Bifocale bril en refractieafwijkingen
Uitgangsvraag
Wat is de plaats van behandeling met een bifocale bril bij kinderen met downsyndroom en een oogafwijking?
Aanbeveling
Corrigeer zo goed mogelijk de refractieafwijking voor veraf en nabij:
- Controleer het kind op refractieafwijkingen, zie voor frequentie het screeningsschema Tabel 1 in de algemene module Oogheelkunde.
- Bepaal of er een accommodatietekort is, bij voorkeur met dynamische skiascopie.
- Corrigeer bij accommodatietekort de volledige refractieafwijking, ook kleine refractieafwijkingen.
- Schrijf vanaf 2 jaar (als kind zittend een taakje kan doen) een bifocale bril voor
- bij accommodatietekort en/of
- esotropie (convergent scheelzien).
Schrijf bij bovenstaande indicaties bifocale glazen voor met volledige correctie voor veraf en additie (+2,5 dioptrie) hoog in het glas, met de grenslijn op het midden van de pupil.
Overwegingen
Balans tussen gewenste en ongewenste effecten
De gewenste effecten van het dragen van een bifocale bril zijn groot bij een kind met downsyndroom. Een kind met een goede refractiecorrectie voor veraf en dichtbij in de bifocale bril ontwikkelt een betere visus, zowel veraf als nabij, en het scheelzien vermindert (de Weger, 2019, 2020). Doordat het scheelzien met de bifocale bril voorkomen of gereduceerd wordt, kan het kind binoculair zien (met twee ogen samenkijken) en stereozien (dieptezien) ontwikkelen en gebruiken.
Al deze verbeterde visuele functies met de bifocale bril geven een hogere score op executieve functies (de Weger, 2021).
Ongewenst effect van de bifocale bril is een mogelijke gewenningstijd, met name aan een wisselende beeldgrootte bij kijken door het veraf- en dichtbijgedeelte van de bril.
Er is geen specifiek onderzoek bekend naar de gewenningstijd aan het dragen van een bifocale bril in vergelijking met het dragen van een unifocale bril bij kinderen met downsyndroom. In de eerder genoemde gerandomiseerde studie wenden de kinderen makkelijk aan de bifocale bril (de Weger 2019, 2020). Bij de eerste controle na enkele weken dragen van de bifocale bril keken slechts 6 kinderen (10%) niet altijd door het juiste deel van het glas. Na 6 maanden waren dat er nog 4 en na een jaar slechts 1 kind. Er is geen enkel kind met een bifocale bril gestopt tijdens het onderzoek. Ook was er in genoemd onderzoek geen melding van een onwenselijk voorval door een wisselende beeldgrootte, dat zou kunnen voorkomen bij kijken door het veraf- en dichtbijgedeelte van de bril (vergelijkbaar met afwisselend wel en niet door unifocale bril kijken).
De conclusie voor deze populatie is daarom dat het wisselen van een unifocale naar een bifocale bril een gunstig effect kan hebben op de visuele functie dichtbij en veraf, op de oogstand en de executieve functies bij kinderen met downsyndroom.
Kwaliteit van bewijs
Drie studies beschreven een gerandomiseerde klinische trial, waarin kinderen werden behandeld voor refractieafwijkingen door middel van een bifocale of een unifocale bril. Er was bewijs van lage kwaliteit voor een grotere verbetering van de nabije visuele functie, de oogstand en de executieve functie. De reden hiervoor is gelegen in de kleine populatie in een van de studies, het grote aantal deelnemers in de studie dat reeds bij de aanvang van de studie al een unifocale bril droeg, en het risico op vertekening van de studieresultaten door het gebrek aan blindering. Er was verder een lage kwaliteit van bewijs voor de uitkomstmaat ‘visuele functie veraf’ bij het vergelijken van de behandeling met een bifocale met een unifocale bril. In beide behandelgroepen was het effect een (vergelijkbare) verbetering van de verafvisus.
De overall kwaliteit van bewijs is laag. Dit betekent dat we onzeker zijn over het gevonden geschatte effect van de cruciale uitkomstmaten.
Er is afgewaardeerd vanwege ernstige:
Risk of Bias: methodologische beperkingen doordat het grootste deel van de geïncludeerde deelnemers reeds brildragend was (selectiebias).
Imprecisie: onnauwkeurigheid vanwege het niet bereiken van de optimale steekproefgrootte.
In de studies werden resultaten gepubliceerd over een grotendeels reeds brildragende populatie. De studieresultaten suggereren sterk dat het voorschrijven van een bifocale bril tot verbeterde visus leidt bij kinderen met downsyndroom, of zij nu wel of niet reeds brildragend zijn.
Waarden en voorkeuren van patiënten (en eventueel hun naasten/verzorgers)
Patiënten en hun ouders zijn meestal tevreden met de bifocale bril. Het kind wordt alerter en de (cognitieve) ontwikkeling gaat sneller vooruit.
Veel ouders hebben moeite met de kosten als ze het zelf moeten financieren. De glazen zijn duurder dan unifocale glazen. Daar komt nog bij dat de kinderen vaak duurdere monturen nodig hebben, anders blijft de bril niet goed zitten.
Ouders weten vaak alleen dat hun kind ‘slechte’ ogen heeft. Informatie over refractie en accommodatie is belangrijk en geeft hen veel bruikbare inzichten. Het geeft begrip bij aarzelingen bij o.a. situaties van licht naar donker (en vice versa) en aarzeling bij afstapjes.
Kostenaspecten
De interventie (bifocale bril) kost meer dan de controlebehandeling (geen of gewone bril). Daar tegenover staat de verbetering van de visus nabij, de crowding, de oogstand en de ontwikkeling van de executieve functies met de bifocale bril. Bovendien kan door de verbetering van de oogstand met bifocale bril mogelijk een strabismusoperatie (onder narcose) voorkomen worden.
Het verdient aanbeveling te controleren of ouders voor een vergoeding van de bril door hun verzekering in aanmerking komen.
Gelijkheid ((health) equity/equitable)
De interventie leidt tot een toename van gezondheidsgelijkheid, omdat de visus met een goede refractiecorrectie meer conform die van leeftijdsgenoten zal zijn.
In 2024 was de situatie dat slechts voor enkele groepen kinderen met downsyndroom vergoeding van bifocale glazen vanuit de basisverzekering was geregeld. Mogelijk zorgt dit voor gezondheidsongelijkheid. Veranderingen in regelgeving kunnen ervoor zorgen dat de gezondheidsgelijkheid toeneemt of verder afneemt.
Aanvaardbaarheid:
Ethische aanvaardbaarheid
De interventie lijkt aanvaardbaar voor de betrokkenen. Er zijn geen ethische bezwaren
Duurzaamheid
Bij de interventie en bij de controle spelen duurzaamheidsaspecten eenzelfde minimale rol. Het aantal controles (verkeer) zal vergelijkbaar zijn.
Haalbaarheid
De interventie kan standaardzorg worden in de praktijk. De interventie vereist een nieuwe manier van zorgverlening door de orthoptist of oogarts, namelijk het meten van accommodatie en voorschrijven van een leesgedeelte op het brilrecept. Daarbij moeten de optiekzaken kennis opdoen over de juiste uitvoering daarvan.
Uit alle gepubliceerde onderzoeken met bifocale brillen bij kinderen met downsyndroom met een accommodatietekort blijkt het gebruik van een bifocale bril geen probleem op te leveren. (Stewart, 2005; Al-Bagdady, 2009; Nandakumar, 2010; Adyanthaya, 2014; de Weger, 2019; 2020).
Rationale van de aanbeveling bifocale bril en refractieafwijkingen: weging van argumenten voor en tegen de interventie
Kinderen met downsyndroom hebben een verlaagde gezichtsscherpte.
50 tot 90% van de kinderen met downsyndroom heeft een accommodatiestoornis; er bestaat een accommodatietekort (Woodhouse, 2000; Cregg, 2001; Haugen, 2001; Anderson, 2011; Doyle, 2016, 2017; Haseeb, 2022). De fysieke mogelijkheid tot accommodatie is er wel, maar de neuronale controle is niet goed afgesteld: de geleverde accommodatie is altijd te laag (Cregg, 2001; Doyle, 2017). Let wel: de onnauwkeurigheid van de accommodatie is dus niet het gevolg van interessetekort voor kleine details dichtbij (Doyle, 2016). Een accommodatietekort komt ook vaak voor bij een cerebrale visuele stoornis (zie richtlijn CVI). CVI wordt vaak beschreven bij kinderen met downsyndroom (Morton, 2011; Bosch, 2014; Jain, 2023).
Het accommodatietekort komt voor bij alle soorten en maten van refractieafwijkingen (Cregg, 2001). De gezichtsscherpte nabij is daardoor nog lager dan de verafvisus en verbetert nauwelijks als de refractieafwijking voor veraf door een bril wordt gecorrigeerd, ook niet bij myopie (bijziendheid) (Cregg, 2001; Stewart, 2007; de Weger, 2019, 2021 apr). Omdat jonge kinderen het meest leren van de naaste omgeving en het dichtbij bekijken van speeltjes, afbeeldingen, letters en dergelijke, heeft dit accommodatietekort invloed op hun ontwikkeling. Bij veel kinderen met downsyndroom zal het voorschrijven van een bifocale bril dus nodig zijn. In een groot gecontroleerd en gerandomiseerd onderzoek in Nederland (de Weger, 2019, 2020) en in een onderzoek in Canada (Nandakumar, 2009, 2010, 2011) is aangetoond dat de nauwkeurigheid van de accommodatie niet verbetert zonder de additie voor nabij. Kinderen en volwassenen met downsyndroom en een accommodatietekort (bijna alle mensen met downsyndroom) zullen dus blijvend een bifocale bril nodig hebben om dichtbij optimaal te kunnen zien.
In de literatuur varieert het percentage refractieafwijkingen bij kinderen met downsyndroom sterk, namelijk van 40 tot 90% afhankelijk van de definitie en afkappunt van de gemeten refractie. (Haugen, 2001; Cregg, 2003; Stephen, 2007; Fimiani, 2007; Akinci, 2009; Hashemi, 2021; Haseeb, 2022). In een transversale studie nam het aantal kinderen met een refractieafwijking met de leeftijd snel toe: 0‐2 jaar 43%, 2‐4 jaar 50% en 4‐6 jaar 79%. Boven de zes jaar bleef het 78% (Wong & Ho 1997). In longitudinale studies bleek de refractie van kinderen met downsyndroom vlak na de geboorte vaak gering tot matig hypermetroop, maar anders dan bij andere kinderen, vindt er in de jaren daarna nagenoeg geen emmetropisatie plaats (Haugen, 2001; Cregg, 2003). Emmetropisatie is het spontaan verminderen van de refractieafwijking tijdens de jonge jaren van het kind. Daarnaast kunnen bij downsyndroom bestaande refractieafwijkingen snel verergeren en bij aanvankelijk emmetrope kinderen kunnen refractieafwijkingen alsnog ontstaan (Haugen, 2001; Cregg, 2003). Hypermetropie komt bij 65% van de kinderen tot 5 jaar voor en astigmatisme (cilinderafwijking) bij 79% á 85 % van de kinderen tot 19 jaar, meestal met schuine as (Afifi, 2013; Hashemi, 2021; Munoz-Ortiz, 2022; Anderson, 2024). Myopie neemt vaker toe tot extreme waarden (Yurdakul, 2006; Hashemi, 2021). Voor een myopie hoger dan ‐5 dioptrieën worden percentages van rond de 13% genoemd. Uit al deze bijzonderheden met refractieafwijkingen bij downsyndroom blijkt het belang dat deze kinderen in hun eerste zes levensjaren meerdere malen (voor frequentie zie Tabel 1) op refractieafwijkingen nagekeken worden. De refractieafwijkingen moeten bovendien tijdig gecorrigeerd worden om een refractieamblyopie te voorkomen (Miyazaki 2014; Haseeb, 2022).
Het is verder belangrijk dat bij kinderen met een accommodatietekort, zoals bij bijna alle kinderen met downsyndroom, ook kleine refractieafwijkingen volledig gecorrigeerd worden. Het dragen van de volledige correctie voor de refractieafwijking geeft in een gerandomiseerde studie van 119 kinderen na 1 jaar een verbetering van de visus op afstand (de Weger, 2019). Uit dezelfde studie blijkt na 1 jaar, dat het dragen van bifocale brillen een betere visus nabij oplevert dan het dragen van unifocale brillen (beide met volledige correctie van de refractieafwijking) (de Weger, 2019). Na het dragen van een bifocale bril werd bovendien reductie van crowding gemeten. Crowding is het verschijnsel waarbij een object niet herkend kan worden wanneer er andere objecten, bijvoorbeeld andere letters, omheen staan (Bosch, 2014). Een additie voor de gezichtsscherpte nabij zal daarom vaak noodzakelijk zijn, nog voordat de kinderen met downsyndroom de schoolleeftijd (4 á 5 jaar) bereikt hebben. Een bifocale bril kan voorgeschreven worden zodra een kind zittend een taakje kan doen.
In de genoemde gerandomiseerde studie werd, naast de visusverbetering, al na enkele weken dragen van de bifocale bril een grotere verbetering (in vergelijk met de unifocale bril) gevonden van de oogstand, een vermindering van de esotropie (convergent scheelzien) (de Weger, 2020). Scheelzien komt bij kinderen met downsyndroom ongeveer 10 keer zo vaak voor als bij andere kinderen (Haugen 2001; Cregg, 2003; Yurdakul, 2006; Watt, 2015; Makateb, 2020). Dit scheelzien blijkt in veel gevallen samen te hangen met de mate waarin de accommodatie aangesproken wordt. Door de verbetering van de oogstand geeft de bifocale bril aan kinderen met downsyndroom dus betere voorwaarden om binoculair enkelzien (het samenkijken met twee ogen) en stereozien (dieptezien) te ontwikkelen en gebruiken.
Naast de klinisch relevante gunstige effecten op de visuele functies leidde de bifocale bril ook tot verbeterde executieve functies. Ook is er een verband gevonden tussen een betere visus en beter ontwikkelde executieve functies. Executieve functies zijn basale functies die nodig zijn voor het leren, bijvoorbeeld werkgeheugen, aandacht richten, flexibel kunnen denken (een situatie van verschillende kanten bekijken) en inhibitie (onderdrukken van impulsief gedrag).
Het gebruik van een bifocale bril blijkt geen probleem op te leveren bij kinderen met downsyndroom met een accommodatietekort (Stewart, 2005; Al-Bagdady, 2009; Nandakumar, 2010; Adyanthaya, 2014; de Weger, 2019, 2020). Sterker nog, de therapietrouw blijkt bij een onderzoek van 34 kinderen in de leeftijd van 5 tot 11 jaar zelfs heel hoog te zijn met >82% (Al-Bagdady, 2009). Een onderzoek specifiek gericht op therapietrouw, uitgevoerd bij 57 kinderen in de leeftijd van 2 tot 13 jaar, 27 met bifocaal en 30 met unifocaal, wees uit dat de therapietrouw voor het dragen van een bifocale bril beduidend hoger (89%) is dan voor een unifocale bril (50%) (Adyanthaya, 2014).
Onderbouwing
Conclusies / Summary of Findings
Summary of Findings
PICO (1.1)
Population: Children with Down syndrome
Intervention: Bifocal glasses
Comparator: Usual care
Outcome Timeframe |
Study results and measurements |
Absolute effect estimates |
Certainty of the Evidence (Quality of evidence) |
Summary |
|
usual care |
bifocal glasses |
||||
Executive function 1 year |
Measured by: Minnesota Executive Function Scale Scale: 10 - 90 High better Based on data from 119 participants in 1 studies1 Follow up 1 |
24.6 Mean |
28.0 Mean |
Low Due to serious risk of bias, and due to serious imprecision2 |
Bifocal glasses may have little or no difference on executive function. |
Difference: MD 3.3 higher (CI 95% 0.9 lower - 7.5 higher) |
|||||
Visual acuity3 1 year |
Based on data from 103 participants in 1 studies4 Follow up 1 year |
Uncrowded near visual acuity decreased more in children who were assigned to bifocal glasses (p=0.006). Crowded near visual acuity decreased more in children who were assigned to bifocal glasses (p=0.010). Distant visual acuity was similar in children who were assigned to bifocal glasses compared to unifocal glasses (p=0.577) |
Low Due to serious risk of bias, and due to serious imprecision5 |
Bifocal glasses may improve visual acuity slightly |
|
Strabismus angle 1 year |
6
|
Bifocal glasses reduced angle of strabismus more than unifocal glasses after 6 weeks, 6 months and 1 year, compared to unifocal glasses (p<0.001) |
Low Due to serious risk of bias, Due to serious imprecision, Due to serious indirectness7 |
Bifocal glasses may improve strabismus angle slightly |
- Primary study [3] Baseline/comparator Control arm of reference used for intervention [3]
- Risk of Bias: serious. Inadequate/lack of blinding of participants and personnel, resulting in potential for performance bias, Inadequate/lack of blinding of outcome assessors, resulting in potential for detection bias; Imprecision: serious. Wide confidence intervals, only data from one study;
- Near visual acuity
- Primary study Supporting references [1].
- Risk of Bias: serious. Inadequate/lack of blinding of participants and personnel, resulting in potential for performance bias, Carryover effects in crossover trial; Imprecision: serious. Only data from one study;
- Systematic review Supporting references [2].
- Risk of Bias: serious. Inadequate/lack of blinding of participants and personnel, resulting in potential for performance bias, Inadequate/lack of blinding of outcome assessors, resulting in potential for detection bias, Treatment and control group not comparable on baseline characteristics of outcome measures.; Imprecision: serious. Only data from one study;
Samenvatting literatuur
Description of studies
A total of three studies were included in the analysis of the literature. Important study characteristics and results are summarized in table 2. The assessment of the risk of bias is summarized in the risk of bias tables (under the tab ‘Evidence tabellen’).
Table 2. Characteristics of included studies
Study |
Participants (number, age, other important characteristics) |
Comparison |
Follow-up |
Outcome measures |
Comments |
Risk of bias (per outcome measure)* |
Individual studies |
||||||
De Weger, 2019 |
N at baseline: 119 Intervention: 57 Control: 62
Age: 2-16 years Intervention: unclear Control: unclear
Sex: unclear; 51% girls at T1 follow-up visit.
Distant visual acuity: 0.43 (sd: 0.26) Uncrowded VA: 0.56 (sd: 0.32) Crowded VA: 0.64 (sd: 0.29) Accommodation: lag: 2.2 (sd: 0.8) Ocular alignment, strabismus: n=31
66% habitually wore glasses
|
Intervention: bifocal glasses with full correction of refraction error in cycloplegia; bifocal segment (S+2.5) top placed at the pupillary center; parent encouragement to wear glasses as much as possible; financial contribution towards the additional cost of bifocal glasses
Control: unifocal glasses; encouragement to wear glasses as much as possible. |
6 weeks; 6 months; 1 year |
Near visual acuity
Distance visual acuity
|
The study was financially supported by ODAS, Oogfonds, Novartis and LSBS (Uitzicht 2013-23 to CdW, FNB and JG, and Bartiméus Institute to CdW). |
|
De Weger, 2020 |
N at baseline: 119 Intervention: 57 Control: 62
Age: 2-16 years Intervention: unclear Control: unclear
Sex: unclear; 51% girls at T1 follow-up visit.
Distant visual acuity: 0.43 (sd: 0.26) Uncrowded VA: 0.56 (sd: 0.32) Crowded VA: 0.64 (sd: 0.29) Accommodation: lag: 2.2 (sd: 0.8) Ocular alignment, strabismus: n=31
|
Intervention: bifocal glasses with full correction of refraction error in cycloplegia; bifocal segment (S+2,5) top placed at the pupillary center and parental encouragement to wear glasses as much as possible, financial contribution toward additional costs of bifocal glasses
Control: unifocal glasses, encouragement to wear glasses as much as possible |
6 weeks; 6 months; 1 year |
Ocular alignment/ Strabismus
Accommodative lag |
The study was financially supported by ODAS, Oogfonds, Novartis and LSBS (Uitzicht 2013-23 to CdW, FNB and JG, and Bartiméus Institute to CdW). |
|
De Weger, 2021 |
N at baseline: 119 Intervention: 57 Control: 62
Age: 2-16 years Intervention: unclear Control: unclear
Sex: unclear; 51% girls at T1 follow-up visit.
Distant visual acuity: 0.43 (sd: 0.26) Uncrowded VA: 0.56 (sd: 0.32) Crowded VA: 0.64 (sd: 0.29) Accommodation: lag: 2.2 (sd: 0.8) Ocular alignment, strabismus: n=31
|
Intervention: bifocal glasses with full correction of refraction error in cycloplegia; bifocal segment (S+2,5) top placed at the pupillary center and parental encouragement to wear glasses as much as possible, financial contribution toward additional costs of bifocal glasses
Control: unifocal glasses, encouragement to wear glasses as much as possible |
6 weeks; 6 months; 1 year |
Executive functions (Minnesota executive function scale, MEFS; BRIEF-P and BRIEF) |
The study was financially supported by ODAS, Oogfonds, Novartis and LSBS (Uitzicht 2013-23 to CdW, FNB and JG, and Bartiméus Institute to FNB (sic) and CdW). |
|
*For further details, see risk of bias table in the appendix under the tab ‘Evidence tabellen’.
Results
Near visual acuity
One study (De Weger, 2019) reported on near visual acuity. They compared bifocal glasses with unifocal glasses in 119 children with Down syndrome aged two to sixteen years in a RCT. Sixty-six percent of the study population wore unifocal glasses (usual care) at the beginning of the study. Near visual acuity improved at one year after the start of wearing bifocal glasses, compared to the control (unifocal glasses) (p<0.001). The difference in near visual acuity between bifocal glasses and unifocal glasses at six weeks and six months of follow-up was not statistically significant. Near visual acuity improved during the year and the difference between the intervention groups was statistically significant at one year.
Distant visual acuity
One study (De Weger, 2019) reported on distant visual acuity. They compared bifocal glasses with unifocal glasses in 119 children with Down syndrome aged two to sixteen years. Sixty-six percent of the study population wore unifocal glasses (usual care) at the beginning of the study. Distant visual acuity improved in both groups and was not significantly different at six weeks, six months, and one year after the start of wearing bifocal glasses, compared to the control (unifocal glasses) (p=0.577).
Ocular alignment/strabismus
One study (De Weger, 2020) reported on ocular alignment/strabismus. They compared bifocal glasses with unifocal glasses in 119 children with Down syndrome aged two to sixteen years. Sixty-six percent of the study population wore unifocal glasses (usual care) at the beginning of the study. Ocular alignment improved at six weeks, six months, and one year after the start of wearing bifocal glasses, compared to the control (unifocal glasses) (p<0.001), resulting in straight eyes or micro to small strabismus in de bifocal group.
Executive function
One study (De Weger, 2021) reported on executive function (measured by the Minnesota executive function scale, MEFS; BRIEF-P and BRIEF). They compared bifocal glasses with unifocal glasses in 119 children with Down syndrome aged two to sixteen years. Sixty-six percent of the study population wore unifocal glasses (usual care) at the beginning of the study. Executive function improved at one year after the start of wearing bifocal glasses, compared to the control (unifocal glasses) (p<0.001).
Zoeken en selecteren
A systematic review of the literature was performed to answer the following question(s):
a. What is the place of treatment with bifocal spectacles in children with Down syndrome and an eye defect?
b. What is the place of treatment for keratoconus?
Table 1. PICO
Patients |
Children with Down syndrome |
Intervention |
A: bifocal glasses; B: cross-linking |
Control |
Usual care |
Outcomes |
visual functions, executive functions (if visual functions not measurable), quality of life (PROM) |
Other selection criteria |
Study design: systematic reviews, randomized controlled trials and observational cohort studies |
Relevant outcome measures
The guideline panel considered visual functions and executive functions as a critical outcome measure for decision making; and quality of life as an important outcome measure for decision making.
The guideline panel defined an increase or decrease of 25% as a minimal clinically (patient) important difference.
Search and select (Methods)
The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until April 24, 2024. The detailed search strategy is listed under the tab ‘Literature search strategy’. The systematic literature search resulted in 279 hits. Studies were selected based on the following criteria: relevance to PICO, study in English or in Dutch, systematic review, randomized controlled trial or observational cohort study. Three studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, no studies were excluded, and three studies were included for intervention A (bifocal glasses). No studies were included for intervention B (cross-linking for children with keratoconus).
Referenties
- Adyanthaya R, Isenor S, Muthusamy B, Irsch K, Guyton DL. Children with Down syndrome benefit from bifocals as evidenced by increased compliance with spectacle wear. J AAPOS. 2014 Oct;18(5):481-4. doi: 10.1016/j.jaapos.2014.07.158. Epub 2014 Sep 26. PMID: 25263260.
- Akinci A, Oner O, Bozkurt OH, Guven A, Degerliyurt A, Munir K. Refractive errors and strabismus in children with Ddown syndrome: a controlled study. J Pediatr Ophthalmol Strabismus. 2009 Mar-Apr;46(2):83-6. doi: 10.3928/01913913-20090301-04. PMID: 19343969; PMCID: PMC4282924.
- Al-Bagdady M, Stewart RE, Watts P, Murphy PJ, Woodhouse JM. Bifocals and Down's syndrome: correction or treatment? Ophthalmic Physiol Opt. 2009 Jul;29(4):416-21. doi: 10.1111/j.1475-1313.2009.00646.x. Epub 2009 May 11. PMID: 19470088.
- Alio JL, Vega-Estrada A, Sanz P, Osman AA, Kamal AM, Mamoon A, Soliman H. Corneal Morphologic Characteristics in Patients With Down Syndrome. JAMA Ophthalmol. 2018 Sep 1;136(9):971-978. doi: 10.1001/jamaophthalmol.2018.2373. PMID: 29931124; PMCID: PMC6142980.
- Anderson HA, Manny RE, Glasser A, Stuebing KK. Static and dynamic measurements of accommodation in individuals with down syndrome. Invest Ophthalmol Vis Sci. 2011 Jan 5;52(1):310-7. doi: 10.1167/iovs.10-5301. PMID: 20739471; PMCID: PMC3053281.
- Anderson HA. Sources of reduced visual acuity and spectacle treatment options for individuals with Down syndrome: Review of current literature. Ophthalmic Physiol Opt. 2024 Nov;44(7):1326-1345. doi: 10.1111/opo.13372. Epub 2024 Aug 2. PMID: 39092592.
- Aslan L, Aslankurt M, Aksoy A, Gümüşalan Y. Differences of the anterior segment parameters in children with down syndrome. Ophthalmic Genet. 2014 Jun;35(2):74-8. doi: 10.3109/13816810.2013.789535. Epub 2013 Apr 22. PMID: 24797960.
- Becker L, Mito T, Takashima S, Onodera K. Growth and development of the brain in Down syndrome. Prog Clin Biol Res. 1991;373:133-52. PMID: 1838182.
- Bosch DG, Boonstra FN, Reijnders MR, Pfundt R, Cremers FP, de Vries BB. Chromosomal aberrations in cerebral visual impairment. Eur J Paediatr Neurol. 2014 Nov;18(6):677-84. doi: 10.1016/j.ejpn.2014.05.002. Epub 2014 May 22. PMID: 24912731.
- Courage ML, Adams RJ, Hall EJ. Contrast sensitivity in infants and children with Down syndrome. Vision Res. 1997 Jun;37(11):1545-55. doi: 10.1016/s0042-6989(96)00304-5. PMID: 9205715.
- Creavin AL, Brown RD. Ophthalmic abnormalities in children with Down syndrome. J Pediatr Ophthalmol Strabismus. 2009 Mar-Apr;46(2):76-82. doi: 10.3928/01913913-20090301-06. PMID: 19343968.
- Cregg M, Woodhouse JM, Pakeman VH, Saunders KJ, Gunter HL, Parker M, Fraser WI, Sastry P. Accommodation and refractive error in children with Down syndrome: cross-sectional and longitudinal studies. Invest Ophthalmol Vis Sci. 2001 Jan;42(1):55-63. PMID: 11133848.
- da Cunha RP, Moreira JB. Ocular findings in Down's syndrome. Am J Ophthalmol. 1996 Aug;122(2):236-44. doi: 10.1016/s0002-9394(14)72015-x. PMID: 8694092.
- de Weger C, Boonstra N, Goossens J. Effects of bifocals on visual acuity in children with Down syndrome: a randomized controlled trial. Acta Ophthalmol. 2019 Jun;97(4):378-393. doi: 10.1111/aos.13944. Epub 2018 Oct 27. PMID: 30367541; PMCID: PMC6587837.
- de Weger C, Boonstra N, Goossens J. Bifocals reduce strabismus in children with Down syndrome: Evidence from a randomized controlled trial. Acta Ophthalmol. 2020 Feb;98(1):89-97. doi: 10.1111/aos.14186. Epub 2019 Jul 17. PMID: 31313886; PMCID: PMC7003890.
- de Weger C, Boonstra FN, Goossens J. One-year effects of bifocal and unifocal glasses on executive functions in children with Down syndrome in a randomized controlled trial. Sci Rep. 2021 Aug 19;11(1):16893. doi: 10.1038/s41598-021-96308-5. PMID: 34413362; PMCID: PMC8377071.
- Doyle L, Saunders KJ, Little JA. Trying to see, failing to focus: near visual impairment in Down syndrome. Sci Rep. 2016 Feb 5;6:20444. doi: 10.1038/srep20444. PMID: 26847360; PMCID: PMC4742775.
- Doyle L, Saunders KJ, Little JA. Determining the relative contribution of retinal disparity and blur cues to ocular accommodation in Down syndrome. Sci Rep. 2017 Jan 10;7:39860. doi: 10.1038/srep39860. PMID: 28071728; PMCID: PMC5223174.
- Dumitrescu AV, Moga DC, Longmuir SQ, Olson RJ, Drack AV. Prevalence and characteristics of abnormal head posture in children with Down syndrome: a 20-year retrospective, descriptive review. Ophthalmology. 2011 Sep;118(9):1859-64. doi: 10.1016/j.ophtha.2011.02.026. Epub 2011 Jun 12. PMID: 21665280; PMCID: PMC7110429.
- Felius J, Beauchamp CL, Stager DR Sr. Visual acuity deficits in children with nystagmus and Down syndrome. Am J Ophthalmol. 2014 Feb;157(2):458-63. doi: 10.1016/j.ajo.2013.09.023. Epub 2013 Sep 28. PMID: 24315291.
- Fimiani F, Iovine A, Carelli R, Pansini M, Sebastio G, Magli A. Incidence of ocular pathologies in Italian children with Down syndrome. Eur J Ophthalmol. 2007 Sep-Oct;17(5):817-22. doi: 10.1177/112067210701700521. PMID: 17932861.
- Grünauer-Kloevekorn C, Duncker GI. Keratokonus: Epidemiologie, Risikofaktoren und Diagnostik [Keratoconus: epidemiology, risk factors and diagnosis]. Klin Monbl Augenheilkd. 2006 Jun;223(6):493-502. German. doi: 10.1055/s-2005-859021. PMID: 16804819.
- Godefrooij DA, de Wit GA, Uiterwaal CS, Imhof SM, Wisse RP. Age-specific Incidence and Prevalence of Keratoconus: A Nationwide Registration Study. Am J Ophthalmol. 2017 Mar;175:169-172. doi: 10.1016/j.ajo.2016.12.015. Epub 2016 Dec 28. PMID: 28039037.
- Haargaard B, Fledelius HC. Down's syndrome and early cataract. Br J Ophthalmol. 2006 Aug;90(8):1024-7. doi: 10.1136/bjo.2006.090639. Epub 2006 May 3. PMID: 16672328; PMCID: PMC1857194.
- Haseeb A, Huynh E, ElSheikh RH, ElHawary AS, Scelfo C, Ledoux DM, Maidana DE, Elhusseiny AM. Down syndrome: a review of ocular manifestations. Ther Adv Ophthalmol. 2022 Jun 30;14:25158414221101718. doi: 10.1177/25158414221101718. PMID: 35795721; PMCID: PMC9252013.
- Hashemi H, Mehravaran S, Asgari S, Dehghanian Nasrabadi F. Refractive and Vision Status in Down Syndrome: A Comparative Study. Turk J Ophthalmol. 2021 Aug 27;51(4):199-205. doi: 10.4274/tjo.galenos.2020.52959. PMID: 34461695; PMCID: PMC8411285.
- Haugen OH, Høvding G, Lundström I. Refractive development in children with Down's syndrome: a population based, longitudinal study. Br J Ophthalmol. 2001 Jun;85(6):714-9. doi: 10.1136/bjo.85.6.714. PMID: 11371494; PMCID: PMC1723994.
- Jain A, Boyd NK, Paulsen KC, Vogel BN, Nguyen L, Santoro JD. Ophthalmologic and neuro-ophthalmologic findings in children with Down syndrome. Am J Med Genet C Semin Med Genet. 2023 Dec;193(4):e32068. doi: 10.1002/ajmg.c.32068. Epub 2023 Oct 4. PMID: 37794641.
- Kim JH, Hwang JM, Kim HJ, Yu YS. Characteristic ocular findings in Asian children with Down syndrome. Eye (Lond). 2002 Nov;16(6):710-4. doi: 10.1038/sj.eye.6700208. PMID: 12439664.
- Koppen C, Leysen I, Tassignon MJ. Riboflavin/UVA cross-linking for keratoconus in Down syndrome. J Refract Surg. 2010 Sep;26(9):623-4. doi: 10.3928/1081597X-20100824-01. PMID: 20839768.
- Kristianslund O, Drolsum L. Prevalence of keratoconus in persons with Down syndrome: a review. BMJ Open Ophthalmol. 2021 Apr 21;6(1):e000754. doi: 10.1136/bmjophth-2021-000754. PMID: 33981858; PMCID: PMC8061858.
- Liza-Sharmini AT, Azlan ZN, Zilfalil BA. Ocular findings in Malaysian children with Down syndrome. Singapore Med J. 2006 Jan;47(1):14-9. PMID: 16397715.
- Ljubic A, Trajkovski V, Stankovic B, Tojtovska B, Langmann A, Dimitrova G, Jovanovic I, Tesic M. Systemic and Ophthalmic Manifestations in Different Types of Refractive Errors in Patients with Down Syndrome. Medicina (Kaunas). 2022 Jul 26;58(8):995. doi: 10.3390/medicina58080995. PMID: 35893109; PMCID: PMC9332083.
- Makateb A, Hashemi H, Farahi A, Mehravaran S, Khabazkhoob M, Asgari S. Ocular alignment, media, and eyelid disorders in Down syndrome. Strabismus. 2020 Mar;28(1):42-48. doi: 10.1080/09273972.2019.1699582. Epub 2019 Dec 12. PMID: 31830843.
- Mathan JJ, Gokul A, Simkin SK, Meyer JJ, Patel DV, McGhee CNJ. Topographic screening reveals keratoconus to be extremely common in Down syndrome. Clin Exp Ophthalmol. 2020 Dec;48(9):1160-1167. doi: 10.1111/ceo.13852. Epub 2020 Sep 8. PMID: 32876978.
- Mathan JJ, Simkin SK, Gokul A, McGhee CNJ. Down syndrome and the eye: Ocular characteristics and ocular assessment. Surv Ophthalmol. 2022 Nov-Dec;67(6):1631-1646. doi: 10.1016/j.survophthal.2022.03.006. Epub 2022 Apr 1. PMID: 35367480.
- Merrick J, Koslowe K. Refractive errors and visual anomalies in Down syndrome. Downs Syndr Res Pract. 2001 Jul;6(3):131-3. doi: 10.3104/reports.105. PMID: 11501216.
- Nandakumar K, Leat SJ. Bifocals in Down Syndrome Study (BiDS): design and baseline visual function. Optom Vis Sci. 2009 Mar;86(3):196-207. doi: 10.1097/OPX.0b013e318196cd93. PMID: 19182702.
- Nandakumar K, Leat SJ. Bifocals in children with Down syndrome (BiDS) - visual acuity, accommodation and early literacy skills. Acta Ophthalmol. 2010 Sep;88(6):e196-204. doi: 10.1111/j.1755-3768.2010.01944.x. PMID: 20626718.
- Nandakumar K, Evans MA, Briand K, Leat SJ. Bifocals in Down syndrome study (BiDS): analysis of video recorded sessions of literacy and visual perceptual skills. Clin Exp Optom. 2011 Nov;94(6):575-85. doi: 10.1111/j.1444-0938.2011.00650.x. Epub 2011 Sep 21. PMID: 21950779.
- Nordan LT. Keratoconus: diagnosis and treatment. Int Ophthalmol Clin. 1997 Winter;37(1):51-63. doi: 10.1097/00004397-199703710-00005. PMID: 9101345.
- Oladiwura D, Shweikh Y, Roberts C, Theodorou M. Nystagmus in Down Syndrome - a Retrospective Notes Review. Br Ir Orthopt J. 2022 Jun 21;18(1):48-56. doi: 10.22599/bioj.256. PMID: 35837367; PMCID: PMC9231581.
- Postolache L, Monier A, Lhoir S. Neuro-Ophthalmological Manifestations in Children with Down Syndrome: Current Perspectives. Eye Brain. 2021 Jul 21;13:193-203. doi: 10.2147/EB.S319817. PMID: 34321946; PMCID: PMC8311006.
- Purpura G, Bacci GM, Bargagna S, Cioni G, Caputo R, Tinelli F. Visual assessment in Down Syndrome: The relevance of early visual functions. Early Hum Dev. 2019 Apr;131:21-28. doi: 10.1016/j.earlhumdev.2019.01.020. Epub 2019 Feb 26. PMID: 30818135.
- Roizen NJ, Mets MB, Blondis TA. Ophthalmic disorders in children with Down syndrome. Dev Med Child Neurol. 1994 Jul;36(7):594-600. doi: 10.1111/j.1469-8749.1994.tb11896.x. PMID: 8034121.
- Stephen E, Dickson J, Kindley AD, Scott CC, Charleton PM. Surveillance of vision and ocular disorders in children with Down syndrome. Dev Med Child Neurol. 2007 Jul;49(7):513-5. doi: 10.1111/j.1469-8749.2007.00513.x. PMID: 17593123.
- Stewart RE, Woodhouse JM, Cregg M, Pakeman VH. Association between accommodative accuracy, hypermetropia, and strabismus in children with Down's syndrome. Optom Vis Sci. 2007 Feb;84(2):149-55. doi: 10.1097/OPX.0b013e318031b686. PMID: 17299346.
- Takashima S, Becker LE, Armstrong DL, Chan F. Abnormal neuronal development in the visual cortex of the human fetus and infant with down's syndrome. A quantitative and qualitative Golgi study. Brain Res. 1981 Nov 23;225(1):1-21. doi: 10.1016/0006-8993(81)90314-0. PMID: 6457667.
- Tsiaras WG, Pueschel S, Keller C, Curran R, Giesswein S. Amblyopia and visual acuity in children with Down's syndrome. Br J Ophthalmol. 1999 Oct;83(10):1112-4. doi: 10.1136/bjo.83.10.1112. PMID: 10502568; PMCID: PMC1722810.
- Ugurlu A, Altinkurt E. Ophthalmologic Manifestations and Retinal Findings in Children with Down Syndrome. J Ophthalmol. 2020 Feb 7;2020:9726261. doi: 10.1155/2020/9726261. PMID: 32089873; PMCID: PMC7029299.
- Vincent AL, Weiser BA, Cupryn M, Stein RM, Abdolell M, Levin AV. Computerized corneal topography in a paediatric population with Down syndrome. Clin Exp Ophthalmol. 2005 Feb;33(1):47-52. doi: 10.1111/j.1442-9071.2005.00941.x. PMID: 15670078.
- Wagner RS, Caputo AR, Reynolds RD. Nystagmus in Down's syndrome. Ophthalmology. 1990 Nov;97(11):1439-44. doi: 10.1016/s0161-6420(90)32399-0. PMID: 2147744.
- Watt T, Robertson K, Jacobs RJ. Refractive error, binocular vision and accommodation of children with Down syndrome. Clin Exp Optom. 2015 Jan;98(1):3-11. doi: 10.1111/cxo.12232. Epub 2014 Nov 13. PMID: 25395109.
- Wisse RPL, Simons RWP, van der Vossen MJB, Muijzer MB, Soeters N, Nuijts RMMA, Godefrooij DA. Clinical Evaluation and Validation of the Dutch Crosslinking for Keratoconus Score. JAMA Ophthalmol. 2019 Jun 1;137(6):610-616. doi: 10.1001/jamaophthalmol.2019.0415. PMID: 30920597; PMCID: PMC6567860.
- Wong V, Ho D. Ocular abnormalities in Down syndrome: an analysis of 140 Chinese children. Pediatr Neurol. 1997 May;16(4):311-4. doi: 10.1016/s0887-8994(97)00029-5. PMID: 9258964.
- Woodhouse JM, Cregg M, Gunter HL, Sanders DP, Saunders KJ, Pakeman VH, Parker M, Fraser WI, Sastry P. The effect of age, size of target, and cognitive factors on accommodative responses of children with Down syndrome. Invest Ophthalmol Vis Sci. 2000 Aug;41(9):2479-85. PMID: 10937557.
- Yokoyama T, Tamura H, Tsukamoto H, Yamane K, Mishima HK. Prevalence of glaucoma in adults with Down's syndrome. Jpn J Ophthalmol. 2006 May-Jun;50(3):274-6. doi: 10.1007/s10384-005-0305-x. PMID: 16767384.
- Yurdakul NS, Ugurlu S, Maden A. Strabismus in Down syndrome. J Pediatr Ophthalmol Strabismus. 2006 Jan-Feb;43(1):27-30. doi: 10.3928/01913913-20060101-03. PMID: 16491722.
- Zahidi AA, Vinuela-Navarro V, Woodhouse JM. Different visual development: norms for visual acuity in children with Down's syndrome. Clin Exp Optom. 2018 Jul;101(4):535-540. doi: 10.1111/cxo.12684. Epub 2018 Mar 30. PMID: 29601092.
Evidence tabellen
Risk of bias table for intervention studies (randomized controlled trials; based on Cochrane risk of bias tool and suggestions by the CLARITY Group at McMaster University)
Research question: Wat is de plaats van behandeling met een bifocale bril bij kinderen met downsyndroom en een oogafwijking?
Study reference
(first author, publication year) |
Was the allocation sequence adequately generated?
Definitely yes Probably yes Probably no Definitely no |
Was the allocation adequately concealed?
Definitely yes Probably yes Probably no Definitely no |
Blinding: Was knowledge of the allocated interventions adequately prevented?
Were patients blinded?
Were healthcare providers blinded?
Were data collectors blinded?
Were outcome assessors blinded?
Were data analysts blinded?
Definitely yes Probably yes Probably no Definitely no |
Was loss to follow-up (missing outcome data) infrequent?
Definitely yes Probably yes Probably no Definitely no |
Are reports of the study free of selective outcome reporting?
Definitely yes Probably yes Probably no Definitely no |
Was the study apparently free of other problems that could put it at a risk of bias?
Definitely yes Probably yes Probably no Definitely no |
Overall risk of bias If applicable/necessary, per outcome measure
LOW Some concerns HIGH
|
de Weger, 2019 de Weger, 2020 de Weger, 2021 (three publications report on one underlying study, therefore Risk of Bias assessment was combined) |
Definitely yes;
Reason: A permuted-blocks randomization schedule, stratified by gender, age and language development (parents’ report: speaking in one-to three-word sentences and speaking in four word or longer sentences) was used to randomly assign a child with equal probability to one of the two treatment groups." The sequence was generated randomly using a permuted-blocks randomization schedule. |
Definitely yes;
Reason: The publication does not provide specific details on who had access to the allocation sequence or who was responsible for the allocation. Therefore, it is unclear if the allocation concealment was adequate. |
Probably no;
Reason: "Blinding was not possible, because of the visibility of the near addition in bifocals." The publication does not specify whether patients, healthcare providers, data collectors, outcome assessors, or data analysts were blinded. Therefore, it is unclear if knowledge of the allocated interventions was adequately prevented. |
Probably yes;
Reason: "Of the 119 children (aged 2–16 years) who could be included in our study, 103 (50 boys and 53 girls) returned for the first follow-up visit T1." "In the unifocal group, eight children stopped participating after baseline measurements because parents objected to randomization in the group of unifocals (n = 5) or did not respond to repeated reminders and invitations (n = 2). In the bifocal group, a total of seven children did not finish the trial." The publication does not provide specific percentages for loss-to-follow-up, nor does it mention any methods used to compensate for the effects of loss-to-follow-up. |
Probably yes;
Reason: "The aim of this study is to compare the effects of bifocal glasses with unifocals in a large cohort of children with DS." The publication does not specify whether the outcome measures were defined before the study started. Therefore, it is unclear if there is any selective outcome reporting. |
Definitely yes;
Reason: "Due to the expected inattention and/or lack of co-operation in children with DS, it was not possible to administer all tests on all participants." The publication does not provide additional information that indicates other problems that could put the study at risk of bias. |
Some concerns |
Verantwoording
Beoordelingsdatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 17-04-2025
Voor meer details over de gebruikte richtlijnmethodologie verwijzen wij u naar de Werkwijze. Relevante informatie voor de ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule is hieronder weergegeven.
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).
De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor kinderen met downsyndroom.
Werkgroep
- Dr. H.B.M. (Helma) van Gameren-Oosterom, kinderarts, werkzaam in het Groene Hart Ziekenhuis te Gouda, NVK, voorzitter vanaf 11-12-2023
- R. (Regina) Lamberts, directeur, werkzaam bij Stichting Downsyndroom te Meppel
- H. (Hester) van Wieringen, kinderarts erfelijke en aangeboren aandoeningen, werkzaam in het St. Antonius Ziekenhuis te Utrecht, NVK
- A.M. (Anne-Marie) van Wermeskerken, kinderarts, werkzaam in het Flevoziekenhuis te Almere, NVK
- Dr. E.A. (Eveline) Schell-Feith, kinderarts, werkzaam in het Alrijne Ziekenhuis te Leiderdorp, NVK
- D.A.C.M. (Yvonne) Snepvangers, kinderarts, werkzaam bij Rivas Zorggroep (Beatrixziekenhuis) te Gorinchem, NVK
- Dr. P. (Pit) Vermeltfoort, oogarts, werkzaam in het Elkerliek ziekenhuis te Helmond, NOG
- K.M. (Kirsten) Vogelaar-Burghout, dermatoloog, werkzaam in het Zaans Medisch Centrum te Zaandam, NVDV
- K.C. (Käthe Christel) Noz, dermatoloog, werkzaam in het Adrz te Goes, NVDV
- Dr. C.D.L. (Christine) van Gogh, KNO-arts, werkzaam in Amsterdam UMC te Amsterdam, NVKNO
- Dr. M.E. (Michel) Weijerman, kinderarts, werkzaam in het Alrijne Ziekenhuis te Leiderdorp, NVK (voorzitter tot 11-12-2023)
Klankbordgroep
- L.C. (Lianne) Krab, arts Verstandelijk Gehandicapten, werkzaam bij Hartekamp Groep te Heemstede, NVAVG
- T.F.H. (Tom) Scheers, kinder- en jeugdpsychiater, werkzaam bij GGZ Drenthe te Assen, NVvP
- M.C. (Marianne) Kasius, kinder- en jeugdpsychiater, werkzaam bij Youz (Parnassia Groep), NVvP
- Dr. C. (Christine) de Weger, orthoptist, werkzaam in het RadboudUMC te Nijmegen, NVvO
- Prof. Dr. E. (Esther) de Vries, coördinator Data Science, werkzaam in het Jeroen Bosch Ziekenhuis te Den Bosch, NVK
- F. (Frank) Visscher, kinderneuroloog, werkzaam in Het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis te Dirksland, NVN
- J.M. (Rien) Nijman, kinderuroloog, NVU
- E.H. (Erica) Gerkes, kindergeneticus, werkzaam in het UMCG te Groningen, VKGN
- Dr. M. (Mirjam) van Eck, kinderfysiotherapeut, werkzaam in het Amsterdam UMC te Amsterdam, NVFK/KNGF
- S.M. (Sonja) Kalf, tandarts gehandicaptenzorg, werkzaam bij Stichting Bijzondere Tandheelkunde te Amsterdam, KNMT
- H. (Heleen) Eijlders, arts maatschappij en gezondheid, werkzaam bij Ons Tweede Thuis te Amstelveen, AJN
- M. (Marjolein) Coppens, directeur/eigenaar, werkzaam bij ProNect te Ophemert, NVLF
- T.M.C. (Trea) Harperink-Oude Nijhuis, diëtist verstandelijke gehandicaptenzorg, werkzaam bij de Twentse Zorgcentra te Enschede, NVD/DVG
Met ondersteuning van
- Dr. T. (Tim) Christen, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Dr. R. (Renee) Bolijn, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van (kern)werkgroepleden en klankbordgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Betrokkenen |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Werkgroep |
||||
Gameren-Oosterom, van* |
Kinderarts, Groene Hart Ziekenhuis te Gouda. Betaald. |
Geen |
Geen |
Geen |
Gogh, van |
KNO-arts Amsterdam UMC |
Geen |
Geen |
Geen |
Lamberts |
directeur Stichting Downsyndroom |
Geen |
Geen |
Geen |
Noz |
Dermatoloog, 0,8 fte AMS Binnen deze functie mag ik 8 uur per week werkzaamheden verrichten als externe promovendus bij Tranzo (Tilburg University) met als onderwerp "huidafwijkingen bij Downsyndroom) |
Geen |
Ik heb een volwassen dochter met Downsyndroom. Van 2004-2012 zat ik in het bestuur van de Stichting Downsyndroom (SDS) en ik geef sinds jaren op verzoek onbezoldigd advies op vragen van de SDS, kinderartsen en artsen-VG. Voorheen was ik lid van de Domeingroep Kinderdermatologie van de NVDV. Met betrekking deze tot deze richtlijn zal ik een lid en de voorzitter van de Domeingroep ook op de hoogte houden. Door mee te werken aan deze richtlijn verwacht ik geen wezenlijke verandering van mijn reputatie op dit gebied. |
Geen |
Schell-Feith |
kinderarts Alrijne ziekenhuis |
Geen |
Geen |
Geen |
Snepvangers |
Kinderarts bij Rivas Zorggroep (Beatrixziekenhuis), volledige functie van kinderarts, betaald |
Geen |
Geen |
Geen |
Vermeltfoort |
Oogarts in Elkerliek ziekenhuis te Helmond |
Geen |
Takeda TAK-935-3001 en 3002 : Skyline and Skyway (LGS) study |
|
Vogelaar-Burghout |
Dermatoloog Zaans medisch centrum (0.75 FTE Dermatoloog VogelBloem (0.2 FTE) |
Lid domeingroep kinderdermatologie |
Meer expertise op het gebied van kinderen met Downsyndroom na medewerking aan deze richtlijn verwacht ik. Maar dat zal de zorg alleen maar ten goede komen. |
|
Weijerman |
Directeur, Stichting Artsen voor Kinderen |
Geen |
Geen |
Geen |
Wermeskerken, van |
Kinderarts, Flevo Ziekenhuis, Almere |
Geen
|
Ik ben als kinderarts betrokken bij de down poli in Almere |
Geen |
Wieringen, van |
kinderarts erfelijke en aangeboren aandoeningen, St. Antonius Ziekenhuis |
Geen |
Geen |
Geen |
Klankbordgroep |
||||
Coppens |
Directeur/eigenaar ProNect, werkend in opdrachten als wetenschappelijk onderzoeker, docent postacademische opleidingen, hoofdredacteur landelijk vakblad |
Geen |
Geen |
Geen |
Eck, van |
Kinderfysiotherapeut in het Amsterdam UMC |
Lid van Commissie Onderzoek en Ontwikkeling van de NVFK: (vacatievergoeding) Docent bij cursus loopproblemen bij kinderen van het NPI: betaald Gastdocent op Hogeschool Utrecht Master Kinderfysiotherapie: betaald Deskundige bij cyberpoli downsyndroom: onbetaald |
Geen |
Geen |
Eijlders |
Arts maatschappij en gezondheid. teamarts KDC;s bij Ons tweede Thuis betaald |
voorzitter cie. Zorg voor Zeldzaam AJN: onbetaald |
geen Ons Tweede Thuis is een instelling voor verstandelijk gehandicapten waaronder cliënten met Downsyndroom. Maar de financiering van het bedrijf en mij persoonlijk is onafhankelijk van de richtlijn. Vanuit de cie. Zorg voor Zeldzaam van de AJN ben ik afgevaardigd vanwege mijn expertise binnen de doelgroep kinderen met verstandelijke beperking, waaronder Down. De andere kant is dat de deelname aan de klankbordgroep dit beeld kan bevestigen. |
Geen |
Gerkes |
Klinisch geneticus in loondienst academisch ziekenhuis UMCG |
Geen |
Geen |
Geen |
Harperink-Oude Nijhuis |
Diëtist VG (in loondienst; 24 uur) De Twentse Zorgcentra Enschede |
Geen |
WUR Nut van voedingssupplementen bij kinderen met Down (2020-2021) Lid DVG (Diëtisten in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking) Lid NVD (Nederlandse vereniging van Diëtisten) |
Geen |
Kalf |
tandarts-gehandicaptenzorg bij Stichting Bijzondere Tandheelkunde, Amsterdam, loondienstverband 0,4. |
voorzitter Federatie Tandheelkundige Weenschappelijke Verenigingen FTWV onbetaald. |
Geen |
Geen |
Kasius |
PG YOUZ: Profielopleider K&J Psychiatrie, stageopleider Arts Verstandelijk Gehandicapten |
Geen |
Commissielid Kajak ( Academische werkplaat LVB) Onderzoek en Onderwijs |
Geen |
Krab |
Arts VG, VG Poli Hartekamp Groep te Heemstede/Velserbroek, loondienst. 0,2 FTE specifiek aan zorg voor mensen met genetische syndromen, binnen de Syndroompoli Hartekampgroep (o.a. voor cliënten met DS) en als lid en arts VG van de transitiepoli van het ENCORE-GRI expertise centrum Erasmus MC – Sophia Kinderziekenhuis – Hartekamp Groep. |
Lid Stuurgroep Richtlijn Ontwikkeling (SRO) van NVAVG t/m mei 2024. Onbetaald. |
Geen |
Geen |
Nijman |
Kinderuroloog n.p. |
|
|
|
Scheers |
Namens de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. Werkgever GGZ Drenthe te Assen |
consulent voor CCE, betaald |
Geen, behalve vergroten eigen kennis t.b.v. mijn werk. |
Geen |
Visscher |
Federatie Medisch Specialisten |
Neuroloog en kinderneuroloog in ziekenhuis Van Weel Bethesda, Dirklandarts GGZ Eleos |
Geen |
Geen |
Vries, de |
Coördinator Data Science (voormalig kinderarts) bij Jeroen Bosch Academie Wetenschap van het Jeroen Bosch Ziekenhuis & Bijzonder Hoogleraar bij Tranzo, TSB, Tilburg University. |
Lid Raad van Toezicht bij Het Laar (ouderenorganisatie in Tilburg) |
unPAD studie (financier: Takeda: primary unclassified antibody deficiency (heeft niet te maken met Downsyndroom) |
Geen |
Weger, de |
orthoptist en klinisch epidemioloog / onderzoeker Dondersinstituut /Radbouduniversiteit Nijmegen |
werkzaam bij Bartimeus |
Ik ben gepromoveerd op onderzoek naar de effecten van een bifocale bril bij kinderen met Downsyndroom |
Nee |
* Voorzitter
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door een afgevaardigde van Stichting Downsyndroom in de werkgroep. De conceptrichtlijn wordt tevens voor commentaar voorgelegd aan deze stichting en de eventuele aangeleverde commentaren worden bekeken en verwerkt.
Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
|
Geen financiële gevolgen |
Module beschrijft zorg die voor het overgrote deel reeds aan deze aanbeveling voldoet. |