Moleculaire diagnostiek van infectieziekten

Initiatief: NVMM Aantal modules: 13

Point of care diagnostiek infectieziekten

Uitgangsvraag

Wat zijn de randvoorwaarden ten aanzien van decentraal gebruik en rapportage van point-of-care testing van infectieziekten?

Aanbeveling

Het medisch microbiologisch laboratorium neemt de verantwoordelijkheid van moleculair diagnostische point-of-care testing (POCT) van infectieziekten op zich, op voorwaarde dat voldaan is aan de volgende items:

  • Het medisch microbiologisch laboratorium is betrokken bij de initiële en periodieke beoordeling van de doelmatigheid van de POCT van de moleculaire diagnostiek van infectieziekten; inclusief bij de keuze van de apparatuur en wanneer deze te gebruiken.
  • Het medisch microbiologisch laboratorium implementeert en beheert de POCT van de moleculaire diagnostiek van infectieziekten.
  • De vakinhoudelijk verantwoordelijke MMMer, medisch verantwoordelijke arts-microbioloog en desbetreffende afdeling/instelling leggen gezamenlijk de verantwoordelijkheden vast voor het volgende:
    • procedures omtrent indicatiestelling van de moleculaire diagnostiek van infectieziekten;
    • werkvoorschriften apparaat;
    • uitvoering van de analyse;
    • vastleggen testresultaat;
    • interpretatie en vervolgstappen.
  • De vakinhoudelijk verantwoordelijke voldoet aan de criteria voor het verrichten van eenvoudige moleculaire bepalingen zoals beschreven in de module ‘Criteria verantwoordelijken moleculaire diag.’.
  • De vakinhoudelijk verantwoordelijke zoals beschreven in de module ‘Criteria verantwoordelijken moleculaire diag.’ beoordeelt of een bepaalde ruimte geschikt is voor het plaatsen en uitvoeren van de moleculaire bepaling voor infectieziekten diagnostiek.
  • De uitvoerder (zorgprofessional) van de POCT heeft aantoonbare scholing gehad in techniek en test.
  • Het medisch microbiologisch laboratorium beoordeelt of de zorgprofessional die de POCT van de moleculaire bepaling van infectieziekten uitvoert, hiervoor bekwaam is conform de geldende ISO norm.
  • Het medisch microbiologisch laboratorium borgt continu de kwaliteit van de POCT van moleculaire diagnostiek van infectieziekten op basis van bijvoorbeeld kwaliteitscontroles, testuitslagen en inter-operator variability.
  • De arts-microbioloog autoriseert (eventueel retrospectief) en is medisch eindverantwoordelijke voor het resultaat.
  • Individuele testuitslagen worden gerapporteerd in het laboratorium informatiesysteem (LIS).

Overwegingen

Waarden en voorkeuren

Niet van toepassing, omdat de aanbevelingen niet op het niveau van de individuele patiënt zijn.

 

Kosten en middelen

Moleculair microbiologische POCT is dermate nieuw, dat ieder laboratorium hier implementatiekosten zal hebben. Kosten die gemaakt worden voor de kwaliteitsbeheersing zullen structureel blijven bestaan, evenals dit het geval is voor elk ander soort diagnostiek.

 

Professioneel perspectief

De technische achtergrond van moleculaire POCT is ingewikkeld. Ondanks dat een POCT zo eenvoudig mogelijk gemaakt is om uit te voeren, vergt een correcte toepassing en uitvoering toch nog meer kennis dan van de al langer bestaande immuun-chromatografische testen en klinisch chemische POCT. Om die reden is het van belang dat een goede samenwerking wordt onderhouden tussen uitvoerder en het microbiologisch laboratorium ten aanzien van de POCT, en worden er naast de bestaande ISO 22870 norm en de NHG richtlijn “Point of care testing (POCT) in de huisartsenzorg”. aanvullende aanbevelingen gegeven voor moleculair diagnostische POCT.

 

Het medisch microbiologisch laboratorium is betrokken bij zowel de initiële beoordeling van de doelmatigheid van een POCT als bij de periodieke beoordeling hiervan. Niet altijd is de doelmatigheid van een POCT beter dan van een test die op het laboratorium wordt uitgevoerd. Logistieke- en isolatiemaatregelen, “turn-around-time”, beheer, uitvoeringskosten, indicatiestelling en vervolgdiagnostiek zijn voorbeelden van aspecten die de doelmatigheid kunnen beïnvloeden. Maar eveneens belangrijk hierin zijn: welke test het beste past bij de beantwoording van de klinische vraagstelling; welke test heeft geschikte test-karakteristieken (sensitiviteit en specificiteit) voor de beschikbare afnamematerialen en welke conclusies kunnen worden getrokken uit het testresultaat.

Deze aspecten dienen eveneens periodiek (her)beoordeeld te worden zodat op veranderingen in gebruik, toepassing en beschikbaarheid kan worden ingespeeld.

 

De implementatie en het beheer van het POC-apparaat en -test wordt door het laboratorium uitgevoerd. Hierdoor houdt het laboratorium zicht op de plaatsing, de uitvoering, de logistiek en de kwaliteitsborging.

 

Voor het goed functioneren van POCT dient een werkgroep opgericht te worden met deelnemers vanuit het medisch microbiologische laboratorium en de uitvoerder van de POCT. Het is belangrijk dat de betrokken partijen periodiek overleg voeren.

Er dient vastgelegd te worden dat er een gezamenlijk verantwoordelijkheid is t.a.v. het uitvoeren van POCT, omdat de moleculair microbiologische kennis, de patiëntachtergronden en therapeutische mogelijkheden allen een rol spelen in de correcte toepassing van POCT.

Duidelijke afspraken omtrent gebruik van de POCT, de indicatiestelling en vervolgstappen voorkomen ondeugdelijke interpretaties van het testresultaat en ondersteunen een correcte toepassing.

Het medische microbiologische laboratorium beoordeelt welke ruimte geschikt is om POCT in uit te voeren, waarbij eisen die de firma aan de ruimte stelt in acht worden genomen. Het is belangrijk om de ruimte te beoordelen, met name op de kans op contaminatie, tijdens het inzetten van POCT. Bijvoorbeeld, het uitvoeren van POCT in een ruimte waarin veel in- en uitgelopen wordt of stoffige opslag plaatsvindt, is om die reden niet wenselijk.

 

De uitvoerder van POCT moet in staat zijn om reproduceerbare en betrouwbare resultaten te produceren. Medewerkers die POCT uitvoeren dienen een inwerktraject te volgen, waarbij zowel test-specifieke als technische aspecten aan bod komen. Hierdoor is deze uitvoerder in enige mate in staat om zelfstandig een risico-inschatting te kunnen maken over een juiste uitvoering van de test. Omdat het laboratorium over de kennis van test, apparaat, toepassing en bijbehorende kwaliteitsnormen beschikt, zal het laboratorium er ook op toe moeten zien dat de uitvoerders bekwaam zijn en blijven.

 

Het medisch microbiologische laboratorium waarborgt de kwaliteit van POCT door regelmatig kwaliteitscontroles uit te voeren, zicht op de testuitslagen te houden en inter- en intra-operator variability te registreren. Hierdoor kan een gelijkblijvende functionaliteit van de test en het apparaat worden beoordeeld, kunnen structurele afwijkingen worden geïdentificeerd, en waar nodig kan aanvullende scholing gegeven worden.

 

De arts-microbioloog beoordeelt mede de indicatiestelling voor het juist gebruik van POCT, de betekenis van het resultaat en of eventuele vervolgstappen of behandeling geïndiceerd zijn voor de betreffende patiënt. Om dit te kunnen doen is het noodzakelijk het geheel aan beschikbare diagnostiek te kunnen beschouwen en zicht te hebben op de actuele individuele (POCT) testuitslagen. Hiertoe dienen alle individuele uitslagen geregistreerd te worden in het laboratorium informatie systeem.

 

Aanvaardbaarheid van de aanbeveling(en

De commissie verwacht dat het toepassen van de aanbevelingen deze module aanvaardbaar is voor de stakeholders, omdat de aanbevelingen een verdere uitwerking zijn van de al bestaande ISO 22870 norm en de NHG richtlijn “Point-of-care testing (POCT) in de huisartsenzorg”. Om goede betrouwbare diagnostiek door middel van moleculaire POCT te kunnen aanbieden verwacht de commissie dat stakeholders de extra inspanning die hiervoor nodig is, willen leveren.

 

Haalbaarheid van de te implementeren aanbeveling(en)

De aanbevelingen deze module sluiten aan bij de verantwoordelijkheden van stakeholders en zijn haalbaar om betrouwbare kwalitatieve goede zorg te kunnen aanbieden en uitvoeren.

 

Rationale van de aanbeveling(en)

De rationale voor deze aanbevelingen is vooral gericht op de goede indicatiestelling voor het inzetten van POCT, het correct uitvoeren van POCT en continue kwaliteitsbewaking van POCT, zodat voorkomen wordt dat er onverantwoord gebruik ontstaat, foutieve uitslagen worden gerapporteerd of uitslagen foutief worden geïnterpreteerd.

Onderbouwing

Voor het verrichten van point-of-Care testing (POCT) is een specifieke ISO richtlijn (ISO 22870) beschikbaar. Tevens heeft het Nederlandse Huisartsen Genootschap een richtlijn voor het verrichten van POCT in de huisartsenzorg (geautoriseerd door NHG, NVMM, KVKC en SAN). Deze module doet specifiek aanbevelingen voor het uitvoeren van moleculaire diagnostische POCT en is een aanvulling op beide richtlijnen.

Om de uitgangsvraag te beantwoorden is geen systematische literatuuranalyse verricht, omdat het effect van verschillende randvoorwaarden ten aanzien van POCT op valide laboratoriumuitslagen niet is onderzocht, omdat dergelijk onderzoek niet realiseerbaar is. Bestaande richtlijnen (Point of care testing (POCT) in de huisartsenzorg (Hopstaken et el.; 2015), ISO 22870 norm en ISO 15189 werden geraadpleegd. De werkgroep is op basis van expert opinion tot aanbevelingen gekomen.

  1. ISO 22870 Second edition:2016. Point-of-care testing (POCT) - Requirements for quality and competence.
  2. De Richtlijn Point of care testing (POCT) in de huisartsenzorg: 2015. Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
  3. Hopstaken RM, Kleinveld HA, Van Balen JAM, Krabbe JG, Van den Broek S, Weel J, et al. Richtlijn Point of care testing (POCT) in de huisartsenzorg (2015).

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 15-11-2018

Laatst geautoriseerd  : 15-11-2018

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2024

Uiterlijk in 2023 bepaalt het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie of deze richtlijn nog actueel is. Zo nodig wordt een nieuwe werkgroep geïnstalleerd om de richtlijn te herzien. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten. Dit wordt halverwege de looptijd geëvalueerd.

 

De Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie is als houder van deze richtlijn de eerstverantwoordelijke voor de actualiteit van deze richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijk verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de eerstverantwoordelijke over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Vereniging Klinisch Genetische Laboratoriumdiagnostiek
  • Vereniging voor Hygiëne en Infectiepreventie in de Gezondheidszorg
  • Nederlandse Vereniging van Biomedische Laboratoriummedewerkers

Algemene gegevens

De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door B. Niël-Weise, zelfstandig richtlijnmethodoloog en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

Doel en doelgroep

Doel

Het doel van de richtlijn is om laboratoria te ondersteunen in het tot stand komen van betrouwbare laboratoriumuitslagen binnen de moleculaire diagnostiek van infectieziekten, in aanvulling op de bestaande ISO 15189 norm.

 

Doelgroep

De richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die moleculaire diagnostiek van infectieziekten uitvoeren; de medische professionals die de resultaten van moleculaire diagnostiek van infectieziekten interpreteren; en andere professionals die gebruik maken van laboratoriumruimten waarin ook moleculaire diagnostiek van infectieziekten plaatsvindt.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2016 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de moleculaire diagnostiek van infectieziekten.

De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname. De werkgroep werkte gedurende 18 maanden aan de totstandkoming van de richtlijn.

 

De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.

  • Dr. L. E. S. Bruijnesteijn van Coppenraet (voorzitter), medisch moleculair microbioloog, Laboratorium voor Medische Microbiologie en Infectieziekten Isala Zwolle, Zwolle; namens de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM)
  • Dr. G. Boland (vicevoorzitter), medisch moleculair microbioloog, Afdeling Medische Microbiologie, Universitair Medisch Centrum, Utrecht; namens de NVMM
  • Dr. I. van Loo, arts-microbioloog, Afdeling Medische Microbiologie, Maastricht Universitair Medisch Centrum, Maastricht; namens de NVMM
  • Dr. Theo Schuurs, medisch moleculair microbioloog, Laboratorium voor Medische Microbiologie, Izore, Leeuwarden; namens de NVMM
  • Dr. P.H.M. Smits, medisch moleculair microbioloog, Afdeling Moleculaire Biologie, Atalmedial locatie, MC Slotervaart, Amsterdam; namens de NVMM
  • Dr. A. M. J. Wensing, arts-microbioloog, Afdeling Medische Microbiologie, Universitair Medisch Centrum, Utrecht; namens de NVMM
  • Dr. A.J.C. van den Brule, medisch moleculair microbioloog en klinisch moleculair bioloog in de pathologie, Afdeling Medische Microbiologie, Jeroen Bosch Ziekenhuis, Den Bosch; namens de Nederlandse Vereniging voor de Pathologie (NVVP)
  • Dr. H. Ruven, klinisch chemicus, St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein/Utrecht; namens de Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde (NVKC)
  • Mevr. E. Kampert, Biosafety officer, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.

 

Meelezers:

  • dr. E. Meijer, hematoloog, VU medisch centrum, Amsterdam; namens de Nederlandse Internisten Vereniging (NIV)
  • mevr. C. Groen-Schipper, analist, COMICRO, Horn; namens de Nederlandse Vereniging van Biomedische Laboratoriummedewerkers (NVML)
  • mevr. G. van der Wal, Deskundige Infectiepreventie, Deventer Ziekenhuis; namens de Vereniging voor Hygiëne & Infectiepreventie in de Gezondheidszorg (VHIG)
  • Mevr. L. Bovée, verpleegkundige, GGD, Amsterdam; namens Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)
  • Dr. A. W. Langerak, immunoloog, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam; namens de Nederlandse Vereniging voor Immunologie (NVVI)
  • drs. B.P.M. van Nesselrooij, klinisch geneticus, Universitair Medisch Centrum, Utrecht; namens de Vereniging Klinische Genetica Nederland (VKGN)
  • mevr. D. Bodmer, klinisch moleculair geneticus, Universitair Medisch Centrum, Nijmegen; namens de Vereniging Klinisch Genetische Laboratoriumdiagnostiek (VKGL)
  • Dr. J. Verweij, medisch moleculair microbioloog/parasitoloog, ElisabethTweesteden Ziekenhuis, Tilburg; namens NVMM
  • WMDI-bestuursleden (Dr. E. Wessels, Dr. A. de Jong, Dr. S. Pas, Dr. P. Wolffs, Dr. N. van Burgel, Dr. N. van Maarseveen)

 

Met ondersteuning van:

  • Mw. B.S. Niël-Weise, arts-microbioloog (n.p.), zelfstandig richtlijnmethodoloog, Deventer

Belangenverklaringen

De werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste vijf jaar een (financieel ondersteunde) betrekking onderhielden met commerciële bedrijven, organisaties of instellingen die in verband staan met het onderwerp van de richtlijn. Tevens is navraag gedaan naar persoonlijke financiële belangen, belangen door persoonlijke relaties, belangen d.m.v. reputatiemanagement, belangen vanwege extern gefinancierd onderzoek, en belangen door kennisvalorisatie. De belangenverklaringen zijn op te vragen bij de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie, een overzicht vindt u hieronder:

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Persoonlijke financiële belangen

Persoonlijke relaties

Reputatie-management

Extern gefinancierd onderzoek

Kennis

Valorisatie

Overige belangen

Lesla Bruijnesteijn van Coppenraet

medisch moleculair microbioloog

Vakspecialist/auditor van de RvA

geen

geen

Voorzitter van de Werkgroep Moleculaire Diagnostiek van Infectieziekten van de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie.

Lid van de beroepsbelangen commissie voor medisch microbiologisch onderzoekers.

geen

geen

geen

Inge van Loo

arts-microbioloog

geen

geen

geen

geen

geen

geen

geen

Theo Schuurs

moleculair bioloog

Bestuurslid SKML sectie parasitologie (onbetaald)

geen

geen

geen

geen

geen

geen

Paul Smits 

medisch moleculair microbioloog

Vakspecialist/auditor van RVA en krijgt daarvoor kostenvergoeding.

geen

geen

geen

geen

geen

geen

Greet Boland

medisch moleculair microbioloog UMC

Voorzitter Stichting Hepatitis informatie (betaling op declaratiebasis aan afdeling). Auditor voor de Raad van Accreditatie (betaald). Secretaris SKML sectie IZS (onbetaald).

geen

geen

geen

geen

geen

geen

Anne Wensing

arts-microbioloog, viroloog.

CEO European Society for Translational antiviral research, (onbetaald)

geen

geen

geen

Merck, Janssen, Viiv Healthcare, Gilead, niet gerelateerd aan deze richtlijn

geen

Adviesraad Merck, Janssen, Viiv Healthcare, Gilead, CLJI niet gerelateerd aan deze richtlijn

Adriaan van de Brule

medisch moleculair microbioloog, Klinisch Moleculair Bioloog in de Pathologie

geen

geen

geen

geen

geen

geen

geen

Henk Ruven

klinisch chemicus

Teamleider (extern), Raad van Accreditatie (betaald).

geen

geen

Lid van de Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde (NVKC); lid van de Commissie Moleculair Biologische Diagnostiek van de NVKC.

geen

geen

geen

Evelien Kampert

Biosafety officer RIVM

geen

geen

geen

Geen (ter info: heeft geen beleidsbepalende rol bij infectieziektenbestrijding RIVM)

geen

geen

geen

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door in de voorbereidende fase de Patiëntenfederatie Nederland te vragen om schriftelijke input omtrent knelpunten en aandachtspunten. De Patiëntenfederatie gaf aan geen knelpunten aan te leveren vanwege het technisch karakter van de richtlijn. De werkgroep heeft de conceptrichtlijn ook tijdens de commentaarfase voorgelegd aan de Patiëntenfederatie Nederland.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de korte en lange termijn praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren (zie implementatieplan).

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen volgens het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II) (www.agreecollaboration.org), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is en op ‘richtlijnen voor richtlijn’ voor de beoordeling van de kwaliteit van richtlijnen (www.zorginstituutnederland.nl).

 

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten. Deze werden met de werkgroep besproken. Tevens werd aan de volgende organisaties gevraagd om knelpunten aan te dragen: het Zorginstituut Nederland, Inspectie voor de Gezondheidszorg, Patiëntenfederatie Nederland, Nederlands Huisartsen Genootschap, Zorgverzekeraars Nederland, Samenwerkende topklinische ziekenhuizen, Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra, Centra voor medische diagnostiek en de Nederlandse Internisten Vereniging. Uit de analyse kwam naar voren dat er behoefte is aan regularisatie van de (moleculaire) point of care diagnostiek.

 

Uitgangsvragen

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseur conceptuitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Er werd oriënterend gezocht naar bestaande buitenlandse richtlijnen en naar systematische reviews. De zoekactie of gebruikte trefwoorden van de zoekactie zijn te vinden in de zoekverantwoording.

Ter info: er zijn geen recente (buitenlandse) richtlijnen gevonden die relevant waren voor het richtlijntraject; en er zijn geen systematic reviews gevonden over het richtlijnonderwerp.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Er zijn geen systematic reviews verricht.

 

Samenvatten van de literatuur

Er zijn geen systematic reviews verricht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

Er zijn geen systematic reviews verricht.

 

Formuleren van de conclusies

Er zijn geen systematic reviews verricht.

 

Overwegingen

Voor het komen tot een aanbeveling zijn er naast het wetenschappelijk bewijs nog andere aspecten van belang.

Genoemd kunnen worden:

  • Professioneel perspectief
  • Waarden en voorkeuren van patiënten
  • Kosten en middelen
  • Aanvaardbaarheid van de aanbeveling(en)
  • Haalbaarheid van de te implementeren aanbeveling(en)

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven een antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op de belangrijkste overwegingen. De sterkte van de aanbeveling wordt bepaald door de weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

Kennislacunes

Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er wetenschappelijk onderzoek gewenst is.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn werd aan de betrokken wetenschappelijke verenigingen (genoemd op voorzijde richtlijn) voorgelegd voor commentaar. Tevens werd de richtlijn voorgelegd aan de volgende organisaties ter becommentariëring: Nederlands Huisartsen Genootschap, Zorginstituut Nederland, Inspectie voor de Gezondheidszorg, Patiëntenfederatie Nederland, Zorgverzekeraars Nederland, Samenwerkende topklinische ziekenhuizen, Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra en Centra voor medische diagnostiek. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd.

 

Literatuur

Programm für Nationale VersorgungsLeitlinien von BÄK, KBV und AWMF Qualitätsindikatoren. Manual für Autoren: 6. Qualitätsindikatoren für Nationale VersorgungsLeitlinien (2009).

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.