Mesothelioom

Initiatief: NVALT Aantal modules: 15

Immuuntherapie bij mesothelioom

Uitgangsvraag

Wat is de plaats van immuuntherapie als behandeling van patiënten met mesothelioom?

  1. Wat is de plaats van een behandeling met immuuntherapie bij patiënten met een mesothelioom in de eerste lijn?
  2. Wat is de plaats van een behandeling met immuuntherapie bij patiënten met een mesothelioom in de tweede en derde lijn?

Aanbeveling

Aanbeveling-1

Behandel patiënten met een mesothelioom, onafhankelijk van histologisch subtype en PD-L1 expressie, in eerste lijn bij voorkeur met nivolumab en ipilimumab, mits er geen contra-indicaties zijn.

 

Aanbeveling-2

Geef immuuntherapie in tweede of derde lijn aan de patiënt met mesothelioom alleen in studieverband.

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

Eerstelijns behandeling

Immuuntherapie met nivolumab plus ipilimumab als eerstelijns behandeling heeft mogelijk (redelijke bewijskracht) een klinisch relevant positief effect op de overleving van patiënten met een mesothelioom ten opzichte van een eerstelijns chemotherapie-behandeling, maar lijkt (lage bewijskracht) geen effect te hebben op de progressievrije overleving. In het geheel genomen is de bewijskracht van deze uitkomstmaten laag. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat er slechts één studie beschikbaar was die het effect van eerstelijns immuuntherapie heeft onderzocht, met brede betrouwbaarheidsintervallen en zonder blindering voor de behandeling. Ten aanzien van belangrijke uitkomstmaten is er waarschijnlijk (redelijke bewijskracht) geen verschil in response rate en lijkt (lage bewijskracht) er geen verschil in aantal bijwerkingen te zijn. Wel lijkt (lage bewijskracht) er een langere responsduur op te treden bij eerstelijns immuuntherapie versus chemotherapie.

 

De commissie BOM geeft op basis van de studie van Baas (2021) een positief advies over de toepassing van nivolumab plus ipilimab als eerstelijnsbehandeling van patiënten met een irresectabel maligne pleuraal mesothelioom (NVMO-commissie BOM, 2021). Het overlevingsvoordeel van dubbele immuuntherapie in de studie van Baas (2021) is het meest uitgesproken bij patiënten met een sarcomatoïd of een gemengd type mesothelioom. Dit betrof in deze studie circa 25% van de populatie. Het mesothelioom is een heterogene tumor waarbij het lastig kan zijn om een sarcomatoïde component te onderscheiden van stroma. Schulte (2021) vergeleek 429 biopten met resectiemateriaal van overeenkomstige patiënten en concludeerde dat in 19% van de gevallen, biopten en resectiemateriaal histologisch verschillend geclassificeerd werden, waarbij vooral sarcomatoïde componenten gemist werden in de biopten. Kleine biopten, zoals die in de praktijk vaak genomen worden, kunnen dus leiden tot een onderschatting van het aantal patiënten met een gemengd type mesothelioom. Deze potentiële onderschatting en het feit dat de studie voor de hele populatie overlevingsvoordeel lijkt aan te tonen, zijn argumenten om te pleiten voor dubbele immuuntherapie als eerstelijnsbehandeling, ongeacht histologisch subtype. Helaas hebben we nog niet de beschikking over een betrouwbare biomarker die voorspelt voor respons op immuuntherapie. PD-L1 faalt bij het mesothelioom als predictieve biomarker (Quispel, 2018; Disselhorst, 2019; Yap, 2021), maar translationeel onderzoek naar andere biomarkers is volop gaande. Vooralsnog is toepassing van immuuntherapie bij het mesothelioom onafhankelijk van PD-L1 expressie.

 

Een groot voordeel van immuuntherapie is dat het minder bijwerkingen lijkt te geven dan chemotherapie. Bij auto-immuunaandoeningen zoals reumatoide arthritis en morbus Crohn, bestaat er een (relatieve) contra-indicatie voor immuuntherapie aangezien stimulering van het afweersysteem deze aandoeningen kan verergeren. Systemische behandeling met immunosuppressiva is ook een contra-indicatie voor immuun therapeutische behandeling.

 

Tweede en derdelijns behandeling

Immuuntherapie met tremelimumab als tweedelijns behandeling geeft waarschijnlijk geen klinisch relevante winst op de overleving en progressie-vrije overleving ten opzichte van een placebobehandeling. Algeheel beschouwd is de bewijskracht voor deze cruciale uitkomstmaten redelijk. Daarnaast lijkt behandeling met tremelimumab geen effect te hebben op de kwaliteit van leven en duur van de respons op therapie. Het lijkt echter wel te leiden tot een hogere response rate en meer bijwerkingen dan een placebobehandeling.

 

Immuuntherapie met pembrolizumab als tweede of latere lijns behandeling lijkt geen klinisch relevant effect op de algemene en progressie-vrije overleving te hebben ten opzichte van chemotherapie. De bewijskracht hiervoor is laag vanwege het kleine aantal beschikbare studies met een klein aantal geïncludeerde patiënten. Aanvullend lijken er minder bijwerkingen op te treden en lijkt er een hogere response rate te zijn bij patiënten die tweedelijns immuuntherapie ontvangen vergeleken met chemotherapie.

 

De werkgroep merkt op dat het effect van pembrolizumab werd onderzocht in een intention-to-treat populatie, terwijl patiënten de mogelijkheid hadden om, bij ziekteprogressie, over te stappen van de controlegroep naar de interventiegroep. Het verschil in overall survival kan hierdoor beïnvloed zijn.

 

De werkgroep kan op basis van de literatuursamenvatting niet concluderen dat een tweede- of derdelijns behandeling met immuuntherapie bij patiënten met een mesothelioom meerwaarde heeft. De behandeling met immuuntherapie staat echter nog in de kinderschoenen. Niet voor alle soorten immuuntherapie is er literatuur beschikbaar of kunnen er conclusies getrokken worden met een redelijke of sterke bewijskracht. Daarom moeten we concluderen dat we te maken hebben met een kennislacune, als het gaat om tweede- en derdelijns behandeling met immuuntherapie bij patiënten met mesothelioom. De werkgroep merkt, op basis van niet-geïncludeerde literatuur (Quispel, 2018; Disselhorst, 2019; Yap, 2021) en eigen ervaring, op dat in een ongeselecteerde populatie met progressie na chemotherapie, wel degelijk (langdurige) responsen worden gezien bij behandeling met nivolumab of pembrolizumab en sluit daarom niet uit dat immuuntherapie effectief kan zijn in de tweede- en derdelijn. Het is wel noodzakelijk dat verder onderzoek gedaan wordt waarbij gekeken zou moeten worden naar nieuwe middelen immuuntherapie, combinaties van medicatie, predictieve biomarkers en ook naar patiënteigenschappen van responders.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en eventueel hun verzorgers)

Het belangrijkste doel van een behandeling voor de patiënt is toename van de overleving en dat met zoveel mogelijk behoud of - liever nog - verbetering van de kwaliteit van leven. Ziekenhuisbezoeken en bijwerkingen van de behandeling kunnen de kwaliteit van leven echter negatief beïnvloeden. De toxiciteit van enkelvoudige immuuntherapie is meestal mild en - ook in geval van ernstige toxiciteit - over het algemeen goed te behandelen. Dubbele immuuntherapie geeft meer bijwerkingen, maar deze zijn nog steeds acceptabel voor het merendeel van de patiënten. De behandelduur van chemotherapie is beperkt tot 4 tot 6 kuren, de behandeling met immuuntherapie kan doorgaan zolang de ziekte onder controle is en de bijwerkingen te tolereren zijn. Bij patiënten bij wie immuuntherapie goed aanslaat, betekent dit dat de behandeling langer duurt en patiënten vaker naar het ziekenhuis zullen moeten komen. De beoogde centralisatie van behandeling met dubbele immuuntherapie, zal maken dat patiënten hiervoor in een kleiner aantal ziekenhuizen terecht kan dan voor chemotherapie. Dit kan leiden tot langere reistijd voor de patiënt. De hogere belasting die een langere reistijd met zich meebrengt, kan voor een patiënt reden zijn om af te zien van behandeling met dubbele immuuntherapie.

 

Kosten (middelenbeslag)

In de beschreven studies is geen kosten-batenanalyse gerapporteerd, maar immuuntherapie is een dure behandeling per kuur vergeleken met chemotherapie. Aangezien immuuntherapie bij aanhoudende respons doorloopt (tot een maximum van 2 jaar), kunnen de kosten aanzienlijk oplopen en die van chemotherapie ruimschoots overschrijden. Het betreft echter een relatief kleine patiëntengroep van hooguit 500 patiënten per jaar, die voor deze behandeling in aanmerking komt. Daardoor blijven de totale kosten beheersbaar.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

De immuuntherapiecentra in Nederland zijn reeds toegerust om enkelvoudige immuuntherapie voor te schrijven aan patiënten. Echter, behandeling met twee middelen immuuntherapie is vooralsnog voorbehouden aan een beperkter aantal aangewezen centra in Nederland. Door de langere behandelduur van immuuntherapie ten opzichte van chemotherapie, wordt een groter beroep gedaan op de faciliteiten van de ziekenhuizen die deze therapie mogen geven. Het is verder van belang dat deze ziekenhuizen beschikken over een goed functionerend MDO waarin toxiciteit van immuuntherapie wordt gemonitord en behandeld.

 

Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies

Aanbeveling-1

Op basis van de fase 3 gerandomiseerde studie met behandeling nivolumab - ipilimumab versus chemotherapie lijkt immuuntherapie meerdere voordelen te bieden ten opzichte van chemotherapie als eerstelijnsbehandeling. Patiënten met mesothelioom lijken overlevingswinst te hebben met immuuntherapie. Hoewel het overlevingsvoordeel het meest uitgesproken lijkt in de groep met sarcomatoïde en gemengd type mesothelioom, beveelt de werkgroep toepassing van immuuntherapie met nivolumab en ipilimumab in de eerste lijn aan voor alle patiënten met mesothelioom, ongeacht histologisch subtype, vanwege het feit dat de overlevingswinst in de gehele populatie werd gezien en er een onderschatting kan optreden van het gemengd type mesothelioom bij de kleine biopten die doorgaans genomen worden. PD-L1 is tot op heden bij het mesothelioom geen betrouwbare predictieve biomarker gebleken en toepassing van immuuntherapie bij mesothelioom is dan ook onafhankelijk van PD-L1 expressie.

 

Een ander voordeel is dat na falen van eerstelijns behandeling met immuuntherapie nog de klassieke behandeling met platinum/pemetrexed beschikbaar is als tweede lijn wanneer de patiënt nog in goede conditie is.

 

Een derde voordeel van immuuntherapie is, dat het minder bijwerkingen lijkt te geven dan chemotherapie. Er zijn nog geen biomarkers voor de behandelingskeuze. Bij de overweging om immuuntherapie voor te schrijven moet rekening gehouden worden met het feit dat behandeling met de combinatie van nivolumab en ipilimumab in ons land (nog) niet geregistreerd is voor patiënten met mesothelioom. Gezien de voordelen van een eerstelijnsbehandeling met immuuntherapie en de beperkt beschikbare behandelmogelijkheden voor patiënten met mesothelioom heeft de werkgroep sterke voorkeur voor een behandeling met immuuntherapie in de eerstelijn, indien er geen contra-indicaties zijn.

 

Aanbeveling-2

Op basis van de beschikbare literatuur lijkt er geen meerwaarde te zijn van een behandeling met tremelimumab versus placebo en pembrolizumab versus chemotherapie in de tweede- en derdelijn. Gezien het feit dat behandeling met immuuntherapie nog in de kinderschoenen staat en er verschillende nieuwe middelen of combinaties van middelen nog niet zijn onderzocht in randomized controlled trials, is de werkgroep echter van mening dat de meerwaarde van behandeling van immuuntherapie in de tweede- en derdelijn niet is uitgesloten. Op basis van expert opinie concludeert de werkgroep dat sommige patiënten wel degelijk reageren op immuuntherapie. Duidelijke selectiecriteria zijn echter niet voorhanden. Naar mening van de werkgroep kan immuuntherapie in de tweede- en derdelijn dan ook alleen worden voorgeschreven in studieverband. Zo’n studie richt zich bij voorkeur ook op het vaststellen van selectiecriteria, bijvoorbeeld met behulp van biomarkers. Wanneer een patiënt in de eerstelijn al behandeld is met immuuntherapie lijkt het de werkgroep niet zinvol om een patiënt in de tweedelijn nogmaals met immuuntherapie te behandelen.

Onderbouwing

De huidige behandelingen van mesothelioom zijn beperkt tot het geven van chemotherapie met matig effect op de overleving. Immuuntherapie in de vorm van PD-1 remmers (pembrolizumab en nivolumab), PD-L1 remmers (durvalumab, atezolizumab, avelumab) en CTLA-4 remmers (ipilimumab en tremelimumab) hebben bij andere tumortypes hun effect bewezen. Dit is de rationale om te onderzoeken of een eerstelijns of tweedelijns behandeling met immuuntherapie een verbetering geeft ten opzichte van behandeling met chemotherapie bij patiënten met een mesothelioom.

PICO 1: Immunotherapy as first line therapy (immunotherapy versus chemotherapy)

Moderate GRADE

First line immunotherapy with nivolumab plus ipilimumab probably results in increased overall survival compared to standard chemotherapy.

 

Sources: (Baas, 2021)

 

Low

GRADE

First line immunotherapy with nivolumab plus ipilimumab may result in little to no difference in progression-free survival compared to standard chemotherapy.

 

Sources: (Baas, 2021)

 

Low

GRADE

First line immunotherapy with nivolumab plus ipilimumab may result in little to no difference in adverse events compared to standard chemotherapy.

 

Sources: (Baas, 2021)

 

-

GRADE

No studies reported the effect of first line immunotherapy on quality of life compared to the effect of chemotherapy as first line treatment.

 

Low

GRADE

First line immunotherapy with nivolumab plus ipilimumab may result in an increased duration of response compared to standard chemotherapy.

 

Sources: (Baas, 2021)

 

Moderate GRADE

First line immunotherapy with nivolumab plus ipilimumab probably results in little to no difference in response rate compared to standard chemotherapy.

 

Sources: (Baas, 2021)

 

PICO 2: Immunotherapy in second line (immunotherapy versus placebo)

Moderate GRADE

Second line immunotherapy with tremelimumab probably results in little to no difference in overall survival compared to placebo treatment.

 

Sources: (Maio, 2017)

 

Moderate GRADE

Second line immunotherapy with tremelimumab probably results in little to no difference in progression-free survival compared to placebo treatment.

 

Sources: (Maio, 2017)

 

Moderate GRADE

Second line immunotherapy with tremelimumab probably results in an increase in grade≥3 adverse events compared to placebo treatment.

 

Source: (Maio, 2017)

 

Low

GRADE

Second line immunotherapy with tremelimumab may result in an increase in adverse events leading to death compared to placebo treatment.

 

Source: (Maio, 2017)

 

Low

GRADE

Second line immunotherapy with tremelimumab may result in little to no difference in quality of life compared to placebo treatment.

 

Sources: (Maio, 2017)

 

Low

GRADE

Second line immunotherapy with tremelimumab may result in little to no difference in duration of response compared to placebo treatment.

 

Sources: (Maio, 2017)

 

Low

GRADE

Second line immunotherapy with tremelimumab may result in an increased objective response rate compared to placebo treatment.

 

Sources: (Maio, 2017)

 

PICO 2: Immunotherapy in second line (immunotherapy versus chemotherapy)

Low

GRADE

Second line immunotherapy with pembrolizumab may result in little to no increase in overall survival compared to chemotherapy.

 

Sources: (Popat, 2020)

 

Low

GRADE

Second line immunotherapy with pembrolizumab may result in little to no difference in progression-free survival compared to chemotherapy.

 

Sources: (Popat, 2020)

 

Low

GRADE

Second line immunotherapy with pembrolizumab may result in a decrease in grade 3 to 4 adverse events compared to chemotherapy.

 

Sources: (Popat, 2020)

 

Low

GRADE

Second line immunotherapy with pembrolizumab may result in little to no difference in adverse events leading to death compared to chemotherapy.

 

Sources: (Popat, 2020)

 

-

GRADE

No studies reported the effect of second line immunotherapy compared to chemotherapy on quality of life.

 

-

GRADE

No studies reported the effect of second line immunotherapy compared to chemotherapy on duration of response.

 

Low

GRADE

Second line immunotherapy with pembrolizumab may result in an increase in objective response rate compared to chemotherapy.

 

Sources: (Popat, 2020)

PICO 1: Immunotherapy as first line therapy (immunotherapy versus chemotherapy)

Description of studies

Baas (2021) investigated the efficacy of nivolumab plus ipilimumab compared to standard chemotherapy (cisplatin or carboplatin plus pemetrexed) in patients with histologically confirmed unresectable malignant pleural mesothelioma in a randomized controlled trial. Patients were excluded if they received previous treatment with drugs targeting T-cell co-stimulation or checkpoint pathways. A total of 303 (median age 69 years (IQR 65 to 75); 77% male) patients were included in the intervention group and 302 (median age 69 years (IQR 62 to 75); 77% male) in the control group. Patients and investigators were not blinded for treatment allocation. The study was terminated early for superiority as it met its primary endpoint at the prespecified interim analysis.

 

Results

Overall survival

Baas (2021) reported a difference of 4 months in median overall survival in favor of the intervention group. The median overall survival in the intervention group was 18.1 (95% CI 16.8 to 21.4) months versus 14.1 (95% CI 12.4 to 16.2) months in the control group. The stratified hazard ratio was 0.74 (95% CI 0.60 to 0.91) in favor of the intervention group. The difference in median overall survival was considered as clinically relevant.

 

Progression-free survival

Baas (2021) reported a difference of 0.4 months in median progression free survival in favor of the control group. The median progression free survival in the intervention group was 6.8 (95% CI 5.6 to 7.4) months versus 7.2 (95% CI 6.9 to 8.0) months in the control group. No clinically relevant differences in progression-free survival were found. Note that we do not include the hazard ratio that was reported in Baas (2021) as the survival curves of both groups crossed each other. In the first eight months, progression-free survival seemed to be higher in the chemotherapy group. After about eight months, the progression-free survival seemed to be in favor of the immunotherapy group. Median survival and hazard ratio were not reported before and after eight months separately.

 

Adverse events

Baas (2021) reported grade 3-4 adverse events in 30% of the participants in the intervention group versus 32% in the control group (RR 0.95; 95% CI 0.74 to 1.20). In addition, there were 5 adverse events in 1% of the participants in the intervention group versus < 1% in the control group (RD 0.01; 95% CI -0.01 to 0.2). The difference in adverse events was not clinically relevant.

 

Quality of life

No studies reported the effect of immunotherapy as first line treatment on quality of life compared to the effect of chemotherapy as first line treatment.

 

Duration of response

Baas (2021) reported a median duration of response (in confirmed responders) of 11.0 (95% CI 8.1 to 16.5) months in the intervention group versus 6.7 (95% 5.3 to 7.1) months in the control group. This was a difference of 4.3 months in median duration of response. This difference was considered as clinically relevant.

 

Response rate

Baas (2021) reported an objective response in 40% (95% CI 34.1 to 45.4) of the intervention group versus 43% (95% CI 37.1 to 48.5) in the control group (RR 0.93; 95% CI 0.77 to 1.12). This was considered as not clinically relevant.

 

Level of evidence of the literature

Overall survival

The level of evidence regarding the outcome measure overall survival started at high and was downgraded to moderate level due to imprecision (one level, only one study and wide 95% confidence intervals: overlap with the border of clinical relevance). We did not rate down for early termination (risk of bias) because it was very unlikely that more deaths would result in different conclusions.

 

Progression-free survival

The level of evidence regarding the outcome measure progression-free survival started at high and was downgraded to low level due to risk of bias (one level, lack of blinding) and imprecision (one level, only one study with unknown 95%CI intervals of difference).

 

Adverse events grade 3-4

The level of evidence regarding the outcome measure adverse events started at high level and was downgraded to low level because of risk of bias (one level, lack of blinding) and imprecision (one level, only one study and wide 95% confidence intervals crossing the border of clinical relevance).

 

Adverse events grade 5

The level of evidence regarding the outcome measure adverse events started at high level and was downgraded to low level because of imprecision (two levels, only one study with a very small number of events).

 

Quality of life

The level of evidence could not be graded as no studies reported the effect of immunotherapy as first line treatment on quality of life compared to the effect of chemotherapy as first line treatment.

 

Duration of response

The level of evidence regarding the outcome measure duration of therapy started at high and was downgraded to low level due to risk of bias (one level, lack of blinding) and imprecision (one level, only one study with unknown 95%CI intervals of difference).

 

Response rate

The level of evidence regarding the outcome measure objective response rate started at high and was downgraded to moderate level due to imprecision (one level, wide 95% confidence intervals: overlap with the border of clinical relevance).

 

PICO 2: Immunotherapy in second line (immunotherapy versus placebo)

Description of studies

Maio (2017) reported the efficacy of tremelimumab compared to placebo in a randomized controlled trial in patients with histologically or cytologically confirmed unresectable malignant pleural or peritoneal mesothelioma that had progressed after one or two previous systemic treatments for advanced disease (first-line pemetrexed based regimen in combination with a platinum agent). Patients were excluded if they failed more than two previous systemic treatments for malignant mesothelioma or had received any previous monoclonal antibody against CTLA-4, programmed cell death (PD-1), or programmed cell death ligand 1 (PD-L1). In the intervention group, a total of 382 patients (median age 66 years (IQR 60 to 72); 74% male) were included and 189 (median age 67 years (IQR 61 to 73); 80% male) in the control group.

 

Results

Overall survival

Maio (2017) reported a median overall survival of 7.7 (95% CI 6.8 to 8.9) months in the intervention group versus 7.3 (95% CI 5.9 to 8.7) months in the control group. This was a difference of 0.4 months in median overall survival, in favor of the intervention group. The Hazard ratio was 0.92 (95% CI 0.76 to 1.12) in favor of the intervention group. The difference in overall survival was not clinically relevant.

 

Progression-free survival

Maio (2017) reported a median progression-free survival of 2.8 (95% CI 2.8 to 2.8) months in the intervention group versus 2.7 (95% CI 2.7 to 2.8) months in the control group. This was a difference of 0.1 months in median progression-free survival in favor of the intervention group. The Hazard ratio (95%CI) was 0.81 (0.68 to 0.98) in favor of the intervention group. No clinically relevant differences in progression-free survival were found.

 

Adverse events

Maio (2017) reported grade ≥ 3 treatment-related adverse events in 29% of the participants in the intervention group versus 12% in the control group (RR 4.56; 95% CI 2.58 to 8.06). In addition, Maio (2017) reported adverse events leading to death in 9% of the participants in the intervention group versus 6% in the control group (RR 1.49; 95% CI 0.80 to 2.80). The differences in adverse events were clinically relevant in favor of the control group.

 

Quality of life

Maio (2017) reported a change from baseline in the quality of life according to the burden index from the Lung Cancer Symptom Scale - mesothelioma (maximum score 100) of 5.1 (95% CI not reported) in the intervention group and 3.3 (95% CI not reported) in the control group. The difference in change score in quality of life was 1.8 points in favor of the control group. This difference was not clinically relevant.

 

Duration of response

Maio (2017) reported a median duration of response of 4.8 (95% CI 2.6 to 8.3) months in the intervention group versus 5.6 (95% CI 2.8 to 8.3) months in the control group. The difference in median duration of therapy was 0.8 months. This difference was not clinically relevant.

 

Response rate

Maio (2017) reported an objective response rate of 4.5% (95% CI 2.6 to 7.0) in the intervention group versus 1.1% (95% CI 0.1 to 3.8%) in the control group (RR 4.21; 95% CI 0.98 to 18.01). This difference was clinically relevant in favor of the intervention group.

 

Level of evidence of the literature

Overall survival

The level of evidence regarding the outcome measure overall survival started at high and was downgraded to moderate level due to imprecision (one level, only one study with a relatively small number of participants).

 

Progression-free survival

The level of evidence regarding the outcome measure progression-free survival started at high and was downgraded to moderate level due to imprecision (one level, wide 95% confidence intervals and overlap with the border of clinical relevance).

 

Adverse events, grade≥3

The level of evidence regarding the outcome measure adverse events started at high level and was downgraded to moderate level due to imprecision (one level, only one study with relatively small number of patients).

 

Adverse events, leading to death

The level of evidence regarding the outcome measure adverse events started at high level and was downgraded to low level due to imprecision (one level, wide confidence intervals crossing the borders of clinical relevance).

 

Quality of life

The level of evidence regarding the outcome measure quality of life started at high and was downgraded to low level due to imprecision (two levels, only one study with a relatively small number of participants and unknown confidence intervals).

 

Duration of response

The level of evidence regarding the outcome measure duration of therapy started at high and was downgraded to low level due to imprecision (two levels, only one study with a relatively small number of patients and unknown confidence intervals).

 

Objective response rate

The level of evidence regarding the outcome measure objective response rate started at high and was downgraded to low level due to imprecision (two levels, very wide 95% confidence intervals and overlap with the border of clinical relevance).

 

PICO 2: Immunotherapy in second line (immunotherapy versus chemotherapy)

Description of studies

Popat (2020) reported the efficacy of pembrolizumab compared to chemotherapy (gemcitabin or vinorelbine) in an open-label randomized controlled trial in patients with histologically confirmed malignant pleural mesothelioma that had progressed on/after platinum-based chemotherapy. A total of 73 (median age 67.7 (IQR 66.1 to 69.4) years; 79.4% male) were included in the intervention group and 71 (median age 70.2 (IQR 68.6 to 71.7) years; 84.5% male) were included in the control group. Patients in the control group (chemotherapy) were allowed to cross-over to the intervention group in case of progressive disease. A total of 45 patients in the control group switched to the intervention group, but analysis were performed according to the intention-to-treat principle.

 

Results

Overall survival

Popat (2020) reported a median overall survival of 10.7 (95% CI 7.6 to 15.0) months in the intervention group versus 12.4 (95% CI 7.4 to 16.1) months in the control group. The difference in median overall survival was 1.7 months in favor of the chemotherapy group. The hazard ratio (95%CI) was 1.12 (0.74 to 1.69) in favor of the chemotherapy group. The difference in overall survival was not clinically relevant.

 

Progression-free survival

Popat (2020) reported a median progression-free survival (measured by independent blinded review) of 2.5 (95% CI 2.1 to 4.2) months in the intervention group versus 3.4 (95% CI 2.2 to 4.3) months in the control group. The difference in median progression-free survival was 0.9 months in favor of the chemotherapy group. The Hazard ratio (95%CI) was 1.06 (0.73 to 1.53). No clinically relevant difference in progression-free survival was found.

 

Adverse events

Popat (2020) reported grade ≥ 3 adverse events in 19.4% of the participants in the intervention group versus 25.7% in the control group (RR 0.76; 95% CI 0.41 to 1.40). In addition, Popat (2020) reported adverse events leading to death in 1.4% of the participants in the intervention group versus 1.4% in the control group (RD 0.00; 95% CI -0.04 to 0.04). The differences in adverse events were clinically relevant for grade ≥ 3 adverse events in favor of the intervention group.

 

Quality of life

Popat (2020) did not report the effect of second line immunotherapy compared to chemotherapy on quality of life.

 

Duration of response

Popat (2020) did not report duration of response.

 

Response rate

Popat (2020) reported an objective response rate of 22% (95% CI 13 to 33) in the intervention group versus 6% (95% CI 2 to 14) in the control group (RR 4.0; 95% CI 1.4 to 11.39). This was assessed by means of a blinded independent central review of data. This difference was clinically relevant in favor of the intervention group.

 

Level of evidence of the literature

Overall survival

The level of evidence regarding the outcome measure overall survival started at high and was downgraded to low level due to imprecision (two levels, very wide 95% confidence intervals, crossing the border of clinical relevance).

 

Progression-free survival

The level of evidence regarding the outcome measure progression-free survival started at high and was downgraded to low level due to imprecision (two levels, very wide 95% confidence intervals, crossing the border of clinical relevance).

 

Adverse events grade ≤ 3

The level of evidence regarding the outcome measure adverse events started at high level and was downgraded to low level due to imprecision (two levels, very wide confidence intervals crossing borders of clinical relevance).

 

Adverse events leading to death

The level of evidence regarding the outcome measure adverse events started at high level and was downgraded to low level due to imprecision (two levels, only one study with very small numbers of events).

 

Quality of life

The level of evidence could not be graded as no studies reported the effect of immunotherapy compared to chemotherapy on quality of life in previously treated patients.

 

Duration of response

The level of evidence could not be graded as no studies reported the effect of immunotherapy compared to chemotherapy on duration of response in previously treated patients.

 

Objective response rate

The level of evidence regarding the outcome measure objective response rate started at high and was downgraded to low level due to imprecision (two levels, only one study with a relatively small numbers of participants and very wide 95% confidence intervals).

A systematic review of the literature was performed to answer the following questions:

 

PICO 1: What is the effect of immunotherapy as first line therapy on survival, quality of life and adverse events in patients with mesothelioma?

P: patients with proven mesothelioma;

I: immunotherapy (CTLA4: ipilimumab, tremelimumab; PDL1-inhibitors: avelumab, atezolizumab, durvalumab; PD1-inhibitors: nivolumab, pembrolizumab) in first line;

C: chemotherapy, placebo, no therapy (best supportive care);

O: overall survival, progression-free survival, quality of life, adverse events/safety, duration of response, response rate.

 

PICO 2: What is the effect of immunotherapy as second or third line therapy on survival, quality of life and adverse events in patients with mesothelioma?

P: patients with proven mesothelioma;

I: immunotherapy (CTLA4: ipilimumab, tremelimumab; PDL1-inhibitors: avelumab, atezolizumab, durvalumab; PD1-inhibitors: nivolumab, pembrolizumab) in second or third line;

C: chemotherapy, placebo, no therapy (best supportive care);

O: overall survival, progression-free survival, quality of life, adverse events/safety, duration of response, response rate.

 

Relevant outcome measures

The guideline development group considered overall survival and progression-free survival as critical outcome measures for decision making; and quality of life, adverse events/safety, duration of response and response rate as important outcome measures for decision making.

 

A priori, the working group did not define the outcome measures listed above but used the definitions used in the studies.

 

The working group defined the following differences as a minimal clinically (patient) important difference:

  • Overall survival: 0.7 <hazard ratio (HR)> 1.3 or mean difference (MD)> 12 weeks.
  • Progression-free survival: 0.7 <HR> 1.3 or MD> 12 weeks.
  • Adverse events (grade 3-4): 0.8 <RR> 1.25.
  • Adverse events (grade 5): -0.05 <risk difference (RD)> 0.05.
  • Quality of life: MD> 20% of the maximum score on a validated questionnaire.
  • Duration of response: MD> 25%.
  • Response rate: 0.8 <RR> 1.25.

 

Search and select (Methods)

The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until 18th of December 2020. The search was updated on 1st January 2021. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 414 hits. Studies were selected based on the following criteria:

  • Systematic review or RCT.
  • Patients with proven mesothelioma included.
  • Comparing immunotherapy treatment with placebo, no treatment or chemotherapy in first, second or third line.
  • Reporting outcome measures survival, adverse events, quality of life, duration of response or response rate.

 

Nine studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, six studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and three studies were included.

 

Results

Three studies were included in the analysis of the literature. One study (Baas, 2021) focused on first line immunotherapy compared to chemotherapy and two studies focused on immunotherapy as a second line therapy (comparison with placebo: Maio (2017), comparison with chemotherapy: Popat (2020)). Because of the different scopes and comparisons, studies will be discussed and graded individually. Important study characteristics and results are summarized in the evidence tables. The assessment of the risk of bias is summarized in the risk of bias tables.

  1. Baas, P., Scherpereel, A., Nowak, A. K., Fujimoto, N., Peters, S., Tsao, A. S.,... & Zalcman, G. (2021). First-line nivolumab plus ipilimumab in unresectable malignant pleural mesothelioma (CheckMate 743): a multicentre, randomised, open-label, phase 3 trial. The Lancet, 397(10272), 375-386.
  2. NVMO-commissie BOM (2021) https://www.nvmo.org/bom/nivolumab-en-ipilimumab-als-eerstelijnsbehandeling-voor-het-irresectabel-maligne-pleuraal-mesothelioom/ dd: 10-09-2021.
  3. Maio, M., Scherpereel, A., Calabrò, L., Aerts, J., Perez, S. C., Bearz, A.,... & Kindler, H. L. (2017). Tremelimumab as second-line or third-line treatment in relapsed malignant mesothelioma (DETERMINE): a multicentre, international, randomised, double-blind, placebo-controlled phase 2b trial. The Lancet Oncology, 18(9), 1261-1273.
  4. Popat, S., Curioni-Fontecedro, A., Dafni, U., Shah, R., O'Brien, M., Pope, A.,... & Stahel, R. A. (2020). A multicentre randomised phase III trial comparing pembrolizumab versus single-agent chemotherapy for advanced pre-treated malignant pleural mesothelioma: the European Thoracic Oncology Platform (ETOP 9-15) PROMISE- meso trial. Annals of Oncology, 31(12), 1734-1745.
  5. Schulte JJ, Chapel DB, Attanoos R, Brcic L, Burn J, Butnor KJ, Chang N, Chen H, Dacic S, De Perrot M, Fukuoka J, Galateau-Salle F, Godschachner T, Hiroshima K, Klebe S, Krausz T, Litzky L, Marchevsky AM, Mueller J, Nabeshima K, Nicholson AG, Pal P, Roden AC, Rorvig S, Santoni-Rugiu E, Tazelaar H, Tsao MS, Walts AE, Weynand B, Zaizen Y, Zhang YZ, Husain AN. Comparison of Nuclear Grade, Necrosis, and Histologic Subtype Between Biopsy and Resection in Pleural Malignant Mesothelioma. Am J Clin Pathol. 2021 May 12:aqab054. doi: 10.1093/ajcp/aqab054. Epub ahead of print. PMID: 33978147.
  6. Yap, T. A., Nakagawa, K., Fujimoto, N., Kuribayashi, K., Guren, T. K., Calabrò, L.,... & Kindler, H. L. (2021). Efficacy and safety of pembrolizumab in patients with advanced mesothelioma in the open-label, single-arm, phase 2 KEYNOTE-158 study. The Lancet Respiratory Medicine.

Study reference

Study characteristics

Patient characteristics

Intervention (I)

Comparison / control (C)

Follow-up

Outcome measures and effect size

Comments

Baas, 2020

Type of study: RCT

 

Setting and country: multicentre at 21 countries

 

Funding and conflicts of interest:
Funding: Bristol Myers Squibb
Conflicts of interest: yes, grants and fees from pharmaceutical companies

Inclusion criteria:

- aged 18 years or older

- histologically confirmed unresectable malignant pleural mesothelioma that was not amenable to curative therapy

- Eastern Cooperative Oncology Group performance status of 0 or 1

- completed any previous palliative radiotherapy 2 weeks or longer before initiating study treatment, with no residual signs of toxicity

- measurable disease according to the modified response evaluation criteria in solid tumours for pleural mesothelioma

- having tumour samples available for programmed cell death ligand 1 (PD-L1) testing

- baseline laboratory tests required to assess eligibility included white blood cell counts, neutrophils, platelets, haemoglobin, serum creatinine, alanine aminotransferase, aspartate aminotransferase, total bilirubin

 

Exclusion criteria:

- brain metastases (unless resected or treated with stereotactic radiotherapy and asymptomatic with no evolution within three months before study inclusion)

- autoimmune disease

- previous treatment with drugs targeting T-cell co-stimulation or checkpoint pathways

- primitive peritoneal, pericardial, tunica vaginalis or testis mesotheliomas

- inadequate haematological, renal or hepatic function

- known HIV infection

- interstitial lung disease that was either symptomatic of might affect the detection or management of suspected drug-related pulmonary toxicity

- current of previous malignancy with less than three years of complete remission (except for non-melanoma skin cancers and in-situ cancers) requiring or likely to require concurrent intervention during the study period

- patients requiring systematic corticosteroids (>10 mg daily prednisone or equivalent) or immunosuppressive medication within 14 days of the first dose of study drug

 

 

N total at baseline:

Intervention: 303

Control:302

 

Important prognostic factors:

For example

Median age ± IQR:

I: 69 (65 to 75)

C: 69 (62 to 75)

 

Sex:

I: 77% M

C: 77% M

 

Histology (epithelioid)

I:76%
C: 75%

 

Groups comparable at baseline?

yes

Pretreated:

Folic acid (350–1000 μg orally daily) and vitamin B12

(1000 μg intramuscularly) 1 week before administration

of the first dose of study drug

 

Treatment:

Nivolumab

(3 mg/kg intravenous infusion once every 2 weeks) plus ipilimumab (1 mg/kg intravenous infusion once every

6 weeks). Nivolumab was administered first, followed by

ipilimumab.

 

 

 

Pretreated:

Folic acid (350–1000 μg orally daily) and vitamin B12

(1000 μg intramuscularly) 1 week before administration

of the first dose of study drug

 

Treatment:

intravenous infusion of cisplatin

(75 mg/m²) or carboplatin (area under the concentrationtime

curve 5 mg/mL per min) plus pemetrexed

(500 mg/m²) every 3 weeks for a maximum of six cycles.

 

Length of follow-up:

Median (IQR): 29.7 months (26.7 to 32.9)

 

Loss-to-follow-up:

Study reported how many patients discontinued interventions, but it is unclear whether data could be measured until endpoint. One patient in the control group (chemotherapy) was noted as lost to follow-up, but reasons were not described. 14 patients in the control group and 7 patients in the intervention group withdrew consent.

 

Incomplete outcome data:

Not reported, all participants were included in analysis.

 

 

Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):

 

Overall survival:

Median (95%CI):

I:18.1 (16.8 to 21.4) months

C: 14.1 (12.4 to 16.2) months

HR (96.6% CI): 0.74 (0.60 to 0.91), p=0.0020

 

Survival rate at one year:

Median (95%CI):

I: 68% (62.3 to 72.8)

C: 58% (51.7 to 63.2)

 

Progression free survival:

Median (95%CI):

I:6.8 (5.6 to 7.4) months

C: 7.2 (6.9 to 8.0) months

HR (95% CI): 1.00 (0.82 to 1.21)

 

Objective response rate (95%CI):

I:40% (34.1 to 45.4)

C: 43% (37.1 to 48.5)

 

Duration of therapy response:

Median (IQR):

I: 11.0 (8.1 to 16.5) months

C: 6.7 (5.3 to 7.1) months

 

Grade 3-4 treatment-related adverse events

I: 91 of 300 patients (30%)

C: 91 of 284 patients (32%)

 

Serious treatment-related adverse events

I:64 of 300 patients (21%)

C: 22 of 284 patients (8%)

 

Grade 3-4 treatment-related serious adverse events

I: 46 of 300 patients (15%)

C: 17 of 284 patients (6%)

 

Quality of life

Not reported

 

 

 

 

For the primary endpoint of overall survival, a sample of

approximately 600 patients randomly assigned to

treatment with 473 deaths would provide 90% power to

detect a target hazard ratio (HR) of 0·72 with a two-sided

type 1 error of 0·05, by means of a log-rank test. One

prespecified interim analysis of overall survival was

planned for superiority at approximately 403 deaths

(85% of total anticipated events). At the time of database

lock for the interim analysis, 419 patients had died

(89% of total anticipated events); the boundary for

declaring superiority for overall survival was a p value of

less than 0·0345, based on the Lan-DeMets alpha

spending function with O’Brien-Fleming boundaries.

 

The study met its primary endpoint at the prespecified

interim analysis according to the recommendation of

the independent Data Monitoring Committee. Given

that the study was able to reject the null hypothesis at

the interim analysis, this analysis is considered final.

Popat, 2020

Type of study:

RCT

 

Setting and country:

Multicentre in 3 countries

 

Funding and conflicts of interest:

Funding: “This work was supported by ETOP in collaboration with the

Spanish Lung Cancer Group and the Swiss Group for Clinical

Cancer Research (SAKK) and financed by a grant from Merck

Sharpe & Dohme (grant number 3475-594). Additional

financial support (no grant number) was received from the

Swiss National Accident Insurance Fund (SUVA) and the

Swiss Group for Clinical Cancer Research (SAKK). SP acknowledges

UK National Health Service funding to the National Institute for Health Research Biomedical Research

Centre at the Royal Marsden Hospital and the Institute of

Cancer Research.”

Conflicts of interest: yes, grants and fees from pharmaceutical companies

Inclusion criteria:

- histological confirmed malignant pleural mesothelioma

- progressed on /after platinum-based chemotherapy

- eastern cooperative oncology group performance status 0-1

- measurable/valuable disease according to RECIST v1.1

- pleural ring being measured perpendicular to the chest wall

- adequate haematological/renal/liver function

- tumour tissue available for translational research

 

Exclusion criteria:

Not reported

 

N total at baseline:

Intervention: 73

Control: 71

 

Important prognostic factors:

Mean age (95%CI):

I:67.7 (66.1 to 69.4)

C:70.2 (68.6 to 71.7)

 

Sex:

I: 79.4% M

C: 84.5% M

 

Epithelioid mesothelioma:

I: 90.4%

C: 87.3%

 

Groups comparable at baseline?
Arms were generally well balanced with no significant

demographic differences

 

pembrolizumab at a fixed dose i.v. 200 mg/Q3W

 

until disease progression (PD), toxicity, or patient refusal for

a maximum of 2 years

 

 

 

institutional choice chemotherapy:

 

gemcitabine: 1000 mg/

m2 intravenous (i.v.) day 1 and 8 of 3-week cycles (Q3W),

 

vinorelbine: 30 mg/m2 i.v. or 60/80 mg/m2 orally day 1 and

8 Q3W

 

until disease progression (PD), toxicity, or patient refusal for

a maximum of 2 years

 

Length of follow-up:

Overall survival:
medianfollow-up:17.5 months (IQR: 14.8-19.7),

 

Progression free survival:

median follow-up: 11.8 months (IQR: 9.9 to 14.5)

 

Loss-to-follow-up:

Study reported discontinuation of treatment, but no lost to follow-up. 2 patients withdrew in the intervention group and 2 patients withdrew in the control group.

 

Incomplete outcome data:

Not reported, all participants were included in analysis.

 

 

Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):

 

BICR-progression free survival:

Median (95%CI)
I: 2.5 months (2.1 to 4.2)

C: 3.4 months (2.2 to 4.3)

HR (95%CI) = 1.06 (0.73 to 1.53), p=0.76)

 

Overall survival

Median (95%CI)
I: 10.7 months (7.6 to 15.0)

C: 12.4 months (7.4 to 16.1)

HR (95%CI): 1.12 (0.74 to 1.69), p=0.59

 

1 year survival:

% (95%CI)
I: 44.3% (32.5 to 55.4)

C: 51.2% (39.0 to 62.2)

 

BCIR Objective response rate:

% (95%CI)

I: 22% (13 to 33)

C: 6% (2 to 14)

P=0004

 

Duration of treatment response:

Not reported

 

Treatment-related AE’s grade 3-5: n(%)

I: 14 (19.4%)

C: 18 (25.7&)

 

Treatment related AE’s leading to death: n(%)

I: 1 (14%)

C: 1 (1.4%)

 

Quality of life

Not reported

The study was designed to detect an increase in median

BICR-PFS, from 3.5 months for chemotherapy to 6.0 months

for pembrolizumab, corresponding to a 6-month PFS of 30%

versus 50% for the chemotherapy and pembrolizumab

arms, respectively (hazard ratio (HR) of 0.58, assuming

exponential survival).

 

Using 80% power and a one-sided

type I error of 2.5%, 110 events were required to achieve

the trial goal. No formal interim analysis was planned.

Interim safety analyses were carried out in 6-month intervals

and reviewed by the European Thoracic Oncology

Platform (ETOP) independent data monitoring committee.

Maio, 2017

Type of study:

RCT

 

Setting and country:

Multicentre in 19 countries

 

Funding and conflicts of interest:

Funding: AstraZeneca

Conflicts of interest: yes, grants and fees from pharmaceutical companies

Inclusion criteria:

- 18 years or older

- histologically or cytologically confirmed unresectable pleural or peritoneal malignant mesothelioma that had progressed after one or two previous systemic treatments for advanced disease.

- previous systemic treatment must have included a first-line pemetrexed (or other anti-folate) based regimen in combination with platinum agent. for

patients in whom pemetrexed was contraindicated, not

tolerated, or not an approved therapy (eg, those with

peritoneal mesothelioma), previous treatment with a first line

platinum-based regimen was required.

- eastern cooperative oncology group performance status 0 to 1

- measurable disease

- adequate bone marrow, hepatic and renal function measured within 14 days before randomisation

 

Exclusion criteria:

- failed more than two previous systemic treatments for malignant mesothelioma or had received any previous monoclonal antibody against CTLA-4, programmed cell death (PD-1), or programmed cell death ligand 1 (PD-L1)

- received chemotherapy or radiotherapy less than two weeks before randomisation

- receiving systemic corticosteroids or other immunosuppressive medication

- a condition that necessitated chronic use of corticosteroids

- history of inflammatory or autoimmune disease with symptomatic disease within 3 years before randomisation

- active, untreated CNS metastasis

- history of other malignancy unless the patient had been disease free for at least 3 years

- active or history of diverticulitis

- inflammatory bowel disease

- coeliac disease or other serious gastrointestinal chronic conditions associated with diarrhoea

- active or history of

systemic lupus erythematosus

- Wegener’s granulomatosis

- history of sarcoidosis syndrome

 

N total at baseline:

Intervention: 382

Control:189

 

Important prognostic factors:

Median age (IQR):

I:66.0 (60.0 to 72.0)

C: 67.0 (61.0 to 73.0)

 

Sex:

I:74 % M

C: 80% M

 

Groups comparable at baseline?
Patient demographics and baseline characteristics

were balanced across the two treatment groups

 

Patients received tremelimumab (intravenous infusion

at 10 mg/kg) every 4 weeks

for seven doses as induction treatment, followed by maintenance dosing every 12 weeks until a treatment

discontinuation criterion was met.

 

 

 

 

Patients received

matching placebo, every 4 weeks

for seven doses as induction treatment, followed by maintenance dosing every 12 weeks until a treatment

discontinuation criterion was met.

 

 

Length of follow-up:

Start recruiting: May 17, 2013

Analysis cut off: January 14, 2016

 

Loss-to-follow-up:

Study reported discontinuation of treatment, but no lost to follow-up. 29 patients withdrew in the intervention group and 24 patients withdrew in the control group.

 

Incomplete outcome data:

Not reported, all participants were included in analysis.

 

 

Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):

 

Overall survival:

Median (95%CI)

I: 7.7 (6.8 to 8.9) months

C: 7.3 (5.9 to 8.7) months

HR (95%CI): 0.92 (0.76 to 1.12), p=0.41)

 

One-year survival:

Not reported

 

Progression-free survival (investigator assessed):

Median (95%CI)

I: 2.8 (2.8 to 2.8) months

C: 2.7 (2.7 to 2.8) months

HR (95% CI): 0.81 (0.68 to 0.98)

 

Objective response rate:

% (95%CI)

I: 4.5% (2.6 to 7.0)

C: 1.1% (0.1 to 3.8)

 

Duration of treatment response:

Median (IQR)

I: 4.8 months (2.6 to 8.3)

C: 5.6 months (2.8 to 8.3)

 

Treatment-related adverse events ≥ grade 3

N (%)

I: 110 (29%)

C: 12 (6%)

 

Adverse events leading to death:

N (%)

I: 36 of 380 patients (9%)

C: 12 of 189 patients (6%)

 

Treatment-related adverse events leading to death

N (%)

I: 3 (1%)

C: 2 (1%)

 

Quality of life:

Change of symptom burden index from Lung Cancer Symptom Scale-mesothelioma) from baseline to week 13:

I: 5.1 (CI not reported)

C: 3.3 (CI not reported)

(positive score = worse)

 

Assuming an exponential distribution of overall survival

with a median time of 7 months for placebo and a

4-month delayed effect (ie, hazard ratio (HR) of 1 for the

first 4 months and HR of 0·56 thereafter) for

tremelimumab, 456 overall survival events (deaths) were

needed to provide approximately 90% power and to

control the overall two-sided α of 0·05 with two planned

interim analyses. Under these assumptions, the

1000 simulations generated a mean overall HR of 0·71

and a median overall survival of 7·0 months for the

placebo group and 9·3 months for the tremelimumab

group.

 

Two interim analyses were planned: the first to assess

futility and superiority of overall survival; the second to

assess superiority of overall survival only. The first

interim analysis was planned to be done after 128 overall

survival events (deaths) had occurred in the first

180 patients randomised, with the futility analysis based

on these 180 patients and superiority analysis based on

all patients randomised up to that time. The second

interim analysis was planned to be done after 342 overall

survival events had been observed.

 

The independent data monitoring committee

recommended the study continue at both interim

analyses because futility (first interim analyses only

(predictive power <10%)) and superiority boundaries

were not met.

 

Risk of bias table

Study reference

 

 

 

(first author, publication year)

Describe method of randomisation

Bias due to inadequate concealment of allocation?

 

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of participants to treatment allocation?

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of care providers to treatment allocation?

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of outcome assessors to treatment allocation?

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to selective outcome reporting on basis of the results?

 

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to loss to follow-up?

 

 

 

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to violation of

intention to treat analysis?

 

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Baas, 2021

Randomly assigned using an interactive web response system, stratified by sex and histology

Unlikely

Likely

(open-label)

Likely

(open-label)

Likely

(open-label)

 

Unlikely

Unlikely

Unlikely

Popat, 2020

Computer-assisted centralised block stratified randomisation

balanced by institution, with histological subtype

stratum (epithelioid versus non-epithelioid) was implemented

to allocate patients’ treatments.

Unlikely

Likely

(Participants, physicians,

and investigators were not blinded to treatment

assignment.)

Likely

(Participants, physicians,

and investigators were not blinded to treatment

assignment.)

Likely

(Participants, physicians,

and investigators were not blinded to treatment

assignment.)

 

note: progressive-free survival and response rate were meased by blinded independent review

Unlikely

Unlikely

Unlikely

Maio, 2017

By use of an interactive voice or web response system,

patients were randomly assigned (2:1) to treatment with

tremelimumab or matching placebo. Randomisation was

stratified by European Organisation for Research and

Treatment of Cancer (EORTC) status (low risk versus high

risk),18 line of therapy (second line versus third line), and

anatomic site (pleural versus peritoneal). Enrolment of

patients without previous first-line pemetrexed-based

treatment was capped at 20%. Treatment was allocated in

blocks of three via a schedule generated by Perceptive

Informatics (Nottingham, UK) who used a computerised

randomised list generator.

Unlikely

Unlikely

Unlikely

Unclear

Unlikely

Unlikely

Unlikely

 

Table of excluded studies

Author and year

Reason for exclusion

Zalcman, 2016

Does not fit PICO (intervention: bevacizumab)

Calabra, 2018

Design: not randomized

Fennell, 2018

Design: study protocol

Scherpereel, 2019

Comparison: immuno versus immuno

de Gooijer, 2020

Narrative review

Alley, 2017

No comparison

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 09-03-2022

Laatst geautoriseerd  : 09-03-2022

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2028

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie
  • Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirurgie
  • Vereniging Klinische Genetica Nederland
  • Nederlandse Vereniging voor Psychosociale Oncologie
  • Patiëntenfederatie Nederland
  • Asbestslachtoffers Vereniging Nederland

Algemene gegevens

De Nederlandse Vereniging voor Radiologie heeft een verklaring van geen bezwaar afgegeven. 

 

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van Medisch Specialisten en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2020 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met een mesothelioom.

 

Werkgroep

  • Dr. J.M.M.F. Quispel, longarts, NVALT (voorzitter)
  • Dr. J.A. Burgers, longarts, NVALT
  • Dr. R. Cornelissen, longarts, NVALT
  • Drs. B.I. Hiddinga, longarts, NVALT
  • Dr. H.M. Klomp, chirurg, NVvH
  • Dr. E.V.E. Madsen, oncologisch en gastro-intestinaal chirurg, NVvH
  • Prof. dr. D.K.M. de Ruysscher, radiotherapeut-oncoloog, NVRO
  • Drs. A.P.W.M. Maat, cardiothoracaal chirurg, NVT
  • Dr. J.H. von der Thüsen, patholoog, NVVP
  • Dr. M. Nielsen, klinisch geneticus, VKGN
  • C.J. van den Boom-Bernaards, patiëntvertegenwoordiger, Asbestslachtoffers Vereniging Nederland (tot en met januari 2021)
  • T.J.H. Koopman, patiëntvertegenwoordiger/bestuurslid, Asbestslachtoffers Vereniging Nederland

 

Meelezers:

  • Dr. A. Bartels-Rutten, radioloog, NVvR

 

Met ondersteuning van

  • Dr. J. Boschman, senior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten (tot en met oktober 2020)
  • Drs. I. van Dusseldorp, senior informatiespecialist, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
  • Dr. S.N. Hofstede, senior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten (vanaf november 2020)
  • Dr. J.C. Maas, adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
  • Drs. M. van der Maten, medisch informatiespecialist, Kennisinstituut van Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

 

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Quispel-Janssen

(voorzitter)

Longarts Haaglanden Medisch Centrum Antoniushoeve

* lid Sectie Asbestgerelateerde Aandoeningen, onbetaald
* lid Sectie Oncologie, onbetaald

Subinvestigator bij Investigator Initiated trial NivoMes (nivolumab in mesothelioma) mede gefinancierd met unrestricted grant van BMS. Eerst auteur bij studie, gepubliceerd in 2018;

Bijdrage voor het drukken van mijn proefschrift ontvangen waarvoor presentatie gegeven bij BMS over NivoMes studie

Restrictie, uitsluiten met betrekking tot besluitvorming nivolumab. Vicevoorzitter Hiddinga neemt het hier over.

Madsen

Oncologisch en gastro-intestinaal chirurg, Erasmus Medisch Centrum Rotterdam

Geen

"Extern gefinancierd onderzoek door KWF en stichting Coolsingel: trial naar de feasibility van dendritische cel immunotherapie (DCBI) als adjuvante behandeling na chirurgische behandeling vanwege peritoneaal mesothelioom.

 

Extern gefinancierd onderzoek door Machiel vd Wouden stipendium (IAS) om het effect van tumor debulking op de effectiviteit van DCBI te beoordelen."

Restrictie; wordt niet betrokken bij de literatuurselectie en literatuurbeoordeling van modules ten aanzien van immunotherapie na chirurgische behandeling vanwege peritoneaal mesothelioom en modules ten aanzien van immunotherapie en tumor debulking

Nielsen

Klinisch Geneticus LUMC

Geen

"In het LUMC wordt, onder andere door werkgroeplid, onderzoek gedaan naar erfelijke aanleg voor mesothelioom (en oog/huidmelanoom en nierkanker) veroorzaakt door kiembaan mutaties in het BAP1-gen,.

Het betreft beschrijvend onderzoek van het phenotype (type tumoren, kanker risico's).

Tevens is wordt er een database bijgehouden waarin data worden geregistreerd van patiënten met een BAP1 mutatie wat de uitkomsten zijn van de jaarlijkse controles van de betrokken organen.

 

Er is een kleine subsidie van het oogfonds (ongeveer 80000 euro) vanuit de oogheelkunde verkregen voor een PhD student die de database en families bijhoudt.

 

Ik kan op dit moment geen conflict verzinnen / of belang van een bepaalde uitkomst van deze richtlijn direct"

Geen

Boom, van den

Geen

Geen

Geen

Geen

Ruysscher, de

Radiotherapeut-Oncoloog Maastro

Alle volgende nevenwerkzaamheden worden betaald aan Maastro (dus geen persoonlijke inkomsten):
* Advisory board: Bristol-Myers Squibb, Celgene, Merkc/Pfizer, Roche/Genentech, AstraZeneca, MSD, Seattle Genetics, Philips

Research Funding (nooit persoonlijke ontvangsten): Boehringer Ingelheim, Bristol-Myers Squibb, AstraZeneca, Philips, Olink, KWF, ZonMw, EU

Geen, nevenwerkzaamheden betreffen niet mesothelioom.

 

Advies om adviesraden te stoppen tijdens de richtlijnontwikkeling.

Koopman

* Bestuurslid bij Asbestslachtoffer Vereniging Nederland (AVN).
* Lotgenotencontact bbij AVN. Dit houdt onder andere in dat wij spreekuren houden in 2 ziekenhuizen (Erasmus En Antoni ziekenhuis)

Geen

Ik heb alleen belang bij een duidelijke richtlijn als mede bestuurslid van het AVN

Geen

Klomp

Chirurg, NKI - AVL

Raad van Toezicht IJsselland Ziekenhuis

Peer review – onbetaald

 

Vertrouwenspersoon – onbetaald

 

Docent AVL academie – onbetaald

 

Docent CASH – onbetaald

 

Geen persoonlijke inkomsten, contracten via Technology Transfer NKI-AVL

 

(patent (ongerelateerd aan mesothelioom) WO2010116003), dus: Geen

 

Educational grants, consultancy, speaker fees via Pfizer, Roche, Medtronic uitsluitend contracten via Technology Transfer NKI-AVL

Geen, patent wordt niet in de richtlijn aangehaald en/of benoemd

Maat

Cardiothoracaal chirurg Erasmus MC Rotterdam, full time dienstverband

Onbetaald:
* docent aan de zorgacademie ErasmusMC voor OK en anesthesie assistenten hart- en longchirurgie (vergoeding wordt uitbetaald via Zorgacademie)
* bijdrage landelijke onderwijs dagen AIO's cardiothoracale chirurgie
* lid werkgroep longchirurgie NVT
* lid wetenschappelijke cie DLCA-S van DICA (presentatievergoeding)
* lid ROTS (Rotterdamse Onoclogische Thoracale Studiegroep)
* lid data safety monitoring board RETHO studie (reirradiation for recurrent lung cancer in the thorax
* docent Erasmus Anatomy Research project (EARP)
* docent VECTOR: avondonderwijs cardiothoracale chirurgie medisch studenten Erasmus Universiteit
* beoordelen abstracts annual ESTS en EACTS meetings (Eur Society Thoracic Surgery en Eur Assoc Cardio Thoracic Surgery)
* lid EORTC lung group
* docent training Mobiel Medisch Team

“Geen”

 

Betaald:

* voordrachten tijdens diverse ROTS review symposia

* organisator landelijke cursussen voor VATS segmentectomie en VATS lobectomie (inkomsten gaan naar onze afdeling)

* lessen aan de Amstel Academie voor de landelijke opleiding OK en anesthesie assistenten van de cardio-thoracale chirurgische centra

* reviewer voor wetenschappelijke aanvragen van de DLCA-S werkgroep

* incidenteel uitvoeren van expertises bij medische aansprakelijkheid zaken"

Geen

Cornelissen

Longarts Erasmus MC

Geen

"* Speakers fee Roche, Pfizer, BMS

* Advisory board Roche, MSD, Boehringer

";

subinvestigator:
BMS (checkmate 743)

NVALT (NVALT 5 en 19)

Boehringer (Lume meso studie)

Novocure (stellar studie)

Astra (determine studie)

Verastem (command studie)

Bayer (anetumab ravitansine versus vinorelbine)

Restrictie:

Wordt geen trekker van modules ten aanzien van immunotherapie (nivolumab +ipilimab)

Burgers

Longarts Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis

* Voorzitter SAGA, onbetaald
* Voorzitter IK-longgroep, regio Amsterdam. Tot 2017 onbetaald
* Board member van de iMig, The International Mesothelioma Interest Group, onbetaald
* Medische vraagbaak bij de patiëntenvereniging voor Asbestslachtoffers, onbetaald

Lid van een Independent Data Monitoring Committee bij een studie van Hoffmann-La Roche Ltd. Het AVL krijgt hiervoor een financiële tegemoetkoming. Lidmaatschap van een adviesraad van Astra Zeneca en Boehringer Ingelheim. Beide voor het laatst in 2017. Het AVL kreeg hiervoor een financiële tegemoetkoming. Geen van deze taken betreft/betrof de ziekte mesothelioom;

Mijn studie 'Lenvatinib and pembrolizumab in malignant pleural mesothelioma: a singel arm phase II trial'. Wordt gefinancierd door Merck & Co met een unrestricted grant. Mijn studie 'Switch maintenance gemcitabine after first line platinum pemetrexed therapy': a randomised phase II study wordt gefinancierd door het KWF.

 

Geeft aan dat er ‘actieve’ conflicten zijn met Roche (IDMC) en die met MSD (sponsoring investigator initiated studie)

Restrictie; uitsluiten bij besluitvorming over lenvatinib and pembrolizumab.

Hiddinga
(vice-voorzitter)

Longarts UMCG Groningen

NVALT, lid sectie asbest gerelateerde aandoeningen, onbetaald; lid sectie Oncologie, onbetaald; lid sectie Endoscopie, onbetaald.

Geen

Geen

Von der Tűssen

Patholoog, Erasmus MC

Geen

Geen

 

Geeft aan bezig te zijn met mesothelioom gerelateerde aanvraag bij BMS, maar is nog niet toegekend.

Geen

Bartels-Rutten

Radioloog, Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis

Geen

Geen

Geen

Boschman

Tot oktober 2020

(senior) adviseur kennisinstituut

 

Managing Editor/Researcher Cochrane Work, Amsterdam UMC

Geen

Financiering Health research (NIHR, UK): Projectleider updaten van Cochrane review over stress-interventies voor werknemers in de gezondheidszorg

 

Hofstede

Vanaf oktober 2020

(senior) adviseur kennisinstituut

Geen

Geen

Geen

Maas

Adviseur kennisinstituut

Onderzoeker in opleiding VU Medisch Centrum 1-4-2009 tot 1-9-2017, vanaf 1-10-2013 onbetaald;

Dienstverband National Cardiovascular Data Registry 1 januari 2014 tot en met 31 augustus 2019;

Dienstverband Nederlandse Hart Registratie 1 september 2018 tot en met 31 juli 2019

Geen, onderzoek inmiddels volledig afgerond, financiering van PhD onderzoek of de sponsors van het proefschrift hebben geen enkele invloed op de huidige werkzaamheden.

Geen actie nodig.

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het opnemen van afgevaardigden namens Asbestslachtoffers Vereniging Nederland (die tevens een enquête onder leden hebben uitgestuurd waarvan een verslag is opgenomen in de bijlagen) in de werkgroep. Daarnaast zijn de Asbestslachtoffers Vereniging Nederland en de Patiëntenfederatie Nederland uitgenodigd voor het deelnemen aan de schriftelijke knelpuntenanalyse. De resultaten hiervan zijn besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan Asbestslachtoffers Vereniging Nederland en de Patiëntenfederatie Nederland. De eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz. Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst.

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module [Erfelijkheid]

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module [Diagnostiek - pathologie]

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module [Diagnostiek – beeldvormende technieken]

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module [Systemische behandeling - immuuntherapie]

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module [Systemische behandeling - gemcitabine]

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module [Systemische behandeling - onderhoudsbelandeling]

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module [Systemische behandeling – startpunt van de behandeling]

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module [Chirurgie - peritoneaal]

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module [Chirurgie - pleuraal]

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module [Palliatie - chirurgie]

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module [Palliatie – adjuvante radiotherapie]

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module [Palliatie – radiotherapie symptoomreductie]

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module [Informatieverstrekking aan de patiënt]

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module [Organisatie van zorg]

geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met een mesothelioom. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door verschillende partijen via een vragenlijst. Een verslag hiervan is opgenomen in de bijlagen.

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur en de beoordeling van de risk-of-bias van de individuele studies is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello, 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE-methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/richtlijnontwikkeling.html.

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Systemische behandeling - Gemcitabine