Mild Cognitive Impairment (MCI)

Initiatief: NVN Aantal modules: 13

Leefstijladviezen bij MCI

Uitgangsvraag

Welke leefstijladviezen kunnen gegeven worden aan personen met MCI?

Aanbeveling

Adviseer lichamelijke activiteit niet standaard voor alle patiënten met MCI; vanwege een gebrek aan conclusief bewijs voor de effectiviteit hiervan.

 

Adviseer niet standaard bepaalde voeding bij alle patiënten met MCI en hanteer algemeen geldende voedingsadviezen.

Overwegingen

Lichamelijke activiteit

Het positieve effect van lichamelijke activiteit op cognitieve achteruitgang bij MCI wordt ondersteund door bemoedigend, maar nog inconclusief wetenschappelijk bewijs (Kane, 2017). De uitkomsten van de meta-analyses moeten met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden vanwege de heterogeniteit in type, frequentie en duur van de oefeningen. Daarnaast kennen de meta-analyses beperkingen vanwege het kleine aantal studies waarop de verschillende resultaten gebaseerd zijn en de kleine onderzoekpopulaties. Er zijn geen RCTs beschikbaar die uitkomsten op lange termijn hebben onderzocht en het is eveneens onbekend of lichamelijke activiteit de kans op progressie van MCI naar dementie kan verlagen. Grote RCT’s waarin gestandaardiseerde trainingsprogramma’s worden toegepast zijn nodig voor eenduidige conclusies en aanbevelingen.

 

Daartegenover staat dat lichamelijke activiteit op meerdere gezondsheidsdomeinen een positief effect kan hebben, waarbij bijvoorbeeld voor de reductie van het risico op hart- en vaatziekte er inmiddels sterk bewijs is. Daarnaast kan lichamelijke activiteit een gunstig effect hebben op slaap en stemming. Bij een persoonsgericht advies aan de patiënt met MCI zal voor advies rond lichamelijke activiteit dus breder gekeken moeten worden dan alleen naar verwachte effecten op cognitie. Ook kan beoordeeld worden hoe lichamelijke activiteit past in het leven en in de verwachtingen van een patiënt (haalbaarheid, motivatie). Er is geen standaard beweegadvies zoals al bleek uit de heterogeniteit van de studies. Dat maakt een advies op maat mogelijk, kies daarbij voor de activiteit die het beste past bij het individu.

 

Voeding

De uitkomsten van deze meta-analyse naar het effect van het Mediterraan dieet moeten met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden, want er is maar 1 studie geïncludeerd die specifiek progressie van MCI naar dementie als uitkomst had. Nieuwe RCT’s waarin het positieve effect wordt bevestigd zijn nodig om de validiteit van de conclusies en aanbevelingen te vergroten.

 

Ook hier geldt, net als bij lichaamsbeweging, dat voeding effecten heeft op meerdere gezondheidsdomeinen buiten alleen cognitie, en dat bij een persoonsgericht advies ook deze andere aspecten, net als de haalbaarheid en motivatie, meegewogen moeten worden.

Onderbouwing

Diverse populatiestudies suggereren dat bij een aanzienlijk aandeel van alle patiënten dementie verklaarbaar is door potentieel beïnvloedbare risicofactoren. De schattingen van dit aandeel lopen uiteen van 35% tot zelfs 49% (Ashby-Mitchell, 2017). Vijf van de zeven risicofactoren zijn overgewicht en hypertensie (beiden op middelbare leeftijd), fysieke inactiviteit, roken, en diabetes. Bij het reduceren van deze risicofactoren in de bevolking spelen leefstijlinterventies een cruciale rol. Er is onderzoek gedaan om te zien of leefstijlinterventies inderdaad potentieel de kans op progressie naar dementie kunnen verkleinen. Voor diverse niet-farmacologische interventies, waaronder bepaalde voeding en lichamelijke activiteit, suggereren meerdere recente meta-analyses positieve resultaten. Hierbij dient aangetekend te worden dat de gevonden effecten van deze niet-farmacologische interventies klein zijn. Bovendien is de heterogeniteit van de interventies groot en zijn de onderzoekspopulaties vaak klein, voor de studies die opgenomen zijn in de huidige systematische reviews/meta-analyses. Hierdoor kunnen goed onderbouwde aanbevelingen over deze niet-farmacologische interventies pas gegeven worden als verder bevestigend onderzoek beschikbaar komt.

 

De uitgangsvraag omvat de volgende deelvragen:

  1. Is er wetenschappelijk bewijs dat bepaalde voeding het risico op cognitieve achteruitgang bij MCI kan verlagen?
  2. Is er wetenschappelijk bewijs dat bepaalde lichamelijke activiteit het risico op cognitieve achteruitgang bij MCI kan verlagen?

 

N.B. Cognitieve activatie als interventie is beschreven in een aparte module (Cognitieve revalidatie)

-

GRADE

Er is bemoedigend, maar nog inconclusief wetenschappelijk bewijs voor een positief effect van lichamelijke activiteit op cognitieve achteruitgang bij patiënten met MCI.

 

Bronnen (Kane, 2017)

 

-

GRADE

Uitvoeren van duursport oefeningen met een regelmatige, lage-gematigde trainingsintensiteit kan mogelijk een effectieve, haalbare en veilige behandeling zijn, met een klein positief effect op het cognitief functioneren bij patiënten met MCI.

 

Bronnen (Zheng, 2016)

 

-

GRADE

Het is onduidelijk wat het effect is van voeding bij patiënten met MCI.

 

Bronnen (Singh, 2014)

 

-

GRADE

Gemiddelde of hoge inname van het Mediterraanse dieet verlaagt mogelijk het risico op progressie van MCI naar AD.

 

Bronnen (Singh, 2014)

 

-

GRADE

Het gebruik van de medische voeding Souvenaid heeft geen significant effect op cognitieve achteruitgang bij patiënten met MCI.

 

Bronnen (Soininen, 2017)

Beschrijving studies

Lichamelijke activiteit

Er zijn verschillende systematische reviews/meta-analyses die het effect van lichamelijke activiteit op cognitief functioneren bij MCI onderzocht hebben, waaronder een meta-analyse van 14 RCT’s (Gates, 2013), een systematische review van 22 RCT’s (Öhman, 2014) en een meta-analyse van 7 RCT’s (Wang, 2014). Een beperking van deze systematische reviews/meta-analyses is de grote heterogeniteit van de onderzochte interventies (aeroob/duursport, isometrisch, weerstand, en combinaties hiervan). Een recente meta-analyse (Zheng, 2016) heeft deze heterogeniteit verkleind door alleen een soort interventie te onderzoeken (duursport). Er werden 11 RCT’s geïncludeerd met in totaal 1497 patiënten van 60 jaar of ouder met MCI. De interventie in deze RCT’s betrof oefeningen met een vergelijkbaar effect, ongeacht welk type (bijvoorbeeld joggen of Tai Chi) met een frequentie van tenminste 1 x per week (minimaal 60 minuten per week) gedurende in totaal 6 weken tot 1 jaar.

 

Voeding

Er zijn verschillende onderzoeken waarin effecten van voeding beschreven worden. Dit betreft onder meer onderzoek naar het Mediterraanse dieet en dieetvoeding voor medisch gebruik. Het Mediterraanse dieet wordt gekenmerkt door een hoge inname van groenten, peulvruchten, fruit, granen, onverzadigde vetten (vooral olijfolie), gematigde-hoge inname van vis, een lage-gematigde inname van zuivelproducten, een lage inname van vlees en verzadigde vetten, en gematigde inname van alcohol. Een recente meta-analyse heeft bij 482 patiënten onderzocht of het Mediterraanse dieet de kans op progressie naar AD kan verkleinen (Singh, 2014).

 

Wat betreft dieetvoeding is er onderzoek gepubliceerd met Souvenaid, een dieetdrank met ingrediënten afkomstig van melk, vis en soja. Een recente RCT bij 311 patiënten met MCI (LipiDiDiet study) onderzocht het effect van het multinutrient Fortasyn Connect (de actieve component van Souvenaid) na 24 maanden gebruik met als primair eindpunt de verandering in z-score van een neuropsychologische testbatterij (Soininen, 2017).

 

Resultaten

Lichamelijke activiteit

Verschillende systematische reviews/meta-analyses die het effect van lichamelijke activiteit op cognitief functioneren bij MCI onderzocht hebben, lieten inconsistente resultaten zien. Een meta-analyse van 14 RCT’s (Gates, 2013) vond geen significant of een verwaarloosbaar effect, terwijl een systematische review van 22 RCT’s (Öhman, 2014) vond dat er sommige onderzoeken zijn gepubliceerd met kleine, positieve effecten op het cognitief functioneren. Een meta-analyse van 7 RCTs (Wang, 2014) vond een significant positief effect op globaal cognitief functioneren (SMD in MMSE-/ADAS-cog-score 0,25 (95%BI 0,08 tot 0,41)), maar geen significant effect op verschillende cognitieve domeinen (waaronder geheugen en executief functioneren).

 

Lichaamsbeweging had een positief effect op het globaal cognitief functioneren (MD in MMSE-score 0,98 (95% BI 0,50 tot 1,45), MD in MoCa-score 2,70 (95% BI 1,11 tot 4,29), het geheugen (MD in uitgestelde herinneringscore 0,25 (95% BI 0,05 tot 0,45)) en het executief functioneren (MD in kloktekentest-score 0,98 (95% BI 0,36 tot 1,61)). Er was geen verhoogd risico op adverse events door de toegenomen lichaamsbeweging.

 

Niet meegenomen zijn de elders al aangetoonde gezondheidseffecten van lichaamsbeweging, bijvoorbeeld op hart- en vaatziekten, COPD, diabetes en kanker. Tevens is niet meegenomen hoe deze gezondheidseffecten het beloop van MCI beïnvloeden omdat hierover (nog) geen onderzoeksgegevens beschikbaar zijn.

 

Voeding

Het Mediterraan dieet leek in een studie het risico op progressie van MCI naar dementie te verlagen (HR 0,55 (95%BI 0,34 tot 0,90) voor het middelste tertiel van inname van het Mediterraan dieet en HR 0,52 (95%BI 0,30 tot 0,91) voor hoogste tertiel, ten opzichte van het laagste tertiel) (Singh, 2014). Confounding kon echter onvoldoende uitgesloten worden in dit onderzoek.

 

Fortasyn Connect (de actieve component van Souvenaid) bleek geen effect te hebben op cognitieve achteruitgang na 24 maanden gebruik bij patiënten met MCI (gemiddelde verandering in z-score van het primaire eindpunt gemeten met een neuropsychologische testbatterij was -0,028 (SD 0,453) in de actief behandelde groep en -0,108 (0,528) in de controlegroep; geschat gemiddeld behandelverschil 0,098 (95% CI -0,041 tot 0,237; P=0,166) (Soininen, 2017).

Om deze uitgangsvraag te beantwoorden is geen systematische literatuuranalyse verricht. Er zijn diverse recente systematische reviews/meta-analyses beschikbaar, die hier worden samengevat. Daarnaast heeft de Amerikaanse National Academies of Sciences, Engineering, and Medicine recent een consensus report uitgebracht Preventing Cognitive Decline and Dementia: A Way Forward, waarvoor een systematische review verricht is (Kane, 2017).

  1. Ashby-Mitchell K, Burns R, Shaw J, et al. Proportion of dementia in Australia explained by common modifiable risk factors. Alzheimers Res Ther. 2017;17;9(1):11.
  2. Kane RL, Butler M, Fink HA, et al. Interventions to Prevent Age-Related Cognitive Decline, Mild Cognitive Impairment, and Clinical Alzheimer’s-Type Dementia (Internet). Rockville (MD): Agency for Healthcare Research and Quality (US); 2017.
  3. Öhman H, Savikko N, Strandberg TE, et al. Effect of physical exercise on cognitive performance in older adults with mild cognitive impairment or dementia: a systematic review. Dement Geriatr Cogn Disord. 2014;38(5-6):347-65.
  4. Singh B, Parsaik AK, Mielke MM, et al. Association of mediterranean diet with mild cognitive impairment and Alzheimer's disease: a systematic review and meta-analysis. J Alzheimers Dis. 2014;39:271-82.
  5. Soininen H, Solomon A, Visser PJ, et al. LipiDiDiet clinical study group. 24-month intervention with a specific multinutrient in people with prodromal Alzheimer's disease (LipiDiDiet): a randomised, double-blind, controlled trial. Lancet Neurol. 2017;S1474-4422(17)30332-0.
  6. Wang C, Yu JT, Wang HF, et al. Non-pharmacological interventions for patients with mild cognitive impairment: a meta-analysis of randomized controlled trials of cognition-based and exercise interventions. J Alzheimers Dis. 2014;42:663-78.
  7. Zheng G, Xia R, Zhou W, et al. Aerobic exercise ameliorates cognitive function in older adults with mild cognitive impairment: a systematic review and meta-analysis of randomised controlled trials. Br J Sports Med. 2016;50:1443–1450.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 04-09-2018

Laatst geautoriseerd  : 04-09-2018

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2024

Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep niet in stand gehouden. Uiterlijk in 2023 bepaalt het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie of de modules van deze richtlijn nog actueel zijn. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update). De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

 

De Nederlandse Vereniging voor Neurologie is regiehouder van deze richtlijn en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlands Huisartsen Genootschap
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Nucleaire geneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Nederlands Instituut van Psychologen
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde

Algemene gegevens

De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.kennisinstituut.nl) en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

Doel en doelgroep

Doel

Het doel was om de bestaande richtlijn dementie aan te vullen met een aantal modules over MCI. In de multidisciplinaire richtlijn dementie is ervoor gekozen om MCI buiten beschouwing te laten. Voor de clinicus practicus die werkt op een geheugenpoli betreft dit echter een grote groep patiënten. Ook in de Standaard Dementie van het Nederlands Huisartsen Genootschap is aandacht voor MCI zeer beperkt. De modules over MCI zullen ontwikkeld worden onder verantwoordelijkheid van de in stand gehouden kerngroep van de richtlijn dementie.

 

Doelgroep

De modules zijn bedoeld voor alle betrokkenen bij de diagnostiek, behandeling en begeleiding van patiënten met MCI.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2016 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor, of te maken hebben met patiënten met MCI.

 

De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname.

 

De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.

 

Werkgroep

  • Prof. dr. Ph. (Philip) Scheltens, neuroloog, werkzaam in het VU medisch centrum te Amsterdam, voorzitter (NVN)
  • Drs. B.A. (Bregje) Appels, klinisch neuropsycholoog, werkzaam in MC Slotervaart te Amsterdam (NIP)
  • Prof. dr. B.N.M. (Bart) van Berckel, nucleair geneeskundige, werkzaam in het VU medisch centrum te Amsterdam (NVNG)
  • Dr. J.A.H.R. (Jurgen) Claassen, klinisch geriater, werkzaam in het Radboud Universitair Medisch Centrum te Nijmegen (NVKG)
  • Dr. H.L. (Dineke) Koek, klinisch geriater, werkzaam in het UMC Utrecht te Utrecht (NVKG)
  • Dr. M. (Marieke) Perry, huisarts en senior onderzoeker, werkzaam in het Radboud Universitair Medisch Centrum te Nijmegen (NHG)
  • Dr. ir. M.M. (Marcel) Verbeek, neurochemicus, werkzaam in het Radboud Universitair Medisch Centrum te Nijmegen (NVKC)
  • Prof. F.R.J. (Frans) Verhey, neuroloog en psychiater, werkzaam in het Maastrichts Universitair Medisch Centrum te Maastricht (NVvP)
  • Prof. dr. M.W. (Meike) Vernooij, neuroradioloog, werkzaam in het Erasmus MC te Rotterdam (NVvR)
  • Dr. J.M. (Jorien) Willems, internist-ouderengeneeskunde, werkzaam in het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis te Tilburg (NIV)

 

Meelezers:

  • Dr. C.M.A.A. (Gerwin) Roks, neuroloog, werkzaam in het St. Elisabeth ziekenhuis (NVN)
  • Alzheimer Nederland

 

Met ondersteuning van:

  • Dr. J. (Janneke) Hoogervorst-Schilp, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • P.H. (Pieter) Broos MSc, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • D.H.H. (Dunja) Dreesens MSc, MA, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatie management, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Berckel, Van

  • Nucleair geneeskundige Vumc
  • Universitair hoofddocent UMCU

Docent voor PIRAMAL en GE, echter geen persoonlijke betaling maar aan Industry Alliance Office van het Vumc.

PIRAMAL, GE en AVID financieren diverse projecten in het Vumc

Geen actie

Vernooij

- Neuroradioloog
- Hoogleraar

Geen

Geen

Geen actie

Willems

Internist-ouderengeneeskunde

Geen

Geen

Geen actie

Appels

Klinisch neuropsycholoog in Medisch Centrum Slotervaart

Geen

Geen

Geen actie

Scheltens

Neuroloog en directeur Alzheimercentrum Vumc Amsterdam

- Bestuurslid KNAW (0,2 fte betaald aan Vumc)
- Vicevoorzitter en bestuurslid Coöperatie Deltaplan Dementie (0,1 fte betaald aan Vumc)

- Directeur Alzheimercentrum Amsterdam

- Vice-voorzitter Deltaplan Dementie

- Lid RVC en Brain Research Center

- Dutch Flutemetamol Onderzoek (GE Healthcare en Alzheimer Nederland
- NL-Enigma Onderzoek (NWO-FCB en Nutricia)
- ABIDE Studie (ZonMw en Piramal)
- CODA Onderzoek (Boehringer Ingelheim)

- Via het Industry Alliance Office van Vumc verricht ik consultancy activiteiten voor: EIP Pharma, Novartis Cardio, Probiodrug AG, Roche en Biogen. Tevens Co-PI van de EU-IMI projecten EPAD, AMYPAD en EMIF-AD.

Geen actie

Verhey

Psychiater

Geen

Geen

Geen actie

Claassen

Klinisch geriater, onderzoeker

Geen

Onderzoek gefinancierd door Alzheimer Nederland (onderzoek naar de relatie tussen slaap(stoornis) en Alzheimer)

Geen actie

Koek

Lid werkgroep namens de NVKG

Geen

- Onderzoek gefinancierd door Alzheimer Nederland (Pl)
- Parelsnoeronderzoek (UMCU) (Co-Pl)
- Diverse RCT's met experimentele medicatie bij MCI & dementie gefinancierd door industrie (local Pl)

Geen actie

Verbeek

UHD - Radboudumc, Nijmegen

Geen

  • Eenmailig lid van een wetenschappelijke adviesraad voor Fujirebio (13-03-2018).
  • Lid van de wetenschappelijke adviesraad van de Hersenstichting
  • Ontvang subsidies van de volgende fondsen voor wetenschappelijk onderzoek:
    ISAO, Noyons Stichting, ZonMW Memorabel Programma (in dit project wordt samengewerkt met de firma's Adx Neurosciences, Philips Health care), EU: ITN-Marie Sklodowska-Curie, Weston Brain lnstitute, Stichting Stofwisselkracht

Geen actie

Perry

- Huisarts in Zevenaar
- Senior onderzoeker afdelingen Eerstelijns Geneeskunde en Geriatrie, Radboudumc

- Expertfunctie website dementie.nl van Alzheimer Nederland (vrijwillig)
- Gastdocent Hogeschool Arnhem Nijmegen (betaald)
- Gastschrijver nascholing Accredidact over dementie (betaal)

- Expertisefunctie website dementie.nl voor Alzheimer Nederland
- Lid NHG

- Gieskes Strijbis fonds - DementieNet (ik ben niet de projectleider)
- ZonMw: onderzoek naar advance care planning bij dementie in de eerstelijn

- ZonMw project ism met het MUMC+ over gezamenlijke besluitvorming tav diagnostiek bij geheugenklachten in de eerstelijn (geen projectleider).

Geen actie

Roks

Neuroloog

Lid METC Brabant

Deelname Lipididiet studie. Onderzoek naar effect van souvenaid op MCI met tekenen van M. Alzheimer. Hier 2 perioden in gemandateerd. Kwestie is reeds beëindigd

Geen actie

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het meelezen van teksten door Alzheimer Nederland. Het conceptaddendum is tevens voor commentaar voorgelegd aan Alzheimer Nederland.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn (module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden bij de aanverwante producten.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Voor een stap-voor-stap beschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten. Tevens is er een knelpuntenanalyse gehouden om te inventariseren welke knelpunten er in de praktijk bestaan rondom de zorg voor patiënten met MCI. De knelpuntenanalyse vond tijdens een Invitational conference plaats. Hiervoor werden alle belanghebbende partijen (stakeholders) uitgenodigd. Knelpunten konden zowel medisch inhoudelijk zijn, als betrekking hebben op andere aspecten zoals organisatie van zorg, informatieoverdracht of implementatie.

 

De volgende partijen waren aanwezig en hebben knelpunten aangedragen: Zorginstituut Nederland, Zorgverzekeraars Nederland, ActiZ, Alzheimer Nederland, Nederlands Instituut van Psychologen, Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland, Nederlandse Vereniging voor Neurologie, Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie, Nederlandse Vereniging voor Nucleaire Geneeskunde, Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie en Nederlandse Vereniging voor Radiologie. Een verslag van de Invitational conference is opgenomen in de aanverwante producten.

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseur concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. De werkgroep besloot voor welke uitgangsvragen een systematische zoekactie werd opgezet en welke uitgangsvragen zonder systematische zoekactie werden beantwoord. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als kritiek, belangrijk (maar niet kritiek) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de kritieke uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Er werd eerst oriënterend gezocht naar bestaande buitenlandse richtlijnen en naar systematische reviews in Medline (OVID) en Cochrane. Vervolgens werd voor een aantal afzonderlijke uitgangsvragen aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module met desbetreffende uitgangsvraag. De zoekstrategie voor de oriënterende zoekactie is opgenomen onder aanverwante producten.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR – voor systematische reviews; Cochrane – voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek; QUADAS II – voor diagnostisch onderzoek.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidence-tabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation (zie http://www.gradeworkinggroup.org/).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is mogelijk dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • er is een reële kans dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

B) Voor vragen over diagnostische testen, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008), en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).

 

Formuleren van de conclusies

Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in één of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE methodiek. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overall bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de kritieke uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overall conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje Overwegingen.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van de patiënt (patient values and preferences), kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje Overwegingen.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is voor een aantal uitgangsvragen systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling in de Kennislacunes beschreven (onder aanverwante producten).

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Practice Guideline Update Summary: Mild Cognitive Impairment. American Academy of Neurology. https://www.aan.com/Guidelines/Home/GetGuidelineContent/887. 2018.

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al. AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0. Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/richtlijnontwikkeling.html. 2012.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html. 2013.

Schünemann HJ, Oxman AD, Brozek J, et al. Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ. 2008;336(7653):1106-10. doi: 10.1136/bmj.39500.677199.AE. Erratum in: BMJ. 2008;336(7654). doi: 10.1136/bmj.a139. PubMed PMID: 18483053.

Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Kennisinstituut van Medisch Specialisten.