Mild Cognitive Impairment (MCI)

Initiatief: NVN Aantal modules: 13

Neuropsychologisch onderzoek bij MCI

Uitgangsvraag

In hoeverre voorspellen neuropsychologisch onderzoek en cognitieve testen de progressie van MCI naar dementie?

Aanbeveling

Wees terughoudend om bij een individuele patiënt op basis van alleen een NPO een voorspelling te doen over de kans op progressie naar dementie.

 

Het is niet goed mogelijk om op basis van gestoorde testprestaties progressie naar dementie te voorspellen. Normale geheugenprestaties maken progressie naar een Alzheimer dementie wel onwaarschijnlijk.

Overwegingen

Bij de literatuur search kwamen alleen studies naar voren die losse cognitieve testen of een samengestelde neuropsychologische testbatterij hebben onderzocht op de voorspellende waarde van progressie naar dementie. Een dergelijke onderzoeksopzet biedt weliswaar de gelegenheid tot het doen van een prognostische uitspraak in maat en getal, maar komt niet overeen met de klinische praktijk van een NPO. Naast testresultaten worden bij een NPO ook gegevens als anamnese, heteroanamnese, observaties en klinische indruk meegenomen bij de interpretatie en conclusie of er een vermoeden bestaat dat progressie naar dementie zal optreden. Hierdoor is de conclusie van deze literatuur search niet zondermeer van toepassing op een NPO.

 

Beschikbaarheid

Niet in alle settings is er de beschikbaarheid van een gezondheidszorgpsycholoog en in veel minder settings is een klinisch neuropsycholoog beschikbaar. Afhankelijk van de beschikbaarheid en expertise zal de keuze gemaakt moeten worden of een NPO ingezet kan worden.

 

Veiligheid, kosteneffectiviteit

Een NPO is niet invasief of risicovol. Wel is het relatief tijdrovend en kan het een mentale belasting zijn voor een patiënt. De gemiddelde duur van een NPO (patiëntcontact) is doorgaans twee tot drie uur met dito uitwerktijd. Er is geen vaste kostprijs voor een NPO. Dit hangt onder meer af van de onderzoeksduur en ervaring van de onderzoeker (minimumeis BIG-registratie).

 

Patiëntperspectief

De wens van patiënt en/of mantelzorger is leidend bij de beslissing om aanvullende diagnostiek te verrichten naar de kans op progressie van MCI naar dementie. Gezien de matige voorspellende waarde van de verschillende onderzoeksmethoden en het vooralsnog ontbreken van therapeutische consequenties in geval van progressie naar dementie kan worden besloten af te zien van verder onderzoek hiernaar. Anderzijds biedt een prognostische uitspraak een patiënt en mantelzorger de mogelijkheid om voorbereidende maatregelen te treffen. Tevens kan na aanvullende diagnostiek blijken dat het niet om een dementeringsproces gaat maar bijvoorbeeld om een stemmings- of relatieprobleem, wat een patiënt kan geruststellen en behandelmogelijkheden biedt (relatietherapie, cognitieve gedragstherapie, medicatie).

 

Combinatie

Een combinatie van een NPO met andere diagnostische maten (bijvoorbeeld MRI, liquoronderzoek of PET) lijkt veelbelovender in het voorspellen van progressie naar Alzheimer dementie. Uit studies blijkt het combineren van verschillende methodes de sensitiviteit en specificiteit voor het voorspellen van progressie naar Alzheimer dementie te verhogen (Korolev, 2016; Moradi, 2015; Willette, 2014). Er is echter geen systematische search verricht naar de combinatie van methoden. Aanbevolen wordt om dit onderdeel verder uit te zoeken bij herziening van deze richtlijn.

Onderbouwing

Neuropsychologisch onderzoek (NPO) is behulpzaam bij het objectiveren van cognitieve stoornissen bij MCI. Een sterkte/zwakte profiel ten aanzien van het cognitief functioneren kan bijdragen aan het achterhalen van de onderliggende etiologie van MCI, wat bruikbaar is voor psycho-educatie en indicatief voor advies en behandeling.

 

Neuropsychologisch onderzoek vraagt een tijdsinvestering van de patiënt van een paar uur. Er is in het land praktijkvariatie in hoe het NPO wordt ingericht. Mogelijk is er ook variatie in hoe de uitkomsten van een NPO worden gebruikt in de diagnostiek (bijvoorbeeld inschatting van etiologie, bepalen risico op progressie). Er is geen actueel overzicht met nieuw verschenen onderzoeken, systematische reviews en meta-analyses over de prognostische waarde van een NPO voor de progressie van MCI naar een Alzheimer dementie. Er is weinig bekend over de prognostische waarde van een NPO voor de progressie van MCI naar andere veelvoorkomende vormen van dementie, zoals een frontotemporale dementie (FTD), dementie met Lewy bodies (DLB) of vasculaire dementie (VaD).

-

GRADE

Er is grote heterogeniteit in methodologische kwaliteit, onderzochte cognitieve testen, follow-up tijd en uitkomsten in het onderzoek naar de waarde van neuropsychologisch onderzoek in het voorspellen van de progressie van MCI naar dementie.

 

Een grote meerderheid van de geïncludeerde studies keek naar progressie van MCI naar een Alzheimer dementie. Studies gericht op progressie naar andere vormen van dementie zijn schaars.

 

-

GRADE

Voor klinische toepassing is het voorspellend vermogen van individuele cognitieve testen of een NPO matig, op basis van het nu beschikbare onderzoek.

 

Samengestelde neuropsychologische testbatterijen voorspellen beter dan individuele cognitieve testen.

 

Van de afzonderlijke cognitieve testen heeft een episodische geheugenmaat de beste voorspellende waarde, echter dit betreft dan vooral het uitsluiten van progressie als er geen stoornis is (hoge sensitiviteit, lage LR-). Vaak zal er dan geen sprake meer zijn van MCI en is het dus ook te verwachten dat er geen progressie optreedt.

Bij enkele studies had een executieve test zoals de Trail Making Test deel B de best voorspellende waarde.

 

De voorspellende waarde van een kloktekening, taaltest, aandachtstaak of semantische fluencytaak is onvoldoende voor het voorspellen van progressie van MCI naar dementie.

 

Bronnen (onder andere Mazzeo, 2016; Quaranta, 2016; Marra, 2015; Schmand, 2012; Gomez-Tortosa, 2012; Gomar, 2011; Gallagher, 2010; Fleisher, 2007; Marcos, 2006).

Er werd één recente Cochrane review gevonden naar de diagnostische waarde van de MMSE in het voorspellen van de ontwikkeling van Alzheimer dementie (Arevalo-Rodriguez, 2015). Er werden geen systematische reviews gevonden naar andere cognitieve testen, combinaties van testen of NPO.

 

Als belangrijke kanttekening bij de beoordeling van de beschikbare literatuur moet geplaatst worden dat de specifieke cognitieve testen die werden meegenomen als neuropsychologisch onderzoek erg uiteenlopen. Bovendien werd in lang niet alle studies op dezelfde wijze de voorspellende waarde van de testen weergegeven. De methodologische kwaliteit van de gevonden studies was over het algemeen laag (bijvoorbeeld in patiënten selectie, index test, referentiestandaard). De enorme variatie in onderzochte testen en het ontbreken van methodologische overeenkomsten tussen de verschillende studies maakt dat de beschikbare literatuur zich niet leent voor een GRADE beoordeling. Er is voor gekozen om een overzichtstabel te maken met de voorspellende waarde van NPO-resultaten en (combinaties van) cognitieve testen die zijn onderzocht. De methodologische kwaliteit van deze studies werd niet beoordeeld, omdat er geen GRADE beoordeling kon worden uitgevoerd.

 

Beschrijving studies

Er was grote heterogeniteit tussen de studies. Zowel in de diversiteit van de onderzochte testen, als de gebruikte definities voor MCI en dementie, de follow-up duur en de al dan niet gemeten prognostische waarde maat. Hierdoor was het niet mogelijk een meta-analyse uit te voeren naar NPO of cognitieve testen. Tabel 1 geeft een overzicht van NPO en cognitieve testen en hun al dan niet gerapporteerde voorspellende waarde in de progressie naar dementie. Dit overzicht beoogt niet compleet te zijn, maar geeft een overzicht van de verschillende cognitieve testen en samengestelde scores gevonden in de literatuur om verschillende cognitieve domeinen te meten. In de tabel werden alleen de studies tot 10 jaar terug (gepubliceerd na 2006), met een follow-up duur van maximaal 5 jaar opgenomen. Bovendien werden alleen studies met 50 of meer MCI-patiënten opgenomen.

 

In de systematische review van Arevalo-Rodriguez (2015) werd de diagnostische waarde van de MMSE op verschillende afkappunten onderzocht om MCI-patiënten op te sporen die dementie in het algemeen of Alzheimer dementie gaan ontwikkelen. In totaal werden 11 studies geïncludeerd (2002 tot 2012), met in totaal 1569 MCI-patiënten. De gemiddelde follow-up varieerde tussen 15 maanden en 7 jaar. Verschillende afkappunten werden gebruikt in de geïncludeerde studies voor MMSE.

 

De geïncludeerde diagnostische studies hebben veelal betrekking op losse en op zichzelf staande cognitieve testen, zoals de Rey Auditory Verbal Learning Test, waarbij ook vaak gekeken is naar de subschalen immediate recall, delayed recall en recognition (Mazzeo, 2016; Marra, 2015; Gomar, 2011; Davide, 2016; Quaranta, 2016), semantische fluency (Mazzeo, 2016; Gomez-Tortosa, 2012) of kloktekening (Nesset, 2014; Buchhave, 2008; Gomar, 2011). Er zijn ook studies verricht naar de voorspellende waarde van een combinatie van testen (Marra, 2015; Gomar, 2014), een neuropsychologische testbatterij (Schmand, 2012; Gomar, 2011; Espinosa, 2013) of uitgebreidere cognitieve screening zoals de ADAS-cog (Fleisher, 2007) of de CAMCOG (Gallagher, 2010; Marcos, 2006; Conde-Sala, 2012).

 

In de studie van Mazzeo (2016) werden initieel 137 MCI-patiënten geïncludeerd in een periode van ruim 6 jaar. Patiënten met een follow-up duur van minder dan 12 maanden zonder progressie naar dementie (n=41) werden geëxcludeerd. De analyse werd uiteindelijk gedaan op een subset van slechts 43 patiënten (18 met progressie naar dementie, 25 zonder progressie), omdat de overige 53 patiënten incomplete data hadden. De methodologische kwaliteit van deze studie is matig (risico op bias), met een kleine sample size en hoog risico op selectiebias. Ook is de diagnostiek naar dementie niet uniform verricht (deels telefonisch, deels poliklinisch). Mazzeo heeft gekeken naar de voorspellende waarde van losse cognitieve testen, maar ook naar die van een neuropsychologische batterij waarin deze testen werden gecombineerd.

 

De studies van Schmand (2012), Gomar (2011) en Munoz-Ruis (2014) maakten gebruik van de Alzheimer's Disease Neuroimaging Initiative (ADNI) database. Deze database was erop gericht om door middel van een combinatie van demografische variabelen en verschillende biomarkers en maten de progressie naar dementie zo goed mogelijk te voorspellen. Schmand en Gomar onderzochten de afzonderlijke predictieve waarde van een op zichzelf staande neuropsychologische testbatterij, beide met een follow up duur van 2 tot 3 jaar. Gomar includeerde alle MCI-patiënten (n=320), Schmand beperkte de analyses tot de MCI-patiënten die ook liquoronderzoek (CSF) hadden ondergaan (n=175). Studies naar de kloktekening hadden doorgaans een relatief lange follow up duur van 4 tot 5 jaar (Gomar, 2014; Nesset, 2014; Buchave 2008).

 

Resultaten

Neuropsychologisch onderzoek en cognitieve testen

Voor het selecteren van MCI-patiënten werden in de meeste studies de criteria van Petersen toegepast, al dan niet gereviseerd (1999; 2004). Soms werden patiënten met specifiek de amnestische variant geselecteerd, terwijl in andere studies patiënten met een bredere uitval (multidomein MCI) werden geïncludeerd. Bijna alle gerapporteerde studies onderzochten de progressie van MCI naar Alzheimer dementie, een enkele studie rapporteerde geen definitie van dementie (Gomez-Tortosa, 2012) of onderzocht ook progressie naar andere vormen van dementie, zoals vasculaire dementie, frontotemporale dementie of dementie met Lewy bodies (Pozueta, 2011; Gomez-Tortosa, 2012; Espinosa, 2013). De variatie in follow-up duur was groot, variërend tussen 1 en 9 jaar, waarbij in de meeste studies de gemiddelde follow-up rond de twee tot vier jaar was. Met deze gegevens zou dus wel antwoord gegeven kunnen worden op de vraag of een NPO bij een patiënt bij wie MCI is vastgesteld kan voorspellen of er in de nabije toekomst (2 tot 4 jaar) dementie zal optreden.

 

Lang niet alle studies analyseerden de prognostische waarde van de cognitieve testen of NPO. In een aantal studies werden alleen gemiddelde scores gerapporteerd of een t-test toegepast op de baseline waarden (Gomez-Tortosa, 2012; Conde-Sala, 2012; Espinosa, 2013), of werd alleen een OR of HR weergegeven (Quaranta, 2016; Gomar, 2014). Van de geïncludeerde studies is de sensitiviteit en specificiteit beschreven, de Area Under the Curve (AUC) of de likelihood ratio. Gemiddelde scores op baseline zijn omgerekend naar een effect size (Cohen’s d; Zakzanis, 2001) waar bijbehorende AUC bij is opgezocht (Rice, 2005). In tabel 1 is weergegeven welke specifieke domeinen worden gemeten met de cognitieve testen. De meeste testen of samengestelde scores hebben betrekking op het geheugendomein. Daarnaast doen enkele testen ook een beroep op de domeinen aandacht en executief functioneren, visuospatiële functies en taal.

 

In de systematische review van Arevalo-Rodriguez (2015) werd geen bewijs gevonden dat een MMSE test MCI-patiënten die een dementie zullen ontwikkelen kan onderscheiden van MCI patiënten die geen progressie naar dementie zullen tonen. De studies in de review waren erg heterogeen. Diagnostische studies toonden ook aan dat de voorspellende waarde van de MMSE verwaarloosbaar is met AUC’s van 0,51 (Gomez-Tortosa, 2012; Nesset, 2014) en 0,62 (Gomar, 2011).

 

De studie van (Mazzeo, 2016) bekeek naast NPO ook liquorbiomarkers, maar rapporteerde de predictieve waarde voor NPO ook apart. In deze studie had de Rey Auditory Verbal Learning test immediate recall (RAVLT-I) de hoogste specificiteit (80%; 95% BI 64,3 tot 95,7) echter met lage sensitiviteit ((61%; 95% BI 38,6 tot 83,5). De AUC was redelijk (0,72), de LR klein (LR+ 3,06, LR -0,49). De Trail Making Test deel B (TMT-B) had de hoogste sensitiviteit van 89% met een specificiteit van 64%, een ROC AUC van 0,78 en een negatieve likelihood ratio van 0,17. Wanneer een combinatie van de meest accurate testen van elk cognitief domein werd gebruikt (RAVLT-delayed recall voor geheugen, TMT-B voor executieve functie, en semantische fluency voor taal (SVT) met een cut-off Z-score van -1,99 was de AUC 0,83, sensitiviteit 78% (95% BI 58,6 tot 97,0), specificiteit 85% (95% BI 69,5 tot 98,5). Zowel de LR- als LR+ zijn echter relatief klein.

 

In studies naar de voorspellende waarde van geheugentesten bleek de diagnostische nauwkeurigheid redelijk tot goed. De studie van Quarante uit 2016 toonde dat een combinatie van immediate en delayed recall van de RAVLT een AUC had van 74% (95% BI 67 tot 80). Pozueta rapporteerde met de delayed recall van de California Verbal Learning Test een vergelijkbaar resultaat met een sensitiviteit van 72,9% en een specificiteit van 70,3% (AUC 0,78; 95% BI 0,69 tot 0,86) weliswaar met kleine likelihood ratio’s (LR+ 2,45 en LR- 0,39). Gomez-Tortosa en collega’s vonden vergelijkbare resultaten met de Hopkins Verbal Learning test (AUC 0,76 voor de delayed recall en AUV 0,75 voor de herkenningsconditie). En ook Fleisher had nagenoeg dezelfde uitkomsten voor wat betreft de delayed recall van een 10-woordenlijst als die van een verhaaltje (beide hadden een AUC van 0,78). Marra en collega’s vonden tegenvallende resultaten met de RAVLT. Bij de immediate recall bleken de sensitiviteit en specificiteit lager (60% versus 66%) en bij de delayed recall was de sensitiviteit hoog (80%) maar de specificiteit laag (33%) (LR+ 1,19, LR- 0,61). De gecombineerde Episodische geheugenscore van Marra had weer wel een redelijke voorspellende waarde met een AUC van 0,77 (95% BI 070 tot 0,83). Gomar en collega’s (2011) kwamen ook tot iets minder positieve resultaten voor verschillende geheugentesten waarbij de AUC lag tussen de 0,62 en de 0,70.

 

De voorspellende waarde van testen die geen beroep doen op het geheugen is mager. Zo is de AUC van de semantische fluency 0,67 (Mazzeo: sensitiviteit 66,7% en specificiteit 76% met een LR+ van 2,78 en een LR- van 0,44). In de studies van Gomez-Tortosa (2012) en Gomar (2001) ligt de voorspellende waarde van de semantische fluency nog lager (AUC’s respectievelijk 0,54 en 0,55), vergelijkbaar aan die van de fonetische fluency (Gomez-Tortosa, 2012: AUC 0,52). Ook de voorspellende waarde van de kloktekening is mager (AUC’s rond de 0,60). Trail Making test deel B lijkt van de niet-geheugenmaten nog de beste voorspellende waarde te hebben, hoewel de resultaten erg wisselen, variërend van een AUC van 0,50 (Gomez-Tortosa, 2012) en 0,65 (Gomar, 2011) tot 0,78 met een specificiteit van 89% en een LR- van 0,17 (Mazzeo, 2016). De voorspellende waarde van de taalfunctie is nauwelijks onderzocht; de Boston Naming Test werd in een enkele studie meegenomen (Gomez-Tortosa) en blijkt weinig toegevoegde waarde te hebben in het voorspellen van progressie naar dementie (AUC 0,60). Voor de Digit Span ligt dit nog lager (Gomar, 2011: AUC van 0,50). De Digit Symbol test toont wisselende resultaten variërend van geen enkele toegevoegde waarde (Gomez-Tortotsa, 2012: AUC 0,50) tot een redelijke AUC van 0,76 (Fleisher, 2007).

 

Studies naar gecombineerde testbatterijen of uitgebreide cognitieve screeningen tonen de beste voorspellende waarde voor progressie van MCI naar dementie. Eerder werd dit al beschreven met de studie van Mazzeo die de meest accurate testen uit elk cognitief domein combineerde wat leidde tot een AUC van 0,83. Schmand en collega’s (2012) vonden bij een uitgebreide neuropsychologische testbatterij een AUC van 0,70, Gomar (2011) van 0,80. De testbatterij van Munoz-Ruiz (2014) die onderdeel uitmaakte van de ADNI studie had wat mindere resultaten (sensitiviteit 65%, specificiteit 63%, AUC 0,64 met een LR+ van 1,76 en een LR- van 0,56). Met de CAMCOG werden afhankelijk van het afkappunt ook redelijke tot goede resultaten gevonden. Bij een afkappunt van 85 (Gallagher, 2010) was de sensitiviteit van de CAMCOG 80%, de specificiteit 68% met een AUC van 0,79 (0,69 tot 0,89). Bij een afkappunt van 79,5 vonden Marcos en collega’s (2006) een sensitiviteit van 92% (95% BI 78 tot 98), specificiteit van 68% (95% BI 52 tot 81) met een AUC van 0,88, een LR+ van 1,35 en een LR- van 0,12. Conde-Sala (2012) vond een tegenvallend resultaat met de CAMCOG bij een relatief laag afkappunt van 70 (AUC 0,61). Bij een studie naar de voorspellende waarde van een gecombineerde episodische geheugenmaat (de directe reproductie, uitgestelde reproductie en herkenning van de Rey Auditory Verbal Learning Test (RAVLT) en Rey-Osterrieth Figure) zien we eenzelfde effect optreden; hoe hoger het afkappunt, hoe hoger de sensitiviteit en bijbehorende LR- die vanaf een afkappunt van 10 of hoger 0 is (Marra, 2015). De ADAS-cog totaalscore heeft een redelijke tot goede voorspellende waarde (Fleisher, 2007: AUC 0,80) waarbij Gomar en collega’s (2011) aantonen dat vooral de geheugensectie van de ADAS-cog een bijdrage levert (memory AUC 0,71; non-memory AUC 0,61). Een combinatie van een kloktekening en een geheugentaak (RAVLT) gaf een sensitiviteit van 58%, een specificiteit van 74%, met een LR+ van 2,23 en een LR- van 0,57).

 

Tabel 1 Overzicht geïncludeerde studies naar neuropsychologisch onderzoek en cognitieve testen

NPO

Domain

Study

N

Criteria MCI

Criteria outcome: dementia

Follow-up

Sensitivity (95%BI)

Specificity (95%BI)

AUC

LR+

LR-

MMSE

a, b, c, d

Arevalo-Rodriguez, 2015

 

 

 

 

 

 

 

 

Gomez-Tortosa, 2012

 

 

 

Nesset, 2014

 

 

 

 

Gomar, 2011

1569

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

210

 

 

 

 

 

90

 

 

 

 

 

320

MCI: (revised) Petersen, Matthews or CDR

 

 

 

 

 

 

 

 

aMCI

 

 

 

 

 

Winblad, 2004 and Portet, 2006 (International and European Working Groups on MCI)

 

aMCI: Petersen criterai

Alzheimer disease (NINCDS-ADRDA or DSM-IIIR or ICD)

 

Overall dementia

 

 

Vascular dementia (NINDS-AIREN)

 

 

Not reported (Alzheimer, mixed dementia, vascular dementia, Lewy Body dementia)

 

Dementia: ICD-10 and NINCDS-ADRDA

 

 

 

 

Alzheimer disease: NINCDS- ADRDA criteria

1-7 yr

 

 

 

2-6 yr

 

 

 

 

 

 

>36 months

 

 

 

 

46 months

 

 

 

 

 

2 yr

Median

54% (27-89%)

 

40% (23-76%)

 

36%

 

Median

80% (32-90%)

 

88% (40-94%)

 

80%

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0,51

 

 

 

 

 

0,51

 

 

 

 

 

0,62

2,7

 

 

 

3,33

 

 

1,8

0,6

 

 

 

0,68

 

 

0,8

Hopkins Verbal Learning delayed recall

a

Gomez-Tortosa, 2012

210

aMCI

Not reported (Alzheimer, mixed dementia, vascular dementia, Lewy body dementia)

>36 months

 

 

0,76

 

 

Hopkins Verbal Learning Discrimination Index (true positive – false positive)

a

Gomez-Tortosa, 2012

210

aMCI

Not reported (Alzheimer, mixed dementia, vascular dementia, Lewy body dementia)

>36 months

 

 

0,75

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

RAVLT immediate recall

a

Mazzeo, 2016

96 (43)

IWG diagnostische criteria

Alzheimer disease (NINCDS- ADRDA)

Mean 37 months

61.1% (±22,5)

80.0% (±15.7)

0,72

3,06

0,49

 

 

Marra, 2015

198

aMCI: Petersen criteria

Alzheimer disease: DSM-IV-TR

2 yr

60%

66%

 

1,76

0,61

 

 

Gomar, 2011

320

aMCI: Petersen criteria

Alzheimer disease: NINCDS- ADRDA criteria

2 yr

 

 

0,70

 

 

RAVLT delayed recall

a

Mazzeo, 2016

94 (43)

IWG diagnostische criteria

Alzheimer disease (NINDS-ARDRA)

Mean 37 months

66,7% (±21,8)

72,0% (±17,6)

0,72

 

2,38

0,46

 

 

Marra, 2015

198

aMCI: Petersen criteria

Alzheimer disease: DSM-IV-TR

2 yr

80%

33%

 

1,19

0,61

 

 

Gomar, 2011

320

aMCI: Petersen criteria

Alzheimer disease: NINCDS- ADRDA criteria

2 yr

 

 

0,69

 

 

RAVLT recognition

a

Mazzeo, 2016

96

(43)

IWG diagnostische criteria

Alzheimer disease (NINCDS-ARDRA)

Mean 37 months

61% (±22,5)

72% (±20,7)

0,62

2,18

0,54

 

 

Gomar, 2011

320

aMCI: Petersen criteria

Alzheimer disease: NINCDS- ADRDA criteria

2 yr

 

 

0,64

 

 

RAVLT immediate + delayed recall

a

Quaranta, 2016

270

aMCI: Petersen

Alzheimer disease (NIA-AA)

3 yr

 

 

0,75

 

 

California Verbal Learning Test delayed recall

a

Pozueta, 2011

 

aMCI: Petersen criteria

Not reported (Alzheimer disease, vascular dementia, Lewy Body dementia)

2 yr

72,9%

70,3%

0,78 (0,69 to 0,86)

2,45

0,39

10-Word List (ADAS) delayed recall

a

Fleisher, 2007

539

aMCI: Petersen criteria

Alzheimer disease: NINCDS- ADRDA criteria

3 yr

 

 

0,78

 

 

New York University Paragraph delayed recall

a

Fleisher, 2007

539

aMCI: Petersen criteria

Alzheimer disease: NINCDS- ADRDA criteria

3 yr

 

 

0,78

 

 

Logical Memory immediate recall

 

Gomar, 2011

320

aMCI: Petersen criteria

Alzheimer disease: NINCDS- ADRDA criteria

2 yr

 

 

0, 62

 

 

Logical Memory delayed recall

 

Gomar, 2011

320

aMCI: Petersen criteria

Alzheimer disease: NINCDS- ADRDA criteria

2 yr

 

 

0, 69

 

 

TMT-A

b

Mazzeo, 2016

 

Gomez-Tortosa, 2012

96

(43)

 

210

IWG diagnostische criteria

 

aMCI

Alzheimer disease (NINCDS-ARDRA)

 

Not reported (Alzheimer, mixed dementia, vascular dementia, Lewy body dementia)

Mean 37 months

 

>36 months

72% (±20,7)

64% (±18,8)

0,70

 

 

0,56

2,00

0,44

 

 

Gomar, 2011

320

aMCI: Petersen criteria

Alzheimer disease: NINCDS- ADRDA criteria

2 yr

 

 

0,61

 

 

TMT-B

b

Mazzeo, 2016

 

 

Gomez-Tortosa, 2012

96

(43)

 

 

210

IWG diagnostische criteria

 

 

aMCI

 

Alzheimer disease (NINCDS-ARDRA)

 

 

Not reported (Alzheimer, mixed dementia, vascular dementia, Lewy body dementia)

Mean 37 months

 

 

>36 months

89% (±14,5)

64% (±18,8)

0,78

 

 

 

0,58

2,47

0,17

 

 

Gomar, 2011

320

aMCI: Petersen criteria

Alzheimer disease: NINCDS- ADRDA criteria

2 yr

 

 

0, 65

 

 

Semantic Verbal Fluency

b, d

Mazzeo, 2016

 

Gomez-Tortosa, 2012

96

(43)

 

210

IWG diagnostische criteria

 

aMCI

Alzheimer disease (NINCDS-ARDRA)

 

Not reported (Alzheimer, mixed dementia, vascular dementia, Lewy body dementia)

Mean 37 months

 

>36 months

66,7% (±21,8)

76% (±16,7)

0,67

 

 

0,54

2,78

0,44

 

 

Gomar, 2011

320

aMCI: Petersen criteria

Alzheimer disease: NINCDS- ADRDA criteria

2 yr

 

 

0,55

 

 

Phonetic Verbal Fluency

b, d

Gomez-Tortosa, 2012

210

aMCI

Not reported (Alzheimer, mixed dementia, vascular dementia, Lewy body dementia)

>36 months

 

 

0,52

 

 

Clock Drawing

b, c

Nesset, 2014

90

Winblad, 2004 and Portet, 2006 (International and European Working Groups on MCI)

Dementia: ICD-10 and NINCDS-ADRDA

46 months

 

 

0,51

 

 

 

 

Buchhave, 2008

147

MCI: Petersen criteria

Alzheimer disease: NINCDS-ADRDA criteria

Mean 5.2 yr (range 4-6.8)

 

 

 

 

 

  • Manos score (0-10 points)

 

 

 

 

 

 

46%

68%

0,57 (0,48 tt 0,65)

1,44

0,79

  • Shulman score (0-5 points)

 

 

 

 

 

 

52%

68%

0,59 (0,50 to 0,67)

1,63

0,71

  • Sunderland score (1-10 points)

 

 

 

 

 

 

73%

43%

0,58 (0,50 to 0,67)

1,28

0,63

 

 

Gomar, 2011

320

aMCI: Petersen criteria

Alzheimer disease: NINCDS- ADRDA criteria

2 yr

 

 

0,64

 

 

Boston Naming Test

d

Gomez-Tortosa, 2012

210

aMCI

Not reported (Alzheimer, mixed dementia, vascular dementia, Lewy body dementia)

>36 months

 

 

0,60

 

 

Digit Symbol

b

Gomez-Tortosa, 2012

 

 

 

Fleisher, 2007

210

 

 

 

 

 

539

aMCI

 

 

 

 

 

aMCI: Petersen criteria

Not reported (Alzheimer, mixed dementia, vascular dementia, Lewy body dementia)

 

Alzheimer disease: NINCDS- ADRDA criteria

>36 months

 

 

 

 

3 yr

 

 

0,50

 

 

 

 

 

0,76

 

 

 

 

Gomar, 2011

320

aMCI: Petersen criteria

Alzheimer disease: NINCDS- ADRDA criteria

2 yr

 

 

0,64

 

 

Digit Span

b

Gomar, 2011

320

aMCI: Petersen criteria

Alzheimer disease: NINCDS- ADRDA criteria

2 yr

 

 

0, 50

 

 

Samengestelde scores

 

 Composite cognitive score

a, b, c, d

Mazzeo, 2016

96

IWG diagnostic criteria

Alzheimer disease: NINCDS-ADRRA criteria

Mean 37 months (range 13-74 months)

77.8% (±19.2)

84.0% (±14.5)

0,83

4,86

0,26

Episodic Memory Score (berekend met de RAVLT- immediate recall, delayed recall en recognition en Rey-Osterrieth figure-delayed recall)

a

Marra, 2015

198

aMCI: Petersen criteria

Alzheimer disease: DSM-IV-TR

2 yr

 

 

0,77 (0,70 to 0,83)

 

 

<5

<6

<7

<8

<9

<10

<11

<12

 

 

 

 

 

 

16%

36%

73%

82%

93%

100%

100%

100%

94%

86%

71%

61%

45%

24%

20%

8%

 

2,67

2,57

2,52

2,10

1,69

1,32

1,25

1,09

0,89

0,74

0,38

0,30

0,16

0,00

0,00

0,00

Clock drawing and RAVLT

a, b, c

Gomar, 2014

371

MCI: ADNI-I cohort criteria

Alzheimer disease: ADNI-I cohort criteria

4 yr

58%

74%

 

2,23

0,57

CAMCOG total

 

 

Cutoff <70

a, b, c, d

 

 

 

Conde-Sala, 2012

 

 

 

109

 

 

 

MCI: EADC criteria

 

 

 

Alzheimer disease: NINCDS- ADRDA criteria

 

 

 

5 yr

 

 

 

 

 

0,61

 

 

Cutoff ≤85

 

Gallagher, 2010

295

MCI: Petersen criteria

Alzheimer disease: NINCDS- ADRDA criteria

Mean 26 months (SD 17.5)

80%

68%

0.79 (0.69 to 0.89)

 

2,50

0,29

Cutoff<79.5

 

Marcos, 2006

82

MCI: Petersen criteria

Alzheimer disease: DSM-IV criteria

3 yr

92% (78 to 98)

68% (52 to 81)

0,88

1,35

0,12

CAMCOG orientation and memory

a

Conde-Sala, 2012

109

MCI: EADC criteria

Alzheimer disease: NINCDS- ADRDA criteria

5 yr

 

 

0,64

 

 

ADAS-cog Total score

a, b, c, d

Fleisher, 2007

539

aMCI: Petersen criteria

Alzheimer disease: NINCDS- ADRDA criteria

3 yr

 

 

0,80

 

 

ADAS memory

a

Gomar, 2011

320

aMCI: Petersen criteria

Alzheimer disease: NINCDS- ADRDA criteria

2 yr

 

 

0,71

 

 

ADAS non-memory

b, c, d

Gomar, 2011

320

aMCI: Petersen criteria

Alzheimer disease: NINCDS- ADRDA criteria

2 yr

 

 

0,61

 

 

Battery of tests ADNI database

a, b, c, d

Munoz-Ruiz, 2014

376

MCI: ADNI-I cohort criteria

Alzheimer disease: ADNI-I cohort criteria

4 yr

65%

63%

0,64

1,76

0,56

Battery of Fundació ACE (NBACE)

a, b, c, d

Espinosa, 2013

550

MCI: Petersen criteria (amnestic and non-amnestic, single and multiple domain)

AD, VD, mixed dementia, frontotemporal dementia, DLB: no criteria reported

Mean 27 months (range 6-68 months)

NR

 

 

 

 

Combination symbol digit modalities test, delayed-10-word list recall, New York University Paragraph Recall test, ADAS-cog total score

a, b, c, d

Fleisher, 2007

539

aMCI: Petersen criteria

Alzheimer disease: NINCDS- ADRDA criteria

3 yr

80% (78 to 82)

 

 

 

 

Neurobehavioral Cognitive Status Examination

A, b, c, d

Nesset, 2014

90

Winblad 2004 and Portet 2006 (International and European Working Groups on MCI)

Dementia: ICD-10 and NINCDS-ADRDA

46 months

 

 

0,59

 

 

Neuropsychological assessment: ADAS-Cog, RAVLT IR en DR, verbal fluency, Boston Naming Test, TMT A+B, Letter Digit Substitution, Digit Span and Clock drawing

A, b, c, d

Schmand, 2012

175

MCI: ADNI-I cohort criteria

Alzheimer disease: ADNI-I cohort criteria

2,7 yr

 

 

0,70 (0,63 to 0,76)

 

 

Neuropsychological assessment: ADAS-Cog, RAVLT IR en DR, verbal fluency, Boston Naming Test, TMT A+B, Letter Digit Substitution, Digit Span and Clock drawing

A, b, c, d

Gomar, 2011

320

aMCI: Petersen criteria

Alzheimer disease: NINCDS- ADRDA criteria

2 yr

NR

 

 

 

 

Domein: a=geheugen, b=aandacht en executief functioneren, c=visuospatiële functies, d=taal

Afkortingen: EADC, European AD Consortium; AD, Alzheimer disease; VD, vascular dementia; DLB, dementia with Lewy Bodies

 

Bewijskracht van de literatuur

Vanwege de diversiteit in methodologie, onderzochte cognitieve testen en gerapporteerde uitkomsten in de literatuur was het niet mogelijk een GRADE-beoordeling uit te voeren.

Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er een systematische literatuuranalyse verricht naar de volgende zoekvraag:

Wat is de voorspellende waarde van de resultaten van neuropsychologisch onderzoek op de domeinen geheugen, aandacht en executief functioneren, visuospatiële functies en taal voor de progressie van MCI naar dementie?

 

P: patiënten met MCI;

I: stoornis bij uitvoeren neuropsychologisch onderzoek;

C: geen stoornis bij uitvoeren neuropsychologisch onderzoek;

O: progressie naar dementie;

 

Relevante uitkomstmaten

De werkgroep achtte de progressie van MCI naar dementie een voor de besluitvorming kritieke uitkomstmaat.

De werkgroep definieerde niet a priori de genoemde uitkomstmaten, maar hanteerde de in de studies gebruikte definities.

De werkgroep definieerde progressie van MCI naar een diagnose dementie, vastgesteld volgens geaccepteerde criteria, als een klinisch (patiënt) relevant verschil.

 

Zoeken en selecteren (Methode)

In de databases Medline (via OVID) en Embase (via Embase.com) is op 22 december 2016 met relevante zoektermen gezocht naar systematische reviews, gerandomiseerde trials en diagnostische studies. De zoekverantwoording is weergegeven onder het tabblad Verantwoording. De literatuurzoekactie leverde 730 treffers op. Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria: systematische review (gezocht in tenminste twee databases met een objectieve en transparante zoekstrategie, data extractie en methodologische beoordeling), gerandomiseerde trials of diagnostische studies van MCI-patiënten waarbij gekeken werd naar de prognostische waarde van NPO voor de progressie van MCI naar dementie. Op basis van titel en abstract werden in eerste instantie 180 studies voorgeselecteerd. Na raadpleging van de volledige tekst, werden vervolgens 163 studies geëxcludeerd (zie exclusietabel onder het tabblad Verantwoording), en 17 studies definitief geselecteerd.

 

Bij de studieselectie bleek dat de resultaten van de literatuursearch heel divers waren, zowel qua onderzoeksopzet, als ook qua meegenomen cognitieve maten, gebruikte analysemethoden en gerapporteerde uitkomstmaten. Besloten werd om alleen studies te selecteren waarin de focus lag op NPO of cognitieve testen en niet op andere biomarkers zoals bijvoorbeeld MRI, PET of CSF. Studies werden alleen meegenomen, indien het geïsoleerde effect van een NPO gerapporteerd werd, en niet alleen een combinatie uitkomstmaat. Studies werden niet meegenomen indien in het abstract de gebruikte cognitieve testen of NPO niet werden beschreven. Ook werden alleen studies meegenomen van de laatste tien jaar (na 2006), met een met een minimale inclusie van 50 MCI-patiënten. De langste follow-up duur in de studies was 5 jaar.

  1. Arevalo-Rodriguez I, Smailagic N, Roque IFM, et al. Mini-Mental State Examination (MMSE) for the detection of Alzheimer's disease and other dementias in people with mild cognitive impairment (MCI). Cochrane Database of Systematic Reviews. 2015;3:CD010783.
  2. Buchhave P, Stomrud E, Warkentin S, et al. Cube copying test in combination with rCBF or CSF A beta 42 predicts development of Alzheimer's disease. Dementia & Geriatric Cognitive Disorders. 2008;25(6):544-52.
  3. Conde-Sala JL, Garre-Olmo J, Vilalta-Franch J, et al. Predictors of cognitive decline in Alzheimer's disease and mild cognitive impairment using the CAMCOG: a five-year follow-up. International Psychogeriatrics. 2012;24(6):948-58.
  4. Davide Q, Guido G, Gabriella VM, et al. Are Raw Scores on Memory Tests Better Than Age- and Education-Adjusted Scores for Predicting Progression from Amnesic Mild Cognitive Impairment to Ad? Current Alzheimer Research. 2016;14:14.
  5. Dierckx E, Engelborghs S, De Raedt R, et al. Verbal cued recall as a predictor of conversion to Alzheimer's disease in Mild Cognitive Impairment. International Journal of Geriatric Psychiatry. 2009;24(10):1094-100.
  6. Espinosa A, Alegret M, Valero S, et al. A longitudinal follow-up of 550 mild cognitive impairment patients: evidence for large conversion to dementia rates and detection of major risk factors involved.(Erratum appears in J Alzheimers Dis. 2015;43(1):335; PMID: 25361535). Journal of Alzheimer's Disease. 2013;34(3):769-80.
  7. Fleisher AS, Sowell BB, Taylor C, et al. Clinical predictors of progression to Alzheimer disease in amnestic mild cognitive impairment. Neurology. 2007;68(19):1588-95.
  8. Gallagher D, Mhaolain AN, Coen R, et al. Detecting prodromal Alzheimer's disease in mild cognitive impairment: utility of the CAMCOG and other neuropsychological predictors. International Journal of Geriatric Psychiatry. 2010;25(12):1280-7.
  9. Gomar JJ, Conejero-Goldberg C, Davies P, et al. Alzheimer's Disease Neuroimaging I. Extension and refinement of the predictive value of different classes of markers in ADNI: four-year follow-up data. Alzheimer's & Dementia. 2014;10(6):704-12.
  10. Gomar JJ, Bobes-Bascaran MT, Conejero-Goldberg C, et al. Alzheimer's Disease Neuroimaging I. Utility of combinations of biomarkers, cognitive markers, and risk factors to predict conversion from mild cognitive impairment to Alzheimer disease in patients in the Alzheimer's disease neuroimaging initiative. Archives of General Psychiatry. 2011;68(9):961-9.
  11. Marcos A, Gil P, Barabash A, et al. Neuropsychological markers of progression from mild cognitive impairment to Alzheimer's disease. American Journal of Alzheimer's Disease & Other Dementias. 2006;21(3):189-96.
  12. Marra C, Gainotti G, Fadda L, et al. Usefulness of an Integrated Analysis of Different Memory Tasks to Predict the Progression from Mild Cognitive Impairment to Alzheimer's Disease: The Episodic Memory Score (EMS). Journal of Alzheimer's Disease. 2015;50(1):61-70.
  13. Mazzeo S, Santangelo R, Bernasconi MP, et al. Combining Cerebrospinal Fluid Biomarkers and Neuropsychological Assessment: A Simple and Cost-Effective Algorithm to Predict the Progression from Mild Cognitive Impairment to Alzheimer's Disease Dementia. Journal of Alzheimer's Disease. 2016;54(4):1495-508.
  14. Muñoz-Ruiz MA, Hall A, Mattila J, et al. Comparing predictors of conversion to alzheimer's disease using the disease state index. Neurodegenerative Diseases. 2014;13(2-3):200-2.
  15. Nesset M, Kersten H, Ulstein ID. Brief Tests such as the Clock Drawing Test or Cognistat Can Be Useful Predictors of Conversion from MCI to Dementia in the Clinical Assessment of Outpatients. Dementia and Geriatric Cognitive Disorders Extra. 2014;4(2):263-70.
  16. Pozueta A, Rodríguez-Rodríguez E, Vazquez-Higuera JL, et al. Detection of early Alzheimer's disease in MCI patients by the combination of MMSE and an episodic memory test. BMC Neurology. 2011;11.
  17. Quaranta D, Gainotti G, Vita MG, et al. Are Raw Scores on Memory Tests Better than Age- and Education- Adjusted Scores for Predicting Progression from Amnesic Mild Cognitive Impairment to Alzheimer Disease? Current Alzheimer Research. 2016;13(12):1414-20.
  18. Schmand B, Eikelenboom P, van Gool WA, Alzheimer's Disease Neuroimaging I. Value of diagnostic tests to predict conversion to Alzheimer's disease in young and old patients with amnestic mild cognitive impairment. Journal of Alzheimer's Disease. 2012;29(3):641-8.

Evidence table for diagnostic test accuracy studies

Study reference

Study characteristics

Patient characteristics

 

Index test

(test of interest)

Reference test

 

Follow-up

Outcome measures and effect size

Comments

Mazzeo, 2016

Type of study[1]: cohort study

 

Setting: hospital patients

 

Country: Italy

 

No conflicts of interest reported

Inclusion criteria:

  • CDR=0.5
  • Diagnosis MCI according to NINCDS-ARDRA criteria

 

Exclusion criteria:

  • Presence of past or concurrent illnesses
  • Complete data loss of follow-up
  • Follow-up visit<12 months

 

N=96

 

Prevalence dementia: 39%

 

MCI-converters

Age 72.9±6.4 yr

46% male

 

MCI-non converters

Age 70.3±7.9 yr

51% male

Neuropsychological assessment, based on 15 tests:

1) Memory domain: RAVLT-1, RVLT-D, RVLT-R, story recall

2) Attention/ executive functions: attentive matrices, trail making test A, B, B-A

3) Language domain: token test, PVF, SVF

4) Visuo-spatial abilities: RFC, FFR, GSC

5) Reasoning: CPM

 

Scores at each test reported as z-scores

Alzheimer disease based on NINCDS-ARDRA criteria

Mean follow-up of 36.73 months.

MCI converters performed worse than MCI-non converters on tests of memory domain, executive functions and language.

ROC curve analysis used to evaluate diagnostic accuracy for each neuropsychological test.

 

Separate analyses for all neuropsychological tests. Also a combined model with CSF biomarkers and neuropsychological tests.

 

Results of analysis for domains not reported (only in supplementary table)

 

Risk of bias assessment diagnostic accuracy studies (QUADAS II, 2011)

Study reference

Patient selection

 

 

Index test

Reference standard

Flow and timing

Comments with respect to applicability

Mazzeo, 2016

Was a consecutive or random sample of patients enrolled?

Yes

 

Was a case-control design avoided?

Yes

 

Did the study avoid inappropriate exclusions?

No

Were the index test results interpreted without knowledge of the results of the reference standard?

No

 

If a threshold was used, was it pre-specified?

Yes

Is the reference standard likely to correctly classify the target condition?

Yes

 

Were the reference standard results interpreted without knowledge of the results of the index test?

No

Was there an appropriate interval between index test(s) and reference standard?

Yes

 

Did all patients receive a reference standard?

No

 

Did patients receive the same reference standard?

No

 

Were all patients included in the analysis?

No

Are there concerns that the included patients do not match the review question?

No

 

Are there concerns that the index test, its conduct, or interpretation differ from the review question?

No

 

Are there concerns that the target condition as defined by the reference standard does not match the review question?

No

CONCLUSION:

Could the selection of patients have introduced bias?

 

 

RISK: LOW

CONCLUSION:

Could the conduct or interpretation of the index test have introduced bias?

 

RISK: LOW

CONCLUSION:

Could the reference standard, its conduct, or its interpretation have introduced bias?

 

RISK: LOW

CONCLUSION

Could the patient flow have introduced bias?

 

 

RISK: HIGH

 


[1] In geval van een case-control design moeten de patiëntkarakteristieken per groep (cases en controls) worden uitgewerkt. NB; case control studies zullen de accuratesse overschatten (Lijmer et al., 1999)

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 04-09-2018

Laatst geautoriseerd  : 04-09-2018

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2024

Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep niet in stand gehouden. Uiterlijk in 2023 bepaalt het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie of de modules van deze richtlijn nog actueel zijn. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update). De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

 

De Nederlandse Vereniging voor Neurologie is regiehouder van deze richtlijn en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlands Huisartsen Genootschap
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Nucleaire geneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Nederlands Instituut van Psychologen
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde

Algemene gegevens

De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.kennisinstituut.nl) en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

Doel en doelgroep

Doel

Het doel was om de bestaande richtlijn dementie aan te vullen met een aantal modules over MCI. In de multidisciplinaire richtlijn dementie is ervoor gekozen om MCI buiten beschouwing te laten. Voor de clinicus practicus die werkt op een geheugenpoli betreft dit echter een grote groep patiënten. Ook in de Standaard Dementie van het Nederlands Huisartsen Genootschap is aandacht voor MCI zeer beperkt. De modules over MCI zullen ontwikkeld worden onder verantwoordelijkheid van de in stand gehouden kerngroep van de richtlijn dementie.

 

Doelgroep

De modules zijn bedoeld voor alle betrokkenen bij de diagnostiek, behandeling en begeleiding van patiënten met MCI.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2016 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor, of te maken hebben met patiënten met MCI.

 

De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname.

 

De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.

 

Werkgroep

  • Prof. dr. Ph. (Philip) Scheltens, neuroloog, werkzaam in het VU medisch centrum te Amsterdam, voorzitter (NVN)
  • Drs. B.A. (Bregje) Appels, klinisch neuropsycholoog, werkzaam in MC Slotervaart te Amsterdam (NIP)
  • Prof. dr. B.N.M. (Bart) van Berckel, nucleair geneeskundige, werkzaam in het VU medisch centrum te Amsterdam (NVNG)
  • Dr. J.A.H.R. (Jurgen) Claassen, klinisch geriater, werkzaam in het Radboud Universitair Medisch Centrum te Nijmegen (NVKG)
  • Dr. H.L. (Dineke) Koek, klinisch geriater, werkzaam in het UMC Utrecht te Utrecht (NVKG)
  • Dr. M. (Marieke) Perry, huisarts en senior onderzoeker, werkzaam in het Radboud Universitair Medisch Centrum te Nijmegen (NHG)
  • Dr. ir. M.M. (Marcel) Verbeek, neurochemicus, werkzaam in het Radboud Universitair Medisch Centrum te Nijmegen (NVKC)
  • Prof. F.R.J. (Frans) Verhey, neuroloog en psychiater, werkzaam in het Maastrichts Universitair Medisch Centrum te Maastricht (NVvP)
  • Prof. dr. M.W. (Meike) Vernooij, neuroradioloog, werkzaam in het Erasmus MC te Rotterdam (NVvR)
  • Dr. J.M. (Jorien) Willems, internist-ouderengeneeskunde, werkzaam in het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis te Tilburg (NIV)

 

Meelezers:

  • Dr. C.M.A.A. (Gerwin) Roks, neuroloog, werkzaam in het St. Elisabeth ziekenhuis (NVN)
  • Alzheimer Nederland

 

Met ondersteuning van:

  • Dr. J. (Janneke) Hoogervorst-Schilp, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • P.H. (Pieter) Broos MSc, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • D.H.H. (Dunja) Dreesens MSc, MA, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatie management, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Berckel, Van

  • Nucleair geneeskundige Vumc
  • Universitair hoofddocent UMCU

Docent voor PIRAMAL en GE, echter geen persoonlijke betaling maar aan Industry Alliance Office van het Vumc.

PIRAMAL, GE en AVID financieren diverse projecten in het Vumc

Geen actie

Vernooij

- Neuroradioloog
- Hoogleraar

Geen

Geen

Geen actie

Willems

Internist-ouderengeneeskunde

Geen

Geen

Geen actie

Appels

Klinisch neuropsycholoog in Medisch Centrum Slotervaart

Geen

Geen

Geen actie

Scheltens

Neuroloog en directeur Alzheimercentrum Vumc Amsterdam

- Bestuurslid KNAW (0,2 fte betaald aan Vumc)
- Vicevoorzitter en bestuurslid Coöperatie Deltaplan Dementie (0,1 fte betaald aan Vumc)

- Directeur Alzheimercentrum Amsterdam

- Vice-voorzitter Deltaplan Dementie

- Lid RVC en Brain Research Center

- Dutch Flutemetamol Onderzoek (GE Healthcare en Alzheimer Nederland
- NL-Enigma Onderzoek (NWO-FCB en Nutricia)
- ABIDE Studie (ZonMw en Piramal)
- CODA Onderzoek (Boehringer Ingelheim)

- Via het Industry Alliance Office van Vumc verricht ik consultancy activiteiten voor: EIP Pharma, Novartis Cardio, Probiodrug AG, Roche en Biogen. Tevens Co-PI van de EU-IMI projecten EPAD, AMYPAD en EMIF-AD.

Geen actie

Verhey

Psychiater

Geen

Geen

Geen actie

Claassen

Klinisch geriater, onderzoeker

Geen

Onderzoek gefinancierd door Alzheimer Nederland (onderzoek naar de relatie tussen slaap(stoornis) en Alzheimer)

Geen actie

Koek

Lid werkgroep namens de NVKG

Geen

- Onderzoek gefinancierd door Alzheimer Nederland (Pl)
- Parelsnoeronderzoek (UMCU) (Co-Pl)
- Diverse RCT's met experimentele medicatie bij MCI & dementie gefinancierd door industrie (local Pl)

Geen actie

Verbeek

UHD - Radboudumc, Nijmegen

Geen

  • Eenmailig lid van een wetenschappelijke adviesraad voor Fujirebio (13-03-2018).
  • Lid van de wetenschappelijke adviesraad van de Hersenstichting
  • Ontvang subsidies van de volgende fondsen voor wetenschappelijk onderzoek:
    ISAO, Noyons Stichting, ZonMW Memorabel Programma (in dit project wordt samengewerkt met de firma's Adx Neurosciences, Philips Health care), EU: ITN-Marie Sklodowska-Curie, Weston Brain lnstitute, Stichting Stofwisselkracht

Geen actie

Perry

- Huisarts in Zevenaar
- Senior onderzoeker afdelingen Eerstelijns Geneeskunde en Geriatrie, Radboudumc

- Expertfunctie website dementie.nl van Alzheimer Nederland (vrijwillig)
- Gastdocent Hogeschool Arnhem Nijmegen (betaald)
- Gastschrijver nascholing Accredidact over dementie (betaal)

- Expertisefunctie website dementie.nl voor Alzheimer Nederland
- Lid NHG

- Gieskes Strijbis fonds - DementieNet (ik ben niet de projectleider)
- ZonMw: onderzoek naar advance care planning bij dementie in de eerstelijn

- ZonMw project ism met het MUMC+ over gezamenlijke besluitvorming tav diagnostiek bij geheugenklachten in de eerstelijn (geen projectleider).

Geen actie

Roks

Neuroloog

Lid METC Brabant

Deelname Lipididiet studie. Onderzoek naar effect van souvenaid op MCI met tekenen van M. Alzheimer. Hier 2 perioden in gemandateerd. Kwestie is reeds beëindigd

Geen actie

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het meelezen van teksten door Alzheimer Nederland. Het conceptaddendum is tevens voor commentaar voorgelegd aan Alzheimer Nederland.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn (module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden bij de aanverwante producten.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Voor een stap-voor-stap beschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten. Tevens is er een knelpuntenanalyse gehouden om te inventariseren welke knelpunten er in de praktijk bestaan rondom de zorg voor patiënten met MCI. De knelpuntenanalyse vond tijdens een Invitational conference plaats. Hiervoor werden alle belanghebbende partijen (stakeholders) uitgenodigd. Knelpunten konden zowel medisch inhoudelijk zijn, als betrekking hebben op andere aspecten zoals organisatie van zorg, informatieoverdracht of implementatie.

 

De volgende partijen waren aanwezig en hebben knelpunten aangedragen: Zorginstituut Nederland, Zorgverzekeraars Nederland, ActiZ, Alzheimer Nederland, Nederlands Instituut van Psychologen, Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland, Nederlandse Vereniging voor Neurologie, Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie, Nederlandse Vereniging voor Nucleaire Geneeskunde, Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie en Nederlandse Vereniging voor Radiologie. Een verslag van de Invitational conference is opgenomen in de aanverwante producten.

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseur concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. De werkgroep besloot voor welke uitgangsvragen een systematische zoekactie werd opgezet en welke uitgangsvragen zonder systematische zoekactie werden beantwoord. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als kritiek, belangrijk (maar niet kritiek) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de kritieke uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Er werd eerst oriënterend gezocht naar bestaande buitenlandse richtlijnen en naar systematische reviews in Medline (OVID) en Cochrane. Vervolgens werd voor een aantal afzonderlijke uitgangsvragen aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module met desbetreffende uitgangsvraag. De zoekstrategie voor de oriënterende zoekactie is opgenomen onder aanverwante producten.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR – voor systematische reviews; Cochrane – voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek; QUADAS II – voor diagnostisch onderzoek.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidence-tabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation (zie http://www.gradeworkinggroup.org/).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is mogelijk dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • er is een reële kans dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

B) Voor vragen over diagnostische testen, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008), en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).

 

Formuleren van de conclusies

Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in één of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE methodiek. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overall bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de kritieke uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overall conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje Overwegingen.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van de patiënt (patient values and preferences), kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje Overwegingen.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is voor een aantal uitgangsvragen systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling in de Kennislacunes beschreven (onder aanverwante producten).

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Practice Guideline Update Summary: Mild Cognitive Impairment. American Academy of Neurology. https://www.aan.com/Guidelines/Home/GetGuidelineContent/887. 2018.

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al. AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0. Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/richtlijnontwikkeling.html. 2012.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html. 2013.

Schünemann HJ, Oxman AD, Brozek J, et al. Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ. 2008;336(7653):1106-10. doi: 10.1136/bmj.39500.677199.AE. Erratum in: BMJ. 2008;336(7654). doi: 10.1136/bmj.a139. PubMed PMID: 18483053.

Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Behandeling en begeleiding