Melanoom

Initiatief: NIV / NVVH Aantal modules: 50

Follow-up bij in situ melanoom en melanoom stadium IA

Uitgangsvraag

Wat is de adequate follow-up na resectie van een dun melanoom (in situ of stadium IA)?

 

De uitgangsvraag omvat de volgende deelvragen:

Hoe ziet de follow-up er bij patiënten met een in-situ of stadium IA melanoom eruit?

Hoe wordt voldaan aan de behoefte voor aandacht voor psychosociale problemen, andere nazorg en kwaliteit van leven tijdens de follow-up bij patiënten met een in-situ of stadium IA melanoom?

Aanbeveling

Follow-up

Geef patiënten met een in situ of stadium IA melanoom éénmalig uitleg over het melanoom en het risico van UV straling op de huid.

 

Psychosociale en/of andere nazorg/kwaliteit van leven

Wees bedacht op andere dan lichamelijke klachten en vraag hier actief naar.

 

Zorg dat de patiënt een duidelijk en vast aanspreekpunt heeft bij vragen. Hier kan een verpleegkundig specialist of physician assistant een rol spelen.

 

Overweeg het meegeven van schriftelijke informatie (bijvoorbeeld de patiëntfolder vanuit de NVDV). Ook kan naar de patiëntenvereniging (www.stichtingmelanoom.nl) verwezen worden.

 

Gebruik eventueel de lastmeter om klachten waarvoor ondersteuning gewenst is te signaleren en te monitoren.

Overweeg de verwijsgids kanker te raadplegen voor aanvullende behandelings- en begeleidingsmogelijkheden.

Overwegingen

Er zijn geen studies die het nut aantonen van follow-up bij patiënten met een dun (in situ en stadium 1A) melanoom. De kans op een recidief van zo’n melanoom is 1 per 150 patiëntjaren en dat is constant gedurende een langere tijd (10 jaar) (Leiter, 2010).  Daarnaast is het risico op een tweede melanoom verhoogd (Schuurman, 2017). Door éénmalige uitleg over het melanoom en het risico op huidschade door UV straling wordt voldaan aan de behoefte voor aandacht voor waarden en voorkeuren van patiënten en signaleren van psychosociale problemen. In de meeste gevallen zal dit door de dermatoloog, verpleegkundig specialist of physician assistant gedaan worden. De aanbeveling wijkt niet af van de aanbeveling uit de vorige richtlijn (2012).

Onderbouwing

Bij patiënten met een ‘dun’ melanoom (In situ en pT1a) wordt volstaan met éénmalige uitleg over de risico’s van het melanoom en het voorkomen van verdere huidschade.

Voor het beantwoorden van de uitgangsvraag is er geen systematisch literatuursearch verricht.

  1. 1 - Leiter U, Buettner PG, Bohnenberger K, Eigentler T, Meier F, Moehrle M, Breuninger H, Garbe C. Sentinel lymph node dissection in primary melanoma reduces subsequent regional lymph node metastasis as well as distant metastasis after nodal involvement. Ann Surg Oncol. 2010 Jan;17(1):129-37. doi: 10.1245/s10434-009-0780-2. Epub 2009 Oct 29. PMID: 19866238.
  2. 2 - Schuurman MS, de Waal AC, Thijs EJM, van Rossum MM, Kiemeney LALM, Aben KKH. Risk factors for second primary melanoma among Dutch patients with melanoma. Br J Dermatol. 2017 Apr;176(4):971-978. doi: 10.1111/bjd.15024. Epub 2017 Mar 10. PMID: 27596937.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 01-10-2024

Laatst geautoriseerd  : 01-10-2024

Geplande herbeoordeling  : 01-10-2028

Bij het opstellen van de module heeft de werkgroep een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update). De geldigheid van de richtlijnmodule komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

 

Regiehouder(s)[1]

Jaar van autorisatie

Eerstvolgende beoordeling actualiteit richtlijnmodule[2]

Frequentie van beoordeling op actualiteit[3]

Wie houdt er toezicht op actualiteit[4]

Relevante factoren voor wijzigingen in aanbeveling[5]

NVvH

2024

2025

Jaarlijks

NIV

Geen


[1] Regiehouder van de module (deze kan verschillen per module en kan ook verdeeld zijn over meerdere regiehouders)

[2] Maximaal na vijf jaar

[3] (half)Jaarlijks, eens in twee jaar, eens in vijf jaar

[4] regie voerende vereniging, gedeelde regie voerende verenigingen, of (multidisciplinaire) werkgroep die in stand blijft

[5] Lopend onderzoek, wijzigingen in vergoeding/organisatie, beschikbaarheid nieuwe middelen

 

Autorisatie

De richtlijnmodules zullen worden geautoriseerd door de: Nederlandse Vereniging voor Heelkunde, Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie, Nederlandse Internisten Vereniging, Nederlandse Vereniging voor Nucleaire Geneeskunde, Nederlandse Vereniging voor Radiologie, Nederlandse Vereniging voor Pathologie, Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland. Op dit moment is er nog geen consensus bereikt over het patiëntperspectief binnen deze module. 

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Nucleaire geneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland

Algemene gegevens

De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.kennisinstituut.nl) en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). Patiënten participatie bij deze richtlijn werd medegefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Patiënten Consumenten (SKPC) binnen het programma KIDZ. De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.

 

NHG-standaard Verdachte huidafwijkingen

Voor huisartsen is de NHG-Standaard Verdachte huidafwijkingen leidend. Deze sluit aan op de richtlijn Melanoom.

Samenstelling werkgroep

Huidige samenstelling van de werkgroep:

  • Dr. A.A.M. (Astrid) van der Veldt, voorzitter, internist-oncoloog, werkzaam in het Erasmus Medisch Centrum, NIV
  • Dr. M.J.B. (Maureen) Aarts, internist oncoloog, werkzaam in het Maastricht Universitair Medisch Centrum, NIV
  • Prof. dr. A.J.M. van den Eertwegh, internist-oncoloog, werkzaam in het Amsterdam Universitair Medisch Centrum, NIV
  • Dr. M. (Hilde) Jalving, internist oncoloog, werkzaam in het Universitair Medisch Centrum Groningen, NIV
  • Dr. S. (Sofie) Wilgenhof, werkzaam in het Antoni van Leeuwenhoek, NIV
  • Dr. J.J. (Han) Bonenkamp, chirurg oncoloog, werkzaam in het Radboudumc, NVvH
  • Dr. D.J. (Dirk) Grünhagen, chirurg oncoloog, werkzaam in het Erasmus Medisch Centrum, NVvH
  • Dr. A.B. (Anne Brecht) Francken, chirurgisch oncoloog, werkzaam in het Isala, NVvH
  • Dr. E.I. (Elsemieke) Plasmeijer, dermatoloog, werkzaam in het Antoni van Leeuwenhoek, NVDV
  • Dr. R. (Remco)van Doorn, dermatoloog, werkzaam in het Leids Universitair Medisch Centrum, NVDV
  • Drs. B. (Bernies) van der Hiel, nucleair geneeskundige, werkzaam in het Antoni van Leeuwenhoek, NVNG
  • Drs. A. (Annemarie) Bruining, radioloog, werkzaam in het Antoni van Leeuwenhoek, NVvR
  • Drs. J.G.M. (Anne) van den Hoek, radiotherapeut, werkzaam in het Universitair Medisch Centrum Groningen, NVRO
  • Dr. T.P. (Thomas) Potjer, klinisch geneticus, werkzaam in het Leids Universitair Medisch Centrum, VKGN
  • Dr. W.A.M. (Willeke) Blokx, patholoog, werkzaam in het Universitair Medisch Centrum Utrecht, NVVP
  • Dr. A.M.L. (Anne) Jansen, klinisch moleculair bioloog in de pathologie, werkzaam in het Universitair Medisch Centrum Utrecht, NVVP
  • MSc. L. (Lianne) van der Beek, verpleegkundig specialist, werkzaam in het Erasmus Medisch Centrum, V&VN
  • Ir. K. van Elst, patiëntvertegenwoordiger, Stichting Melanoom (tot juni 2024)

 Met ondersteuning van:

  • Dr. W.J. (Wouter) Harmsen, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (tot februari 2023)
  • Dr. D. (Dagmar) Nieboer, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (vanaf februari 2023

Belangenverklaringen

De KNMG-code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Veldt, van der (voorzitter)

Internist-oncoloog, afdeling Interne Oncologie (0,8 fte) en afdeling Radiologie & Nucleaire Geneeskunde (0,2 fte) Erasmus MC, Rotterdam

Adviesraden: BMS, MSD, Merck, Novartis, Pfizer, Eisai, Sanofi, Pierre-Fabre en Ipsen. Betaald aan het instituut (Erasmus MC)
Roche (ook betaald aan het instituut Erasmus MC)

A.A.M. van der Veldt is principal investigator van meerdere studies van firma's (BMS, Exelexis, Novartis, Roche) en investigator-initiated studies (o.a. Safe Stop Trials) die financieel worden ondersteund door onder andere de zorgverzekeraars en non-profit organisaties

Geen actie

Bonenkamp

Chirurg Oncoloog, RadboudUMC Nijmegen

* Lid DB TFG Melanoom (onbetaald)
* Lid bestuur WIN-O (onbetaald)
* Lid DB DMTR (onbetaald)
* Lid DB Dutch sarcoma Group

Geen

Geen actie

Aarts

Internist-oncoloog Maastricht Universitair Medisch Centrum

* Bestuurslid WIN-O (Werkgroep Immunotherapie Nederland voor Oncologie) melanoom en nierkanker (onbetaald)
* Bestuurslid TFG (tumor focus groep)-melanomen (Integraal kankercentrum Nederland) (onbetaald)
* Bestuurslid PRO-RCC (Prospectief Nederlands Nierkanker Cohort)
* Bestuurslid OncoZON (Oncologisch netwerk Zuid-Oost Nederland) melanoom
* Adviesraad (betaald) BMS, Novartis, AMGEN, MSD, Roche, Ispen, Pfizer, Eisai, Merck, Sanofi, Astellas

* Pfizer - Tyrosine Inhibitor effect op trombocyten - Co-promotor

Geen actie

Doorn, van

Dermatoloog, Leids Universitair Medisch Centrum

Onbetaald lid van enkele besturen (European Society for Dermatological Research, Nederlandse Vereniging voor Experimentele Dermatologie)
adviseur van Stichting Melanoom (onbetaald)

Stichting KiKA - Therapeutic targeting of congenital melanocytic naevus and childhood melanoma using FOXO4 anti-senescence peptides - Projectleider
Zeldzame Ziekten Fonds, onderzoek naar Familial Atypical Multiple Mole Melanoma syndrome
-Stichting Dioraphte, onderzoek naar farmacologische therapie voor congenitale melanocytaire nevi

Geen actie

Francken

Chirurg oncoloog, Isala

* Voorzitter werkgroep audit NVvH
* Lid werkgroep endocriene chirurgue
* Lid werkgroep mammachirurgie

Geen

Geen actie

Jalving

Internist-oncoloog, UMCG Groningen

Adviesraden: Bristol-Myers Squibb, AstraZenica,Pierre Fabre (betaald aan instituut (UMCG)

 

* KWF - TAMIC: Dichloroacetate in patients with metastatic melanoma prior to treatment with immune-checkpoint inhibition - Projectleider
* KWF - FORCE: Infrastructure for rare Cancers in the Netherlands - Geen projectleider

Geen actie

Hiel, van der

Nucleair geneeskundige, Antoni van Leeuwenhoek

Geen

Roche - Reposit - PET imaging for (early) response prediction in unresectable stage III/IV melanoma treated with BRAF/MEKi - Geen projectleider

Geen actie

Bruining

Radioloog, Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis in Amsterdam

* Richtlijncommissie endometriumcarcinoom IKNL
* Bestuur medische staf (onbetaald)
* Opleider (onbetaald)
* Bestuurslid Tjallingh Roorda stichting (onbetaald)

Geen

Geen actie

Wilgenhof

Internist-oncoloog in het Antoni van Leeuwenziekenhuis

Adviesraden: Eisai, Bristol-Myers Squibb, Pfizer, Novartis en Pierre Fabre (betaald aan instituut (AVL))

Oncode - HDAC inhibitor in resistant BRAF V600 mutated advanced melanoma - Projectleider

Geen actie

Grünhagen

Chirurg, Erasmus MC

Lid bestuur WIN-O melanoom, onbetaald

Geen

Geen actie

Hoek, van den

Radiotherapeut-oncoloog, UMCG, 90%

  • Lid bestuur Landelijk Platform Protonen Therapie (NVRO), onbetaald
  • Lid DRCP werkgroep, onbetaald
  • Lid richtlijncommissie HH-tumoren

 

Geen

Geen actie

Plasmeijer

Dermatoloog, AVL

* Bestuurslid Win-O: onbetaald
* Lid JongCBG: 1500 EUR/jaar onkostenvergoeding
* Bestuurslid SCOPE (Skin Care in organ transplantrecipients Europe): onbetaald
* Lid NCI Keratinocyte Cancer Consortium (KeraCon) Immunosuppression Group: onbetaald
* Lid domeingroep NVDV dermatotherapie: onbetaald
* Raad van Advies HUKA's: onbetaald
* Raad van Advies Lacune NVDV (kennisagenda)

Geen

Geen actie

Eertwegh, van den

Medisch-oncoloog, afdeling medische oncologie, Cancer Center Amsterdam, Amsterdam UMC, Vrije Universiteit Amsterdam

Adviesraad (betaald): Board Bristol-Myers Squibb, MSD Oncology, Amgen, Roche, Novartis, Sanofi, Sanofi, Pfizer, Ipsen, Merck, Peirre Fabre

* Sanofi - Prostaat studies (cabazipet en RECAB) - Projectleider
* TEVA - prostaat studie (RECAB) - Projectleider
* Bristol-Myers Squibb - Onco-kompas - Geen projectleider
* Idera - Intrim - Projectleider
* Roche - REPOSIT - Projecteider

Geen actie

Elst, van

Voorzitter Stichting Melanoom

Geen

Geen

Geen actie

Potjer

Klinisch Geneticus, LUMC

Cluster expertisegroep Maligniteiten van de huid

Geen

Geen actie

Blockx

Klinisch patholoog, UMC Utrecht

Geen

Geen

Geen actie

Jansen

Klinisch Moleculair Bioloog in de Pathologie, UMC Utrecht

Bestuurslid Stichting PALGA (vacatiegelden)

Geen

Geen actie

van der Beek

Verpleegkundig specialist, Erasmus MC, Rotterdam

Voorzitter deelnetwerk V&VN VSO melanoom - voorzitter vakgroep VS Erasmus MC - diverse projectgroepen en kwaliteitsverbetering (allen onbetaald)

Geen

Geen actie

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiënten perspectief door een afgevaardigde van een patiëntenvereniging, de Stichting Melanoom, in de werkgroep te laten participeren. Er werd aandacht besteed aan het patiënten perspectief door een afgevaardigde van een patiëntenvereniging, de Stichting Melanoom, in de werkgroep te laten participeren. Op dit moment is er nog geen consensus bereikt over het patiëntperspectief binnen deze module.

Implementatie

In de verschillende fasen van het ontwikkelproces is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijnmodule en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de module in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren.

Werkwijze

AGREE

Deze module is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Voor een stap-voor-stap beschrijving hoe een evidence-based module tot stand komt, wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Knelpuntenanalyse

Uit de inventarisatie van de knelpunten door werkgroep/commissie Melanoom van de NVvH (2017) bleek dat er een noodzaak was voor (revisie) van deze richtlijnmodule.

 

Uitgangsvraag en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse is door de werkgroepleden en de adviseur een uitgangsvraag opgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als kritiek, belangrijk (maar niet kritiek) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de kritieke uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Aan de hand van specifieke zoektermen werd gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De geselecteerde databases waarin is gezocht en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module met desbetreffende uitgangsvraag. De zoekstrategie is opvraagbaar bij de Richtlijnendatabase, zie het tabblad Zoekverantwoording voor verdere details.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB-instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration:

•             AMSTAR – voor systematische reviews.

 

Samenvatten van de literatuur

De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Indien van toepassing: bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor: Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation (zie http://www.gradeworkinggroup.org/).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • het is mogelijk dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • er is een reële kans dat de conclusie verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt zoals vermeld in de literatuurconclusie;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Formuleren van de conclusies

Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in één of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overall bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij één van de kritieke uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overall conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje ‘Overwegingen’.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en welke worden meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van de patiënt, kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

Bij de ontwikkeling van de module is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die een randvoorwaarde zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag, randvoorwaarden die van invloed zijn op de implementatie van de aanbeveling zijn opgenomen in de implementatietabel.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze module is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvraag. Er is nagegaan of (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Mocht dit bij deze module het geval zijn, dan is er een aanbeveling voor het doen van onderzoek opgenomen in de bijlage Kennislacunes. Deze bijlage is te vinden onder de aanverwante producten.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen, instanties en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve module werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd. De commentaartabel is op te vragen bij het Kennisinstituut via: secretariaat@kennisinstituut.nl

 

Literatuur

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al. AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0. Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html. 2012.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html. 2013.

 

Schünemann HJ, Oxman AD, Brozek J, et al. Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ. 2008;336(7653):1106-10. doi: 10.1136/bmj.39500.677199.AE. Erratum in: BMJ. 2008;336(7654). doi: 10.1136/bmj.a139. PubMed PMID: 18483053.

 

Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

Volgende:
Nazorg en nacontrole