Medische begeleiding van kinderen met downsyndroom

Initiatief: NVK Aantal modules: 48

Groei-afwijkingen bij kind met Downsyndroom

Uitgangsvraag

Op welke wijze dient er rekening te worden gehouden met het afwijkende groeipatroon dat kinderen met Downsyndroom vertonen?

Aanbeveling

Regelmatig wordt door de arts (kinderarts én jeugdarts) lengte en gewicht gemeten, en tot de leeftijd van 15 maanden ook de hoofdomtrek. De metingen worden uitgezet en beoordeeld op de specifieke groeidiagrammen voor kinderen met DS, zie aanverwant 'Groeidiagrammen’ (TNO, 2010; verkrijgbaar via www.tno.nl/groei).

 

Voor elk kind met DS zal de specifieke Target Height berekend worden, zie tabel 5 onder de kop 'Samenvatting literatuur'.

 

In de praktijk is men alert op het ontstaan van overgewicht en obesitas.

Bij elk kind met DS zal aan de hand van het BMI-diagram worden bepaald of een kind ondergewicht, normaal gewicht, overgewicht of obesitas heeft.

Zolang geen verdere gegevens beschikbaar zijn over overgewicht en obesitas bij kinderen met DS, verdient het aanbeveling bij kinderen met DS hetzelfde beleid bij overgewicht/obesitas te hanteren als in de algemene bevolking.

Overwegingen

Kinderen met DS hebben een ander groeipatroon dan kinderen uit de algemene populatie. Lengte en hoofdomtrek van kinderen met DS dienen daarom uitgezet te worden op de specifieke groeidiagrammen voor DS. Hiermee kunnen kinderen met een voor DS afwijkende groei worden opgespoord. Dit is belangrijk om bijvoorbeeld een onderliggende (bijkomende) aandoeningen – die de groei belemmeren – tijdig op te sporen. Voor het gewicht van kinderen met DS ouder dan 15 maanden worden normatieve diagrammen gebruikt, die ook voor de kinderen uit de algemene populatie gelden.

De rol van leptine secretie in het ontstaan van overgewicht bij kinderen met DS is onduidelijk. Een enkele studie toont dit aan.208 Er zijn ook studies die dezelfde leptine secretie als in de algemene populatie vinden. Ook is onduidelijk of er een oorzakelijk verband is tussen de leptine secretie en de hoge prevalentie van overgewicht onder kinderen met DS.

Over het eetpatroon van kinderen met DS is weinig bekend. Gedacht wordt dat kinderen met DS meer te eten krijgen, omdat ze dit zelf graag willen. Hier is echter geen bewijs voor.

 

Doordat bekend is dat kinderen met DS meer overgewicht hebben, zouden ouders juist meer op het eetpatroon letten en hierdoor voorkomen dat kinderen met DS meer calorieën nuttigen dan anderen.

In enkele studies is onderzocht of het basaalmetabolisme van kinderen met DS anders is dan bij kinderen uit de algemene populatie. Sommige studies vinden een lager basaalmetabolisme, echter andere studies ontkrachten dit weer. Het is niet duidelijke of dit een rol speelt in het gewichtspatroon van kinderen met DS.

Onderbouwing

  • Nederlandse kinderen met DS hebben een specifiek groeipatroon voor lengte. Ze zijn kleiner ten opzichte van de algemene Nederlandse populatie. De gemiddelde eindlengte ligt 3,0 SD onder het gemiddelde van kinderen in de algemene populatie.

  • De hoofdomtrek van Nederlandse kinderen met DS is in de leeftijd van 0-15 maanden kleiner (gemiddeld -1,8 SD) dan die van kinderen in de algemene populatie.

  • Gemiddeld heeft 25,5% van de Nederlandse jongens met DS en 32,0% van de meisjes overgewicht of obesitas, wat significant meer is dan in de algemene populatie.

Kinderen met DS hebben een afwijkend groeipatroon.198,199 Voor hen zijn specifieke referentie groeidiagrammen voor lengte, gewicht en hoofdomtrek nodig in de zorg, om de groei van de individuele kinderen juist te beoordelen.200

In 2009-2010 is een groeistudie in Nederland uitgevoerd, waarbij van 1596 Nederlandse kinderen met Trisomie 21 (geboren na 1982) groeigegevens zijn verzameld.201 In totaal zijn 24.589 metingen verzameld. Hiermee zijn nieuwe specifieke referentie groeidiagrammen gemaakt, die de huidige diagrammen van Cremers et al vervangen (zie aanverwant 'Groeidiagrammen’).199

Op basis van gezondheid zijn 4 groepen kinderen gemaakt: 1) ‘gezonde’, 2) met een milde hartafwijking, 3) met een ernstige hartafwijking, 4) met een andere chronische ziekte die de groei kan beïnvloeden. Aan de hand van deze indeling is bij het construeren van de referentiediagrammen rekening gehouden met de (bijkomende) chronische ziekten die de groei kunnen beïnvloeden.

 

Lengte

In de groeistudie bleek dat de gemiddelde groei van ‘gezonde’ kinderen met DS en de kinderen met een milde hartafwijking gelijk is. Daarom zijn de nieuwe referentie groeidiagrammen gemaakt op basis van de 3.728 lengtemetingen van de 664 kinderen uit deze 2 groepen. De eindlengte van de kinderen met DS is 163,4 cm voor jongens en 151,8 cm voor meisjes. Kinderen met DS met een ernstige hartafwijking zijn kleiner (gemiddeld -0,4 SD).

In vergelijking met de algemene Nederlandse populatie groeien de kinderen met DS langs de -2,2 SD-lijn met een afbuiging vanaf de leeftijd van 12 jaar naar -3,0 SD op 18-jarige leeftijd.202

Voor kinderen met DS is een passende berekening van de Target Height (TH) beschikbaar, zie tabel 5. De TH wordt berekend volgens de methode van Hermanussen en Cole, waarbij een correctie is toegepast voor de eindlengte van kinderen met DS.203

 

Tabel 5: Formules van de Target Heigth (TH) voor jongens en meisjes met DS

TH voor jongen met DS (cm):

41,8 + 0,328 x vaderlengte + 0,359 x moederlengte

95% TH range voor jongen met DS

[TH jongen DS – 10; TH jongen DS + 10]

TH-SD voor jongen met DS:

(TH jongen DS – 163,4) /6,2

TH voor meisje met DS (cm):

8,64 + 0,387 x vaderlengte + 0,422 x moederlengte

95% TH range voor meisje met DS

[TH meisje DS – 12; TH meisje DS + 12]

TH-SD voor meisje met DS:

(TH meisje DS – 151,8) /7,3

 

Hoofdomtrek

Specifieke Nederlandse groeidiagrammen voor hoofdomtrek zijn beschikbaar voor de leeftijd van 0-15 maanden. Ook deze zijn gebaseerd op metingen van ‘gezonde’ kinderen met DS en de kinderen met een milde hartafwijking. Bij geboorte is de hoofdomtrek van kinderen met DS gemiddeld 33 cm. In vergelijking met de algemene Nederlandse populatie is de hoofdomtrek van kinderen met DS 1,8 SD kleiner.204

 

Gewicht

De groeistudie toont dat gemiddeld 25,5% van de jongens en 32,0% van de meisjes met DS overgewicht heeft, en 4,2% van de jongens en 5,1% van de meisjes met DS heeft obesitas (gebaseerd op de internationale leeftijdsafhankelijke afkapwaarden voor overgewicht en obesitas).201,205 Al vanaf de leeftijd van 4 jaar heeft ruim een kwart van de kinderen overgewicht of obesitas. Het percentage overgewicht (inclusief obesitas) is bij kinderen met DS hoger dan in de algemene Nederlandse populatie, waar 13,3% van de jongens overgewicht of obesitas heeft en 14,9% van de meisjes.202

 

Over de oorzaken van de hogere prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen met DS is in de literatuur weinig bekend.

Een theorie betreft de aanwezigheid van leptine resistentie. Leptine is een hormoon, dat door adipocyten wordt uitgescheiden en in de hypothalamus de eetlust onderdrukt en lichaamsgewicht reguleert. Leptine is positief gecorreleerd aan het percentage lichaamsvet, wat dus betekent dat mensen met obesitas een vorm van leptine resistentie hebben.206,207

Magge et al hebben gewicht, vetmassa en leptine-levels van 35 prepuberale kinderen met DS vergeleken met 33 broers en zussen als controlegroep. Zij vonden dat naast een hogere BMI en percentage lichaamsvet, de kinderen met DS ook hogere leptine waarden hebben dan hun broers en zussen, ook na correctie voor leeftijd, geslacht, etniciteit en voor percentage lichaamsvet. De leptine waarden en het percentage lichaamsvet hadden in beide groepen een positieve correlatie, welke significant groter was bij de kinderen met DS. Dit betekent dat kinderen met DS een hogere leptine secretie hebben bij een bepaald percentage lichaamsvet, dan hun broers en zussen. De oorzaak hiervan is onbekend.208

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 12-10-2011

Laatst geautoriseerd  : 12-10-2011

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2017

Herziening

De landelijke regie voor de implementatie en borging van het traject richtlijnen ligt bij de sectie EAA van de NVK. In principe heeft de richtlijn een geldigheidsduur van vijf jaar. Uiterlijk in 2016 wordt bepaald of actualisering noodzakelijk is. De geldigheid van deze richtlijn verloopt eerder indien resultaten uit wetenschappelijk onderzoek of nieuwe ontwikkelingen een eerdere aanpassing vereisen.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde

Algemene gegevens

Voor de ontwikkeling van deze richtlijn is financiering verkregen van ZorgOnderzoek Nederland Medische Wetenschappen (ZonMw projectnummer 150020031). De registratie Downsyndroom binnen het Nederlands SignaleringsCentrum Kindergeneeskunde (NSCK) is van 2003 tot 2008 gefinancieerd door de Stichting Liberty en Stichting Artsen voor Kinderen, en vanaf 2008 door Stichting Kinderen Kankervrij en Stichting Sophia BV.

Doel en doelgroep

Doel

Bestaande (internationale) richtlijnen voor kinderen met DS blijken niet ontwikkeld volgens de methode van evidence-based richtlijnontwikkeling (EBRO) (CBO 2007). De basis voor de hier gepresenteerde vernieuwing van de leidraad is een samenvatting van het beschikbare bewijs in de wetenschappelijke literatuur. Op basis daarvan zijn de nieuwe aanbevelingen geformuleerd voor de praktijk. In deze richtlijn wordt uitgegaan van levend geboren kinderen met DS; de prenatale zorg blijft buiten beschouwing. Bij de ontwikkeling van de richtlijn is rekening gehouden met het patiëntenperspectief. Het eindproduct bestaat uit een hoofdtekst en een samenvatting. Tevens is een boek voor ouders verschenen, met de globale informatie uit de richtlijn. 6

 

Doelgroep

Het is primair een richtlijn voor kinderartsen. Daarnaast zijn de aanbevelingen ook gericht op alle andere zorgverleners die betrokken zijn bij de zorg voor kinderen met DS:

  • Artsen voor verstandelijk gehandicapten
  • Audiologen
  • Cardiologen
  • Dermatologen
  • Ergotherapeuten
  • Fysiotherapeuten
  • Gynaecologen
  • Huisartsen
  • JGZ-team
  • Klinisch genetici
  • KNO-artsen
  • Logopedisten
  • Mondhygiënisten 
  • Neurologen
  • Oogartsen
  • Orthodontisten
  • Orthopeden
  • Orthoptisten
  • Pedagogen
  • Psychiaters
  • Psychologen
  • Revalidatieartsen
  • Tandartsen
  • Urologen
  • Verloskundigen

 

Samenstelling werkgroep

Kernredactie

 

 

naam

functie

instelling

Drs. R. Borstlap

Kinderarts np

Stichting Downsyndroom, Meppel

(tot 01-10-2009)

Drs. H.B.M. van Gameren-Oosterom

Arts

TNO, Leiden

Dr. C. Lincke

Kinderarts EAA, voorzitter SEAA

Maasstadziekenhuis, Rotterdam

Drs. M.E. Weijerman

Kinderarts, secretaris werkgroep DS

Rijnland ziekenhuis, Leiderdorp

Drs. H. van Wieringen

Kinderarts EAA, secretaris SEAA

St. Antonius Ziekenhuis, Utrecht

Dr. J.P. van Wouwe

Kinderarts EAA, voorzitter werkgroep DS

TNO, Leiden

 

 

 

Auteurs, lid van de werkgroep

 

naam

functie

instelling

Dr. W.E.A. Bolz

Kinderarts

Elkerliek Ziekenhuis, Helmond

Drs. R. Borstlap

Kinderarts np

Stichting Downsyndroom, Meppel

Dr. A.M.W. Coppus

Arts voor verstandelijk gehandicapten, epidemioloog

Elkerliek Ziekenhuis, Helmond

Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam

Drs. F.P.J. Dikken

Kinderarts

Gelre Ziekenhuizen, Zutphen

Dr. P. van Dommelen

Statisticus

TNO, Leiden

Drs. M.E. Doornbos

Kinderarts

Albert Schweitzer Ziekenhuis, Dordrecht

Drs. H.B.M. van Gameren-Oosterom

Arts

TNO, Leiden

Drs. E. van Hoorn

Arts Maatschappij en Gezondheid

GGD Zaanstreek-Waterland, Zaandam

Drs. K.C. Noz

Dermatoloog

Franciscus Ziekenhuis, Roosendaal

Stichting Downsyndroom, Meppel

Drs. L. Siderius

Kinderarts EAA

Loosdrecht

Dr. E. de Vries

Kinderarts-infectioloog/ immunoloog

Jeroen Bosch Ziekenhuis, ’s Hertogenbosch

Drs. A.M. van Wermeskerken

Kinderarts

Flevoziekenhuis, Almere

Drs. M.E. Weijerman

Kinderarts

Rijnland ziekenhuis, Leiderdorp

Drs. H. van Wieringen

Kinderarts EAA

St. Antonius Ziekenhuis, Utrecht

 

 

 

Overige auteurs

 

 

naam

functie

instelling

Drs. M. Blink

Arts

Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam

Dr. F.N. Boonstra

Oogarts

Bartiméus

E. Brunsveld

Logopedist

De Speeldoos, Stichting Zozijn, Zutphen

Drs. G. de Graaf

Pedagoog

Stichting Downsyndroom, Meppel

Drs. E.M. Ongkosuwito

Orthodontist

Erasmus Medisch Centrum, Sophia kinderziekenhuis, Rotterdam

Dr. W. Reuland-Bosma

Tandarts gehandicapten zorg

Centrum Bijzondere Tandheelkunde Rijnmond, Rotterdam

Dr. J. Slooff-Kool

Oogarts

Vlietland Ziekenhuis Schiedam; Albert Schweitzer Ziekenhuis, Dordrecht

Dr. A.S.P. van Trotsenburg

Kinderarts-endocrinoloog

Academisch Medisch Centrum, Emma Kinderziekenhuis, Amsterdam

C. de Weger-Zijlstra, MSc

Orthoptist

Bartiméus

Dr. C.M. Zwaan

Kinderarts hematoloog/oncoloog

Erasmus Medisch Centrum, Sophia kinderziekenhuis, Rotterdam

 

Overige leden van de werkgroep

 

naam

functie

instelling

Drs. W.A. Avis

Kinderarts

Ziekenhuis Gelderse Vallei, Ede

Drs. L.A. Bok

Kinderarts EAA

Maxima Medisch Centrum, Veldhoven

Drs. C.J.M. Broers

Kinderarts EAA

VU Medisch Centrum, Amsterdam

Drs. S.C. Elkerbout

Kinderarts

Rijnland Ziekenhuis, Leiderdorp

Drs. W. Goudsmit-Meijer

Kinderarts

BovenIJ Ziekenhuis, Amsterdam

Dr. P.H.G. Hogeman

Kinderarts

Meander Medisch Centrum, Amersfoort

Drs. J.N. Jansen

Kinderarts

Ziekenhuis Lievensberg, Bergen op Zoom

Drs. A.C.M. van Kessel

Kinderarts

N.H. Diaconnessen inrichting, Meppel

Dr. C. Lincke

Kinderarts EAA

Maasstadziekenhuis, Rotterdam

Drs. K.M.E.J. Oberndorff

Kinderarts

Maasland ziekenhuis, Sittard

Prof. dr. A.M. Oudesluys-Murphy

Kinderarts sociale pediatrie

Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden

Drs. A.W.M. Rupert

Kinderarts

St. Antonius Ziekenhuis, Utrecht

J.M. Snel

Projectleider MEE

MEE Midden-Holland, Gouda

Drs. A.C.J.M. van der Velden

Kinderarts sociale pediatrie

Ziekenhuis Franciscus, Roosendaal

Dr. H. van Wieringen

Kinderarts EAA

St. Antonius Ziekenhuis, Utrecht

Drs. P.H.T. van Zwieten

Kinderarts

HagaZiekenhuis, Juliana Kinderziekenhuis, Den Haag

 

 

 

Adviseurs

 

 

Naam

functie

instelling

Prof. Dr. S. van der Baan

KNO-arts

Academisch Medisch Centrum, Amsterdam

J. Boomgaart

Kinderfysiotherapeut

HagaZiekenhuis, Juliana Kinderziekenhuis, Den Haag

Dr. Ir. A.J. Bosman

Klinisch-fysicus/audioloog

Audiologisch Centrum UMC St Radboud, Nijmegen

Dr. K.P.J. Braun

Kinderneuroloog

Universitair Medisch Centrum Utrecht

W. Busweiler

Kinderfysiotherapeut

VU Medisch Centrum, Amsterdam

M. van Gijn-Huyssen van Kattendijke

Kinderfysiotherapeut

HagaZiekenhuis, Juliana Kinderziekenhuis, Den Haag

R. Hordijk

Klinisch geneticus

Universitair Medisch Centrum, Groningen

M. Kok

Kinderfysiotherapeut

HagaZiekenhuis, Juliana Kinderziekenhuis, Den Haag

Mw. dr. A. Meuwese-Jongejeugd

Programmacoordinator Neonatale Gehoorscreening

Centrum voor Bevolkinsonderzoek, RIVM

Dr. J. Nicolai

Kinderneuroloog

Maastricht UMC+, Maastricht

J.E.H. Pruijs

Kinderorthopeed

Universitair Medsich Centrum Utrecht, Wilhelmina kinderziekenhuis, Utrecht

Dr. T. Sas

Kinderarts-endocrinoloog

Albert Schweitzer Ziekenhuis, Dordrecht

T. Schreers

Kinder- en jeugdpsychiater

Accare; Universitair Medisch Centrum, Groningen

Domeingroep Kinderdermatologie van de Nederlandse Vereniging van Dermatologie en Venereologie (NVDV)

Inbreng patiëntenperspectief

Bij de ontwikkeling van de richtlijn is rekening gehouden met het patiëntenperspectief. Bij de vaststelling van het onderdeel over begeleiding en sociale aspecten heeft de ouderorganisatie Stichting Downsyndroom (SDS) een belangrijke rol gespeeld.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is geprobeerd rekening te houden met de implementatie van de richtlijn. Daarbij werd expliciet gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de multidisciplinaire samenstelling van de kernredactie en de werkgroep DS. Op deze manier is een richtlijn ontwikkeld die antwoord geeft op vragen die in het veld leven.

 

De richtlijn wordt geplaatst op de website van de SEAA van de NVK. Het boek voor ouders met de informatie uit de richtlijn is september 2010 verschenen bij Artsen voor Kinderen.6

Werkwijze

In de eerste kernredactievergadering zijn de belangrijkste punten voor vernieuwing besproken. Gedurende de visitaties door de NVK van de afdelingen kindergeneeskunde is het gebruik van de leidraad van 1998 standaard getoetst. Knelpunten zijn daarbij niet gerapporteerd; de afgelopen jaren hebben zich geen praktische problemen voorgedaan bij het toepassen van de aanbevelingen zoals in de leidraad van 1998 genoemd.

Bij de eerste kernredactievergadering zijn de kerndoelen van de nieuwe richtlijn in concept vastgesteld. Deze zijn schriftelijk voorgelegd aan de adviesgroepleden. Naar aanleiding van de commentaren heeft bijstelling plaatsgevonden en zijn de uitgangsvragen definitief vastgesteld. De conceptteksten van de vernieuwde richtlijn zijn opgesteld in nauwe samenwerking met deskundigen uit verschillende specialismen als adviseurs. De commentaren zijn verwerkt en over details heeft nog nader overleg plaatsgevonden met enkele experts. Ten slotte is de definitieve tekst opgesteld en voorgelegd aan de leden van de werkgroep DS in een commentaarronde.

 

Commentaarfase, autorisatie en publicatie

De conceptrichtlijn wordt ter becommentariëring voorgelegd aan het bestuur van de SEAA van de NVK. De richtlijn wordt geplaatst op de website van de SEAA van de NVK. Het boek voor ouders met de informatie uit de richtlijn is september 2010 verschenen bij Artsen voor Kinderen.6

 

Implementatie

In verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is geprobeerd rekening te houden met de implementatie van de richtlijn. Daarbij werd expliciet gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de multidisciplinaire samenstelling van de kernredactie en de werkgroep DS. Op deze manier is een richtlijn ontwikkeld die antwoord geeft op vragen die in het veld leven.

 

Leeswijzer

De richtlijn bestaat uit een hoofdtekst en een samenvatting. De hoofdtekst bevat naast inleiding en verantwoording, uiteenzettingen per onderwerp waarin de huidige kennis en daaruit voortvloeiende aanbevelingen staan vermeld. In de bijlagen vindt u naast achtergrondinformatie, overzichten van de gebruikte afkortingen en literatuur. De samenvatting bevat een korte introductie per onderwerp en alle aanbevelingen voor de dagelijkse praktijk.

De richtlijn valt uiteen in drie onderdelen: A – Begeleiding en sociale aspecten, B – Medische aandachtspunten binnen de kindergeneeskunde, en C – Medische aandachtspunten binnen andere specialismen. Daarnaast is een overzicht gegeven van de contactmomenten en screeningen. 

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Onderdeel C - Medische aandachtspunten (andere specialismen)