Medische begeleiding van kinderen met downsyndroom

Initiatief: NVK Aantal modules: 54

Tandheelkunde

Uitgangsvraag

Wat is de optimale zorg rondom tandafwijkingen en erosie bij kinderen met downsyndroom?

Aanbeveling

Laat kinderen vanaf jonge leeftijd minimaal elk half naar de tandarts gaan voor periodieke controle en om angstreductie te bewerkstelligen. Wees alert op het ontstaan en de progressie van parodontitis.

 

Verwijs naar de tandarts-pedodontoloog of tandarts gehandicaptenzorg indien goed mondonderzoek en preventieve begeleiding bij een reguliere tandarts niet lukt vanwege angst of gedragsproblemen of de behandeling complex is.

 

De groeiontwikkeling van de boven- en onderkaak en de doorbraak van de elementen worden door de tandarts beoordeeld. Daarbij hoort het vastleggen van de kaakrelatie, occlusie, eruptie, crowding en slijtage.

 

Volg de eruptie van de blijvende elementen nauwkeurig. Begin met tandheelkundig röntgenonderzoek op de leeftijd van 6 jaar.

 

Voer tandheelkundig röntgenonderzoek uit bij meer dan 6 maanden verschil tussen wisselen van symmetrische elementen, om te verifiëren of het element agenetisch is, geïmpacteerd, of een infauste ligging heeft.

 

Verwijs wanneer nodig tijdig naar de orthodontist. Meestal rond de leeftijd van 8-9 jaar.

Gedurende de fase van het melk-/wisselgebit is de tandarts attent op de aanwezigheid van een dwangbeet. Deze kan, indien aanwezig, door middel van inslijpen op de melkelementen opgeheven worden.

 

Verwijs een kind met hypotonie van de mondspieren, open mond gedrag en interdentale tongplaatsing naar gespecialiseerde logopedie voor oromyofunctionele therapie (OMFT).

 

Adviseer ouders/verzorgers om gebruik te maken van een elektrische tandenborstel, afhankelijk van de individuele mogelijkheden en voorkeuren. Een driekopstandenborstel kan ook een goede optie zijn. Door de vaak aanwezige verminderde senso-motoriek hebben kinderen met downsyndroom altijd ondersteuning bij het tandenpoetsen nodig van hun verzorgers (ouders en/of personeel).

 

Besteed rond het 13e levensjaar extra aandacht aan tandvleesontstekingen. Plaquebeheersing is uitermate belangrijk; 3-maandelijkse controleafspraken bij een mondhygiëniste met scaling en rootplaning (reinigen boven en onder het tandvlees) kunnen de parodontitis beperken.

 

Verwijs bij bruxisme met slijtage voor het maken van een mondplaat en het (herhaaldelijk) afdekken van blootliggend dentine met composiet als slijtlaag, afhankelijk van de behoeften en mogelijkheden van het individu.

Overwegingen

Craniofaciale groei

Vanaf de geboorte is bij veel baby’s met downsyndroom een onderontwikkeling van het naso-maxillaire complex waarneembaar, wat zich uit in een vlak aangezicht. Verder valt binnen de mond het hypoplastische palatum op, met de relatief te grote hypotone tong. Gedurende de craniofaciale ontwikkeling, met daarin de zich ontwikkelende dentitie, wordt de reeds bestaande groeiretardatie van het naso-maxillaire complex nog duidelijker. Het groeipatroon is regelmatig maar hypoplastisch, en de maxilla verplaatst zich niet naar ventraal. Op 14-jarige leeftijd komt de lengte van het palatum bij een kind met downsyndroom over een met die van een 5-jarig kind zonder downsyndroom (Fischer-Brandies, 1986). Ook de onderkaak is hypoplastisch, maar ten opzichte van de bovenkaak minder aangedaan. Hierdoor kan er bij 38,5-61% van de kinderen met downsyndroom een pseudo- (uitsteken van de kin) ontstaan (Fischer-Brandies, 1988; Oliveria, 2008; Quintanilla, 2002). Door de geringe transversale groei van het palatum ontstaan er kruisbeten, variërend van 31-100% (zowel in het front als ook posterior). Open beten komen voor bij 21-56%. Deze kunnen onder andere ontstaan door afwijkende mondgewoonten, zoals een tongpers bij 38% (Oliveira, 2008).

Naast suturale groei en remodelling van het botoppervlak komt de verticale en sagittale ontwikkeling van het aangezicht mede tot stand door de zich ontwikkelende dentities (melk- en blijvend gebit) in de kaken (Proffit, 2004). Door de geringe skeletale verticale ontwikkeling van het middengezicht is het van groot belang om er voor te zorgen dat de gebitselementen zo gunstig mogelijk erupteren om maximaal te profiteren van de alveolaire botvorming die gedurende het eruptieproces plaats vindt (2-4 mm botopbouw). De ontwikkeling van de gebitselementen is verantwoordelijk voor de vorming van de processus alveolaris, maar ook voor de verticale hoogtetoename van de processus alveolaris (Van der Linden, 1979). Verticale groei van de processus alveolaris heeft tot gevolg dat de afstand tussen de kaken toeneemt: de tanden uit de bovenkaak en onderkaak verdelen deze ruimte gelijkmatig. De eruptie van een tand gaat door tot hij tegengehouden wordt door tegengestelde krachten, bijvoorbeeld door de occlusie. Het evenwicht dat ontstaat, geldt voor de lange duurmomenten, dus vooral voor de rust fases (dus niet tijdens slikken en kauwen). Het feit dat personen met downsyndroom vaak gedurende de rustmomenten de hypotone tong tussen de kiezen hebben, kan er voor zorgen dat de processus alveolaris laag blijft. Hierdoor roteert de onderkaak te veel naar voren en er ontstaat een progenie (naar voren staan onderkaak). Malocclusie Angle class III komt vaker voor (Doriguêtto, 2019).

Orthodontische interventie kan in een vroeg stadium geïndiceerd zijn (Ondarza, 1995). Voor het verbreden van het smalle palatum (oorzaak van veel kruisbeten) is de optimale leeftijdsgrens tussen de 8-9 jaar (Lagravere, 2005). De sutuur van het palatum is dan nog niet geossificeerd en eenvoudiger te verbreden met behulp van orthodontische apparatuur. Daarna is chirurgische expansie nog een mogelijkheid. Ook tijdens de puberale groeispurt kunnen orthodontisctische ingrepen nuttig zijn. Wanneer er sprake is van een dwangbeet is het inslijpen van de melkelementen van belang om te voorkomen dat dit blijft bestaan in het blijvende gebit (Harrison, 2001).

 

Mondmusculatuur

De hypotonie in de mondmusculatuur zorgt voor een open mondhouding bij 68% van de populatie (Carlstedt, 2003; Oliveira, 2008). Mondademhaling is dan eenvoudig en kan leiden tot respiratoire infecties (Mitchell, 2003). Door de hypotone tong, die relatief groot is voor de mondholte en laag op de mondbodem ligt, kan de onderlip in eversie geduwd worden en mondsluiting worden bemoeilijkt (Asokan, 2008).

Door een aanwezige tongpers kunnen er behoorlijke krachten op de gebitselementen worden uitgeoefend. Bij slikken kan de tong tussen de elementen worden geplaatst en zo kan er een open beet ontstaan (Chawla, 2006; Hennequin, 1999; Shapira, 1996). Open beten kunnen in een groot aantal gevallen behandeld worden door een logopediste met behulp van oromyofunctionele therapie (OMFT).

Lopez-Perez e.a. konden geen verband constateren tussen een open beet en spraakafwijkingen bij kinderen met downsyndroom (López-Pérez, 2008). Alleen een gestoorde spraak blijkt geen indicatie voor vroege orthodontische behandeling. Eerder werd bij een zeer ernstige vergrote tong een chirurgische verkleining van de tong verricht. Er werd daarbij geen verbetering van hypotonie, spraak-taal, functionaliteit of open mond ademhaling gezien.

 

Afwijkingen aan de tanden en vertraagde eruptie

Melkgebit

De melkelementen – behalve de tweede melkmolaar (melkkies) – zijn groter bij kinderen met downsyndroomDS, terwijl er in het blijvende gebit sprake is van microdontie (Townsend, 1983). De eruptie van de melkelementen kan vertraagd zijn en de volgorde wat afwijkend. In het algemeen is de frequentie van agenesieën (niet aangelegd of niet tot ontwikkeling gekomen gebitselementen) in het melkgebit gering (11-17 %) (Cohen, 1971).

 

Blijvend gebit

De eruptie van de blijvende elementen is vaak vertraagd. De vertraagde eruptie bij kinderen met downsyndroom is waarschijnlijk niet het gevolg van vertraagde gebitsontwikkeling, maar van andere processen binnen het element (Van der Linden, 2017). In principe behoren de elementen meer of minder symmetrisch te wisselen. Is er meer dan 6 maanden verschil, dan is röntgendiagnostiek raadzaam om te verifiëren of het element agenetisch of geïmpacteerd is, of een infauste ligging heeft. Impactie (niet doorkomen) van cuspidaten (hoektanden) en premolaren (kleine kiezen) in de nauwe bovenkaak komt veel voor (Reuland-Bosma, 2010; Shapira, 2000). In al deze gevallen kan extractietherapie geïndiceerd zijn. Nauwe samenwerking met de orthodontist is raadzaam.

Interventies door tandarts en/of orthodontist kunnen plaatsvinden op het moment van de normale gebitsontwikkeling, aangezien klinische eruptie vertraagd kan zijn.

 

Naast de microdontie zijn de klinische kronen vaak korter en conisch (Abeleira, 2014). Kegeltandjes en schepvormige incisieven (snijtanden) worden vaak gezien (Desai, 1997). Verstoringen in de mineralisatie veroorzaken hypoplasie en hypocalcificatie, resulterend in een dunnere glazuurkap. Daarnaast komt taurodontie (vergrote pulpakamers waarbij de bodem naar apicaal is verplaatst) het meest voor bijdownsyndroom in 2de molaren (Bell, 2001; de Moraes, 2007).

 

Agenesieën komen in het blijvende gebit bij ongeveer 60% van de mensen met downsyndroom voor (Palaska, 2016). Er is sprake van oligodontie (het ontbreken van 6 of meer elementen) bij 11% (Kalf-Scholte, 2024; Reuland-Bosma, 2010). Ten opzichte van de algemene bevolking (waar oligodontie voorkomt bij 0,14%) is dit percentage hoog (Polder, 2004). Opvallend is dat de agenesieën symmetrisch voorkomen. De meest voorkomende agenesieën zijn de laterale incisieven in de bovenkaak (11%%), de tweede premolaren in de onderkaak ( 11%) en de 2de premolaren in de bovenkaak (5,9%). Agenesieën kunnen een negatief effect hebben op de kaakontwikkeling (Endo, 2004; Endo, 2006; van Marrewijk, 2016).

Wanneer 31 en 41 (centrale snijtanden onder in het blijvend gebit) afwezig zijn, is dit een grote predictor voor de patiënt om oligodontie (ontbreken van 6 op meer elementen) te ontwikkelen (Kalf-Scholte, 2024; Reuland-Bosma, 2010).

De Tooth Agenesis Code (TAC) is een elegante methode om combinaties van agenesieën per kwadrant in de kaak aan te geven en kan een snelle inschatting geven voor behandelplanning bij oligodontie patiënten (van Wijk, 2006). In het algemeen is voor deze groep behandeling in een centrum waar een afdeling voor maxillo-faciale prothethiek aanwezig is en het gebruik van implantaten tot de mogelijkheden behoren, geïndiceerd (Lustig, 2002). Implantaten kunnen pas na het 21ste jaar geplaatst worden; de aanwezigheid van parodontitis is in principe een contra-indicatie (Karoussis, 2007).

Bij hypothyreoïdie is er mogelijk meer kans op agenesieën (Reuland-Bosma, 2010). Wanneer er hartafwijkingen aanwezig zijn dan is er mogelijk meer kans op impactie (niet doorkomen) van de premolaren (kleine kiezen) en cuspidaten (hoektanden) in de smalle bovenkaak.

Kortere wortels worden vaker gezien bij kinderen met downsyndroom. Waar bij kinderen in de reguliere populatie de verhouding kroon: wortel meestal 1/3: 2/3 is, kan deze bij kinderen met downsyndroom gereduceerd zijn tot 1: 1 (Desai, 1997). Korte wortels zijn nadelig voor het aangaan van een orthodontische behandeling en het bieden van houvast voor prothetische constructies. Verder leidt het tot sneller verlies van de elementen, wanneer zich later parodontale problemen voordoen.

 

Gebitsverzorging

Cariësprevalentie en erosies

Kinderen met downsyndroom hebben een geringer risico op cariës. De incidentie van caries in de downsyndroompopulatie is 49.9%, tegenover 63,4% in de controle populatie (Martins,2022). Verschillende oorzaken liggen hier aan ten grondslag: verlate eruptie, de aanwezigheid van diastemen (ruimte tussen de tanden) door de agenesieën en microdontie, de aanwezigheid van een vlak fissuur patroon, maar vooral ook een gezond voedingspatroon met beperkte tussendoortjes. Afwijkende speekselfactoren kunnen een belangrijke rol spelen; tenslotte is speeksel de verdediger van de mondholte (Amerongen, 2002).

Door de hypotonie van de oesophagus hebben kinderen met downsyndroom meer kans op reflux (Bell, 2002). Medicatie tegen reflux kan naast ontstekingen aan de oesophagus, erosies van het tandmateriaal tegengaan. Ook zure frisdranken (met name die met appelzuur) geven een verlengde zuurproductie en erosies kunnen het gevolg zijn. Erosies in combinatie met bruxisme kunnen ernstige gebitsslijtage veroorzaken. Doordat de glazuurkap dun is, komt het veel zachtere dentine gauw bloot te liggen en dient tijdig afgedekt te worden met composiet.

 

Parodontopathieën

Parodontitis komt veel voor bij mensen met downsyndroom (33-49 %) (Goud, 2021). Gingivitis wordt al op jonge leeftijd gezien en wordt ernstiger met toenemen van de leeftijd (Cheng, 2007; Scalioni, 2024; Sakellari, 2005). Vanaf het 15de jaar kan parodontale afbraak gezien worden, welke gepaard kan gaan met horizontaal botverlies en toename van pocketvorming. Op latere leeftijd ontstaan er angulaire defecten met ernstige parodontitis. Verlies van elementen wordt bespoedigd door de geringe wortellengte. Ook onder omstandigheden met dezelfde hoeveelheid plaque, ontwikkelen kinderen met downsyndroom meer en ernstiger gingivitis. Een afwijkende afweer als ook de aanwezigheid van meer pathogene subgingivale bacteriën, zouden verantwoordelijk kunnen zijn voor het verschil in het ontwikkelen van parodontitis (Amano, 2000; Sakellari, 2005). De meeste elementen bij mensen met Downsyndroom gaan verloren door parondontale afbraak. Hierdoor is er ook veel verlies van de processus alveolaris. Het maken van een gebitsprothese is daarom technisch moeilijk door het gebrek aan retentie als gevolg van de vlakke bovenkaak (Chaushu, 2007; Zigmond, 2006).

Heel precieze en meer frequente supragingivale plaque beheersing (eventueel chemisch) kan de subgingivale plaque beïnvloeden (Sakellari, 2005; Teitelbaum, 2009; Yoshihara, 2005; Zaldivar-Chiapa, 2005). Met behulp van de DPSI (Dutch Periodontal Screenings Index) kan de behandelbehoefte worden ingeschat (van der Velden, 2009). Een DPSI-meting in het wisselgebit geeft vals-positieve uitslagen bij melkelementen tov blijvende elementen (Sakellari, 2005).

 

Bruxisme

Bruxisme (tandenknarsen) komt bij 42%-67% van de jonge kinderen met downsyndroom voor, met een piek in het wisselgebit (Bell, 2002; Lopez-Perez, 2007). Na het 12e jaar lijkt de prevalentie af te nemen (Luconi, 2021). Er bestaat geen relatie met het niveau van functioneren. In het jonge kind met het melkgebit vereist bruxisme geen actieve behandeling. Stress en persoonlijkheid als mogelijke etiologische factoren leveren tegenstrijdige resultaten op. Het lijkt erop dat bruxisme vooral centraal wordt gereguleerd en niet perifeer (Lobbezoo, 2000). Bruxisme kan enorme slijtage aan het gebit veroorzaken en symptomatische behandeling met behulp van een mondplaat zal de gewoonte niet veranderen maar geeft wel bescherming voor gebitsslijtage. In overleg met de orthodontist kan worden bepaald of een eventuele tand of kaakstandsverandering nog een positieve bijdrage kan leveren. Afhankelijk van de behoeften en mogelijkheden van het individu kan een mondplaat gemaakt worden. Ook kan bruxeren en het bijten op duimen en vingers tot doel hebben zichzelf een sensomotorische stimulus toe te dienen (prikkelverwerking)). Er is geen bewezen effectieve behandeling.

Onderbouwing

Bijna alle mensen met downsyndroom hebben tandheelkundige afwijkingen. Hierbij spelen de afwijkende craniofaciale groei, hypotonie, gebitsontwikkeling, bruxisme en klemmen van de kaken een rol. Het is raadzaam om kinderen vanaf jonge leeftijd elk half jaar naar de tandarts te laten gaan om hiermee angstreductie te bewerkstelligen. Indien behandeling bij een reguliere tandarts niet lukt vanwege angst of gedragsproblemen, verdient het aanbeveling te verwijzen naar de kindertandarts of tandarts gehandicaptenzorg.

Hoe dient er rekening gehouden te worden met de tandheelkundige afwijkingen bij kinderen met downsyndroom?

No systematic review was performed as no reasonable comparative study was deemed realistic.

  1. Abeleira MT, Outumuro M, Ramos I, Limeres J, Diniz M, Diz P. Dimensions of central incisors, canines, and first molars in subjects with Down syndrome measured on cone-beam computed tomographs. Am J Orthod Dentofacial Orthop. 2014 Dec;146(6):765-75. doi: 10.1016/j.ajodo.2014.08.016. PMID: 25432258
  2. Acerbi AG, de Freitas C, de Magalhães MH. Prevalence of numeric anomalies in the permanent dentition of patients with Down syndrome. Spec Care Dentist. 2001 Mar-Apr;21(2):75-8. doi: 10.1111/j.1754-4505.2001.tb00230.x. PMID: 11484586.
  3. Amano A, Kishima T, Kimura S, Takiguchi M, Ooshima T, Hamada S, Morisaki I. Periodontopathic bacteria in children with Down syndrome. J Periodontol. 2000 Feb;71(2):249-55. doi: 10.1902/jop.2000.71.2.249. PMID: 10711615.Amerongen, 2002
  4. Asokan S, Muthu MS, Sivakumar N. Oral findings of Down syndrome children in Chennai city, India. Indian J Dent Res. 2008 Jul-Sep;19(3):230-5. doi: 10.4103/0970-9290.42956. PMID: 18797100.
  5. Bell E, Townsend G, Wilson D, Kieser J, Hughes T. Effect of Down syndrome on the dimensions of dental crowns and tissues. Am J Hum Biol. 2001 Sep-Oct;13(5):690-8. doi: 10.1002/ajhb.1107. PMID: 11505477.Bell, 2002
  6. Carlstedt K, Henningsson G, Dahllöf G. A four-year longitudinal study of palatal plate therapy in children with Down syndrome: effects on oral motor function, articulation and communication preferences. Acta Odontol Scand. 2003 Feb;61(1):39-46. doi: 10.1080/ode.61.1.39.46. PMID: 12635780.
  7. Chaushu S, Chaushu G, Zigmond M, Yefenof E, Stabholz A, Shapira J, Merrick J, Bachrach G. Age-dependent deficiency in saliva and salivary antibodies secretion in Down's syndrome. Arch Oral Biol. 2007 Nov;52(11):1088-96. doi: 10.1016/j.archoralbio.2007.06.002. Epub 2007 Jul 20. PMID: 17658453.
  8. Chawla HS, Suri S, Utreja A. Is tongue thrust that develops during orthodontic treatment an unrecognized potential road block? J Indian Soc Pedod Prev Dent. 2006 Jun;24(2):80-3. doi: 10.4103/0970-4388.26021. PMID: 16823232.
  9. Cheng RH, Leung WK, Corbet EF, King NM. Oral health status of adults with Down syndrome in Hong Kong. Spec Care Dentist. 2007 Jul-Aug;27(4):134-8. doi: 10.1111/j.1754-4505.2007.tb00335.x. PMID: 17972443.
  10. Cohen MM Sr, Cohen MM Jr. The oral manifestations of trisomy G-1 (Down syndrome). Birth Defects Orig Artic Ser. 1971 Jun;7(7):241-51. PMID: 4281324.
  11. de Moraes ME, de Moraes LC, Dotto GN, Dotto PP, dos Santos LR. Dental anomalies in patients with Down syndrome. Braz Dent J. 2007;18(4):346-50. doi: 10.1590/s0103-64402007000400014. PMID: 18278307.
  12. Desai SS,. Down syndrome: a review of the literature. Oral Surg Oral Med Oral Pathol Oral Radiol Endod. 1997 Sep;84(3):279-85. doi: 10.1016/s1079-2104(97)90343-7. PMID: 9377191.
  13. Doriguêtto PV, Carrada CF, Scalioni FAR, Abreu LG, Devito KL, Paiva SM, Ribeiro RA. Malocclusion in children and adolescents with Down syndrome: A systematic review and meta-analysis. Int J Paediatr Dent. 2019 Jul;29(4):524-541. doi: 10.1111/ipd.12491. Epub 2019 Apr 14. PMID: 30834602.
  14. Endo T, Yoshino S, Ozoe R, Kojima K, Shimooka S. Association of advanced hypodontia and craniofacial morphology in Japanese orthodontic patients. Odontology. 2004 Sep;92(1):48-53. doi: 10.1007/s10266-004-0034-5. PMID: 15490305.
  15. Endo T, Ozoe R, Yoshino S, Shimooka S. Hypodontia patterns and variations in craniofacial morphology in Japanese orthodontic patients. Angle Orthod. 2006 Nov;76(6):996-1003. doi: 10.2319/082905-303. PMID: 17090161.
  16. Fischer-Brandies H, Schmid RG, Fischer-Brandies E. Craniofacial development in patients with Down's syndrome from birth to 14 years of age. Eur J Orthod. 1986 Feb;8(1):35-42. doi: 10.1093/ejo/8.1.35. PMID: 2937647.
  17. Fischer-Brandies H,. Cephalometric comparison between children with and without Down's syndrome. Eur J Orthod. 1988 Aug;10(3):255-63. doi: 10.1093/ejo/10.3.255. PMID: 2972553.
  18. Goud EVSS, Gulati S, Agrawal A, Pani P, Nishant K, Pattnaik SJ, Gupta S. Implications of Down's syndrome on oral health status in patients: A prevalence-based study. J Family Med Prim Care. 2021 Nov;10(11):4247-4252. doi: 10.4103/jfmpc.jfmpc_885_21. Epub 2021 Nov 29. PMID: 35136797; PMCID: PMC8797122.Karoussis, 2007
  19. Harrison JE, Ashby D. Orthodontic treatment for posterior crossbites. Cochrane Database Syst Rev. 2000;(2):CD000979. doi: 10.1002/14651858.CD000979. Update in: Cochrane Database Syst Rev. 2001;(1):CD000979. doi: 10.1002/14651858.CD000979. PMID: 10796568.
  20. Hennequin M, Faulks D, Veyrune JL, Bourdiol P. Significance of oral health in persons with Down syndrome: a literature review. Dev Med Child Neurol. 1999 Apr;41(4):275-83. doi: 10.1017/s0012162299000596. PMID: 10355815.
  21. Kalf-Scholte SM, Wijk AV, Mayoral Trias A, Valkenburg C. Patterns of tooth agenesis in individuals with Down syndrome: A secondary analysis using the Tooth Agenesis Code. Spec Care Dentist. 2024 Nov-Dec;44(6):1718-1730. doi: 10.1111/scd.13042. Epub 2024 Jul 22. PMID: 39039758.
  22. Lagravere MO, Major PW, Flores-Mir C. Long-term dental arch changes after rapid maxillary expansion treatment: a systematic review. Angle Orthod. 2005 Mar;75(2):155-61. doi: 10.1043/0003-3219(2005)075<0151:LDACAR>2.0.CO;2. PMID: 15825776.
  23. Lobbezoo F, Naeije M. Etiologie van bruxisme. Morfologische, pathofysiologische en psychologische factoren [Etiology of bruxism: morphological, pathophysiological and psychological factors]. Ned Tijdschr Tandheelkd. 2000 Jul;107(7):275-80. Dutch. PMID: 11385781.
  24. López-Pérez R, López-Morales P, Borges-Yáñez SA, Maupomé G, Parés-Vidrio G. Prevalence of bruxism among Mexican children with Down syndrome. Downs Syndr Res Pract. 2007 Jul;12(1):45-9. doi: 10.3104/reports.1995. PMID: 17692187.
  25. López-Pérez R, Borges-Yáñez SA, López-Morales P. Anterior open bite and speech disorders in children with Down syndrome. Angle Orthod. 2008 Mar;78(2):221-7. doi: 10.2319/092006-379RR.1. PMID: 18251613.
  26. Luconi E, Togni L, Mascitti M, Tesei A, Nori A, Barlattani A, Procaccini M, Santarelli A. Bruxism in Children and Adolescents with Down Syndrome: A Comprehensive Review. Medicina (Kaunas). 2021 Mar 1;57(3):224. doi: 10.3390/medicina57030224. PMID: 33804484; PMCID: PMC7999026.
  27. Lustig JP, Yanko R, Zilberman U. Use of dental implants in patients with Down syndrome: a case report. Spec Care Dentist. 2002 Sep-Oct;22(5):201-4. doi: 10.1111/j.1754-4505.2002.tb00271.x. PMID: 12580359.
  28. Mitchell RB, Call E, Kelly J. Ear, nose and throat disorders in children with Down syndrome. Laryngoscope. 2003 Feb;113(2):259-63. doi: 10.1097/00005537-200302000-00012. PMID: 12567079.
  29. Oliveira AC, Paiva SM, Campos MR, Czeresnia D. Factors associated with malocclusions in children and adolescents with Down syndrome. Am J Orthod Dentofacial Orthop. 2008 Apr;133(4):489.e1-8. doi: 10.1016/j.ajodo.2007.09.014. PMID: 18405808.
  30. Ondarza A, Jara L, Bertonati MI, Blanco R. Tooth malalignments in Chilean children with Down syndrome. Cleft Palate Craniofac J. 1995 May;32(3):188-93. doi: 10.1597/1545-1569_1995_032_0188_tmiccw_2.3.co_2. PMID: 7605785.
  31. Palaska PK, Antonarakis GS. Prevalence and patterns of permanent tooth agenesis in individuals with Down syndrome: a meta-analysis. Eur J Oral Sci. 2016 Aug;124(4):317-28. doi: 10.1111/eos.12282. Epub 2016 Jun 17. PMID: 27311636.
  32. Polder BJ, Van't Hof MA, Van der Linden FP, Kuijpers-Jagtman AM. A meta-analysis of the prevalence of dental agenesis of permanent teeth. Community Dent Oral Epidemiol. 2004 Jun;32(3):217-26. doi: 10.1111/j.1600-0528.2004.00158.x. PMID: 15151692.
  33. Proffit H, Fields W. Contemporary orthodontics. Third ed. St. Louis: Mosby. 2004.
  34. Quintanilla JS, Biedma BM, Rodríguez MQ, Mora MT, Cunqueiro MM, Pazos MA. Cephalometrics in children with Down's syndrome. Pediatr Radiol. 2002 Sep;32(9):635-43. doi: 10.1007/s00247-002-0703-x. Epub 2002 Apr 5. PMID: 12195302.
  35. Reuland-Bosma W, Reuland MC, Bronkhorst E, Phoa KH. Patterns of tooth agenesis in patients with Down syndrome in relation to hypothyroidism and congenital heart disease: an aid for treatment planning. Am J Orthod Dentofacial Orthop. 2010 May;137(5):584.e1-9; discussion 584-5. doi: 10.1016/j.ajodo.2009.10.032. PMID: 20451772.
  36. Sakellari D, Arapostathis KN, Konstantinidis A. Periodontal conditions and subgingival microflora in Down syndrome patients. A case-control study. J Clin Periodontol. 2005 Jun;32(6):684-90. doi: 10.1111/j.1600-051X.2005.00737.x. PMID: 15882231.
  37. Scalioni FAR, Carrada CF, Tavares MC, Abreu LG, Ribeiro RA, Paiva SM. Oral health characteristics in children and adolescents with Down syndrome. Spec Care Dentist. 2024 Mar-Apr;44(2):542-549. doi: 10.1111/scd.12883. Epub 2023 Jun 4. PMID: 37271587.
  38. Shapira J, Stabholz A. A comprehensive 30-month preventive dental health program in a pre-adolescent population with Down's syndrome: a longitudinal study. Spec Care Dentist. 1996 Jan-Feb;16(1):33-7. doi: 10.1111/j.1754-4505.1996.tb01541.x. PMID: 9084333.
  39. Shapira J, Chaushu S, Becker A. Prevalence of tooth transposition, third molar agenesis, and maxillary canine impaction in individuals with Down syndrome. Angle Orthod. 2000 Aug;70(4):290-6. doi: 10.1043/0003-3219(2000)070<0290:POTTTM>2.0.CO;2. PMID: 10961778.
  40. Teitelbaum AP, Pochapski MT, Jansen JL, Sabbagh-Haddad A, Santos FA, Czlusniak GD. Evaluation of the mechanical and chemical control of dental biofilm in patients with Down syndrome. Community Dent Oral Epidemiol. 2009 Oct;37(5):463-7. doi: 10.1111/j.1600-0528.2009.00488.x. Epub 2009 Jul 22. PMID: 19681983.
  41. Townsend GC,. Tooth size in children and young adults with trisomy 21 (Down) syndrome. Arch Oral Biol. 1983;28(2):159-66. doi: 10.1016/0003-9969(83)90123-1. PMID: 6223615.
  42. Van der Linden F,. Gebitsontwikkeling (deel I). Alphen aan den Rijn: Stafleu & Tholen. 1979.
  43. van der Linden MS, Vucic S, van Marrewijk DJF, and Ongkosuwito EM. Dental development in Down syndrome and healthy children: a comparative study using the Demirjian method. Orthodontics and Craniofacial Research. 2017;00:1–6. doi: 10.1111/ocr.12139.
  44. van Marrewijk DJF, van Stiphout MAE, Reuland-Bosma W, Bronkhorst EM, Ongkosuwito EM. The relationship between craniofacial development and hypodontia in patients with Down syndrome. Eur J Orthod. 2016 Apr;38(2):178-83. doi: 10.1093/ejo/cjv054. Epub 2015 Aug 14. PMID: 26275771; PMCID: PMC4914765.
  45. van Wijk AJ, Tan SP. A numeric code for identifying patterns of human tooth agenesis: a new approach. Eur J Oral Sci. 2006 Apr;114(2):97-101. doi: 10.1111/j.1600-0722.2006.00340.x. PMID: 16630299.
  46. Waldron C, Nunn J, Mac Giolla Phadraig C, Comiskey C, Guerin S, van Harten MT, Donnelly-Swift E, Clarke MJ. Oral hygiene interventions for people with intellectual disabilities. Cochrane Database Syst Rev. 2019 May 31;5(5):CD012628. doi: 10.1002/14651858.CD012628.pub2. PMID: 31149734; PMCID: PMC6543590.
  47. Yoshihara T, Morinushi T, Kinjyo S, Yamasaki Y. Effect of periodic preventive care on the progression of periodontal disease in young adults with Down's syndrome. J Clin Periodontol. 2005 Jun;32(6):556-60. doi: 10.1111/j.1600-051X.2005.00712.x. PMID: 15882211.
  48. Zaldivar-Chiapa RM, Arce-Mendoza AY, De La Rosa-Ramírez M, Caffesse RG, Solis-Soto JM. Evaluation of surgical and non-surgical periodontal therapies, and immunological status, of young Down's syndrome patients. J Periodontol. 2005 Jul;76(7):1061-5. doi: 10.1902/jop.2005.76.7.1061. PMID: 16018747.
  49. Zigmond M, Stabholz A, Shapira J, Bachrach G, Chaushu G, Becker A, Yefenof E, Merrick J, Chaushu S. The outcome of a preventive dental care programme on the prevalence of localized aggressive periodontitis in Down's syndrome individuals. J Intellect Disabil Res. 2006 Jul;50(Pt 7):492-500. doi: 10.1111/j.1365-2788.2006.00794.x. PMID: 16774634.

Beoordelingsdatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 17-04-2025

Voor meer details over de gebruikte richtlijnmethodologie verwijzen wij u naar de Werkwijze. Relevante informatie voor de ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule is hieronder weergegeven.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
Geautoriseerd door:
  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie
  • Nederlands Oogheelkundig Gezelschap
  • Nederlands Huisartsen Genootschap
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Verstandelijk Gehandicapten
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Stichting Downsyndroom

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor kinderen met downsyndroom.

 

Werkgroep

  • Dr. H.B.M. (Helma) van Gameren-Oosterom, kinderarts, werkzaam in het Groene Hart Ziekenhuis te Gouda, NVK, voorzitter vanaf 11-12-2023
  • R. (Regina) Lamberts, directeur, werkzaam bij Stichting Downsyndroom te Meppel
  • H. (Hester) van Wieringen, kinderarts erfelijke en aangeboren aandoeningen, werkzaam in het St. Antonius Ziekenhuis te Utrecht, NVK
  • A.M. (Anne-Marie) van Wermeskerken, kinderarts, werkzaam in het Flevoziekenhuis te Almere, NVK
  • Dr. E.A. (Eveline) Schell-Feith, kinderarts, werkzaam in het Alrijne Ziekenhuis te Leiderdorp, NVK
  • D.A.C.M. (Yvonne) Snepvangers, kinderarts, werkzaam bij Rivas Zorggroep (Beatrixziekenhuis) te Gorinchem, NVK
  • Dr. P. (Pit) Vermeltfoort, oogarts, werkzaam in het Elkerliek ziekenhuis te Helmond, NOG
  • K.M. (Kirsten) Vogelaar-Burghout, dermatoloog, werkzaam in het Zaans Medisch Centrum te Zaandam, NVDV
  • K.C. (Käthe Christel) Noz, dermatoloog, werkzaam in het Adrz te Goes, NVDV
  • Dr. C.D.L. (Christine) van Gogh, KNO-arts, werkzaam in Amsterdam UMC te Amsterdam, NVKNO
  • Dr. M.E. (Michel) Weijerman, kinderarts, werkzaam in het Alrijne Ziekenhuis te Leiderdorp, NVK (voorzitter tot 11-12-2023)

Klankbordgroep

  • L.C. (Lianne) Krab, arts Verstandelijk Gehandicapten, werkzaam bij Hartekamp Groep te Heemstede, NVAVG
  • T.F.H. (Tom) Scheers, kinder- en jeugdpsychiater, werkzaam bij GGZ Drenthe te Assen, NVvP
  • M.C. (Marianne) Kasius, kinder- en jeugdpsychiater, werkzaam bij Youz (Parnassia Groep), NVvP
  • Dr. C. (Christine) de Weger, orthoptist, werkzaam in het RadboudUMC te Nijmegen, NVvO
  • Prof. Dr. E. (Esther) de Vries, coördinator Data Science, werkzaam in het Jeroen Bosch Ziekenhuis te Den Bosch, NVK
  • F. (Frank) Visscher, kinderneuroloog, werkzaam in Het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis te Dirksland, NVN
  • J.M. (Rien) Nijman, kinderuroloog, NVU
  • E.H. (Erica) Gerkes, kindergeneticus, werkzaam in het UMCG te Groningen, VKGN
  • Dr. M. (Mirjam) van Eck, kinderfysiotherapeut, werkzaam in het Amsterdam UMC te Amsterdam, NVFK/KNGF
  • S.M. (Sonja) Kalf, tandarts gehandicaptenzorg, werkzaam bij Stichting Bijzondere Tandheelkunde te Amsterdam, KNMT
  • H. (Heleen) Eijlders, arts maatschappij en gezondheid, werkzaam bij Ons Tweede Thuis te Amstelveen, AJN
  • M. (Marjolein) Coppens, directeur/eigenaar, werkzaam bij ProNect te Ophemert, NVLF
  • T.M.C. (Trea) Harperink-Oude Nijhuis, diëtist verstandelijke gehandicaptenzorg, werkzaam bij de Twentse Zorgcentra te Enschede, NVD/DVG

Met ondersteuning van

  • Dr. T. (Tim) Christen, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. R. (Renee) Bolijn, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

 

Een overzicht van de belangen van (kern)werkgroepleden en klankbordgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

Betrokkenen

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Werkgroep

Gameren-Oosterom, van*

Kinderarts, Groene Hart Ziekenhuis te Gouda. Betaald.

Geen

Geen

Geen

Gogh, van

KNO-arts Amsterdam UMC

Geen

Geen

Geen

Lamberts

directeur Stichting Downsyndroom

Geen

Geen

Geen

Noz

Dermatoloog, 0,8 fte AMS

Binnen deze functie mag ik 8 uur per week werkzaamheden verrichten als externe promovendus bij Tranzo (Tilburg University) met als onderwerp "huidafwijkingen bij Downsyndroom)

Geen

Ik heb een volwassen dochter met Downsyndroom.
Ik heb al vele jaren een reputatie als dermatoloog met interesse voor huidafwijkingen bij Downsyndroom. In 2011 schreef ik mee aan de herziening van de Medische Leidraad voor kinderen met Downsyndroom.

Van 2004-2012 zat ik in het bestuur van de Stichting Downsyndroom (SDS) en ik geef sinds jaren op verzoek onbezoldigd advies op vragen van de SDS, kinderartsen en artsen-VG.

Voorheen was ik lid van de Domeingroep Kinderdermatologie van de NVDV. Met betrekking deze tot deze richtlijn zal ik een lid en de voorzitter van de Domeingroep ook op de hoogte houden.

Door mee te werken aan deze richtlijn verwacht ik geen wezenlijke verandering van mijn reputatie op dit gebied.

Geen

Schell-Feith

kinderarts

Alrijne ziekenhuis

Geen

Geen

Geen

Snepvangers

Kinderarts bij Rivas Zorggroep (Beatrixziekenhuis), volledige functie van kinderarts, betaald

Geen

Geen

Geen

Vermeltfoort

Oogarts in Elkerliek ziekenhuis te Helmond

Geen

Takeda TAK-935-3001 en 3002 : Skyline and Skyway (LGS) study

 

Vogelaar-Burghout

Dermatoloog Zaans medisch centrum (0.75 FTE

Dermatoloog VogelBloem (0.2 FTE)

Lid domeingroep kinderdermatologie

Meer expertise op het gebied van kinderen met Downsyndroom na medewerking aan deze richtlijn verwacht ik. Maar dat zal de zorg alleen maar ten goede komen.

 

Weijerman

Directeur, Stichting Artsen voor Kinderen

Geen

Geen

Geen

Wermeskerken, van

Kinderarts, Flevo Ziekenhuis, Almere

Geen

                 

Ik ben als kinderarts betrokken bij de down poli in Almere

Geen

Wieringen, van

kinderarts erfelijke en aangeboren aandoeningen,

St. Antonius Ziekenhuis

Geen

Geen

Geen

Klankbordgroep

Coppens

Directeur/eigenaar ProNect, werkend in opdrachten als wetenschappelijk onderzoeker, docent postacademische opleidingen, hoofdredacteur landelijk vakblad

Geen

Geen

Geen

Eck, van

Kinderfysiotherapeut in het Amsterdam UMC

Lid van Commissie Onderzoek en Ontwikkeling van de NVFK: (vacatievergoeding)

Docent bij cursus loopproblemen bij kinderen van het NPI: betaald

Gastdocent op Hogeschool Utrecht Master Kinderfysiotherapie: betaald

Deskundige bij cyberpoli downsyndroom: onbetaald

Geen

Geen

Eijlders

Arts maatschappij en gezondheid.

teamarts KDC;s bij Ons tweede Thuis betaald

voorzitter cie. Zorg voor Zeldzaam AJN: onbetaald

geen

Ons Tweede Thuis is een instelling voor verstandelijk gehandicapten waaronder cliënten met Downsyndroom. Maar de financiering van het bedrijf en mij persoonlijk is onafhankelijk van de richtlijn.

Vanuit de cie. Zorg voor Zeldzaam van de AJN ben ik afgevaardigd vanwege mijn expertise binnen de doelgroep kinderen met verstandelijke beperking, waaronder Down. De andere kant is dat de deelname aan de klankbordgroep dit beeld kan bevestigen.

Geen

Gerkes

Klinisch geneticus in loondienst academisch ziekenhuis UMCG

Geen

Geen

Geen

Harperink-Oude Nijhuis

Diëtist VG (in loondienst; 24 uur) De Twentse Zorgcentra Enschede

Geen

WUR Nut van voedingssupplementen bij kinderen met Down (2020-2021)

Lid DVG (Diëtisten in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking)

Lid NVD (Nederlandse vereniging van Diëtisten)

Geen

Kalf

tandarts-gehandicaptenzorg bij Stichting Bijzondere Tandheelkunde, Amsterdam, loondienstverband 0,4.

voorzitter Federatie Tandheelkundige Weenschappelijke Verenigingen FTWV

onbetaald.

Geen

Geen

Kasius

PG YOUZ: Profielopleider K&J Psychiatrie, stageopleider Arts Verstandelijk Gehandicapten

Geen

Commissielid Kajak ( Academische werkplaat LVB) Onderzoek en Onderwijs

Geen

Krab

Arts VG, VG Poli Hartekamp Groep te Heemstede/Velserbroek, loondienst. 0,2 FTE specifiek aan zorg voor mensen met genetische syndromen, binnen de Syndroompoli Hartekampgroep (o.a. voor cliënten met DS) en als lid en arts VG van de transitiepoli van het ENCORE-GRI expertise centrum Erasmus MC – Sophia Kinderziekenhuis – Hartekamp Groep.

Lid Stuurgroep Richtlijn Ontwikkeling (SRO) van NVAVG t/m mei 2024. Onbetaald.

Geen

Geen

Nijman

Kinderuroloog n.p.

 

 

 

Scheers

Namens de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie.

Werkgever GGZ Drenthe te Assen

consulent voor CCE, betaald

Geen, behalve vergroten eigen kennis t.b.v. mijn werk.

Geen

Visscher

Federatie Medisch Specialisten

Neuroloog en kinderneuroloog in ziekenhuis Van Weel Bethesda, Dirklandarts GGZ Eleos

Geen

Geen

Vries, de

Coördinator Data Science (voormalig kinderarts) bij Jeroen Bosch Academie Wetenschap van het Jeroen Bosch Ziekenhuis & Bijzonder Hoogleraar bij Tranzo, TSB, Tilburg University.

Lid Raad van Toezicht bij Het Laar (ouderenorganisatie in Tilburg)

unPAD studie (financier:

Takeda: primary unclassified antibody deficiency (heeft niet te maken met Downsyndroom)

Geen

Weger, de

orthoptist en klinisch epidemioloog / onderzoeker Dondersinstituut /Radbouduniversiteit Nijmegen

werkzaam bij Bartimeus

Ik ben gepromoveerd op onderzoek naar de effecten van een bifocale bril bij kinderen met Downsyndroom

Nee

* Voorzitter

 

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door een afgevaardigde van Stichting Downsyndroom in de werkgroep. De conceptrichtlijn wordt tevens voor commentaar voorgelegd aan deze stichting en de eventuele aangeleverde commentaren worden bekeken en verwerkt.

 

Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

 

Geen financiële gevolgen

Module beschrijft zorg die voor het overgrote deel reeds aan deze aanbeveling voldoet.

Volgende:
Urologie en nefrologie