan te tonen.

 

Screeningsadvies

Geadviseerd wordt om bij het eerste bezoek aan de BETER-polikliniek te vragen naar nekklachten en hierop gericht lichamelijk onderzoek te verrichten. Vraag in ieder geval naar pijn in de hals en nek, naar uitstralende pijn vanuit de nek naar de schouders en of armen/handen, slikklachten, hoofdpijn en zwakte van de nekspieren (bv. moeite met het hoofd overeind houden, moeite met het hoofd op te tillen vanuit liggende positie, toename van klachten als vermoeide spieren in de loop van de dag), zwakte van arm-/handspieren (dit kan duiden op zenuwuitval t.p.v. nek/plexus).

 

Bij het lichamelijk onderzoek wordt geadviseerd om in ieder geval de volgende items aan bod te laten komen:

  1. Inspectie nek/schouderatrofie/ fibreuze verandering/ standafwijking
  2. Beweeglijkheid cervicale wervelkolom: rotatie en retro- en anteflexie nek
  3. Beweeglijkheid schouder
  4. Kracht: anteflexie, retroflexie, lateroflexie beiderzijds, abductie schouder, flexie elleboog, extensie elleboog, knijpkracht.
  5. Sensibilteit
  6. Reflexen.
  7. Teken van l'Hermitte.

 

Bij het inschatten van de ernst van de klachten kan gebruik gemaakt worden van de CTC AE 4.0 (Common Terminology Criteria for Adverse Events). Indien er sprake is van afwijkende bevindingen bij lichamelijk onderzoek, kan verwijzing naar de neuroloog en/of revalidatiearts overwogen worden. Indien er geen nekklachten zijn, wordt geadviseerd om hier iedere drie jaar opnieuw aandacht aan te besteden. Dit kan zowel op de BETER-polikliniek als door de huisarts gedaan worden.

Na analyse van de knelpunten door de werkgroepen zijn de uitgangsvragen voor de wetenschappelijke onderbouwing opgesteld. Hierbij werd gebruik gemaakt van de PICO-systematiek (PICO = patient problem or population, intervention, comparison (C), outcome(s)).1 Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er een systematische literatuuranalyse verricht naar de wetenschappelijke vraagstelling met PICO:

P: 5-jaarsoverlevers van hodgkinlymfoom.
I: anamnese, lichamelijk onderzoek, aanvullend onderzoek (o.a. laboratoriumonderzoek, beeldvormend onderzoek)
C: geen screening, onderlinge vergelijking van verschillende screeningsmethoden
O: voorspellende waarde screeningsmethoden voor nekklachten
Studiedesign: gerandomiseerde studies, cross-sectionele studies, case-control studies

 

 

  1. 1 - Grimm S, Chamberlain M: Hodgkin's lymphoma: a review of neurologic complications. Adv Hematol 2011:624578, 2011
  2. 2 - Johansson AS, Erlanson M, Lenner P, et al: [Late side-effects are common after treatment of Hodgkin's disease. Muscular atrophy following radiotherapy is a neglected risk]. Lakartidningen 95:44-7, 1998
  3. 3 - van Leeuwen-Segarceanu EM, Dorresteijn LD, Pillen S, et al: Progressive muscle atrophy and weakness after treatment by mantle field radiotherapy in Hodgkin lymphoma survivors. Int J Radiat Oncol Biol Phys 82:612-8, 2012
  4. 4 - Goldstein HM, Rogers LF, Fletcher GH, et al: Radiological manifestations of radiation-induced injury to the normal upper gastrointestinal tract. Radiology 117:135-40, 1975
  5. 5 - Lepke RA, Libshitz HI: Radiation-induced injury of the esophagus. Radiology 148:375-8, 1983
  6. 6 - Laurell G, Kraepelien T, Mavroidis P, et al: Stricture of the proximal esophagus in head and neck carcinoma patients after radiotherapy. Cancer 97:1693-700, 2003
  7. 7 - Appels C, Goekoop R: Dropped-head syndrome due to high-dose irradiation. J Rheumatol 36:2316, 2009
  8. 8 - Furby A, Behin A, Lefaucheur JP, et al: Late-onset cervicoscapular muscle atrophy and weakness after radiotherapy for Hodgkin disease: a case series. J Neurol Neurosurg Psychiatry 81:101-4, 2010
  9. 9 - Portlock CS, Boland P, Hays AP, et al: Nemaline myopathy: a possible late complication of Hodgkin's disease therapy. Hum Pathol 34:816-8, 2003
  10. 10 - Rowin J, Cheng G, Lewis SL, et al: Late appearance of dropped head syndrome after radiotherapy for Hodgkin's disease. Muscle Nerve 34:666-9, 2006
  11. 11 - Simmons EH, Bradley DD: Neuro-myopathic flexion deformities of the cervical spine. Spine (Phila Pa 1976) 13:756-62, 1988
  12. 12 - Petheram TG, Hourigan PG, Emran IM, et al: Dropped head syndrome: a case series and literature review. Spine (Phila Pa 1976) 33:47-51, 2008
  13. 13 - Fast A, Thomas MA: The "baseball cap orthosis": a simple solution for dropped head syndrome. Am J Phys Med Rehabil 87:71-3, 2008
  14. 14 - Amin A, Casey AT, Etherington G: Is there a role for surgery in the management of dropped head syndrome? Br J Neurosurg 18:289-93, 2004
  15. 15 - Kawaguchi A, Miyamoto K, Sakaguchi Y, et al: Dropped head syndrome associated with cervical spondylotic myelopathy. J Spinal Disord Tech 17:531-4, 2004

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 01-12-2016

Laatst geautoriseerd  : 01-12-2016

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2018

Uiterlijk in 2017 bepaalt het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie (NVRO) of deze richtlijn of module nog actueel is. Zo nodig wordt een nieuwe werkgroep geïnstalleerd om de richtlijn te herzien. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

De NVRO is als houder van deze richtlijn(module) de eerstverantwoordelijke voor de actualiteit van deze richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijk verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de eerstverantwoordelijke over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlands Huisartsen Genootschap
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie

Algemene gegevens

Deze richtlijn werd ontwikkeld in het kader van het BETER-project (Beter na Hodgkin: Evaluatie van de langeTermijnEffecten van chemo- en Radiotherapie). De richtlijnontwikkeling werd gefinancierd met een subsidie van KWF-Alpe d’HuZes (projectnummer NKI 2011-5270).

Doel en doelgroep

Het doel van de BETER-richtlijnen is het ondersteunen van hoogkwalitatieve en uniforme langetermijn-nazorg voor overlevers van hodgkinlymfoom. De richtlijnen gaan over relevante late effecten waarvan bekend is dat zij relatief vaak optreden na behandeling voor hodgkinlymfoom.

Samenstelling werkgroep

Voor elk van de BETER-richtlijnen is in 2011 een multidisciplinaire werkgroep opgericht, bestaande uit leden van het BETER-consortium en waar nodig aangevuld met externe experts. Elke werkgroep had twee voorzitters en werd ondersteund door één van de BETER-projectcoördinatoren voor het uitwerken van de richtlijnen en de wetenschappelijke onderbouwing. Voor de BETER-richtlijn Nekklachten na hodgkinlymfoom bestond de werkgroep uit:

  • Dr. R.W.M. van der Maazen, radiotherapeut-oncoloog, Radboudumc, Nijmegen
  • Dr. B.M.P. Aleman, radiotherapeut-oncoloog, Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam
  • Dr. L. Dorresteijn, neuroloog, Medisch Spectrum Twente, Enschede
  • Dr. N. Dekker, arts en coördinator BETER-project, Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam

Belangenverklaringen

De werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste vijf jaar een (financieel ondersteunde) betrekking onderhielden met commerciële bedrijven, organisaties of instellingen die in verband staan met het onderwerp van de richtlijn. Tevens is navraag gedaan naar persoonlijke financiële belangen, belangen door persoonlijke relaties, belangen d.m.v. reputatiemanagement, belangen vanwege extern gefinancierd onderzoek, en belangen door kennisvalorisatie. De belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten (KiMS), een overzicht vindt u hieronder:

 

Naam werkgroeplid

Belangen

Toelichting

Dr. R.W.M. van der Maazen

1) Lid Raad van Advies patiëntenorganisatie Hematon

2) Adviseur patiëntengroep “Late effecten na mantelveldbestraling”

1-2: Onbetaald

Dr. B.M.P. Aleman

1) Projectleider BETER

2) Lid executive committee EORTC lymphoma group

3) Voorzitter Radiotherapy subcommittee EORTC lymphoma group

1-3: Onbetaald

 

Dr. L. Dorresteijn

Geen

 

Dr. N. Dekker

Geen

 

Inbreng patiƫntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door de inbreng van afgevaardigden van patiëntenorganisatie Stichting Hematon tijdens de commentaar- en autorisatiefase van de BETER-richtlijnen.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

De BETER-richtlijnen worden gratis beschikbaar gesteld via de landelijke richtlijnendatabase van KiMS en IKNL. De huidige versie van de richtlijnen is bedoeld voor zorgverleners. Een versie voor de overlevers van hodgkinlymfoom zelf en een Engelstalige versie voor zorgverleners worden in 2015 ontwikkeld. De implementatie van de richtlijnen zal verder bevorderd worden door het gebruik van een persoonlijk nazorgplan op de BETER-poliklinieken en het aanbieden van een applicatie waarmee zorgverleners kunnen bepalen voor welke nazorg de hodgkinlymfoom-overlevers in aanmerking komen. Daarnaast zullen er publicaties aangeboden worden in Nederlandse en internationale medische tijdschriften, om de kennis van zorgverleners over het BETER-project en deze richtlijnen te vergroten. Ook zullen de richtlijnen worden besproken tijdens vergaderingen en congressen. Het vergroten van deze kennis leidt niet alleen tot een betere toepassing van de richtlijnen op de BETER-poliklinieken, maar ook tot een beter bewustzijn bij zorgverleners over het verwijzen van hun patiënten naar deze nazorgpoliklinieken.

 

Werkwijze

Voor het ontwikkelen van alle BETER-richtlijnen is gebruik gemaakt van de Richtlijn voor Richtlijnen van de Regieraad Kwaliteit van Zorg 2012.

In 2010-2011 is door de richtlijnwerkgroepen binnen het BETER-consortium een samenvatting gemaakt met de belangrijkste aanbevelingen voor alle BETER-richtlijnen. In 2012-2014 is de wetenschappelijke onderbouwing uitgewerkt door de projectcoördinatoren en voorzitters van de werkgroepen. De verschillende versies van deze richtlijnen zijn per e-mail rondgestuurd en in landelijke vergaderingen van het BETER-consortium besproken. De richtlijnen zijn in 2013-2014 geaccordeerd door het BETER-consortium. De richtlijnen zijn in 2014 overgenomen door de Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie en in 2014-2015 ter accordering naar de betreffende wetenschappelijke en beroepsverenigingen gestuurd.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Therapie nekklachten na Hodgkinlymfoom