Moleculaire diagnostiek van infectieziekten

Initiatief: NVMM Aantal modules: 13

Schoonmaak lab voor moleculaire diagnostiek

Uitgangsvraag

Wat is het beleid rond schoonmaak in een laboratorium voor moleculaire diagnostiek van infectieziekten?

Aanbeveling

Laboratoriumruimten

Leg in een procedure vast:

  • wie de schoonmaak uitvoert (extern personeel of eigen laboratoriumpersoneel);
  • op welke wijze de schoonmaak uitgevoerd wordt.

 

Maak afspraken met betrekking tot schoonmaak over:

  • de te volgen routing van de verschillende laboratoriumruimten;
  • de frequentie;
  • welke schoonmaakmiddelen te gebruiken;
  • welke werkkleding te dragen;
  • het gebruik van handschoenen;
  • de te verrichten werkzaamheden.

 

Laboratoriumapparatuur

Leg vast:

  • de frequentie van het schoonmaken van apparatuur;
  • de wijze van schoonmaken van apparatuur.

 

Schoonmaakmiddelen

Maak apparatuur, (tafel)oppervlakken, buizenrekken en andere hulpmiddelen schoon met middelen waarvan bij voorkeur is aangetoond dat deze effectief zijn in de afbraak van kleine DNA fragmenten.

Overwegingen

Kwaliteit van bewijs

Niet van toepassing, omdat geen systematische literatuuranalyse verricht is. Zie professioneel perspectief.

 

Waarden en voorkeuren

Niet van toepassing, omdat de aanbevelingen niet op het niveau van de individuele patiënt zijn.

 

Professioneel perspectief

Laboratoriumruimten

Schoonmaakpersoneel is zich niet altijd bewust van contaminatierisico’s. Daarom is het belangrijk dat de afspraken omtrent schoonmaak van de moleculaire laboratoriumruimten schriftelijk wordt vastgelegd en dat de uitvoering van de werkzaamheden worden gecontroleerd. Het vastleggen van de afspraken dient er eveneens voor dat eenieder die betrokken is bij de schoonmaak op de hoogte is van dezelfde afspraken.

 

De volgorde waarin de verschillende ruimten worden schoongemaakt moet dezelfde zijn als de uni-directionele werkvolgorde die de laboratoriummedewerkers gebruiken (zie ook de module ‘Randvoorwaarden lab moleculaire diagnostiek’). Dit voorkomt contaminatie die onbedoeld vanuit een hoger risiconiveau wordt geïntroduceerd in een ruimte met lager risiconiveau via bijvoorbeeld een dweil. Om diezelfde reden kunnen disposable schoonmaakhulpmiddelen uitkomst bieden. Ook afspraken over de frequentie, de te gebruiken schoonmaakmiddelen, eventuele werkkleding en handschoenen en welke werkzaamheden worden verricht dragen bij aan het inzicht in mogelijke contaminatierisico’s die ontstaan gedurende de schoonmaak.

De effectiviteit van de schoonmaakprocedure kan deels gemeten worden door het continu monitoren van negatieve runcontroles of het uitvoeren van veegtesten.

 

Laboratoriumapparatuur en schoonmaakmiddelen

Gecontamineerde apparaten kunnen structurele fout-positieve resultaten veroorzaken. Maar ook kunnen apparaten dusdanig vies zijn dat de functionaliteit beïnvloed wordt. Zorg daarom dat de wijze en frequentie van schoonmaak in het onderhoudsplan wordt geïncludeerd, waarbij rekening gehouden wordt met zowel het contaminatierisico als het behoud van het apparaat zelf. Bijvoorbeeld, hypochloriet-bevattende middelen zijn geschikt voor oppervlaktereiniging en breken nucleïnezuren effectief af, maar het dagelijks gebruik kan mogelijk schadelijk zijn voor apparatuur. 0,1N HCl wordt ook toegepast om nucleïnezuren af te breken, maar is tevens ook erg corrosief.

Voor andere oppervlakken zoals werkbladen en bijvoorbeeld transportmiddelen zullen de corrosieve eigenschappen van het schoonmaakmiddel minder van belang zijn of is direct naspoelen met water mogelijk. Voor die oppervlakken heeft het dus de voorkeur om ze zeer frequent schoon te maken en met een middel waarvan de effectiviteit is aangetoond, zodat het contaminatierisico via die oppervlakken minimaal zal zijn. Direct na het gebruik schoonmaken voorkomt verdere verspreiding.

 

Aanvaardbaarheid + haalbaarheid van de aanbeveling(en)

De aanbevelingen deze module zijn voor alle stakeholders aanvaardbaar en haalbaar, omdat deze voor het grootste deel al aansluiten bij de huidige praktijk.

 

Rationale van de aanbeveling(en)

Bij het opstellen van de aanbevelingen heeft het minimaliseren van fout positieve uitslagen voorop gestaan. Een betere kennis en bewustwording bij schoonmaakpersoneel is hierbij van essentieel belang.

Onderbouwing

De schoonmaak van een laboratorium voor moleculaire diagnostiek verdient bijzondere aandacht, omdat hier niet alleen gewerkt wordt met potentieel infectieus materiaal, maar DNA en RNA op vloeren en tafels kunnen ook het diagnostische proces verstoren en dus leiden tot fout-positieve uitslagen.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 15-11-2018

Laatst geautoriseerd  : 15-11-2018

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2024

Uiterlijk in 2023 bepaalt het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie of deze richtlijn nog actueel is. Zo nodig wordt een nieuwe werkgroep geïnstalleerd om de richtlijn te herzien. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten. Dit wordt halverwege de looptijd geëvalueerd.

 

De Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie is als houder van deze richtlijn de eerstverantwoordelijke voor de actualiteit van deze richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijk verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de eerstverantwoordelijke over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde
  • Vereniging Klinisch Genetische Laboratoriumdiagnostiek
  • Vereniging voor Hygiëne en Infectiepreventie in de Gezondheidszorg
  • Nederlandse Vereniging van Biomedische Laboratoriummedewerkers

Algemene gegevens

De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door B. Niël-Weise, zelfstandig richtlijnmethodoloog en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

Doel en doelgroep

Doel

Het doel van de richtlijn is om laboratoria te ondersteunen in het tot stand komen van betrouwbare laboratoriumuitslagen binnen de moleculaire diagnostiek van infectieziekten, in aanvulling op de bestaande ISO 15189 norm.

 

Doelgroep

De richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die moleculaire diagnostiek van infectieziekten uitvoeren; de medische professionals die de resultaten van moleculaire diagnostiek van infectieziekten interpreteren; en andere professionals die gebruik maken van laboratoriumruimten waarin ook moleculaire diagnostiek van infectieziekten plaatsvindt.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2016 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de moleculaire diagnostiek van infectieziekten.

De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname. De werkgroep werkte gedurende 18 maanden aan de totstandkoming van de richtlijn.

 

De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.

  • Dr. L. E. S. Bruijnesteijn van Coppenraet (voorzitter), medisch moleculair microbioloog, Laboratorium voor Medische Microbiologie en Infectieziekten Isala Zwolle, Zwolle; namens de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM)
  • Dr. G. Boland (vicevoorzitter), medisch moleculair microbioloog, Afdeling Medische Microbiologie, Universitair Medisch Centrum, Utrecht; namens de NVMM
  • Dr. I. van Loo, arts-microbioloog, Afdeling Medische Microbiologie, Maastricht Universitair Medisch Centrum, Maastricht; namens de NVMM
  • Dr. Theo Schuurs, medisch moleculair microbioloog, Laboratorium voor Medische Microbiologie, Izore, Leeuwarden; namens de NVMM
  • Dr. P.H.M. Smits, medisch moleculair microbioloog, Afdeling Moleculaire Biologie, Atalmedial locatie, MC Slotervaart, Amsterdam; namens de NVMM
  • Dr. A. M. J. Wensing, arts-microbioloog, Afdeling Medische Microbiologie, Universitair Medisch Centrum, Utrecht; namens de NVMM
  • Dr. A.J.C. van den Brule, medisch moleculair microbioloog en klinisch moleculair bioloog in de pathologie, Afdeling Medische Microbiologie, Jeroen Bosch Ziekenhuis, Den Bosch; namens de Nederlandse Vereniging voor de Pathologie (NVVP)
  • Dr. H. Ruven, klinisch chemicus, St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein/Utrecht; namens de Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde (NVKC)
  • Mevr. E. Kampert, Biosafety officer, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.

 

Meelezers:

  • dr. E. Meijer, hematoloog, VU medisch centrum, Amsterdam; namens de Nederlandse Internisten Vereniging (NIV)
  • mevr. C. Groen-Schipper, analist, COMICRO, Horn; namens de Nederlandse Vereniging van Biomedische Laboratoriummedewerkers (NVML)
  • mevr. G. van der Wal, Deskundige Infectiepreventie, Deventer Ziekenhuis; namens de Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG)
  • Mevr. L. Bovée, verpleegkundige, GGD, Amsterdam; namens Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)
  • Dr. A. W. Langerak, immunoloog, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam; namens de Nederlandse Vereniging voor Immunologie (NVVI)
  • drs. B.P.M. van Nesselrooij, klinisch geneticus, Universitair Medisch Centrum, Utrecht; namens de Vereniging Klinische Genetica Nederland (VKGN)
  • mevr. D. Bodmer, klinisch moleculair geneticus, Universitair Medisch Centrum, Nijmegen; namens de Vereniging Klinisch Genetische Laboratoriumdiagnostiek (VKGL)
  • Dr. J. Verweij, medisch moleculair microbioloog/parasitoloog, ElisabethTweesteden Ziekenhuis, Tilburg; namens NVMM
  • WMDI-bestuursleden (Dr. E. Wessels, Dr. A. de Jong, Dr. S. Pas, Dr. P. Wolffs, Dr. N. van Burgel, Dr. N. van Maarseveen)

 

Met ondersteuning van:

  • Mw. B.S. Niël-Weise, arts-microbioloog (n.p.), zelfstandig richtlijnmethodoloog, Deventer

Belangenverklaringen

De werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste vijf jaar een (financieel ondersteunde) betrekking onderhielden met commerciële bedrijven, organisaties of instellingen die in verband staan met het onderwerp van de richtlijn. Tevens is navraag gedaan naar persoonlijke financiële belangen, belangen door persoonlijke relaties, belangen d.m.v. reputatiemanagement, belangen vanwege extern gefinancierd onderzoek, en belangen door kennisvalorisatie. De belangenverklaringen zijn op te vragen bij de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie, een overzicht vindt u hieronder:

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Persoonlijke financiële belangen

Persoonlijke relaties

Reputatie-management

Extern gefinancierd onderzoek

Kennis

Valorisatie

Overige belangen

Lesla Bruijnesteijn van Coppenraet

medisch moleculair microbioloog

Vakspecialist/auditor van de RvA

geen

geen

Voorzitter van de Werkgroep Moleculaire Diagnostiek van Infectieziekten van de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie.

Lid van de beroepsbelangen commissie voor medisch microbiologisch onderzoekers.

geen

geen

geen

Inge van Loo

arts-microbioloog

geen

geen

geen

geen

geen

geen

geen

Theo Schuurs

moleculair bioloog

Bestuurslid SKML sectie parasitologie (onbetaald)

geen

geen

geen

geen

geen

geen

Paul Smits 

medisch moleculair microbioloog

Vakspecialist/auditor van RVA en krijgt daarvoor kostenvergoeding.

geen

geen

geen

geen

geen

geen

Greet Boland

medisch moleculair microbioloog UMC

Voorzitter Stichting Hepatitis informatie (betaling op declaratiebasis aan afdeling). Auditor voor de Raad van Accreditatie (betaald). Secretaris SKML sectie IZS (onbetaald).

geen

geen

geen

geen

geen

geen

Anne Wensing

arts-microbioloog, viroloog.

CEO European Society for Translational antiviral research, (onbetaald)

geen

geen

geen

Merck, Janssen, Viiv Healthcare, Gilead, niet gerelateerd aan deze richtlijn

geen

Adviesraad Merck, Janssen, Viiv Healthcare, Gilead, CLJI niet gerelateerd aan deze richtlijn

Adriaan van de Brule

medisch moleculair microbioloog, Klinisch Moleculair Bioloog in de Pathologie

geen

geen

geen

geen

geen

geen

geen

Henk Ruven

klinisch chemicus

Teamleider (extern), Raad van Accreditatie (betaald).

geen

geen

Lid van de Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde (NVKC); lid van de Commissie Moleculair Biologische Diagnostiek van de NVKC.

geen

geen

geen

Evelien Kampert

Biosafety officer RIVM

geen

geen

geen

Geen (ter info: heeft geen beleidsbepalende rol bij infectieziektenbestrijding RIVM)

geen

geen

geen

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door in de voorbereidende fase de Patiëntenfederatie Nederland te vragen om schriftelijke input omtrent knelpunten en aandachtspunten. De Patiëntenfederatie gaf aan geen knelpunten aan te leveren vanwege het technisch karakter van de richtlijn. De werkgroep heeft de conceptrichtlijn ook tijdens de commentaarfase voorgelegd aan de Patiëntenfederatie Nederland.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de korte en lange termijn praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren (zie implementatieplan).

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen volgens het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II) (www.agreecollaboration.org), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is en op ‘richtlijnen voor richtlijn’ voor de beoordeling van de kwaliteit van richtlijnen (www.zorginstituutnederland.nl).

 

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten. Deze werden met de werkgroep besproken. Tevens werd aan de volgende organisaties gevraagd om knelpunten aan te dragen: het Zorginstituut Nederland, Inspectie voor de Gezondheidszorg, Patiëntenfederatie Nederland, Nederlands Huisartsen Genootschap, Zorgverzekeraars Nederland, Samenwerkende topklinische ziekenhuizen, Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra, Centra voor medische diagnostiek en de Nederlandse Internisten Vereniging. Uit de analyse kwam naar voren dat er behoefte is aan regularisatie van de (moleculaire) point of care diagnostiek.

 

Uitgangsvragen

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseur conceptuitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Er werd oriënterend gezocht naar bestaande buitenlandse richtlijnen en naar systematische reviews. De zoekactie of gebruikte trefwoorden van de zoekactie zijn te vinden in de zoekverantwoording.

Ter info: er zijn geen recente (buitenlandse) richtlijnen gevonden die relevant waren voor het richtlijntraject; en er zijn geen systematic reviews gevonden over het richtlijnonderwerp.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Er zijn geen systematic reviews verricht.

 

Samenvatten van de literatuur

Er zijn geen systematic reviews verricht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

Er zijn geen systematic reviews verricht.

 

Formuleren van de conclusies

Er zijn geen systematic reviews verricht.

 

Overwegingen

Voor het komen tot een aanbeveling zijn er naast het wetenschappelijk bewijs nog andere aspecten van belang.

Genoemd kunnen worden:

  • Professioneel perspectief
  • Waarden en voorkeuren van patiënten
  • Kosten en middelen
  • Aanvaardbaarheid van de aanbeveling(en)
  • Haalbaarheid van de te implementeren aanbeveling(en)

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven een antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op de belangrijkste overwegingen. De sterkte van de aanbeveling wordt bepaald door de weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

Kennislacunes

Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er wetenschappelijk onderzoek gewenst is.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn werd aan de betrokken wetenschappelijke verenigingen (genoemd op voorzijde richtlijn) voorgelegd voor commentaar. Tevens werd de richtlijn voorgelegd aan de volgende organisaties ter becommentariëring: Nederlands Huisartsen Genootschap, Zorginstituut Nederland, Inspectie voor de Gezondheidszorg, Patiëntenfederatie Nederland, Zorgverzekeraars Nederland, Samenwerkende topklinische ziekenhuizen, Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra en Centra voor medische diagnostiek. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd.

 

Literatuur

Programm für Nationale VersorgungsLeitlinien von BÄK, KBV und AWMF Qualitätsindikatoren. Manual für Autoren: 6. Qualitätsindikatoren für Nationale VersorgungsLeitlinien (2009).

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Controles en kwaliteitsborging