Medische begeleiding van kinderen met downsyndroom

Initiatief: NVK Aantal modules: 48

Antibioticaprofylaxe voor recidiverende luchtweginfecties bij kinderen met downsyndroom

Uitgangsvraag

Wat is de effectiviteit van antibioticaprofylaxe voor recidiverende luchtweginfecties bij kinderen met downsyndroom?

Aanbeveling

De werkgroep heeft geen unanieme mening over het nut van voorschrijven van antibioticaprofylaxe bij recidiverende luchtweginfecties bij kinderen met downsyndroom. Er is geen onderzoek naar effectiviteit van antibioticaprofylaxe. Mocht voor antibioticaprofylaxe gekozen worden, dan dienen de volgende aspecten in acht te worden genomen:

 

Alleen als sprake is van recidiverende of langdurig voortdurende luchtweginfecties, die een negatief effect hebben op het welzijn van het kind of zijn/haar ontwikkeling zou dit overwogen kunnen worden. Daarbij is het van belang dat:

  • onderliggende KNO-pathologie is uitgesloten;
  • het ontbreken van bewijs en de mogelijk optredende bijwerkingen expliciet met de ouders worden besproken;
  • het effect na 4-6 weken wordt geëvalueerd. Behandeling wordt gestaakt indien het gewenste effect niet is bereikt;
  • dit bij voorkeur voor de winterperiode is, gezien er dan de hoogste infectiedruk is.

De behandeling van voorkeur is cotrimoxazol.

Overwegingen

Kwaliteit van het bewijs

Het effect van antibioticaprofylaxe ter voorkoming van luchtweginfecties bij kinderen met downsyndroom is niet onderzocht. Evenmin waren er andere studies die richting kunnen geven aan de besluitvorming bij deze vraag. De NVK heeft recent als een van de 10 kennishiaten uit de kennisagenda NVK 2020 tot 2023 gedefinieerd: wat is het effect van antibioticaprofylaxe bij kinderen met ernstige meervoudige beperkingen op de frequentie en ernst van luchtweginfecties?

 

Bij kinderen specifiek met downsyndroom wordt een hogere incidentie van luchtweginfecties gevonden (McDowell, 2011; Weijerman, 2011; Weijerman, 2010). Eén van de oorzaken van de verhoogde incidentie van bovenste luchtweginfecties is een anatomisch nauwere gehoorgang, waardoor er een verhoogd risico is op zowel een otitis media acuta als een otitis media externa. De richtlijn otitis media bij kinderen in de tweede lijn geeft aan dat het opvallend is dat deze patiëntengroep in systematische reviews naar OME en OMA vrijwel altijd wordt geëxcludeerd. Men moet daarom voorzichtig zijn met extrapolatie van adviezen uit deze richtlijn naar kinderen met downsyndroom. De verhoogde incidentie van lagere luchtweginfecties bij downsyndroom wordt beïnvloed door het vaker voorkomen van luchtweg malacie, maar ook andere anatomische afwijkingen en de hypotonie. Tenslotte is de incidentie van immuunafwijkingen hoger bij kinderen met downsyndroom (McDowell, 2011; Weijerman, 2011; Weijerman, 2010). Aanvullend onderzoek in deze patiëntengroep toont vaker kwantitatieve en kwalitatieve afwijkingen van T- en B-cellen en gestoorde chemotaxis, dan in de populatie gezonde kinderen. (Bloemers, 2010; Broers, 2012; Kusters, 2012; Kusters, 2013; McDowell, 2011; Verstegen, 2014; Weijerman, 2011; Weijerman, 2010).

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en hun verzorgers)

Nadelen van het gebruik van antibioticaprofylaxe bij recidiverende luchtweginfecties kunnen bijwerkingen zijn, zoals diarree, oppervlakkige gist- en schimmelinfecties en afhankelijk van het gekozen middel andere bijwerkingen. Daarnaast kan veelvuldig antibioticagebruik leiden tot toegenomen resistentieontwikkeling in de populatie.

 

Daarnaast is het onduidelijk wat het effect van antibioticum profylaxe zou kunnen hebben op het zich ontwikkelend microbioom.

 

Het is daarom raadzaam terughoudend te zijn met antibiotica.

 

Anderzijds hebben sommige kinderen/ouders en de bij hen betrokken kinderartsen de indruk, dat een periode profylactisch antibiotica een positieve invloed heeft. Het kind lijkt minder of minder ernstige met name bovenste luchtweginfecties te krijgen. Minder infecties heeft, zo lijkt het, een positief effect op de ontwikkeling van het jonge kind en op ziekteverzuim later op school.

 

Kosten (middelenbeslag)

De kosten van het meest gebruikte profylactisch antibioticum (cotrimoxazol) zijn beperkt.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

Gegeven de ontbrekende kennis blijft het al dan niet voorschrijven van profylactische antibiotica een individuele keuze, die ouders en kinderarts in gezamenlijk overleg moeten maken. Eventueel kan in deze besluitvorming een andere specialist, zoals de KNO-arts, betrokken worden.

Onderbouwing

Gedurende de eerste 5 levensjaren krijgen 15 tot 20% van de kinderen met downsyndroom terugkerende luchtweginfecties, dat betekent meer dan 6 tot 8 episodes per jaar. Dit betreft meestal een infectie in de bovenste luchtwegen, maar ook in 10 tot 30% de onderste luchtwegen (Schaad, 2016). Kinderen met downsyndroom hebben ten opzichte van kinderen zonder downsyndroom vooral in de eerste levensjaren meer luchtweginfecties en KNO-klachten (McDowell, 2011; Weijerman, 2011; Weijerman, 2010). We gaan ervan uit dat dat komt, doordat de luchtwegen nauwer zijn en er vaker anatomische afwijkingen zijn, zowel craniofaciaal als van de longen. Ook hypotonie en een afwijkende immunologische afweer is een risico voor het ontstaan van virale en bacteriële infecties. Het is de vraag of het zinvol is om een langdurige antibioticumkuur te geven om de frequentie van deze infectieperiodes te verminderen en milder te laten verlopen, gedurende een periode van bijvoorbeeld drie tot zes maanden in najaar en winter, als de infectiedruk hoog is.

-

GRADE

The risk of recurrent respiratory tract infections when using no antibiotic prophylaxis, compared to using antibiotic prophylaxis, in children with Down syndrome is unknown. There were no studies addressing the association between antibiotic prophylaxis in children with Down syndrome and the number of respiratory tract infections.

 

-

GRADE

The risk of emergency hospital visits due to recurrent respiratory tract infections when using no antibiotic prophylaxis, compared to using antibiotic prophylaxis, in children with Down syndrome is unknown. There were no studies addressing the association between antibiotic prophylaxis in children with Down syndrome and the number of emergency hospital visits due to respiratory tract infections.

 

-

GRADE

The risk of hospital admissions due to recurrent respiratory tract infections when using no antibiotic prophylaxis, compared to using antibiotic prophylaxis, in children with Down syndrome is unknown. There were no studies addressing the association between antibiotic prophylaxis in children with Down syndrome and the number of hospital admissions due to respiratory tract infections.

There were no studies addressing the association between antibiotic prophylaxis in children with Down syndrome and the outcome measures “number of respiratory tract infections”, “number of emergency hospital visits”, and “number of hospital admissions”.

 

Level of evidence of the literature

Due to the absence of relevant studies, the level of evidence for the outcome measures “number of respiratory tract infections”, “number of emergency hospital visits” and “number of hospital admissions” could not be assessed.

A systematic review of the literature was performed to answer the following question:

P: children with Down syndrome;

I: antibiotic prophylaxis;

C: no antibiotic prophylaxis;

O: recurrent respiratory tract infections.

 

Relevant outcome measures

The guideline development group considered the number of respiratory tract infections, the number of emergency hospital visits due to respiratory infections, the number of hospital admissions due to respiratory infections as critical outcome measures for decision making.

 

Search and select (Methods)

The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until September 11th 2019. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 60 hits. Studies were selected based on the following criteria: systematic reviews and meta-analyses, randomized controlled trials (RCTs) and comparative observational studies, investigating the number of respiratory tract infections, the number of emergency hospital visits and the number of hospital admissions in children with Down syndrome, aged under 18 years, who received antibiotic prophylaxis, as compared to children with Down syndrome who did not receive antibiotic prophylaxis. After reading title and abstracts, no studies were included.

 

Results

The systematic literature search returned no studies investigating antibiotic prophylaxis in children with Down syndrome that addressed the crucial outcome measures.

  1. Bloemers, B. L., Broers, C. J., Bont, L., Weijerman, M. E., Gemke, R. J., & van Furth, A. M. (2010). Increased risk of respiratory tract infections in children with Down syndrome: the consequence of an altered immune system. Microbes and infection, 12(11), 799–808. https://doi.org/10.1016/j.micinf.2010.05.007
  2. Broers, C. J., Gemke, R. J., Weijerman, M. E., Kuik, D. J., van Hoogstraten, I. M., & van Furth, A. M. (2012). Frequency of lower respiratory tract infections in relation to adaptive immunity in children with Down syndrome compared to their healthy siblings. Acta paediatrica (Oslo, Norway: 1992), 101(8), 862–867. https://doi.org/10.1111/j.1651-2227.2012.02696.x.
  3. Kusters, M. A., Manders, N. C., de Jong, B. A., van Hout, R. W., Rijkers, G. T., & de Vries, E. (2013). Functionality of the pneumococcal antibody response in Down syndrome subjects. Vaccine, 31(52), 6261–6265. https://doi.org/10.1016/j.vaccine.2013.09.070.
  4. Kusters, M. A., Bok, V. L., Bolz, W. E., Huijskens, E. G., Peeters, M. F., & de Vries, E. (2012). Influenza A/H1N1 vaccination response is inadequate in down syndrome children when the latest cut-off values are used. The Pediatric infectious disease journal, 31(12), 1284–1285. https://doi.org/10.1097/INF.0b013e3182737410
  5. McDowell, K. M., & Craven, D. I. (2011). Pulmonary complications of Down syndrome during childhood. The Journal of pediatrics, 158(2), 319–325. https://doi.org/10.1016/j.jpeds.2010.07.023.
  6. Schaad, U. B., Esposito, S., Razi, C. H. (2016). Diagnosis and management of recurrent respiratory tract infections in children: a practical guide. Arch Pediatr Infect Dis 4(1):e31039.
  7. Verstegen, R., Driessen, G. J., Bartol, S., van Noesel, C., Boon, L., van der Burg, M., van Dongen, J., de Vries, E., & van Zelm, M. C. (2014). Defective B-cell memory in patients with Down syndrome. The Journal of allergy and clinical immunology, 134(6), 1346–1353.e9. https://doi.org/10.1016/j.jaci.2014.07.015.
  8. Weijerman, M. E., Brand, P. L., van Furth, M. A., Broers, C. J., & Gemke, R. J. (2011). Recurrent wheeze in children with Down syndrome: is it asthma?. Acta paediatrica (Oslo, Norway: 1992), 100(11), e194–e197. https://doi.org/10.1111/j.1651-2227.2011.02367.x.
  9. Weijerman, M. E., & de Winter, J. P. (2010). Clinical practice. The care of children with Down syndrome. European journal of pediatrics, 169(12), 1445–1452. https://doi.org/10.1007/s00431-010-1253-0.

Table of excluded studies

Author and year

 

Reason for exclusion

Allen

2019

Does not fit the PICO

Antonelli

2008

Does not fit the PICO

Beckhaus

2018

Does not fit the PICO

Bloemers

2007

Does not fit the PICO

Bluestone

2004

Does not fit the PICO

Boonacker

2014

Does not fit the PICO

Bradshaw

2018

Does not fit the PICO

Brady

2014

Does not fit the PICO

Cardenas

2005

Does not fit the PICO

Czeizel

2006

Does not fit the PICO

Davis

2014

Does not fit the PICO

De Ru

2010

Does not fit the PICO

Galleguillos

2016

Does not fit the PICO

Hafeez

2007

Does not fit the PICO

Hassler

2016

Does not fit the PICO

Homaira

2014

Does not fit the PICO

Hon

2013

Does not fit the PICO

Jastaniah

2018

Does not fit the PICO

Jenkins

2007

Does not fit the PICO

Kabbani

2016

Does not fit the PICO

Kadioglu

2006

Does not fit the PICO

Kashiwagi

2018

Does not fit the PICO

La Mantia

1999

Does not fit the PICO

Lehrnbecher

2004

Does not fit the PICO

Luna

2019

Does not fit the PICO

Luna

2018

Does not fit the PICO

Manzoni

2017

Does not fit the PICO

Manzoni

2012

Does not fit the PICO

Maw

2013

Does not fit the PICO

Medrano

2007

Does not fit the PICO

Mirra

2018

Does not fit the PICO

Mitchell

2019

Does not fit the PICO

Mitra

2018

Does not fit the PICO

Morais

2012

Does not fit the PICO

Muwakkit

2012

Does not fit the PICO

Paes

2011

Does not fit the PICO

Paes

2012

Does not fit the PICO

Paes

2014

Does not fit the PICO

Resch

2014

Does not fit the PICO

Riboldi

2009

Does not fit the PICO

Sánchez-Luna

2017

Does not fit the PICO

Saczewski

2009

Does not fit the PICO

Schatoré

2016

Does not fit the PICO

Seckin

2018

Does not fit the PICO

Sideri

2011

Does not fit the PICO

Simões

2018

Does not fit the PICO

Simon

2018

Does not fit the PICO

Sommer

2011

Does not fit the PICO

Suljeviç

2012

Does not fit the PICO

O'Sullivan

2019

Does not fit the PICO

Tebruegge

2009

Does not fit the PICO

Tulloh

2017

Does not fit the PICO

Uffmann

2017

Does not fit the PICO

Van Beek

2013

Does not fit the PICO

Van Trotsenburg

2006

Does not fit the PICO

Wong

2014

Does not fit the PICO

Yi

2014

Does not fit the PICO

Zengin

2017

Does not fit the PICO

Zhang

2013

Does not fit the PICO

Zuccotti

2013

Does not fit the PICO

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 10-11-2021

Laatst geautoriseerd  : 10-11-2021

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2027

Module

Regiehouder(s)

Jaar van autorisatie

Eerstvolgende beoordeling actualiteit richtlijn

Frequentie van beoordeling op actualiteit

Wie houdt er toezicht op actualiteit

Relevante factoren voor wijzigingen in aanbeveling

Recidiverende infecties

NVK

2020

2022

2-jaarlijks

NVK

Actualiteit, nieuwe studies

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Verstandelijk Gehandicapten
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Stichting Downsyndroom

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

 

De richtlijn is ontwikkeld in samenwerking met:

  • Nederlands Oogheelkundig Gezelschap
  • Nederlandse Orthopaedische Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie
  • Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland
  • AJN Jeugdartsen Nederland
  • Nederlands Instituut van Psychologen
  • Nederlandse Vereniging van Diëtisten
  • Ergotherapie Nederland

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2019 een werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van kinderartsen, de Stichting Downsyndroom en een arts voor Verstandelijk Gehandicapten. Omdat de richtlijn een breed scala van onderwerpen betreft, is bij de ontwikkeling van de richtlijnmodules samengewerkt met een meeleesgroep en zijn conceptteksten voorgelegd aan een klankbordgroep, voorafgaand aan de reguliere commentaarfase.

 

Werkgroep

  • Dr. M.E. Weijerman, kinderarts, NVK
  • Drs. H. van Wieringen, kinderarts-EAA, NVK
  • Dr. H.B.M. van Gameren - Oosterom, kinderarts, NVK
  • Drs. A.M. van Wermeskerken, kinderarts, NVK
  • Dr. A.M.W. Coppus, arts voor verstandelijk gehandicapten, NVAVG
  • Drs. R.D. Lamberts, directeur Stichting Downsyndroom

 

Samenstelling klankbordgroep

  • Dr. P.B.J. Vermeltfoort, oogarts, NOG
  • Drs. K.C. Noz, dermatoloog, NVDV
  • M. de Ruiter, stafverpleegkundige jeugdgezondheidszorg, V&VN
  • F. Visscher, (kinder)neuroloog, NVN
  • Dr. I.H. Linskens, gynaecoloog, NVOG
  • Drs. J.H.J.M. Bessems, kinderorthopeed, (NOV)
  • K. Vermeulen, kinder- en jeugdpsychiater, NVvP
  • N. Schulpen, psycholoog, NIP
  • T.M.C. Harperink-Oude Nijhuis, diëtist, NVD
  • L. Isbouts, kinderarts, NVK
  • C.M. Holweg-Brummelhuis, ergotherapeut, Ergotherapie Nederland
  • Dr. R.H. Free, KNO-arts, NVKNO

 

Met medewerking van

Schrijversgroep (naast werkgroep)

  • Drs. J.H.J.M. Bessems, kinderorthopeed
  • Dr. J.E.H. Bunt, kinderarts-neonatoloog
  • Dr. D. Caudri, kinderlongarts
  • Dr. B.F. Goemans, kinderoncoloog
  • Drs. C.M. Salvatore, kindergynaecoloog
  • Dr. D.A.C.M. Snepvangers, kinderarts

 

Meeleesgroep

  • Dr. L.A. Bok, kinderarts-EAA
  • Dr. R. Cuperus, kinderarts
  • Drs. F.P.J. Dikken, kinderarts
  • Dr. J. de Goede, kinderarts
  • I. de Haan, ergotherapeut
  • Drs. G. Janssen, kinderarts
  • Dr. M. Klaassens, kinderarts-EAA
  • Dr. A.M.H. Korver, kinderneuroloog
  • Dr. S.A. de Man, kinderarts
  • Dr. A. Meißner, uroloog
  • Drs. K.C. Noz, dermatoloog
  • Dr. R.N. van der Plas, kinderarts
  • Drs. J. Potjewijd, kinderarts
  • Drs. S.L. Quaak, Jeugdarts
  • Drs. V. Roelfsema, kinderarts-kinderneuroloog
  • Drs. M. Ruige, kinderarts
  • J.A.J. Spies, logopedist
  • Drs. M. Spijkers, jeugdarts
  • Dr. A.S.P. Trotsenburg, kinderarts
  • Prof. dr. E. de Vries, kinderarts-immunoloog
  • C. de Weger-Zijlstra, orthoptist

 

Met ondersteuning van

  • Drs. E. van Dorp, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Drs. Kortlever-van der Spek, junior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. M. Moret-Hartman, senior-adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (tot 1-6-2021)
  • Drs. N. Verheijen, senior-adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

 

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Coppus

Arts voor Verstandelijk Gehandicapten (AVG); werkzaam bij Dichterbij.

Omvang functie 100%, waarvan 30% gedetacheerd als onderzoeker bij Radboud UMC, afdeling Eerstelijns geneeskunde, Geneeskunde voor mensen met een verstandelijke beperking

"AVG werkzaam vanuit Stichting ORO (organisatie van polikliniek voor volwassenen met downsyndroom), Elkerliek ziekenhuis, 10% dienstverband

AVG werkzaam voor het CCE (Centrum voor consultatie en Expertise), als ZZP 'er wisselend aantal uren"

Geen

Geen

Gameren van-Oosterom

Kinderarts, Groene Hart Ziekenhuis, Gouda

Geen

Geen

Geen

Lamberts

Directeur stichting Downsyndroom

Geen

Geen

Geen

Weijerman

Kinderarts en RVE voorzitter Kindergeneeskunde Alrijne ziekenhuis Leiderdorp.

Kinderarts voor kinderen met downsyndroom, in het Down Centrum (West-) Nederland (DCN) een samenwerking van het Alrijne ziekenhuis Leiderdorp en het Amsterdam UMC, locatie VUmc.

Het DCN is een door NVU gecertificeerd expertisecentrum voor kinderen met downsyndroom. "

Geen

Coördinator en deskundige van de multidisciplinaire Down poli Alrijne ziekenhuis, ook in samenwerking met DCN.

Schrijver van medische artikelen over downsyndroom (zie PubMed).

Co-promotor dissertatie Amsterdam UMC over downsyndroom.

Spreker op verschillende symposia over downsyndroom in verband met expertise.

Geen

Wermeskerken van

Algemeen kinderarts in Flevoziekenhuis/De kinderkliniek, Almere

Coördinator Downteam Almere

Secretaris commissie richtlijnen en indicatoren NVK: onbetaald

Tot sep 2018 lokale hoofdonderzoeker STRAP studie (sponsor is onafhankelijk instituut), Erasmus in deze studie werd het effect van een algoritme op vermindering antibiotica voorschriften onderzocht. Betaald per inclusie. Beraming is gebruikt voor betaling arts-assistenten geen persoonlijke betaling

Geen

Wieringen van

Kinderarts erfelijke en aangeboren aandoeningen, 0,75 fte

Medisch manager 0, 1 fte

Werkgever: St. Antonius Ziekenhuis Utrecht/Nieuwgein

0- aanstelling bij Medische Genetica, UMC Utrecht

(Multidisciplinair patiëntenoverleg, regionaal zorgpad, ontwikkeling samenwerkingsverbanden).

Geen

Geen

Inbreng patiëntenperspectief

Een afgevaardigde van de Stichting Downsyndroom was lid van de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Stichting Downsyndroom.

 

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de WKKGZ

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module 1 Algemene ontwikkeling

 

Geen substantiële financiële gevolgen

De richtlijnmodule is getoetst op financiële gevolgen. Hieruit volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn en daarom geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module 2 Spraaktaalmethodes/ ondersteunende communicatie

 

Geen substantiële financiële gevolgen

De richtlijnmodule is getoetst op financiële gevolgen. Hieruit volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn en daarom geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module 3 Slaappatroon

 

Geen substantiële financiële gevolgen

De richtlijnmodule is getoetst op financiële gevolgen. Hieruit volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn en daarom geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module 4 Behandeling van slaapstoornissen

 

Geen substantiële financiële gevolgen

De richtlijnmodule is getoetst op financiële gevolgen. Hieruit volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn en daarom geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module 5 Diagnostiek van slaapstoornissen

 

Geen substantiële financiële gevolgen

De richtlijnmodule is getoetst op financiële gevolgen. Hieruit volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn en daarom geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module 6 RSV-profylaxe

 

Geen substantiële financiële gevolgen

De richtlijnmodule is getoetst op financiële gevolgen. Hieruit volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn en daarom geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module 7 Antibioticaprofylaxe voor recidiverende luchtweginfecties

 

Geen substantiële financiële gevolgen

De richtlijnmodule is getoetst op financiële gevolgen. Hieruit volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn en daarom geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module 8 Screenen op TMD en leukemie

 

Geen substantiële financiële gevolgen

De richtlijnmodule is getoetst op financiële gevolgen. Hieruit volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn en daarom geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module 9 Voorspellende waarde anti-TPO

 

Geen substantiële financiële gevolgen

De richtlijnmodule is getoetst op financiële gevolgen. Hieruit volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn en daarom geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module 10 Beleid bij geïsoleerde TSH-verhoging

 

Geen substantiële financiële gevolgen

De richtlijnmodule is getoetst op financiële gevolgen. Hieruit volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn en daarom geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module 11 Energiebehoefte

 

Geen substantiële financiële gevolgen

De richtlijnmodule is getoetst op financiële gevolgen. Hieruit volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn en daarom geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module 12 Vruchtbaarheid

 

Geen substantiële financiële gevolgen

De richtlijnmodule is getoetst op financiële gevolgen. Hieruit volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn en daarom geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module 13 Anticonceptie

 

Geen substantiële financiële gevolgen

De richtlijnmodule is getoetst op financiële gevolgen. Hieruit volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn en daarom geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module 14 Screenen op orthopedische afwijkingen

 

Geen substantiële financiële gevolgen

De richtlijnmodule is getoetst op financiële gevolgen. Hieruit volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn en daarom geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module 15 Behandeling van orthopedische afwijkingen

 

Geen substantiële financiële gevolgen

De richtlijnmodule is getoetst op financiële gevolgen. Hieruit volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn en daarom geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module 16 Screenen op testiskanker

 

Geen substantiële financiële gevolgen

De richtlijnmodule is getoetst op financiële gevolgen. Hieruit volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn en daarom geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Module 17 Urologische en nefrologische afwijkingen

 

Geen substantiële financiële gevolgen

De richtlijnmodule is getoetst op financiële gevolgen. Hieruit volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn en daarom geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor kinderen met downsyndroom. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door kinderartsen, een jeugdarts, dermatoloog, orthoptist, oogarts en een verpleegkundig specialist tijdens een Invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen in de bijlagen.

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur en de beoordeling van de risk-of-bias van de individuele studies is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello, 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE-methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE-gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule zijn voorafgaand aan de commentaarfase voorgelegd aan de klankbordgroep. De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en de patiëntorganisatie voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en patiëntorganisatie voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas, T., Merglen, A., Heen, A. F., Kristiansen, A., Neumann, I., Brito, J. P., Brignardello-Petersen, R., Alexander, P. E., Rind, D. M., Vandvik, P. O., & Guyatt, G. H. (2017). UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ open, 7(11), e018593. https://doi.org/10.1136/bmjopen-2017-018593.

Alonso-Coello, P., Schünemann, H. J., Moberg, J., Brignardello-Petersen, R., Akl, E. A., Davoli, M., Treweek, S., Mustafa, R. A., Rada, G., Rosenbaum, S., Morelli, A., Guyatt, G. H., Oxman, A. D., & GRADE Working Group (2016a). GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ (Clinical research ed.), 353, i2016. https://doi.org/10.1136/bmj.i2016.

Alonso-Coello, P., Oxman, A. D., Moberg, J., Brignardello-Petersen, R., Akl, E. A., Davoli, M., Treweek, S., Mustafa, R. A., Vandvik, P. O., Meerpohl, J., Guyatt, G. H., Schünemann, H. J., & GRADE Working Group (2016b). GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ (Clinical research ed.), 353, i2089. https://doi.org/10.1136/bmj.i2089.

Brouwers, M. C., Kho, M. E., Browman, G. P., Burgers, J. S., Cluzeau, F., Feder, G., Fervers, B., Graham, I. D., Grimshaw, J., Hanna, S. E., Littlejohns, P., Makarski, J., Zitzelsberger, L., & AGREE Next Steps Consortium (2010). AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ: Canadian Medical Association journal = journal de l'Association medicale canadienne, 182(18), E839–E842. https://doi.org/10.1503/cmaj.090449.

Hultcrantz, M., Rind, D., Akl, E. A., Treweek, S., Mustafa, R. A., Iorio, A., Alper, B. S., Meerpohl, J. J., Murad, M. H., Ansari, M. T., Katikireddi, S. V., Östlund, P., Tranæus, S., Christensen, R., Gartlehner, G., Brozek, J., Izcovich, A., Schünemann, H., & Guyatt, G. (2017). The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. Journal of clinical epidemiology, 87, 4–13. https://doi.org/10.1016/j.jclinepi.2017.05.006.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/richtlijnontwikkeling.html

Neumann, I., Santesso, N., Akl, E. A., Rind, D. M., Vandvik, P. O., Alonso-Coello, P., Agoritsas, T., Mustafa, R. A., Alexander, P. E., Schünemann, H., & Guyatt, G. H. (2016). A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. Journal of clinical epidemiology, 72, 45–55. https://doi.org/10.1016/j.jclinepi.2015.11.017.

Schünemann, H., Brożek, J., Guyatt, G., et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Onderdeel C - Medische aandachtspunten (andere specialismen)