Preventie PICS-F
Uitgangsvraag
Welke maatregelen worden aangeraden om tijdens IC-opname van de patiënt toe te passen teneinde klachten van het Post Intensive Care Syndroom - Family (symptomen van depressie, posttraumatische stress en angststoornissen) bij naasten te voorkomen?
Aanbeveling
Hanteer een ruimhartig bezoekbeleid voor naasten, bestaande uit:
- ruime bezoektijden;
- bezoek van kinderen toestaan, met gebruikmaking van voorlichtingsmateriaal om de kinderen hierop voor te bereiden.
Bied naasten ook schriftelijke informatie aan. Dit kan bestaan uit:
- folders/flyers/digitale informatie over de IC-afdeling;
- folders/flyers/digitale informatie over de situatie na ontslag, kans op PICS (-F);
- verwijzing naar de website www.icconnect.nl en Thuisarts.nl.
Bied naasten (en de patiënt, zie de module Preventie van PICS) het gebruik van een IC-dagboek aan.
Stel bij langdurige IC-opname voor de naasten één of enkele vaste contactpersonen aan.
Indien artsen en verpleegkundigen het haalbaar achten dat naasten betrokken zijn bij de behandeling:
- Overweeg naasten te betrekken in de basiszorg.
- Overweeg naasten aanwezig te laten zijn bij de dagelijkse visiteronde.
- Overweeg naasten aanwezig te laten zijn tijdens medische handelingen, waaronder een reanimatiesetting.
Overweeg bij een langdurige of complexe situatie bij de patiënt psychosociale en geestelijke ondersteuning voor de naasten door hen in contact te brengen met bijvoorbeeld een geestelijk verzorger, maatschappelijk werker of psycholoog.
Overwegingen
Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs
In de literatuuranalyse is er onderscheid gemaakt in twee type interventies: IC-dagboeken en communicatiestrategieën. Hoewel er soms sprake was van heterogeniteit tussen de uitkomsten van de studies, lijken deze interventies geen klinisch relevant effect te hebben op symptomen van PICS-F (angst, depressie en posttraumatische stress; GRADE laag-redelijk). Daarnaast is het effect op tevredenheid en kwaliteit van leven onduidelijk voor naasten in de periode na het ontslag van de patiënt. Er zijn geen complicaties of negatieve effecten gevonden van de ingezette maatregelen.
De lage bewijskracht voor een gedeelte van de uitkomstmaten hangt samen met heterogeniteit in de resultaten, het risico op vertekening in de geïncludeerde studies, de soms lage responsaantallen en aantal events. Wat de interpretatie van de resultaten verder lastiger maakt is dat de meeste studies zijn opgezet met een bundel van interventies gericht op het voorkomen van symptomen van PICS-F. Hierdoor kan het effect van één specifieke interventie moeilijk te beoordelen zijn. Daarnaast is een causaal verband op de vermindering van klachten nauwelijks in een robuuste studie opzet aan te tonen aangezien een randomized controlled trial met (dubbele) blindering niet uitvoerbaar is.
Hoewel de interventies geen klinisch relevante effecten lijken te hebben, is het mogelijk dat de interventies met betrekking tot andere uitkomstmaten (zoals kwaliteit van leven of Patient Reported Experience Measures) wel een positief effect hebben. Zo is het de ervaring van de werkgroep dat naasten en voormalig IC-patiënten het gebruik van dagboeken nuttig vinden om terug te lezen wat er is gebeurd tijdens de IC-periode. Het vormgeven van gedachten en beelden van de IC-omgeving kan een gunstige invloed hebben op het structureren van gedachtenflarden. Dit werkt mogelijk bevorderend op de emotionele verwerking. Op dit moment is het IC-dagboek breed geïmplementeerd in Nederland. Meer onderzoek naar het effect van dagboeken, ook op andere uitkomstmaten en tijden, is gewenst.
Er zijn meer interventies mogelijk dan onderzocht zijn in de literatuur. De werkgroep kiest ervoor om, mede gebaseerd op de Amerikaanse richtlijn (Guidelines for Family-Centered Care in the Neonatal, Pediatric, and Adult ICU, Davidson, 2017) en expert opinion deze interventies in deze richtlijnmodule wel te behandelen. Vanwege de beperkte effectiviteit van een enkele interventie is een veelzijdige en/of multidisciplinaire bundel van interventies wenselijk (Spoon, 2020).
Naasten kunnen diverse gezondheidsproblemen ervaren, zelfs jaren na de IC-opname van hun dierbare. Professionals moeten zich daarom niet alleen richten op de gezondheid van voormalig IC-patiënten, maar ook op de (mentale) gezondheid van naasten. Door het vroeg signaleren en identificeren van mogelijke problemen kunnen de professionals de juiste zorg en ondersteuning bieden die naasten nodig hebben (van Sleeuwen, 2020).
Open bezoekbeleid
Er zijn met deze uitgangsvraag geen studies gevonden waarin het effect van bezoekbeleid, zoals 24/7-open voor naasten, is onderzocht. Er zijn echter wel argumenten voor een ruimhartig beleid met betrekking tot de aanwezigheid van naasten op de IC, of ook bij (medische) handelingen en zelfs tijdens een reanimatie setting (Junior, 2018). Aan de andere kant lijkt een bezoekbeperking, zoals ingezet als onderdeel van de quarantainemaatregelen tijdens de corona pandemie, meer stressreacties bij de naasten te geven (Azoulay, 2020; van Mol, 2022). Vanuit het perspectief van de patiënt en diens naasten kan een flexibel bezoekbeleid tegemoet komen aan de behoeften aan nabijheid en daarmee stressreacties verminderen. Uit onderzoek blijkt dat bezoek van kinderen/adolescenten aan IC's voor volwassenen verschillende voordelen heeft (Lamiani, 2021). Bezoek toestaan voor alle leeftijden biedt hen een mogelijkheid om de realiteit beter te begrijpen en relaties met de patiënt te behouden. Het bezoek kan voor sommige kinderen echter een potentieel traumatische ervaring zijn door de visuele en zintuiglijke prikkels. Het is daarom belangrijk om hen goed voor te bereiden op de IC-omgeving en de situatie van de patiënt. Zie voor adviezen hieromtrent https://fcic.nl/onze-projecten/kinderen-op-bezoek-op-de-ic/.
Er zijn internationaal inmiddels enkele goede ervaringen opgedaan met naasten betrekken in de medische visiteronde (Su, 2018) en de zorg voor de patiënt (Roze des Ordons, 2020). Echter, de werkgroep verwacht dat hierbij een spanningsveld kan optreden met de voorkeur van de artsen en verpleegkundigen. Continue aanwezigheid van bezoek op de IC kan mogelijk een negatief effect hebben op de werkprocessen en de mentale belasting van zorgprofessionals.
Informatie en communicatie
De meeste IC-patiënten zijn niet in staat om informatie te ontvangen of beslissingen te nemen vanwege de ernst van hun medische toestand en/of de toediening van kalmerende middelen, waardoor de naasten als gesprekspartner met het IC-team optreden bij levensbepalende beslissingen. Veel naasten kunnen deze rol goed oppakken indien er sprake is van een zorgvuldig informatie- en communicatieproces vanuit de zorgprofessionals dat onmiddellijk na opname in het ziekenhuis begint. Het is essentieel om de grote mentale druk, verantwoordelijkheid en emotionele belasting die deze rol met zich meebrengt te (h)erkennen. Er is literatuur die laat zien dat het meebeslissen over behandelbeperkingen bij naasten kan leiden tot post traumatische stress (Azoulay, 2005). Sommige naasten zijn ook niet in staat om mee te beslissen over wel of niet doorbehandelen en samen beslissen is in dit geval niet wenselijk en mogelijk.
Het verstrekken van informatie aan naasten omvat algemene kennis over procedures, regels en praktijken die op de IC gebruikelijk zijn. Bijvoorbeeld contactgegevens, bezoekbeleid (inclusief parkeren, restauratieve mogelijkheden en overnachten dicht bij de patiënt) hygiëne en isolatie, monitoring, geluiden, algemene behandeling en teamsamenstelling. Dit kan in de vorm van informatiefolders of digitale technologieën (Kleinpell, 2018, Chiang 2017, Nguyen, 2019). Bij voorkeur is er voor de naasten een vast contactpersoon (een of twee professionals) in het IC-team met een proactieve houding en frequente planning van de gesprekken.
Dagboeken
Een ‘dagboek’ op de IC kan variëren van een notitieblokje waarop een naaste de situatie van de patiënt en de medische voortgang bijhoudt, tot een uitgebreid verslag met onder andere een beschrijving van gebeurtenissen, tijdslijn, overwegingen en gevoelens rondom de IC-periode. In de huidige Nederlandse situatie wordt een dagboek door IC-professionals aangeboden aan naasten in hardcopy of digitale vorm. Ondanks dat dagboeken geen klinisch relevant effect lijken te hebben in de preventie van PICS-F, verwacht de werkgroep wel positieve effecten van het inzetten van dagboeken voor de patiënt op de IC-afdeling (McIlroy, 2019). Een dagboek is mogelijk nuttig voor naasten als stressvermindering, informatiebeheer en communicatiemiddel. Vooral de nabijheid en communicatie met de patiënt wordt gestimuleerd, maar het nodigt ook andere naasten uit een bijdrage te geven. Deze sociale steun is ondersteunend in de preventie van PICS-F. Indien zorgprofessionals ook in het dagboek schrijven, kan dit de interactie met naasten bevorderen. Na ontslag naar huis kan het dagboek helpen om de door patiënten en naasten zo verschillend ervaren IC-periode bij elkaar te brengen. Het dagboek kan daarbij helpen om invulling te geven van het perspectief van de ander om zo deze periode gezamenlijk te verwerken.
Bij de implementatie van de dagboeken op de IC moet rekening worden gehouden met organisatorische aspecten om ervoor te zorgen dat de naasten baat hebben van het gebruik van de dagboeken (Mickelson, 2020). Hierbij kan onderscheid gemaakt worden in verschillende opzet zoals wie in het dagboek schrijft (naasten en/of professionals) en op welke manier verwerking plaatsvindt (zelf en/of bij nazorgpoli/eerstelijnszorg). Recente digitale ontwikkelingen lijken een waardevolle aanvulling te geven op de papieren versie. Verder onderzoek is nodig om uit te wijzen welke manier van aanbieden (hardcopy, digitaal) en welke de inhoud (naasten en/of professionals schrijven, foto- en beeldmateriaal) bijdragen in het verwerkingsproces bij de voormalig IC-patiënt en diens naasten.
De naaste betrekken in de basiszorg voor de IC-patiënt
Veel naasten willen graag bij de patiënt zijn in moeilijke momenten. We weten dat hun aanwezigheid kan leiden tot stressreductie, vroeg herkennen van delier en sneller herstel en revalidatie van de patiënt. Daarnaast leidt de aanwezigheid ook tot een grotere tevredenheid, acceptatie in de situatie rondom het overlijden van de patiënt, en voorbereiding van naasten op hun rol in de nazorg.
Sommige naasten willen helpen in de zorg voor de patiënt. Het kan de emotionele stress verminderen en de verbondenheid en communicatie tussen alle betrokkenen bevorderen. Als de situatie dit toelaat, en naasten daar zelf behoefte aan hebben, kan dit ondersteunen in het gevoel van regie terug te krijgen. Voorbeelden zijn: bijdragen in de verzorging, helpen bij het eten en drinken, voorlezen, informatie geven, muziek uitzoeken, stimuleren bij revalidatie-oefeningen, of het signaleren van gedrag dat op een delier kan wijzen. Zie ook de film van FCIC over familieparticipatie. Natuurlijk altijd met advies en coaching door de IC-professionals. De mate van betrokkenheid kan variëren, afhankelijk van de wensen van de naasten en mogelijkheden op de IC-afdeling.
Professionals kunnen ervaren dat participatie niet wenselijk is vanwege de kans op trauma bij de naasten, verstoring in het eigen werk, afleiding en negatief effect op het zorgteam. Hoewel participatie van naasten in de zorg op de IC in de belangstelling staat bij wetenschappelijk onderzoek, ontbreekt vooralsnog bewijsvoering over het effect of de toepasbaarheid in de dagelijkse praktijk.
Voorbereiding op ontslag van de IC-afdeling
Een mijlpaal in het herstel van een kritische ziekte is de overplaatsing van de IC-afdeling naar de vervolgafdeling. Deze overgang is voor de patiënt, en vaak ook voor de naaste, groot (Bench, 2015). Beïnvloedende factoren hierbij zijn minder verpleegkundigen, beperkte monitoring en verminderde ondersteuning en informatievoorziening. Dit kan stress-gerelateerde emoties geven, bijvoorbeeld angst en een gevoel van onveiligheid, wat bijdraagt aan PICS-F. Een gestructureerde voorbereiding op de overplaatsing zorgt voor controle en begrip en kan op lange termijn mentale klachten voorkomen of verminderen (van Mol, 2018). Verpleegkundigen en (para)medici op de vervolgafdeling zijn soms onvoldoende op de hoogte van de impact van een IC-opname. Informatie en kennisoverdracht aan deze zorgprofessionals vanuit IC-professionals kan ondersteunend zijn om de zorg voor de ontslagen IC-patiënt en diens naaste te optimaliseren (zie ook module Organisatie van zorg, submodule ‘Overdracht klinische informatie in de keten’).
Een informatiefolder over het herstel na de IC-periode en de verwachtingen ten aanzien van de situatie na thuiskomst is een goede voorbereiding. Daarnaast is soms een aanvullend gesprek wenselijk, waarbij een IC-professional de informatie kan afstemmen op de situatie en gezondheidsproblemen waar de patiënt en diens naaste op dat moment mee te maken hebben.
Voor de preventie van PICS-F kan het helpend zijn als er een zorgvuldig end of life traject doorlopen wordt zodra duidelijk wordt dat de patiënt zal komen te overlijden. Hierin staat de aandacht voor palliatieve zorg centraal waarbij naasten betrokken worden om de wensen en voorkeuren ten aanzien van het levenseinde van hun dierbare te verwoorden. Interventies in rouwzorg op de IC, zoals een warme en comfortabele ambiance creëren, een blijvende herinnering maken en spirituele ondersteuning bieden, worden steeds meer toegepast.
Waarden en voorkeuren van naasten
Voor naasten kan een IC-opname van hun dierbare een traumatische ervaring zijn. Zij worden vaak onverwacht geconfronteerd met de acuut levensbedreigende situatie van hun dierbare. Naasten moeten soms namens hun dierbare ingrijpende beslissingen nemen op de grens van leven en dood. Thuis nemen zij de rol van mantelzorger op zich en staan nauwelijks stil bij de eigen emoties.
In het voorjaar 2020 hebben Stichting FCIC en patiëntenorganisatie IC Connect een ledenraadpleging gedaan voor het opstellen van de door FCIC en IC Connect geïnitieerde en door ZonMW gesubsidieerde “Kennisagenda Psychosociale gevolgen van IC-opname”.
Punten die daarbij naar voren kwamen vanuit het perspectief van naasten voor preventie van PICS-F tijdens de IC-opname zijn:
- Goede informatie en voorlichting over (de kans op) PICS-F aan naasten
- Goede educatie en voorlichting voor zorgprofessionals: herkenning én erkenning van PICS-F bij zorgverleners
- Begrip, erkenning van emoties, signaleren van klachten en hulp
- Mentale en praktische ondersteuning aan de naasten
- De naaste betrekken in de zorg aan de IC-patiënt
Naasten hechten veel waarde aan het (dagelijkse) gesprek met de intensivist en IC-verpleegkundige (Garrouste, 2017). Daarbij zijn de volgende aspecten gerapporteerd die tegemoetkomen aan hun behoefte: voldoende tijd gereserveerd, in een aparte ruimte, oprecht luisteren, emotionele ondersteuning en het geven van eerlijke, duidelijke informatie.
Naasten geven verder aan dat ze behoefte hebben aan een centraal aanspreekpunt. Hoewel dit een uitdaging vormt in de logistieke processen van een IC-afdeling, kunnen een aantal voordelen genoemd worden zoals een gestructureerde benadering, continuïteit van zorg, effectieve voortgang in communicatieproces en het vergroten van kennis en vaardigheden bij professionals (Roulin, 2006). Vaste begeleiders voor naasten kunnen positief bijdragen aan een kwalitatief grotere mate van gezamenlijke besluitvorming en uitbreiding van participatie in de zorgverlening.
Kosten (middelenbeslag)
Het in de aanbevelingen beschreven beleid om naasten te ondersteunen vraagt investering in menskracht en financiële middelen. Er zijn nog geen studies bekend over kosteneffectiviteit van relevante interventies. De implementatie van maatregelen kan als een project opgepakt worden. Commitment van het management en het hele IC-team is een vereiste.
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
Het is duidelijk dat goede, inzichtelijke, betrouwbare en eerlijke informatie en folders een solide basis vormen voor een persoonsgericht zorgbeleid. De ondersteuning van naasten is een essentieel onderdeel in het werk van IC-professionals. Echter, soms is hier onvoldoende structurele capaciteit voor. Flexibele bezoektijden vragen bijvoorbeeld meer tijdsinvestering van het IC-team. We zien in Nederland dat er grote variatie is in hoe de steun aan naasten is vormgegeven. Waar in het ene ziekenhuis naasten aanwezig kunnen zijn tijdens medische handelingen, is dit in andere ziekenhuizen nog niet geïmplementeerd.
Naasten hebben behoeften aan nabijheid. Flexibele bezoektijden 24/7 en naasten betrekken in de basiszorg kunnen hieraan tegemoetkomen. Een nadeel hierbij is dat dit meer tijdsinvestering en belasting van het IC-team kan vragen.
De implementatie van maatregelen kan als een project opgepakt worden. Dit kan pas succesvol zijn indien er voldoende aanjagers zijn en er tijd, cognitieve en emotionele ruimte is in het IC-team om de maatregelen structureel te integreren in bestaande werkprocessen. Het is niet ‘one size fits all’. Daarom kan er per IC een speerpunt liggen waar de aandacht en aanpassing in het familiebeleid naar uitgaat.
Een belangrijk aspect bij de maatregelen ter ondersteuning van naasten is het feit dat er geen juridische behandelrelatie is. Dit heeft consequenties in de reikwijdte van behandelopties vanuit de IC-afdeling. IC-professionals hebben een ondersteunende en signalerende taak waarbij het werkdomein voornamelijk de periode tijdens de IC-opname van de patiënt betreft. Desondanks is het wenselijk om een verlengde zorgtaak in acht te nemen in het nazorgtraject. Daarin zijn de huisarts en de eerstelijnszorg bij uitstek de aangewezen zorgverleners om klachten gerelateerd aan PICS-F te monitoren en te behandelen. Ook bij nabestaanden van op de IC-overleden patiënten spelen zij een cruciale rol.
Tijdens de IC-periode is er nog geen sprake van symptomen van PICS-F. De vraag is of er voldoende herkenning is in de periode daarna tot 1 jaar na het ontslag. Educatie over PICS-F is essentieel in opleiding en bijscholing van IC-professionals en (para)medici in de eerstelijnszorg.
Onderbouwing
Achtergrond
Een opname op een Intensive Care (IC) afdeling kan een indrukwekkende periode zijn. Dat geldt zowel voor de patiënt als ook voor de naasten. Naasten in deze context betreffen mensen uit de nabije omgeving van de patiënt (bijvoorbeeld een partner, kinderen of andere familie, buren of vrienden) die de ziektebeleving en het zorgproces tijdens het verblijf van de patiënten op de IC-afdeling nabij en vaak indringend hebben meegemaakt.
De situatie van ernstig ziek zijn van een geliefde, de fysieke (on)mogelijkheden tot herstel en onzekerheid over de toekomst kunnen emotioneel een groot beroep doen op het vermogen om stressvolle situaties te verwerken. Het kan zijn dat de naaste hierdoor zelf last blijft houden van nachtmerries, nare herinneringen, angst of paniek, sombere gedachten en/of depressieve gevoelens. Deze klachten zijn een gevolg van de gebeurtenissen die vlak voor, tijdens of na de opname van de patiënt plaats hebben gevonden en betreffen symptomen van posttraumatische stress, angststoornissen en depressie. Dit wordt samengevat in het Post Intensive Care Syndroom - Family (PICS-F).
Er zijn verschillende maatregelen om naasten te ondersteunen en betrokkenheid te vergroten. Binnen de IC-afdelingen ((inter)nationaal) is daarin echter een grote variëteit te herkennen, en het is de vraag welke maatregelen de voorkeur hebben. Het doel van deze module is aanbevelingen op te stellen voor ondersteunende maatregelen bij naasten tijdens de IC-periode met een mogelijk effect tot een jaar na het ontslag van de patiënt.
Het overlijden van een patiënt op de IC-afdeling kan een verhoogde emotionele belasting geven bij naasten bijvoorbeeld doordat de fase van waken en het afscheid wordt bemoeilijkt door medische apparatuur en een niet-huiselijke sfeer. Hoewel gestoorde rouwverwerking bij PICS-F is beschreven, wordt dit in deze richtlijn buiten beschouwing gelaten.
Conclusies
ICU-Diaries versus usual care
1. Anxiety (critical/continuous)
Moderate GRADE |
When compared to usual care, ICU diaries probably result in little to no difference in anxiety levels among family relatives of ICU patients at 3 months follow-up.
Source: Garrouste-Orgeas, 2019 |
1. Anxiety (critical/dichotomous)
Low GRADE |
When compared to usual care ICU diaries likely results in little to no difference in the number of relatives experiencing anxiety at 3 months after ICU admission of a patient.
Sources: Garrouste-Orgeas, 2019 and Nielsen 2020 |
2. Depression (critical/continuous)
Moderate GRADE |
When compared to usual care, ICU diaries probably result in little to no difference in depression levels among relatives of ICU patients at 3 months follow-up.
Source: Garrouste-Orgeas, 2019 |
2. Depression (critical/dichotomous)
Low GRADE |
When compared to usual care ICU diaries likely results in little to no difference in the number of relatives experiencing depression at 3 months after ICU admission of a patient.
Sources: Garrouste-Orgeas, 2019 and Nielsen 2020 |
3. PTSD (critical/continuous)
Low GRADE |
When compared to usual care ICU diaries may result in little to no difference in PTSD symptoms among relatives of ICU patients at 3 months follow-up.
Sources: Garrouste-Orgeas, 2019 and Nielsen, 2020 |
3. PTSD (critical/dichotomous)
Low GRADE |
When compared to usual care ICU diaries may result in little to no difference in the number of relatives experiencing PTSD symptoms at 3 months after ICU admission of a patient.
Sources: Garrouste-Orgeas, 2019 and Nielsen, 2020 |
4. Satisfaction (important)
- GRADE |
The outcome measure ‘satisfaction’ was not reported in the included studies.
Sources: - |
5. Quality of life (important)
Very low GRADE |
The evidence is very uncertain about the effects of an ICU diary when compared to usual care on quality of life of relatives of ICU patients.
Source: Nielsen (2020) |
Communication strategies
1. Anxiety (critical/continuous/short term)
Low GRADE |
The evidence suggests that, when compared with usual care, implementation of specific communication strategies results on the short-term in little to no difference in the level of anxiety experienced by relatives of ICU patients.
Sources: Garrouste-Orgeas, 2017, Carson, 2016 and Curstis, 2015 |
1. Anxiety (critical/dichotomous/short term)
Very low GRADE |
The evidence is very uncertain about the short-term effect of specific communication strategies when compared to usual care on the number of relatives of ICU patients with increased anxiety levels.
Sources: Garrouste-Orgeas 2017 and Carson, 2016. |
1. Anxiety (critical/continuous/long term)
Low GRADE |
The evidence suggests that, when compared with usual care, implementation of specific communication strategies results on the long-term in little to no difference in the level of anxiety experienced by relatives of ICU patients.
Sources: Curtis, 2016 and White, 2018 |
2. Depression (critical/continuous/short term)
Low GRADE |
The evidence suggests that, when compared with usual care, implementation of specific communication strategies results on the short-term in little to no difference in the level of depression experienced by relatives of ICU patients.
Sources: Garrouste-Orgeas, 2017, Carson, 2016 and Curtis, 2016 |
2. Depression (critical/dichotomous/short term)
Very low GRADE |
The evidence is very uncertain about the short-term effect of specific communication strategies when compared to usual care on the number of relatives of ICU patients with increased depression levels.
Sources: Garrouste-Orgeas 2017 and Carson, 2016. |
2. Depression (critical/continuous/long term)
Low GRADE |
The evidence suggests that, when compared with usual care, implementation of specific communication strategies results on the long-term in little to no difference in the level of depression experienced by relatives of ICU patients.
Sources: Curtis, 2016 and White, 2018 |
3. PTSD (critical/continuous/short term)
Low GRADE |
The evidence suggest that, when compared to usual care, implementation of specific communication strategies result on the short term in no difference or a small increase in PTSD symptoms experienced by relatives of ICU patients.
Sources: Garrouste-Orgeas, 2017, Carson, 2016 and Curstis, 2015 |
3. PTSD (critical/dichotomous/short term)
Very low GRADE |
The evidence is very uncertain about the short-term effect of specific communication strategies when compared to usual care on the number of relatives of ICU patients with increased PTSD levels.
Sources: Garrouste-Orgeas 2017 and Carson, 2016 |
3. PTSD (critical/continuous/long-term)
Moderate GRADE |
When compared with usual care, implementation of specific communication strategies likely result on the long-term in little to no difference in PTSD symptoms experienced by relatives of ICU patients.
Sources: Curtis, 2016 and White, 2018 |
4. Satisfaction (important)
Low GRADE |
It seems that informational and emotional support meetings led by palliative care clinicians do not improve satisfaction of family members of patients admitted to the ICU.
Source: Carlson (2016) |
5. Quality of life (important)
- GRADE |
The outcome measure ‘quality of life’ was not reported in the included studies.
Sources: - |
Samenvatting literatuur
Six studies answered the search question. As different types of interventions were evaluated in these studies, we decided to divide this summary in two parts: 1) ICU diaries versus usual care; 2) Communication strategies.
Description of studies
ICU-Diaries versus usual care
Two studies compared the use of an ICU diary versus usual care (Garrouste-Orgeas, 2019 and Nielsen, 2020). Both evaluated the effects only at three months follow-up.
Garrouste-Orgeas (2019) was a large multicenter RCT evaluating the effects of an ICU diary filled out by clinicians and family members during ICU stay when compared to usual care (no ICU diary). Thirty-five ICUs participated and 332 patients and family members were allocated to the intervention group and 325 dyads to the control group. Ninety-four family members were lost to follow-up, 51 (15%) in the intervention group (n=27 declined, n=17 no contact and n=7 no IES-R score) and 43 (13%) in the control group (n=18 declined, n=14 no contact, n=11 no IES-R score). Outcome measures were assessed three months after discharge and included PTSD (measured with the Impact of Event Scale-revised (IES-R)), anxiety (measured with the Hospital and Depression Scale (HADS)) and depression (measured with the HADS). Anxiety, depression and IES-R scores were not assessed at baseline. Furthermore, no information about the mental health before trial participation was available.
Nielsen (2020) was a multicenter RCT evaluating the effects of a diary authored by a close relative for a critically ill patient when compared to no dairy on psychological difficulties in patients and their relatives. In this summery we’ll only focus on the data of the relatives. The study was underpowered: it was estimated that 71 patients and relatives were required in each group, but only 56 relatives were allocated to the intervention group (diary) and 60 to the control group (no diary). Attrition was also substantial (intervention n=12, control n=13). There were some differences in demographics between the groups analyzed, the percentage females was higher in the control group (87 vs 77%), and the median age was lower (48 vs 57). Nielsen reports that these differences might cause an overestimation of the effects in favor of the diary. Outcome measures were assessed at three months after discharge and included the PTSD (as evaluated using the Post-Traumatic Stress Symptoms 14-items inventory; PTSS-14), anxiety (HADS), depression (HADS) and quality of life (Medical Outcomes Study Short Form 36 items inventory; SF-36). Anxiety, depression and PTSS-14 scores were not assessed at baseline. Furthermore, no information about the mental health before trial participation was available.
Results
1. Anxiety (critical)
Garrouste-Orgeas (2019) reported no statistically significant between-group difference in HADS anxiety scores at three months follow-up (median [IQR] intervention 7 [5-11], control 7 [5-11], difference: 0.28, 95%CI -0.5 to 1.04, p=0.65), nor in the number of patients with HADS score ≥8 (intervention 49%, control 47%, RD 2, 95%CI -6 to 11, p=0.56). These between-group differences are also deemed not clinically relevant.
Nielsen (2020) did not find statistically significant differences between the groups in the number of patients with an HADS-score ≥11 (intervention 12%, control 15%, RR: 0.80 (95%CI 0.28 to 2.33)). The RR suggests a clinically relevant difference between the groups, however given the broad CI this should be interpreted with caution. The mean or median scores of the groups were not reported.
2. Depression (critical)
Garrouste-Orgeas (2019) reported no statistically significant between-group difference in HADS depression scores (median [IQR] intervention 4 [1-7], control 4 [1-7], difference: 0.05, 95%CI 0.67 to 0.78, p=0.96), nor in the number of patients with HADS score ≥8 (intervention 25%, control 23%, RD 1, 95%CI -6 to 8, p=0.77). These between-group differences are also deemed not clinically relevant.
Nielsen (2020) did not find statistically significant differences between the groups in the number of patients with an HADS score ≥11 (intervention 7%, control 11%, RR: 0.67, 95%CI 0.17 to 2.64). The RR suggest a clinically relevant difference between the groups, however given the broad CI this should be interpreted with caution. The mean or median scores of the groups were not reported.
3. PTSD (critical)
Garrouste-Orgeas (2019) reported no statistically significant between-group difference in IES-R scores (median [IQR] intervention 20 [11-35], control 20 [10-37], difference: 0.48, 95%CI -2.5 to 3.5, p=0.87), nor in the number of patients with IES-R score ≥22 (intervention 48%, control 45%, RD 3, 95%CI -6 to 11, p=0.53). These between-group differences are also deemed not clinically relevant.
Nielsen (2020) reported statistically significant differences between the groups in PTSD symptoms as assessed using the PTSS-14 (median [IQR] intervention 26 [14-64], control 32 [14-77], difference 26.3%, 95CI: 4.8 to 52.2, p=0.01. The number of patients with a PTSS-14 score ≥ 31 was clinically relevant lower in the intervention group (Intervention n=14 (32%), control n=23 (50%), RR: 0.65, 95%CI 0.39 to 1.09).
4. Satisfaction (important)
Garrouste-Orgeas (2019) and Nielsen (2020) did not include this outcome.
5. Quality of life (Important)
Garrouste-Orgeas (2019) did not include this outcome.
Nielsen (2020) reported that no statistically significant differences between the SF-36 subscales scores of the intervention and control group. No measure of statistical dispersion was reported.
Level of evidence of the literature
The level of evidence regarding the outcome measure anxiety (continuous scale) were downgraded by one level because of study limitations (risk of bias, lack of blinding and loss to follow-up, no information about anxiety at baseline). The final level of evidence is moderate.
The level of evidence regarding the outcome measure anxiety (dichotomous) were downgraded by two levels because of study limitations (risk of bias, lack of blinding, loss to follow-up, no information about anxiety at baseline) and the limited number of events (in total), and broad confidence interval in Nielsen (2020) (imprecision). The final level of evidence is low.
The level of evidence regarding the outcome measure depression (continuous scale) were downgraded by one level because of study limitations (risk of bias, lack of blinding and loss to follow-up, no information about depression at baseline). The final level of evidence is moderate.
The level of evidence regarding the outcome measure depression (dichotomous) were downgraded by two levels because of study limitations (risk of bias, lack of blinding, loss to follow-up, no information about depression at baseline) and the limited number of events (imprecision). The results of the two studies are also heterogeneous, but given the small numbers and the broad CI reported by Nielsen (2020), we decided not to downgrade for inconsistency. The final level of evidence is low.
The level of evidence regarding the outcome measure PTSD (continuous scale) were downgraded by two levels because of study limitations (risk of bias, lack of blinding and loss to follow-up) and conflicting results (inconsistency). The final level of evidence is low.
The level of evidence regarding the outcome measure PTSD (dichotomous) were downgraded by two levels because of study limitations (risk of bias, lack of blinding, loss to follow-up) and the limited number of events (imprecision). The final level of evidence is low.
The level of evidence regarding the outcome ‘satisfaction’ was not assessed due to lack of studies.
The level of evidence regarding the outcome ‘quality of life’ was downgraded by three levels because of the study limitations (risk of bias; underpowered study, substantial attrition, differences in demographics between the groups, lack of blinding, limited reporting of the results, -2) and the inclusion of a single study with a limited number of family members included (imprecision). The final level is very low.
Communication strategies
Four studies focusing on communication strategies, including 1475 evaluable patients, were included (Carson, 2016, Curtis, 2016, Garrouste-Orgeas, 2017, White, 2018). Two studies included only short-term results (three months; Carson, 2016, Garrouste-Orgeas, 2017), one study included short- and long-term results (Curtis, 2016) and one study determined the outcomes only at long-term (six months; White, 2018). The individual studies are described below. Information about the analyses performed in the studies is included in the evidence table.
Carson (2016) performed a multicenter RCT comparing an intervention with at least two structured family informational and emotional support meetings led by palliative care clinicians and an informational brochure, with routine family meetings conducted by ICU teams and an information brochure. Two hundred fifty-six patients (≥ 21 years, ≥ seven days of mechanical ventilation uninterrupted for 96 hours or longer) and 365 family surrogate decision makers were included. In this summery we’ll only focus on the data of the family members. One hundred eighty-four surrogates were allocated to the intervention group and 181 to the control group. Outcomes were assessed after three months and included anxiety (HADS), depression (HADS), PTSD (IES-R), and satisfaction (24-items Family Satisfaction in the Intensive Care Unit survey). Data of 163 of the 184 family members in the intervention group and 149 of the 181 family members in the control group could be analyzed. In the intervention group, a family surrogates participated on average in 1.4 support and information meetings. Thirty-four surrogates (18%) did not receive the intervention. In addition, 1.9 family meetings were conducted independently by the ICU teams for the families in the intervention group. A similar number of family meetings (2.1) were conducted by the ICU teams for families in the control group.
Curtis (2016) performed a RCT in five ICUs of two hospitals evaluating whether the deployment of trained communicator facilitators (nurse or social worker) during patients ICU stay reduces family distress on the long term. The intervention consisted of 1) interviews by the facilitators with the family to understand the concerns, needs and communication characteristics; 2) providing a summary of the interview to the care providers; 3) provision of communication and emotional support; 3) participating in family conferences; and 4) follow-up after discharge. The control condition consisted of usual care. The target number of 175 family members per group was not met: Two hundred sixty-eight family members of 168 patients participated. Eighty-two patients (131 family members) were allocated to the intervention, 86 patients (131 family members) to the control condition. The facilitators had on average 9.4 contacts with family members and spend 267 minutes per family. Outcome measures were assessed at three and six months, and included anxiety (Generalized Anxiety Disorder-7), depression (Patient Health Questionnaire-9; PHQ-9) and PTSD (Patient Health Questionnaire; PCL). Loss to follow-up and incomplete data was quite substantial, mainly due to a high number of missing and late questionnaires, respectively. No information about the prior mental health history was provided.
Garrouste-Orgeas (2017) performed a RCT evaluating the effects of planned proactive participation of a nurse in family conferences let by a physician. Family members of ICU patients ventilated for over 48 hours (n=100, one family member per patient) were included in the study and allocated to the intervention (n=50) or control group (n=50). Family conferences were organized after admission (max 48 hours after weekend admission), on day three and seven, and hereafter once a week. In the intervention condition a nurse participated in the conferences. In the control condition conferences were led by a physician without a nurse. Data of 12 patients could not be included in the analyses, six patients in the intervention group and five patients in the control group withdrew consent and one patient in the intervention group did not receive the allocated intervention and was excluded. Two additional patients (one in each group) were lost to follow-up. Outcome measures were assessed 90 days after discharged and included PTSD (as evaluated using the Impact of Events Scale Revised; IES-R), anxiety (HADS) and depression (HADS).
White (2018) performed a stepped-wedge cluster RCT in five ICUs in which a comparison was made between a multicomponent family-support intervention delivered by the ICU team and usual care. All ICUs started in the control condition, and each ICU was shifted to the intervention condition at a randomly assigned time. The intervention had three components: 1) four to six nurses per ICU received advanced communication training; 2) the nurses met with families on a daily basis and arranged clinician-family meetings within 48 hours after enrollment and every 5 to 7 days thereafter; and 3) support for implementation was provided by a quality-improvement specialist. In total, 1106 surrogates agreed to be contacted, but only 809 completed long-term follow-up (intervention n=308, control n=501). Blinded research staff interviewed surrogate decision makers six months after the patient’s hospital discharge to assess (among others) the surrogates’ symptoms of anxiety and depression (HADS) and symptoms of post-traumatic stress disorder (IES). No information about the prior mental health history was provided.
Results
1. Anxiety (critical, short-term)
White (2018) did not report this outcome.
At three months, Carson (2016) reported no statistically significant difference in mean HADS scores for anxiety (adj mean (95%CI) intervention: 7.2 (6.6 to 7.9), control 6.4 (5.7 to 7.1), adj between-group difference: 0.8, 95%CI -0.1 to 1.8, p=0.9). This difference is also considered not clinically relevant. There was however a borderline statistically significant and clinically relevant difference in the number of patients with HADS score ≥8 (intervention 44%, control 31%, OR 1.72, 95%CI 1.00 to 3.00, p=0.05), favoring the control group.
Curtis (2016) reported the results on the Generalized Anxiety Disorder-7. No statistically significant differences were found (three months (n=127): mean intervention: 2.3, control: 3.0, β adj: -0.7, 95%CI -2.9 to 1.4, p=0.5). The differences are also considered not clinically relevant.
Garrouste-Orgeas (2017) reported that family members in the intervention group had significantly lower anxiety scores at follow-up (90 days) than family members in de control group (median [interquartile range] intervention: 4 [1-9] control: 8 [4.5-12], p=0.01).
Garrouste-Orgeas (2017) reported that the number of patients with a HADS score ≥ 8 did not differ statistically significantly between the groups (intervention: 14 (33%), control: 23 (52%), p=0.08). However, based on the relative risk (RR) calculated using the provided data (RR: 0.64, 95%CI 0.38 to 1.06), the difference between the group is considered clinically relevant.
Due to the nonparametric data in Garrouste-Orgeas (2016), we decided not to perform a meta-analysis.
1. Anxiety (critical, long-term)
Carson (2016) and Garrouste-Orgeas (2017) did not report this outcome.
Curtis (2016) reported the results on the Generalized Anxiety Disorder-7. No statistically significant differences were found (six months (n=117): mean intervention: 1.8, control: 2.7, β adj: -0.9, 95%CI -3.1 to 1.3, p=0.4). The differences are also considered not clinically relevant.
White (2018) only reported on the combined HADS score. At six months, no statistically significant or clinically relevant between group differences were found (mean (SD) intervention: 11.7 (7.9), control: 12.1 (8.5), β adj: -0.34, 95%CI -1.67 to 0.99, p=0.61). The authors reported that there were no significant differences between the two groups in analysis of the subscales of anxiety and depression as continuous, dichotomous, and ordinal outcomes.
2. Depression (critical, short term)
White (2018) did not report this outcome.
At three months, Carson (2016) reported no statistically significant or clinically relevant difference in mean HADS scores for depression (adj mean (95%CI) intervention: 5.0 (4.4 to 5.6), control 5.0 (4.3 to 5.6), adj between-group difference: 0, 95%CI -0.9 to 0.9, p=0.93). Furthermore, there was no statistically significant or clinically relevant difference in the number of patients with HADS score ≥8 (intervention 24%, control 22%, OR 1.09, 95%CI 0.62 to 1.92, p=0.77).
Curtis (2016) reported the results on the PHQ-7. No statistically significant results were found at three months follow-up (n=118): intervention: 3.1, control: 4.9, β adj: -1.8, 95%CI -3.9 to 0.3, p=0.1). This difference is considered not clinically relevant (Curtis (2016) reported a minimal clinical important difference of 5 points for this specific questionnaire).
Garrouste-Orgeas (2017) reported that family members in the intervention group had significantly lower depression scores at follow-up (90 days) than family members in de control group (median [interquartile range] intervention: 2 [0-6] control: 5.5 [1-11.5], p=0.04). The number of patients with a HADS score ≥ 8 did not differ statistically significantly between the groups (intervention: 10 (24%), control: 17 (39%), p=0.14). However, based on the calculated relative risk (RR) using the provided data (RR: 0.62, 95%CI 0.32 to 1.19), this difference between the group is considered clinically relevant.
Due to the nonparametric data in Garrouste-Orgeas (2017), we decided not to perform a meta-analysis.
2. Depression (critical, long term)
Carson (2016) and Garrouste-Orgeas (2017) did not report this outcome.
Curtis (2016) reported the results on the PHQ-7 at three and six months. A statistically significant between-group difference was found at six months (n=115, mean intervention: 2.4, control: 4.7, β adj: -2.4, 95%CI -4.3 to -0.4, p=0.02). The difference between the groups is however considered not clinically relevant (Curtis (2016) reported a MCID of five points for this specific questionnaire).
White (2018) see ‘anxiety’.
3. PTSD (critical, short-term)
White (2018) did not report this outcome.
At three months, Carson (2016) reported a statistically significant between-group difference in mean IES-R scores, in favor of the control group (adj mean (95%CI) intervention: 25.9 (22.8 to 29.0), control 21.3 (18.0 to 24.6), adj between-group difference: 4.6, 95%CI 0.01 to 9.10, p=0.05). This difference might be clinically relevant. The difference in the number of patients with IES-R score ≥33 was not statistically significant, but clinically relevant in favor of the control group (intervention 34%, control 25%, OR 1.56, 95%CI 0.90 to 2.6, p=0.10).
Curtis (2016) did not report statistically significant between-group differences at three months (n=126, mean intervention: 29.8, control: 31.6, β adj: -1.8, 95%CI -6.7 to 3.1, p=0.5). This difference is not considered clinically relevant.
Garrouste-Orgeas (2017) reported that family members in the intervention group did not have significantly lower IES-R scores at follow-up (90 days) than family members in de control group (median [IQR] intervention: 21 [9-33] control: 24 [12.5-45], p=0.24). The difference in the number of patients with an IES-R score ≥ 22 was not statistically significant or clinically relevant (intervention: 21 (50%), control: 23 (52%), p=0.83).
Due to the nonparametric data in Garrouste-Orgeas (2017), we decided not to perform a meta-analysis.
3. PTSD (critical, long-term)
Carson (2016) and Garrouste-Orgeas (2017) did not report this outcome.
Curtis (2016) did not report statistically significant between-group differences at six months follow-up (n=114, intervention: 27.1, control: 30.6, β adj: -3.5, 95%CI -7.1 to 0.1, p=0.06). These differences are not considered clinically relevant.
White (2018) reported no statistically significant between-group differences at six months (mean (SD) intervention: 20.5 (18.1), control: 20.7 (17.7), β adj: -0,90, 95%CI -1.66 to 3.47, p=0.49). This difference is considered not clinically relevant. The authors reported also that there were no differences between the groups in analyses of IES scores as categorical outcomes with established cutoff points.
4. Satisfaction (important)
Curtis (2016), Garrouste-Orgeas (2017) and White (2018) did not include this outcome.
Carlson (2016) reported that the difference between the groups in satisfaction as determined with the 24-items Family satisfaction in the Intensive Care Unit survey, was not statistically significant (mean (95%CI) intervention: 81.1 (78.3 to 83.9) control: 84.3 (81.3 to 87.3), adj between-group difference -3.1, 95%CI -7.3 to 1.0, p=0,13). This difference is also not considered clinically relevant.
5. Quality of life (important)
None of the studies included this outcome.
Level of evidence of the literature
1. Anxiety
The level of evidence regarding the outcome measure anxiety (continuous scale; short -term) was downgraded by two levels because of study limitations (risk of bias; loss to follow-up, lack of blinding) and conflicting results (inconsistency). The final level of evidence is low.
The level of evidence regarding the outcome measure anxiety (dichotomous; short-term) was downgraded by three levels because of study limitations (risk of bias; loss to follow-up, lack of blinding), the conflicting results (inconsistency) and the limited number of events and wide confidence intervals (imprecision). The final level of evidence is very low.
The level of evidence regarding the outcome measure anxiety (continuous scale; long-term) was downgraded by two levels because of study limitations (risk of bias; e.g. loss to follow-up) and the limited reporting by White (2018) (results not available for this specific subscale). The final level of evidence is low.
2. Depression
The level of evidence regarding the outcome measure depression (continuous scale; short -term) was downgraded by two levels because of study limitations (risk of bias; loss to follow-up, lack of blinding) and conflicting results (inconsistency). The final level of evidence is low.
The level of evidence regarding the outcome measure depression (dichotomous; short-term) was downgraded by three levels because of study limitations (risk of bias; loss to follow-up, lack of blinding), the conflicting results (inconsistency) and the limited number of events and wide confidence intervals (imprecision). The final level of evidence is very low.
The level of evidence regarding the outcome measure depression (continuous scale; long-term) was downgraded by two levels because of study limitations (risk of bias; e.g. loss to follow-up); and the limited reporting in White (results not available for this specific subscale; imprecision). The final level of evidence is low.
3. PTSD
The level of evidence regarding the outcome measure PTSD (continuous scale; short -term) was downgraded by two levels because of study limitations (risk of bias; loss to follow-up, lack of blinding) and conflicting results (inconsistency). The final level of evidence is low.
The level of evidence regarding the outcome measure PTSD (dichotomous; short-term) was downgraded by three levels because of study limitations (risk of bias; loss to follow-up, lack of blinding), the conflicting results (inconsistency) and the limited number of events (imprecision). The final level of evidence is very low.
The level of evidence regarding the outcome measure PTSD (continuous scale; long-term) was downgraded by one level because of study limitations (risk of bias; e.g. loss to follow-up). The final level of evidence is moderate.
4. Satisfaction
The level of evidence regarding the outcome measure ‘satisfaction’ was downgraded by two levels because of study limitations (risk of bias; lack of blinding, unclear bias due to loss to follow-up and incomplete data) and the inclusion of a single study with a limited number of included patients (imprecision). The level of evidence is low.
5. Quality of life
The level of evidence regarding the outcome measure ‘quality of life’ was not determined, none of the studies included this outcome.
Zoeken en selecteren
Based on the research question, a systematic review of the literature was performed with the following PICO:
P: relatives of patients admitted to the intensive care unit
I: intervention delivered during the patients’ admission to the intensive care unit.
C: usual care, wait list control, attention control
O: anxiety, depression, post-traumatic stress disorder (PTSD), satisfaction, quality of life
Relevant populations
Only studies including at least 20 adult relatives of the patients admitted to the intensive care unit were included. Here, relatives refers to spouses, family members and friends. Studies that included minors (<18 years of age) and studies that focused solely on next of kin/bereaved relatives were excluded.
Relevant outcome measures
Outcome measures are included when measured after discharge from the hospital. When possible, they are subdivided into short-term (after discharge from the hospital until 6 months after discharge) and long-term (6 months or more after discharge from the hospital) effects.
The guideline development group considered PICS-F as a critical outcome measure for decision making; and satisfaction and quality of life as an important outcome measure for decision making.
The working group defined the outcome measures as following:
- Anxiety: as determined with a validated questionnaire to identify anxiety (e.g., Hospital Anxiety and Depression Scale (HADS), subscale anxiety).
- Depression: as determined with a validated questionnaire to identify depression (e.g., HADS, subscale depression).
- PTSD: as determined with a validated questionnaire to identify PTSD (e.g., Impact of Event Scale-Revised (IES-R).
- Quality of Life: as determined with a validated quality of life questionnaire (e.g., 36-item Short Form Health Survey-36, EuroQol-5D).
A priori, the working group did not define the outcome measure ‘satisfaction’ but applied the definitions used in the studies.
The working group defined 1.5 points on the HADS anxiety scale, 1.5 points on the HADS depression scale (Puhan, 2008), 3 points on the SF-36 PCS and 3 points on the SF-36 MCS (Frendl, 2014) as a minimal clinically (patient) important difference. For dichotomous outcome measures, the working group defined a relative risk ratio or odds ratio of 0.8 or 1.25 as a minimal clinically important difference.
Search and select (Methods)
The databases Medline (via OVID) and PsychINFO (via OVID) were searched with relevant search terms from 2005 until 30 January 2020. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 286 hits. Studies were selected based on the following criteria: systematic reviews (searched in at least two databases, and detailed search strategy, risk of bias assessment and results of individual studies available) and randomized controlled trials answering the search question and meeting the additional criteria for the population and outcome measures described above. Twenty-six studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, 20 studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and six studies were included.
Results
Six studies were included in the analysis of the literature. Important study characteristics and results are summarized in the evidence tables. The assessment of the risk of bias is summarized in the risk of bias tables.
Referenties
- Azoulay, E., Pochard, F., Kentish-Barnes, N., Chevret, S., Aboab, J., Adrie, C., Annane, D.,
Bleichner, G., Bollaert, P. E., Darmon, M., Fassier, T., Galliot, R., Garrouste-Orgeas, M., Goulenok, C., Goldgran-Toledano, D., Hayon, J., Jourdain, M., Kaidomar, M., Laplace, C., Larché, J., … FAMIREA Study Group (2005). Risk of post-traumatic stress symptoms in family members of intensive care unit patients. American journal of respiratory and critical care medicine, 171(9), 987–994. - Bench, S., Day, T., Heelas, K., Hopkins, P., White, C., & Griffiths, P. (2015). Evaluating the
feasibility and effectiveness of a critical care discharge information pack for patients and their families: a pilot cluster randomised controlled trial. BMJ open, 5(11). - Carson, S. S., Cox, C. E., Wallenstein, S., Hanson, L. C., Danis, M., Tulsky, J. A., ... & Nelson, J. E. (2016). Effect of palliative care–led meetings for families of patients with chronic critical illness: a randomized clinical trial. Jama, 316(1), 51-62.
- Chiang, V.C.L., et al., Fulfilling the psychological and information need of the family members of critically ill patients using interactive mobile technology: a randomised controlled trial. Intensive and Critical Care Nursing, 2017. 41: p. 77-83.
- Curtis, J. R., Treece, P. D., Nielsen, E. L., Gold, J., Ciechanowski, P. S., Shannon, S. E., ... & Engelberg, R. A. (2016). Randomized trial of communication facilitators to reduce family distress and intensity of end-of-life care. American journal of respiratory and critical care medicine, 193(2), 154-162.
- Davidson, J.E., et al., Guidelines for family-centered care in the neonatal, pediatric, and adult ICU. Critical care medicine, 2017. 45(1): p. 103-128
- Garrouste-Orgeas, M., Flahault, C., Fasse, L., Ruckly, S., Amdjar-Badidi, N., Argaud, L., ... & Timsit, J. F. (2017). The ICU-Diary study: prospective, multicenter comparative study of the impact of an ICU diary on the wellbeing of patients and families in French ICUs. Trials, 18(1), 1-11.
- Garrouste-Orgeas, M., Flahault, C., Vinatier, I., Rigaud, J. P., Thieulot-Rolin, N., Mercier, E., ... & Timsit, J. F. (2019). Effect of an ICU diary on posttraumatic stress disorder symptoms among patients receiving mechanical ventilation: a randomized clinical trial. Jama, 322(3), 229-239.
- Giulia Lamiani, Federica Bonazza, Silvia Del Negro, Elaine C. Meyer, The impact of visiting the Intensive Care Unit (ICU) on children’s and adolescents’ psychological well-being: A systematic review, Intensive and Critical Care Nursing, 2021,
- Junior, A.P.N., et al., Flexible versus restrictive visiting policies in ICUs: a systematic review and meta-analysis. Read Online: Critical Care Medicine| Society of Critical Care Medicine, 2018. 46(7): p. 1175-1180.
- Kleinpell, R., et al., Patient and family engagement in the ICU: Report from the task force of the World Federation of Societies of Intensive and Critical Care Medicine. J Crit Care, 2018. 48: p. 251-256.
- McIlroy, P. A., King, R. S., Garrouste-Orgeas, M., Tabah, A., & Ramanan, M. (2019). The effect
of ICU diaries on psychological outcomes and quality of life of survivors of critical illness and their relatives: a systematic review and meta-analysis. Critical care medicine, 47(2), 273-279 - Mickelson RS, Piras SE, Brown L, Carlile C, Drumright KS, Boehm L. The use and usefulness of
ICU diaries to support family members of critically ill patients. J Crit Care. 2020 Oct 22;61:168-176. doi: 10.1016/j.jcrc.2020.10.003. Epub ahead of print. PMID: 33171334. - Nielsen, A. H., Angel, S., Egerod, I., Lund, T. H., Renberg, M., & Hansen, T. B. (2020). The effect of family-authored diaries on posttraumatic stress disorder in intensive care unit patients and their relatives: a randomised controlled trial (DRIP-study). Australian Critical Care, 33(2), 123-129.
- Nguyen, Y.-L., Dealing with internet-based information obtained by families of critically ill
patients. Intensive Care Medicine, 2019. 45(8): p. 1119-1122 - Au, S. S., des Ordons, A. L. R., Leigh, J. P., Soo, A., Guienguere, S., Bagshaw, S. M., & Stelfox, H. T. (2018). A multicenter observational study of family participation in ICU rounds. Critical care medicine, 46(8), 1255-1262.
- Roulin, M.J.; Spirig, R. (2006). Developing a care program to better know the chronically
critically ill. Intensive Crit Care Nurse, 22(6), 355-361 - Roze des Ordons, A. L., Au, S., Blades, K., & Stelfox, H. T. (2020). Family participation in ICU
rounds—Working toward improvement. Journal of Evaluation in Clinical Practice, 26(6), 1620-1628. - Spoon, D., Rietbergen, T., Huis, A., Heinen, M., van Dijk, M., van Bodegom-Vos, L., & Ista, E. (2020). Implementation strategies used to implement nursing guidelines in daily practice: A systematic review. International Journal of Nursing Studies, 103748.
- van Mol, M., Ista, E., & van Dijk, M. Implementation and evaluation of a follow-up
programme after intensive care treatment: A practice development project. Intensive and Critical Care Nursing, 2018;49:6-13. - van Mol, M., Wagener, S., Rietjens, J & den Uil, C.A. Symptoms of psychological distress among bereaved relatives of deceased patients in the intensive care unit during the first COVID-19 wave. Intensive Care Medicine, 2022: p. 1-2.
- van Sleeuwen, D., van de Laar, F., Geense, W., van den Boogaard, M., & Zegers, M. (2020). Health problems among family caregivers of former intensive care unit (ICU) patients: an interview study. BJGP open, 4(4).
- White, D. B., Angus, D. C., Shields, A. M., Buddadhumaruk, P., Pidro, C., Paner, C., ... &
Arnold, R. M. (2018). A randomized trial of a family-support intervention in intensive care units. New England Journal of Medicine, 378(25), 2365-2375.
Evidence tabellen
Evidence tables
Evidence table for intervention studies
Study reference |
Study characteristics |
Patient characteristics |
Intervention (I) |
Comparison / control (C) |
Follow-up |
Outcome measures and effect size |
Comments |
Garrouste-Orgeas, 2017 |
Type of study: RCT
Setting and country: 12-bed medical-surgical ICU of a tertiary hospital in Paris, France
“The ICU admits about 800 patients each year and has a nurse-to-patient ratio of 1:2.5, four senior and four junior physicians on every weekday from 8.30 am to 6 pm, and one senior and one junior physician at night from 6 pm to 9:30 am and on weekends. Families can visit around the clock.”
Funding and conflicts of interest: in part by non-profit research organization Fondation de France. One of the authors disclosed lecturing and board participation for farmaceutical companies, and his institution received funding (research grants) from two companies. |
Inclusion criteria: family member: * close relative who visited the patient and ranked highest in the following order: spouse, grown child, sibling, and other * family of a ventilated patient for over 48 hours in the ICU
Exclusion criteria: family member: * not fluent in French * Conflict with the ICU team and admission * refused to participate in the study * refused recording of their semistructured interviews. * family members of patients who were organ donors.
N total at baseline: Intervention: 50, 42 evaluable. Control: 50, 44 evaluable.
Important prognostic factors: (characteristics of family members)
Age, median (range) I: 61 (49-68) C:56 (45-64)
Sex: I: 38% M C: 37% M
Relationship to patient, %: I: Spouse 39, child 31, parent 15, other 15. C: Spouse 33, child 47, parent 12, other 9.
History of receiving psychological or psychiatric support,% I: 40 C: 29
History of treatment with psychoactive agents, %: I: 3 C:9
Groups comparable at baseline? Not statistically, but there are some differences in percentages. Furthermore, baseline distress levels not assessed.
|
Family conferences with proactive participation of a nurse in family conferences.
Each conference was led by a physician. A conference was held after admission, then on days 3 and 7, and finally once a week until discharge. Additional conferences were held if the patient’s condition worsened or was expected to die (end-of-life conference). The physicians and nurses participating in the conferences were those in charge of the patient on that day.
Physicians could participate in conferences in both study groups.
All physicians and nurses received training, that included role playing. The NURSE method was used for bad news communication, and the ask-tell-ask concept was applied in all conferences. VALUE strategy was followed in end-of-life conferences.
At the end of the first conference, family was handed an information brochure.
The physician and nurse each focussed on specific topics. The nurse explained the organization of the ICU, (visitation policy and ICU diary), described the function of machines, tubes and catheters and verified comprehension by the family of the information delivered by the physician.
|
Family conferences without proactive participation of a nurse in family conferences.
|
Length of follow-up: 3 months
Loss-to-follow-up: Intervention, n(%): 7 (14) n=6 withdrew consent n=1 loss to follow-up
Control, n(%): 6 (12) n=5 withdrew consent n=1 loss to follow-up
Incomplete outcome data: see loss to follow-up
No statistical differences were found between patients included or analysed in the intervention and control groups. |
1. Anxiety, Evaluated using the HADS
90 days, median, [interquartile range] I: 4 [1-9] C: 8 [4.5-12] p=0.01
HADS score ≥ 8, n(%) I: 14 (33.3) C: 23 (52.3) p=0.08
“Although the intervention group had significantly lower anxiety and depression subscale scores, the prevalence of severe anxiety and depression symptoms (HADS subscale scores > 8) did not differ significantly between the two groups.”
2. Depression Evaluated using the HADS
90 days, median, [interquartile range] I: 2 [0-6] C: 5.5 [1-11.5] p=0.04
HADS score ≥ 8, n(%) I: 10 (23.8) C: 17 (38.6) p=0.14
See also ‘Anxiety’
3. PTSD Evaluated using the IES-R 90 days, median, [interquartile range] I: 21 [9-33] C: 24 [12.5-45] p=0.24
IES-R score ≥ 22, n(%) I: 21 (50) C: 23 (52.3) p=0.83
No significant between-group differences were found.
4. Satisfaction Not reported
5. Quality of life Not reported |
Family members participated in a semistructured interview at patient death or ICU discharge.
“Between-group comparisons relied on the nonparametric Fisher exact test and Kruskal-Wallis test.”
Sample size estimation: 49 participants in each group needed.
There were 96 conferences in the intervention and 92 in the control group. There was no significant between group difference in conference contents on day 1 and 3. |
Nielsen, 2020 |
Type of study: multicenter, block-randomized, single-blinded, controlled trial
Setting and country: four medical-surgical ICUs at two university hospitals and two regional hospitals
Funding and conflicts of interest: Aarhus University, Denmark |
Inclusion criteria: patients: * ≥18 years of age * undergoing mechanical ventilation for ≥24h * staying in the ICU ≥48h * with a close relative ≥ 18 years of age, as identified by the relative.
Both the patients and the relative: * Danisch speaking
Exclusion criteria: patients: * severe cognitive deficits or neurological damage
relatives continued in the study if the patient died or refused participation.
N total at baseline: Intervention: 56, 44 analysed Control:60, 47 analysed
Important prognostic factors: (characteristics of included family members)
Age, median (range) I: 56 (25-79) C: 48 (18-91)
Sex: I: 23% M C: 20% M
Ralationship to patient, %: I: Spouse 38, child 42, parent 11, other 10. C: Spouse 24, child 49, parent 8, other 19.
Groups comparable at baseline? No statistically significant differences, but there were more male patients in the control group. Also the relationship to the patient was slightly different between the groups and relatives in the control group were younger. Baseline distress levels not assessed.
|
Diary (incl. pictures) authored by a close relative for a critically ill patient. The ICU nurses guided the relative on how to write a diary for the ICU patient and later to share the diary with the patient.
|
No diary
|
Length of follow-up: 3 months
Loss-to-follow-up: Intervention, n(%): 9 (16) 3 couples were excluded due to the inclusion criteria.
Control, n(%): 12 (20) no reasons provided. 1 couple was excluded due to the inclusion criteria.
Incomplete outcome data: See also the results. No reasons for incomplete outcome data provided.
|
1. Anxiety, Evaluated using the HADS
3 months, HADS score ≥ 11, n(%) I: 5/41 (12) C: 7/46 (15) RR: 0.80 (95%CI 0.28;2.33), p=0.76
2. Depression Evaluated using the HADS
3 months HADS score ≥ 11, n(%) I: 3/41 (7) C: 5/46 (11) RR: 0.67 (95%CI 0.17;2.64), p=0.72
3. PTSD Evaluated using the PTSS-14 3 months, median, [interquartile range] I: 26 [14-64] C: 32 [14-77] Difference: 26.3%, 95%CI: 4.8-52.2, p=0.01
PTSS-14 score ≥ 31, n(%) I: 14/43 (32) C: 23/46 (50) RR: 0.65 (95%CI 0.39;1.09), p=0.13 NNT: 5.9
4. Satisfaction Not reported
5. Quality of life Evaluated using the SF-36, Physical function, mean I: 86.1 C: 85.1 p=0.73 Role functioning I: 73.7 C:68.5 p=0.20 Global health I: 78.2 C:70.8 p=0.10 role emotional I: 73.5 C: 70.4 p=0.79 Mental health I: 77.4 C: 70.4 p=0.16
|
Sample size estimation: 71 participants in each group needed. Planned sample size was not achieved. Sample size estimation only performed for PTSD in patients.
Differences in the number of cases were tested using Fisher exact test.
17% in the control group wrote a diary, but the intensity of the intervention was less.
15 patients in the intervention group and 16 patients in the control group died before follow-up.
|
Garrouste-Orgeas, 2019 |
Type of study: multicenter RCT.
Setting and country: 35 French ICUs
Funding and conflicts of interest: Study was funded through a grant from the Fondation de France and was sponsored by the Saint Joseph Hospital Network. Some authors received grants, personal or consultancy fees and/or nonfinancial support from pharmaceutical companies. |
Inclusion criteria: patients * aged ≥18 years * receiving mechanical ventilation for at least 48 hours that was initiated within 48 hours of ICU admission * family member present during inclusion period and able to visit the patient during ICU stay.
Both family member and patient * sufficient French-language skills
Exclusion criteria: patients: * no family members visiting * under legal guardianship * preadmission diagnosis of psychosis or dementia. * acute neurological diseases, with cardiac arrest at admission, mute or deaf * whose status was considered by the investigator as highly likely to lead to death or withdrawal of life support within 48 hours *participating in another trial with a telephone interview after ICU discharge.
N total at baseline: family members Intervention: 332, 281 analysed IES-R and 286 analysed HADS Control: 325, 282 analysed IES-R and 286 analysed HADS
Important prognostic factors: (characteristics of family members)
Age, median (range) I: 55 (45-66) C: 54 (44-66)
Sex: I: 27% M C: 28% M
Ralationship to patient, %: I: Spouce 54, child 33, parent 5, other 9. C: Spouce 56, child 30, parent 4, other 10.
Groups comparable at baseline? Yes, but c.
|
ICU dairy filled out by clinicians and family members during ICU stay. Before discharge from the ICU, a concluding note was written by an ICU clinician. The dairy was given to the patient or family member before discharge. If the patient died, the diary was concluded with a condolence letter and mailed to the family.
|
Usual ICU care without ICU dairy |
Length of follow-up: 3 months
Loss-to-follow-up: Intervention, n(%): 51 (15) n=27 declined n=17 no contact n=7 no IES-R score
Control, n(%): 43 (13) n=18 declined n=14 no contact n=11 no IES-R score
Incomplete outcome data: see loss to follow-up
|
1. Anxiety, Evaluated using the HADS
3 months, median, [interquartile range], I: 7 [5-11] C: 7 [5-11] Difference (95%CI): 0.28 (-0.5;1.04), p=0.65
HADS score ≥ 8, n(%) I: 141 (49) C: 134 (47) Risk difference (95%CI): 2 (-6 to 11), p=0.56
2. Depression Evaluated using the HADS
3 months, median, [interquartile range] I: 4 [1-7] C: 4 [1-7] Difference (95%CI): 0.05 (-0.67;0.78), p=0.96
HADS score ≥ 8, n(%) I: 70 (24.5) C: 67 (23.4) Risk difference (95%CI): 1 (-6 to 8), p=0.77
3. PTSD Evaluated using the IES-R 3 months, median, [interquartile range] I: 20 [11-35] C: 20 [10-37] Difference (95%CI: 0.48 (-2.5;3.5), p=0.87
IES-R score ≥ 22, n(%) I: 134/281 (48) C: 127/282 (45) RD: 3 [95%CI -6% to 11%], 0.53
4. Satisfaction Not reported
5. Quality of life Not reported |
To be included, ICUs had to have more than 8 beds. 3 ICUs used were routinely using an ICU dairy before the beginning of the trial.
Sample size estimation: 176 participants in each group needed. Sample size estimation only performed for PTSD in patients.
“Comparisons between groups were performed using X2 tests, Mann-Whitney Test an multivariable regressions (generalized linear multivariable mixed model). the final logistic regression model included: presence of diary, age, sex, simplified acute physiology score II, duration of propofol exposure, acute respiratory failure/chronic obstructive respiratory disease, emotional memories, and delusional memories.
Of the 332 patients in the intervention group and 325 patients in the control group, only 193 and 209 patients were alive at 3 months follow-up, respectively. |
White, 2018 (PARTNER) |
Type of study: stepped-wedge, cluster RCT
Setting and country: 5 ICUs at 5 hospitals in the UPMC health system, Pittsburgh, USA
Funding and conflicts of interest: Innovation Award from the UPMC Health system and by the Greenwall Foundation |
Inclusion criteria: Patients: * age of 18 years and older * lack of decision making capacity as judged by the patient’s attending physician * receipt of mechanical ventilation for at least 4 consecutive days, an estimated change of death during hospitalization of at least 40% as judged by patient’s attending physician, and/or an estimated change of severe long-term functional impairment of at least 40% as judged by the patient’s attending physician.
One surrogate decision maker of ≥18 years of age – identified as the patients main surrogate - was enrolled.
Exclusion criteria: Patient: * no surrogate decision maker * receiving only comfort-focused treatment at the time that they were eligible for enrolment.
N total at baseline: Intervention: 429 Control: 677
Important prognostic factors: (characteristics of family members)
Age, mean (SD) I: 57.1 (13.7) C: 56.4 (13.6)
Sex: I: 34% M C: 29% M
Relationship to patient, %: I: Spouse 38, child 38, parent 7, other 18. C: Spouse 44, child 29, parent 9, other 18.1.
Groups comparable at baseline? Surrogates yes, but there were differences in the demographics of the patients:
“There were differences between the treatment groups in some of the patient characteristics at baseline, including an older mean age and higher scores for the severity of acute illness and the number of chronic coexisting conditions in the intervention group than in the control group”
|
Multicomponent family-support intervention delivered by ICU team. Three components: * advanced communication training that focussed on skills for supporting families of seriously ill patients, provided to 4-6 nurses in each ICU. * family-support pathway: nurses met with families on a daily basis, according to a standardized protocol, and arranged clinician-family meetings within 48 hours after enrolment and every 5-7 days thereafter. * intensive support for implementation provided by an quality-improvement specialist.
|
Usual care |
Length of follow-up: 6 months
Loss-to-follow-up: 1106 patients agreed to be contacted for long-term follow-up, 809 completed long-term follow-up.
“Demographic characteristics were generally similar between patients whose surrogates completed long-term follow-up and patients whose surrogates did not”
|
1. and 2. Anxiety and depression Evaluated using the HADS
6 months, mean (SD) or mean (95%CI) I: 11.7 (7.9) C: 12.1 (8.5)
I adj: 11.7 (10.7 to 12.7) C adj: 12.0 (11.3 to 12.8)
β: -0.34, 95%CI -1.67;0.99, p=0.61
“There was no significant difference between the two groups in analyses of the HADS and IES scores as categorical outcomes with established cutoff points or in analyses of the scores on the HADS subscales of anxiety and depression as continuous, dichotomous, and ordinal outcomes.”
3. PTSD Evaluated using the IES 6 months, mean (SD) or mean (95%CI) I: 20.5 (18.1), n=308 C: 20.7 (17.7) n=501
I adj: 21.2 (19.3 to 21.2) C adj: 20.3 (18.8 to 21.9)
β=0.9, 95%CI -1.66 to 3.47, p=0.49
4. Satisfaction Not reported
5. Quality of life Not reported
|
Each ICU (cluster) began in the control phase and transitioned to the intervention phase at a randomly assigned time (wedge).
Sample size estimation: 1000 participants needed.
The authors used generalized linear mixed models, with ICU and time as random effects.
“Adjusted analyses were performed with regression models. All models were adjusted for patient’s age, modified SAPS III, Elixhauser Comorbidity Index score, use or nonuse of mechanical ventilation, primary diagnosis, and admission source.” Furthermore the analyses of the HADS scores and the IES were additionally adjusted for patient’s vital status at 6 months after discharge, the surrogate’s sex, and the surrogates’ s relationship to the patient.
1106 surrogates agreed to be contacted for long-term follow-up. 809 completed long-term follow-up.
“In-hospital mortality was higher in the intervention group than in the control group (36.0% vs.28.5%; odds ratio, 1.43; 95% CI, 1.10 to 1.87; P = 0.008), but mortality at 6 months did not differ significantly between the two groups (60.4% and 55.4%, respectively; adjusted odds ratio, 1.18; 95% CI, 0.93 to 1.50; P = 0.17).”
|
Carson, 2017 |
Type of study: multicenter RCT
Setting and country: 4 ICUs: urban tertiary care center, 2 tertiary care and a community hospital, USA
Funding and conflicts of interest: National Institute of Nursing Research. |
Inclusion criteria: Patients * Adult ≥21 years requiring ≥ 7 (or 10 days in the first year) days of mechanical ventilation uninterrupted for 96 hours or longer * not expected to be weaned or to die within 72 hours.
Family members * responsibility of health care decision making for the patient
Exclusion criteria: Patients * mechanically ventilated at an outside hospital for longer than 7 days * chronic neuromuscular disease, trauma or burns. * surrogate decision maker not available or lacked English proficiency * primary physician refused to grant permission to approach the patient or family * the investigators were the attending physicians.
N total at baseline: Intervention: 184, 163 analysed Control: 181, 149 analysed
Important prognostic factors: (characteristics of family members)
Age, mean (95%CI) I: 51 (48.8;52.8) C: 51 (48.6;52.7)
Sex: I: 30% M C: 28% M
Ralationship to patient, %: I: Spouce 44, child 32, parent 14, other 10. C: Spouce 37, child 33, parent 13, other 18.
Treated for anxiety in the past, n(%) I: 38 (21) C:42 (25)
Treatment for depression in the past, n(%) I :54 (29) C: 53 (29)
Groups comparable at baseline? No statistically significant differences.
|
At least 2 structured family informational and emotional support meetings led by palliative care clinicians, separated by 10 days. Furthermore provision of an informational brochure.
Scheduling of additional support and information team meetings between these time points was possible.
The palliative care team conducted pre-meetings with ICU physicians to review each patient’s condition, prognosis, and previous discussions of goals of care. Prognosis was also based on the ProVent 14 score.
The ICU clinicians could attend the meetings, or were provided with feedback from the palliative care team.
|
Provision of an informational brochure and routine family meetings conducted by ICU teams
“Clinicians were able to formally consult palliative care clinicians at their discretion even if randomized to the usual care control group, and this was encouraged if they needed assistance with symptom management or for transfer to hospice.” |
Length of follow-up: Immediately after the second support and information meeting, at 10 days after randomization for the control group (unless the patient had died), 3 months (median 105 days after randomization)
Loss-to-follow-up: Intervention, n(%): 21 (11) n=15 refused to participate, n=6 unavailable
Control, n(%): 32 (18) n=15 refused to participate n=17 unavailable
Incomplete outcome data: IES-R Intervention:2 Control: 4
|
1. Anxiety Evaluated using the HADS Baseline, mean (SD): I: 9.5 (4.8) C: 9.8 (4.7)
3 months, mean (SD) or mean (95%CI) I: 7.2 (4.6) C: 6.4 (4.7)
I adj: 7.2 (6.6;7.9) C adj: 6.4 (5.7;7.1)
Difference: 0.8, 95%CI -0.1 to 1.8, p=0.9
HADS score ≥ 8, % (95%CI) I adj: 44 (35;53) C adj: 31 (23;40) OR: 1.72, 95%CI 1.00;3.00, p=0.05.
2. Depression Evaluated using the HADS Baseline, mean (SD) I: 6.6 (4.0) C:6.7 (4.4)
3 months, mean (SD) or mean (95%CI) I: 4.9 (4.2) C: 5.0 (4.5)
I adj: 5.0 (4.4;5.6) C adj: 5.0 (4.3;5.6)
Difference: 0, 95%CI -0.9;0.9, p=0.93
HADS score ≥ 8, % (95%CI) I adj: 24 (17;31) C adj: 22 (16;30) OR: 1.09, 95%CI 0.62;1.92, p=0.77.
3. PTSD Evaluated using the IES-R 3 months, mean (SD) or mean (95%CI) I: 25.6 (18.0) C: 20.7 (18.3)
I adj: 25.9 (22.8;29.0) C adj: 21.3 (18.0;24.6)
Difference=4.6, 95%CI 0.01 to 9.10, p=0.05
Adjusting for additional variables did not change the interpretation of the results
IES-R score ≥ 33,% (95%CI) I: 34 (27;42) C: 25 (18;33) OR: 1.56 [95%CI 0.90 to 2.60], p=0.10.
4. Satisfaction As evaluated using the 24-items Family Satisfaction in the Intensive Care Unit survey. Total score, mean (95%CI)
I: 81.1 (78.3;83.9) C:84.3 (81.3;87.3) difference= -3.1, 95%CI -7.3 to 1.0, p=0.13.
5. Quality of life Not reported |
“The primary surrogate decision maker was determined through discussions with the ICU physicians, nurses and social workers, by review of the medical record, and by asking individual family members”
Estimated sample size: 150 family members in each study arm.
“For the primary analysis, the HADS score was adjusted for the baseline score and for multiple surrogate respondents. The IES-R was adjusted for multiple respondents.”
“…Family Satisfaction in the Intensive Care Unit survey were adjusted for multiple surrogate respondents and study site.”
“The proportion of patients meeting diagnostic cutoffs for anxiety and depression (scores ≥8 for the HADS Anxiety and Depression subscales for both anxiety and depression, adjusting for baseline and for multiple surrogate respondents) and PTSD (scores >33 on the IES-R, adjusting for multiple surrogate respondents) were compared using generalized linear models allowing for random effects”
“Eighty-two percent of family surrogate decision makers in the intervention group participated in at least 1 support and information team meeting, and there was an average of 1.4 meetings per surrogate.” 34 surrogates did not receive the intervention (n=22 surrogates unavailable, n=8 patients died, n=2 patients discharged before meeting, n=2 surrogates withdrew).
1,9 family meetings were conducted independently by the ICU teams for families in the intervention group after randomization that were separate from the support and information team meetings. This was similar as the number of family meetings (2.1) conducted by the ICU teams for families in the control group.
“Thirteen percent of patients in the intervention group had a formal palliative care consultation outside the study protocol compared with 22% of patients in the control group; however, adjusting for this variable had no significant effect on the between-group comparison.”
“Potential explanations for this lack of benefit may relate to the high perceptions of quality of communication, emotional support, and family satisfaction in the usual care control”
Hospital mortality, n(%) I: 49 (38) C: 51 (40) |
Curtis, 2015 |
Type of study: parallel-group randomized trial
Setting and country: 5 ICUs from 2 hospitals, one academic level-one trauma center and one community-based hospital, Seatle, USA.
Funding and conflicts of interest: “Funded by the National Institute of Nursing Research (R01 NR05226).” |
Inclusion criteria: Patients * patients ≥18 years * in ICU for more than 24 hours * mechanically ventilated at enrolment * SOFA score greater than or equal to six or diagnostic criteria predicting a greater than or equal to 30% risk of hospital mortality * legal surrogate decision maker to consent for patient participation * family member able to come to the hospital
Family members * age ≥18years * able to complete consent process and questionnaires in English *completion of a baseline questionnaire within 2 wk and a follow-up questionnaire within 60 d of distribution
N total at baseline: “The 68 randomized patients had 268 family members who participated with 51% (n = 137) associated with control patients (n = 86) and 49% (n = 131) associated with intervention patients (n = 82).”
Intervention: 131 (of 150 surveyed) Control: 137 (of 156 surveyed)
Important prognostic factors: (characteristics of family members)
I: 49.5 (12.0) C: 52.4 (14.2)
Sex: I: 29% M C: 30% M
Relationship to patient, %: I: Spouse 30, child 25, parent 21, other 24. C: Spouse 29, child 29, parent 18, other 14.
Groups comparable at baseline? Yes
|
Communication-facilitator intervention: the trained facilitators (nurse and social worker) assisted families of patients by providing communication support during the ICU stay.
“It included the following: (1) interviews by facilitators with family to understand the family’s concerns, needs, and communication characteristics; (2) meetings by facilitators with physicians, nurses, or other clinicians offering brief summary of family concerns, needs, and communication characteristics; (3) provision of communication and emotional support adapted to the family member’s attachment; (4) facilitator participation in family conferences; and (5) 24-hour follow-up with the family after discharge to acute care.”
|
Usual care. |
Length of follow-up: 3 and 6 months after the patients died in or was discharged from the ICU.
Loss-to-follow-up: 3-months Intervention, n(%): 53 (41) Reasons (describe): n=24 no baseline questionnaire, n=29 no 3-month questionnaire.
Control, n(%), 69 (50) n=51 no baseline questionnaire, n=18 no 3-month questionnaire.
6-months Intervention, n(%): 55 (42) Reasons (describe): n=24 no baseline questionnaire, n=31 no 3-month questionnaire.
Control, n(%), 76 (55) n=51 no baseline questionnaire, n=25 no 6-month questionnaire.
Incomplete outcome data: 3 months Intervention, n (%): 3 (4) n=1 informed consent not signed, n=2 late baseline questionnaire
Control, n (%): 11 (16) n=7 late baseline questionnaire, n=3 late 3-month questionnaire
6 months Intervention, n (%): 7 (9) n=1 informed consent not signed, n=2 late baseline questionnaire, n=4 late 6-month questionnaire.
Control, n (%): 9 (15) n=7 late baseline questionnaire, n=2 late 6-month questionnaire
|
1. Anxiety Evaluated using the Generalized Anxiety Disorder-7
3 months, n=127 I: 2.3 C: 3.0 β: -0.7, 95%CI -2.9 to 1.4, p=0.5
6 months, n=117 I: 1.8 C: 2.7 β: -0.9, 95%CI -3.1 to 1.3, p=0.4
Both at 3 and 6 months, the scores were adjusted for baseline GAD score.
2. Depression Evaluated using the Patient Health Questionnaire (PHQ)-9
3 months, n=118 I: 3.1 C: 4.9 β: -1.8, 95%CI -3.9 to 0.3, p=0.1
“Adjustment variables were the patient’s SOFA score at study enrollment, and mortality status at hospital discharge; and the family member’s age, legal next of kin status, length of acquaintance with the patient, and baseline report of end-of-life treatment discussion with the patient.”
6 months, n=115 I: 2.4 C: 4.7 β: -2.4, 95%CI -4.3 to -0.4, p=0.02
“Adjustment variables were the patient’s age at study enrollment and mortality status at hospital discharge; and the family member’s age, length of acquaintance with patient, and relationship to patient (dummy indicators for spouse, parent, and child).”
“Adjusted depression scores were lower for family members randomized to the intervention, but the between-group difference was not statistically significant.”
6 months, n=115 family members
Adjusted depression scores were significantly lower for the intervention group than for the control group (P = 0.017)”
3. PTSD Evaluated using the PTSD Checklist Civilian Version (PCL)
3 months, n=126 I: 29.8 C: 31.6 β: -1.8, 95%CI -6.7 to 3.1, p=0.5
6 months, n=114 I: 27.1 C: 30.6 β: -3.5, 95%CI -7.1 to 0.1, p=0.06
4. Satisfaction Not reported
5. Quality of life Not reported |
About the PHQ-9: “A minimal clinically important difference (MCID) is defined as five points (19, 21–25).”
“For analysis of family reported outcomes, we used clustered regression models (family members clustered under patients) and included all family members who met inclusion criteria and who had complete data on the outcome, its value at baseline, and any variables confounding the association between intervention and outcome. We used tobit regression for depression and anxiety outcomes (because of floor effects), robust linear regression for PTSD … of stay. All estimation used restricted maximum likelihood. This was a “complete case” analysis.” “These parameters suggested a total of 350 family members (175 per group) would enable us to identify family members who benefitted from the intervention.” This number was not met.
“The facilitators had an average of 9.4 contacts with family members per family (SD, 6.5 and spent an average of 267 minutes with family members per family (SD, 211).”
“Fourth, it is possible that there could be contamination of the control group during this study, which could bias our results toward the null.” |
IES-R: Impact of Events Scale-revised. Total score ranges from 0 (no symptoms) to 88 (severe symptoms). PTSD symptoms are defined as IES-R score ≥22 or 33.
HADS: Hospital Anxiety and Depression Scale. Sum of each domain ranges from 0 to 21. Score of ≥ 8 defines severe symptoms of anxiety or depression respectively.
PTTS-14: Post-traumatic stress symptoms 14 items inventory. Cutoff point of 31 was used when dichotomizing.
SF-36: Medical Outcomes Study Short Form 36 items inventory.
Risk of bias table for intervention studies (randomized controlled trials)
Study reference
(first author, publication year) |
Describe method of randomisation1 |
Bias due to inadequate concealment of allocation?2
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to inadequate blinding of participants to treatment allocation?3
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to inadequate blinding of care providers to treatment allocation?3
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to inadequate blinding of outcome assessors to treatment allocation?3
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to selective outcome reporting on basis of the results?4
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to loss to follow-up?5
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to violation of intention to treat analysis?6
(unlikely/likely/unclear) |
Garrouste-Orgeas, 2017 |
“The family members were allocated at random to the intervention or control group, using sequentially numbered, opaque, sealed envelopes. Randomisation was generated by S.R. via a computer. Two main investigators enrolled and assigned the participants”. |
Unlikely |
Likely |
Likely (and risk on contamination, as physicians could led conferences in both groups) |
Likely |
Unlikely |
Unclear, no reasons provided (only that patients withdrew consent) |
Likely, family members lost to follow-up were not included in the analysis. Furthermore, there is risk on contamination. |
Nielsen, 2020 |
“Patient-relative dyads were randomized 1:1 to either diary intervention or control group receiving usual care. Block randomisation secured that all sites recruited to both groups. Randomisation was carried out after obtaining informed written consent from relatives and collection of baseline data. Allocation concealment was achieved using opaque envelopes. A designated group of study nurses and the primary investigator conducted recruitment and randomisation, whereas ICU nurses could give information about the diary.” |
Unclear, block randomisation, but not clear if multiple block sizes were used. Furthermore, unclear whether the envelops were sealed.
|
Likely (“blinding of participants and staff was not possible because of the nature of the intervention”) |
Likely (“blinding of participants and staff was not possible because of the nature of the intervention”) |
Likely (“blinding of participants and staff was not possible because of the nature of the intervention”) |
Unlikely |
likely: Only 78% of relatives completed the questionnaire. The % females in the analysed control group was higher when compared to the percentage in the intervention group (87 vs 77%) and the median age was lower. Nielsen: “As lower age and female gender are risk factors for development of PTSD, the possibility of an overestimation of positive effects of the diary should at least be considered”. |
Likely, relatives lost to follow-up were not included in the analysis. There was some contamination. |
Garrouste-Orgeas, 2019 |
“the patients were randomized in a 1:1 ratio into 2 groups, stratified by center, using a secure web-based random number generator to select permuted blocks, with a block size of 4.” |
Unlikely. |
Likely |
Likely |
Unclear, the outcome assessor who contacted patients and family members was blind to the randomization group, however patients of course provided the answers to the questions. |
Unlikely |
Unclear, there was some loss to follow-up, but the reasons for the loss of follow-up were only minimally described. |
Likely, patients were analyzed according to their randomization group, but family members lost to follow-up were not included in the analysis. |
White (2018) |
Each ICU (cluster) began in the control phase and transitioned to the intervention phase at a randomly assigned time (wedge). A computer-generated randomization scheme was used. New crossovers occurred every 6 months. |
Unlikely |
Unclear, it is unclear whether the surrogates new at the time of the intervention were participating in this study. |
Likely |
Unlikely, the outcome assessor who contacted patients’ surrogates was blind to the randomization group. |
Unlikely, although results on the subscales of the HADS were not published separately. |
Likely, loss-to-follow up was quite substantial, no reasons provided. |
Unclear “All analyses were performed on an intention-to-treat basis” but unknown whether all patients were included in the analysis. |
Carson, 2017 |
“After _enrolment of patients and family members, patients were randomized to the intervention or the control group using a computer-generated, web-based randomization system with blinding of allocation. The randomization was stratified by study site in block sizes varying from 8 to 10. The research coordinator at each study site who had knowledge of group assignments was not involved in collection of the primary outcomes through family interviews.” |
Unlikely |
Unclear, family members were not blinded, but the results are contra intuitive |
Likely |
Unclear, observers were blinded to group allocation for the measurements of primary outcomes, however patients of course provided the answers to the questions. |
Unlikely |
Unclear, there was some loss to follow-up, but the reasons for the loss of follow-up were only minimally described. |
Likely “All analyses were 2-tailed and performed on an intent-to-treat basis.” However, family members lost to follow-up were not included in the analysis. |
Curtis, 2015 |
“Patients were randomly assigned to intervention or control in a 1:1 ratio. Randomization was stratified by hospital in block sizes of six, with results provided to study staff in sealed, opaque, consecutively numbered envelopes.” |
unlikely |
Likely |
Likely |
Likely |
Unlikely |
Likely, Full information maximum likelihood (FIML) estimation models gave similar results as the complete case analyses. However loss to follow-up was quite substantial.
|
Likely, not reported and high amount of incomplete data. |
Table of excluded studies
Author and year |
Reason for exclusion |
Agren, 2015 |
Intervention after discharge. |
Azaoulay, 2018 |
Outcome measures assessed at day 5 ICU admission. |
Barreto, 2019 |
Focussed mainly on patients, not specifically on the relatives. We choose to include the individual RCT’s (Garrouste-Orgeas, 2019 and Nielsen, 2019). NB the included study of Jones (ref 30) is described as RCT, but this study has an observational design for the current research question. |
Bibas, 2019 |
SR, but not all included studies were eligible for this literature summary. We choose to include the individual RCT’s. |
Bohart, 2018 |
Intervention after discharge. |
Chaboyer, 2007 |
Outcome measures only determined before transfer to the ward. |
Chiang, 2016 |
Outcome measures determined during ICU admission. |
Chien, 2006 |
Outcome measures determined during ICU admission. |
Curtis, 2012 |
Study protocol and lessons learned. |
Douglas, 2005 |
Intervention mainly after discharge. |
Garrouste-Orgeas, 2017 |
Study protocol. |
Goldfarb, 2017 |
SR, but limited reporting of the results. Also inclusion of studies with an observational study design. We choose to include the individual RCT’s |
Kentish-Barnes, 2016 |
Study protocol. |
Kloos, 2008 |
Outcome measures assessed at day 3. |
Kynoch, 2016 |
Review, results of the study only narratively reported. We choose to include the individual RCT’s. |
Lewis, 2018 |
Cochrane Review, focussed also on patients. We choose to include the individual RCTs. |
McIlroy, 2019 |
Focussed on the patient and included also non-randomized observational studies. We choose to include the individual RCTs. |
Nielsen, 2016 |
More recent reviews available. |
Ning, 2020 |
Geen RCTs geïncludeerd. |
Scheunemann, 2011 |
SR, but limited reporting of the results. Also inclusion of studies with an observational study design. We choose to include the individual RCT’s |
Shafipour, 2017 |
Limited reporting of the results of the individual studies and of the risk of bias assessment. |
Ullman, 2015 |
More recent reviews available. |
Yun, 2017 |
No RCT. Outcome measured determined during hospital admission. |
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 19-09-2022
Laatst geautoriseerd : 19-09-2022
Geplande herbeoordeling : 01-01-2025
Herbeoordeling module Identificatie van patiënten met risico op PICS - 2025
Herbeoordeling modules Preventie van PICS en
Preventie van PICS-F, Screeningsinstrumenten, Organisatie van zorg - 2027
Algemene gegevens
Autorisatie van de VRA onder voorbehoud van bekrachtiging tijdens de ALV.
De ontwikkeling van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2019 een multidisciplinaire werkgroep en klankbordgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor (voormalig) IC-patiënten.
Werkgroep
- Prof. dr. D. van Dijk, intensivist, NVIC (voorzitter)
- Dr. H.R. Holtslag, revalidatiearts, VRA (voorzitter)
- Dr. L.L.A. Bisschops, internist-intensivist, NIV
- Dr. M. van den Boogaard, senior onderzoeker, V&VN
- Drs. M.A.E.A. Brackel, voorzitter patiëntorganisatie IC Connect (tot 1 januari 2022), jeugdarts niet praktiserend
- Drs. H. van Dis, klinisch psycholoog, epidemioloog, NIP
- Dhr. R. Klerks, patiëntvertegenwoordiger, stichting FCIC
- Dr. M.M.C. van Mol, postdoc onderzoeker, psycholoog en IC Verpleegkundige, V&VN
- Dr. M. van der Schaaf, lector Revalidatie in de Acute Zorg en senior onderzoeker, KNGF
- Drs. M.S. van der Steen, internist-intensivist, NVIC
- Dr. M.Ch.E. van de Woude, anesthesioloog-intensivist, NVA
Klankbordgroep
- Drs. M.W. Brouwer, GZ-psycholoog, NIP
- Mw. N.A. Bruins, internist-intensivist, NIV
- Dr. D.S. Dettling-Ihnenfeldt, fysiotherapeut/onderzoeker, KNGF
- Drs. M.P.M. Dremmen, revalidatiearts, VRA
- Dr. H. Endeman, internist-intensivist, NIV
- Mw. S. op ’t Hoog, verpleegkundig specialist ICU en voorzitter netwerkgroep V&VN VS ICU (tot februari 2022)
- Mw. M.W.J.C. Prins-Smulders, verpleegkundig specialist ICU, V&VN ICU (vanaf februari 2022)
- Dr. K.A.J. Kuijpers, revalidatiearts, VRA
- Dr. F.A. van de Laar, huisarts
- Drs. A.J. Meinders, internist-intensivist, NIV
- Dr. A.F.C. Schut, intensivist, NIV
- Mw. M. Siebel, patiëntorganisatie IC Connect
- Dr. G.J. Versteegen, klinisch psycholoog, NIP
- Dr. L.C.M. Vloet, lector Acute Intensieve zorg HAN, voorzitter FCIC
- Prof. dr. A.R.H. van Zanten, internist-intensivist, NIV
Met ondersteuning van
- Dr. G. Peeters, senior adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (tot november 2019)
- Dr. S. Persoon, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (vanaf november 2019)
- Dr. V.C.M. Cox, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (vanaf februari 2020 tot november 2020)
- Drs. M.E. Wessels, medisch informatiespecialist Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Dr. S.N. Hofstede, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (vanaf april 2022)
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Werkgroep
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Dijk, van |
Hoogleraar IC geneeskunde UMC Utrecht |
Geen |
Geven van voordrachten voor de stichting Family and Patient centered Intensive Care (FCIC) (onbetaald) |
Geen |
Holtslag |
Revalidatiearts, opleider & chef de polikliniek, Amsterdam UMC, locatie AMC |
Lid Raad van Toezicht van De Zorgcirkel (betaald) Adviseur NOC*NSF, Papendal, Arnhem, (betaald) |
IC-revalidatie is een onderwerp waar onze afdeling (Revalidatie) belang aan hecht, er wordt op onze afdeling ook onderzoek naar gedaan |
Geen |
Bisschops |
Internist-intensivist afdeling intensive care Radboudumc |
Geen |
Geen |
Geen |
Boogaard, van den |
Senior onderzoeker afdeling lntensive Care Radboudumc en projectleider MONITOR-IC
|
Onbezoldigde functies: - Bestuurslid European Delirium Association - Adviseur Network for lnvestigation of Delirium: Unifying Scientists (NIDUS) - Organisator IC-café regio Nijmegen & Omstreken - Lid werkgroep Longterm Outcome and ICU Delirium van de European Society of lntensive Care Medicine |
Projectleider MONITOR-lC (langetermijngevolgen lC-opname project; multicenter). De MONITOR-IC studie is niet door de industrie gesponsord.
Studie naar de effectiviteit van gestructureerde en gepersonaliseerde IC-nazorg. |
Geen trekker/meelezer bij de module organisatie van zorg. Geen verdere actie. |
Brackel-Welten |
Voorzitter IC Connect, patientenorganisatie voor (voormalig) IC-patienten en naasten, tot 1 januari 2022 (vrijwilligerswerk)
Bestuurslid Stichting Family and patient Centered Intensive Care (FCIC), tot 1 januari 2022 (vrijwilligerswerk)
Jeugdarts KNMG niet praktiserend |
Geen |
Geen |
Geen |
Dis, van |
Gepensioneerd Afdeling Medische Psychologie en Psychiatrie, Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, Amsterdam en Afdeling Psychologie, Brein en Cognitie, van de Universiteit van Amsterdam
Thans Gastdocent Medische Psychologie & Farmacopsychologie, Afdeling Psychologie, Brein & Cognitie, Universiteit van Amsterdam, Roeterseiland Campus, Nieuwe Achtergracht 126 B, 1018 WT, Amsterdam
Docent RINO-Amsterdam (postacademische onderwijs GGZ), Leidseplein 5, Amsterdam |
Nederlandse Vereniging Gezondheidszorgpsychologie en haar specialismen (NVGzP): secretaris bestuur, Vz Cie Kwaliteit, Vz Cie Somatiek (onbetaald).
Landelijke Vereniging Medische Psychologie: Beroepsbelangen, Vz Werkgroep Farmacopsychologie, Werkgroep Slaap (onbetaald) |
Geen |
Geen |
Klerks |
Patiëntenvertegenwoordiger/ ervaringsdeskundige naaste, FCIC |
Geen |
Geen |
Geen |
Mol, van |
Onderzoeker Psycholoog en IC-verpleegkundige Erasmus MC (1 fte) |
Vrijwilliger Stichting FCIC Secretaris
Vacatiegeld en reiskostenvergoeding |
Geen |
Geen |
Schaaf, van der |
Associate professor Amsterdam UMC (afd. revalidatiegeneeskunde) en Hogeschool van Amsterdam |
Vrijwilliger Stichting FCIC (onbetaald) Bestuurslid REACH netwerk (onbetaald) |
Geen |
Geen |
Steen, van der |
lnternist-lntensivist Pantein Ziekenhuis Beugen
Associate professor Amsterdam UMC (afd. revalidatiegeneeskunde) en Hogeschool van Amsterdam |
CVO van vereniging voor Ostheopatie (onkostenvergoeding)
CMIO netwerk (onbezoldigd)
Vrijwilliger FCIC en coorzitter Stichting REACH netwerk (onbezoldigd) |
ZonMw Project Citizen Health; projectleider (betaald/onkostenvergoeding) DIGNIC project; Digitale gepersonaliseerde Nazorg na een opname op de Intensive Care Afdeling. |
Geen |
Woude, van der |
Anesthesioloog-Intensivist Zuyderland Medisch Centrum 0,6 FTE Medisch manager RVE Verpleegcentrum Zuyderland 0,3 FTE |
Geen |
Geen |
Geen |
Peeters (tot 11-2019) |
Senior adviseur/teamleider Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten |
Senior Atlantic Fellow for Equity in Brain Health, Global Brain Health Institute, Trinity College Dublin (onderzoeker; onbetaald).
Verzorgen van onderwijs voor de epidemiologische onderwerpen in het curriculum voor de eerstejaars fellows in het programma van de Global Brain Health Institute. |
Functie bij het Global Brain Health Institute: Er zijn soms financiële voordelen in de vorm van vergoeding van registratie en reiskosten voor congresbezoek.
|
Geen |
Persoon (vanaf 11-2019) |
Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten |
Tot oktober 2018 Gastvrijheidsaanstelling afdeling Revalidatie Academisch Medisch Centrum, Amsterdam, in verband met promotietraject. Project: Physical fitness to improve fitness and combat fatigue in patients with multiple myeloma or lymphoma treated with high dose chemotherapy.
April 2018-september 2018: Docent Team Technologie, Fontys Paramedische Hogeschool. Begeleiden van studenten bij afstudeerstages. Max 1 dag in de week, betaald. |
Geen promotieonderzoek werd gefinancierd door KWF, financier had geen invloed op uitkomsten onderzoek of op huidige werkzaamheden. |
Geen |
Cox (vanaf 02-2020) |
Adviseur Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten |
Promotieonderzoek, getiteld: “Partners of patients with acquired brain injury – impact dyadic relationships and support”
Gefinancierd door ZonMW, projectnummer #630000002 CARE4BRAIN: personalized CAREgiver and patient support in rehabilitation FOR patients with acquired BRAIN Deficits |
Geen, financier promotieonderzoek had geen invloed op de uitkomsten onderzoek of op de huidige werkzaamheden. |
Geen |
Klankbordgroep
Klankbord-groeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Brouwer Mengerink |
GZ-psycholoog, St. Antoniusziekenhuis |
Geen |
Geen |
Geen |
Bruins
|
Internist-intensivist Medisch Centrum Leeuwarden
|
Commissie Nazorg NVIC (onbetaald).
Medisch manager ZE Acuut. 0,2 FTE |
Ondersteunt lopend onderzoek naar het herstel van IC patiënten, niet als hoofdonderzoeker. |
Geen |
Dettling-Ihnenfeldt
|
Fysiotherapeut/onderzoeker AmsterdamUMC, locatie AMC
|
Secretaris Stichting REACH netwerk (onbetaald) |
Geen |
Geen |
Dremmen
|
Revalidatiearts Zuyderland Medisch Centrum Heerlen - Sittard-Geleen. Voorheen via Adelante Zorggroep |
Geen |
Geen |
Geen |
Endeman
|
Internist-intensivist, Erasmus MC, Rotterdam |
Geen |
Geen |
Geen |
Op ’t Hoog (tot februari 2022) |
Verpleegkundig specialist ICU Elisabeth Tweesteden-ziekenhuis
|
Voorzitter V&VNVS ICU netwerk (onbetaald).
Lid Verpleegkundige Advies Raad Elisabeth Tweesteden-ziekenhuis – vanuit loondienst.
Lid Dagelijks bestuur Vakgroep Verpleegkundig Specialisten Elisabeth Tweesteden-ziekenhuis (onbetaald). |
Geen |
Geen |
Kuijpers |
Revalidatiearts, Medisch spectrum Twente |
Geen |
Geen |
Geen |
Laar, van de |
Huisarts (0,6 fte), onderzoeker/docent Academisch Gezondheidscentrum Thermion (0,4 fte), Radboud UMC, afdeling eerstelijns geneeskunde |
Geen |
Werkt samen in onderzoek naar post-IC patiënten (en familie) met onderzoekers IC RaboudUMC ( MiCare studie) |
Geen |
Meinders |
Internist-intensivist St Antonius ziekenhuis, Utrecht |
Geen |
Geen |
Geen |
Prins-Smulders (vanaf februari 2022) |
Verpleegkundig specialist ICU Elisabeth Tweesteden-ziekenhuis
|
Vrijwilliger IC-connect FCIC (onbetaald) |
Geen |
Geen |
Schut |
Intensivist Ikazia ziekenhuis Rotterdam |
Geen |
Geen |
Geen |
Siebel |
Ervaringsdeskundige patiëntenorganisatie ICConnect |
Geen |
Geen |
Geen |
Versteegen |
Klinisch psycholoog, UMCG |
Plaatsvervangend Hoofdopleider Psychotherapie, PPO, Groningen (0,1 fte) (mede)verantwoordelijk voor de opleiding tot Psychotherapeut |
Geen |
Geen |
Vloet
|
Voorzitter FCIC, vrijwilligersfunctie |
Bestuurslid Venticare (onbetaald) |
Vanuit lectoraat diverse gesubsidieerde trajecten op IC gebied. Momenteel geen op gebied van nazorg. |
Geen |
Zanten, van |
lnternist-intensivist, Medisch Hoofd & Opleider, afdeling lntensive Care, Ziekenhuis Gelderse Vallei, Ede (0.8 FTE)
Buitengewoon Hoogleraar Wageningen Univeristy & Research, Wageningen (0.2 FTE) |
Lid GIC, Lid platform Kwaliteit NlV, Lid ESPEN richtlijn commissie Voeding volwassen lC patienten, Lid MEN sectie ESICM, working group gastrointestinal failure Lid SKMS/ZonMw richtlijn Voeding en IC, Lid klankbordgroep SKMS/ZonMw richtlijn Nazorg en Revalidatie IC, Lid diverse congrescommissies (Nationale Voedingscongres, lnternational Sepsis Symposium Netherlands, Mythen Missers en Maatwerk lnfectieuze bedreigingen,Mythen Missers en Maatwerk Circulatie, Mythen Missers en Maatwerk Beademing, Begrenzingen Intensive Care, Masterclass lC Schiermonnikoog, Masterclass Voeding en IC)
Betaald: Medisch Lid METC-Oost, kamer 4 WUR. Expertiserapportages: Medirisk, Hofman Letselschade, Centramed, Rechtbank Midden-Nederland spreker/onkostenvergoedingen bovengenoemde congressen in NL. Spreker/onkostenvergoedingen internationale congressen: ISICEM, ESICM, ESPEN, ASPEN, CSPEN, IrSPEN, PENSA, BAPEN, BRASPEN, CSCCM, Middle-East Nutrition Summit. |
Lezingen, consultancy, reiskostenvergoedingen voor bedrijven in afgelopen 5 jaar: Abbott, AOP Pharma (Amomed), BBraun, Baxter, Cablon Medical, Cardinal Health, Danone-Nutricia, DIM3, Fresenius-Kabi, Lyric, Mermaid, Nestle-Novartis. Rousselot.
Partner die Congresbureau Interactie voert.
Scholingen in acute zorg en IC geneeskunde.
Participatie als onderzoeker in lC sepsis trials (b.v. AKPA-ART 123 trombomoduline, adrenomedulline trial, Revival trial), VitaCCa trial (OHCA, vitamine C), opbrengsten vloeien naar Stichting lC research en worden niet uitgekeerd aan onderzoekers. Zelf geinitieerd onderzoek: VIRS-studie, (investigator initiated registry argipressine bij septische shock, grant AOP Pharma), Protein supplement RCT post ICU (grant Rousselot), nutrition intake post ICU (Valifood study, Prospect I&II study, grant Nutricia).
Gemelde belangen zijn niet relevant voor deze richtlijnmodule. |
Geen |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door participatie van een afgevaardigde in de werkgroep vanuit Stichting FCIC en een afgevaardigde vanuit patiëntorganisatie IC Connect. De conceptmodule is tevens voor commentaar voorgelegd aan Stichting FCIC, patiëntorganisatie IC Connect en de Patiëntenfederatie Nederland.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
Aanbeveling |
Tijdspad voor implementatie: 1-3 jaar of >3 jaar |
Verwacht effect op kosten |
Randvoorwaarden voor implementatie (binnen aangegeven tijdspad) |
Mogelijke barrières voor implemen-tatie |
Te ondernemen acties voor implementatie |
Verantwoordelijken voor acties |
Overige opmerkingen |
Overweeg een ruimhartig bezoekbeleid voor naasten, bestaande uit:
|
1-3 jaar |
Onduidelijk. Een ruimhartig bezoekbeleid kost een tijdinvestering van het IC-team. Mogelijk worden er echter op langere termijn kosten bespaard als deze interventie een positief effect heeft op het mentale welzijn van de naasten en patiënt. |
Voldoende capaciteit (qua tijd en mogelijkheid om de belasting op te vangen) binnen het IC-team.
|
Onvoldoende capaciteit binnen het IC-team en onvoldoende mogelijkheden om de aanvullende belasting op het IC-team op te vangen. |
De IC-capaciteit is in Nederland beperkt, en staat naar aanleiding van de corona pandemie extra onder druk. |
Alle partijen in ons zorgstelsel die verantwoordelijk zijn voor voldoende IC-capaciteit. Bij voldoende IC-capaciteit: het IC-team. |
|
Bied naasten ook schriftelijke informatie aan. Dit kan bestaan uit:
|
<1 jaar, deze aanbeveling wordt vaak al gevolgd. |
Geen |
- |
- |
- |
- |
- |
Bied naasten (en de patiënt, zie de module Preventie van PICS) het gebruik van een IC-dagboek aan. |
<1 jaar, deze aanbeveling wordt vaak al gevolgd. |
Geen |
- |
- |
- |
- |
- |
Overweeg het aanstellen een vast contactpersoon voor naasten. |
1-3 jaar, deze aanbeveling wordt vaak al gevolgd voor patiënten die langer zijn opgenomen. |
Onbekend. |
Voldoende capaciteit en logistieke processen aanpassen |
Voortdurende wisselende teams in de klinische zorg |
In het EPD casemanager benoemen. Aanstellen van begeleiders voor naasten op de IC. |
Management IC-afdelingen. |
- |
Indien artsen en verpleegkundigen het haalbaar achten dat naasten betrokken zijn bij de behandeling:
|
> 3 jaar. |
Onduidelijk. Deze aanbevelingen vereisen tijdinvestering van het IC-team. Mogelijk worden er echter op langere termijn kosten bespaard als deze interventie een positief effect heeft op het mentale welzijn van de naasten en patiënt. |
Voldoende capaciteit (qua tijd en mogelijkheid om de emotionele belasting op te vangen) binnen het IC-team.
|
Onvoldoende capaciteit binnen het IC-team en onvoldoende mogelijkheden om de aanvullende emotionele belasting op het IC-team op te vangen. |
De IC-capaciteit is in Nederland beperkt, en staat door uitval en uitstroom van zorgverleners ten tijde van de corona pandemie extra onder druk.
|
Alle partijen in ons zorgstelsel die verantwoordelijk zijn voor voldoende IC-capaciteit. Bij voldoende IC-capaciteit: het IC-team. |
|
Overweeg bij een langdurige of complexe situatie bij de patiënt psychosociale en geestelijke ondersteuning voor de naasten door hen in contact te brengen met bijvoorbeeld de geestelijk verzorger, maatschappelijk werker of psycholoog. |
<1 jaar, deze aanbeveling wordt vaak al gevolgd. |
Geen |
- |
- |
- |
- |
- |
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst kwalitatieve raming |
Toelichting |
Module Preventie van PICS |
Waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft en het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Preventie PICS-F |
Waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft die substantiële financiële investering vraagt. |
Module Identificatie van patiënten met risico op PICS |
Waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft die substantiële financiële investering vraagt. |
Module Screeningsinstrumenten voor PICS |
Waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft die substantiële financiële investering vraagt. |
Module Coördinatie en taken met betrekking tot de organisatie van IC-nazorg |
Waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft die substantiële financiële gevolgen met zich meebrengt, dat er geen toename van >5% is in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Overdracht klinische informatie in de keten |
Waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft die substantiële financiële investering vraagt. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Informatievoorziening aan en communicatie met de patiënt en naasten |
Waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft die substantiële financiële investering vraagt. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten met betrekking tot de preventie, herkenning en behandeling van PICS. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF), Nederlandse Internisten Vereniging (NIV), NVIC, VRA, Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie (NVKG), Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH), Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP), Stichting FCIC, IC Connect en Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland - Intensive Care (V&VN-IC) tijdens een Invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen in de bijlagen.
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
Definitie |
|
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nul-effect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, denk bijvoorbeeld aan aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE-gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
Schünemann HJ, Oxman AD, Brozek J, Glasziou P, Jaeschke R, Vist GE, Williams JW Jr, Kunz R, Craig J, Montori VM, Bossuyt P, Guyatt GH; GRADE Working Group. Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ. 2008 May 17;336(7653):1106-10. doi: 10.1136/bmj.39500.677199.AE. Erratum in: BMJ. 2008 May 24;336(7654). doi: 10.1136/bmj.a139.
Schünemann, A Holger J [corrected to Schünemann, Holger J]. PubMed PMID: 18483053; PubMed Central PMCID: PMC2386626.
Wessels M, Hielkema L, van der Weijden T. How to identify existing literature on patients' knowledge, views, and values: the development of a validated search filter. J Med Libr Assoc. 2016 Oct;104(4):320-324. PubMed PMID: 27822157; PubMed Central PMCID: PMC5079497.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.