Vaccinaties
Uitgangsvraag
Welke aanvullende vaccinaties (op het Rijksvaccinatieprogramma, inclusief maternale vaccinatie) zijn nodig bij kinderen met downsyndroom?
Aanbeveling
Aanbeveling-1; reguliere vaccinaties RVP Sterke aanbeveling voor:
Adviseer om vaccinaties volgens het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) te geven.
Raad dus ook HPV vaccinatie aan, tenzij de verwachting is dat het individu met downsyndroom niet seksueel actief gaat worden. Weeg af of de HPV vaccinatie toegevoegde waarde heeft voor het individu met downsyndroom.
Aanbeveling-2; influenza en pneumokokken Sterke aanbeveling voor
Raad influenzavaccinatie aan voor alle kinderen met downsyndroom, die in een intramurale instelling wonen.
Bespreek met ouders influenzavaccinatie voor individuele patiënten die buiten een instelling wonen, vanwege een mild verhoogd risico op ernstiger beloop van influenza.
Overweeg pneumokokken polysacharide vaccinatie (PPV23) bij kinderen met downsyndroom ouder dan twee jaar en frequente of ernstige luchtweginfecties (inclusief recidiverende otitis). De vaccinatie wordt elke drie jaar herhaald indien dit klinisch nog geïndiceerd is. Als het kind nog niet eerder een conjugaat vaccin gekregen heeft, dient dit eerst gegeven te worden.
Geef het 20-valente pneumokokken conjugaatvaccin (prevenar20) in plaats van de PPV23 zodra het vergoed wordt. Deze vaccinatie is eenmalig.
Beide vaccinaties kunnen voorgeschreven en gegeven worden door de behandelend arts. Vermeld op het recept dat er sprake is van een immuunstoornis.
Aanbeveling-3; corona Zwakke aanbeveling tegen
We ondersteunen het advies van het RIVM om geen vaccinatie tegen COVID-19 aan kinderen met downsyndroom aan te bieden.
Aanbeveling-4 meningococcen B Geen aanbeveling voor
We kunnen geen advies geven over meningococcen B-vaccinatie bij kinderen met downsyndroom.
Aanbeveling-5 waterpokken Geen aanbeveling voor
We kunnen geen advies geven over waterpokkenvaccinatie bij kinderen met downsyndroom.
Overwegingen
Balans tussen gewenste en ongewenste effecten
Vier studies vergeleken het effect van vaccinatie op antilichaamtiters tussen kinderen met het syndroom van Down en kinderen zonder het syndroom van Down.
Effectiviteit vaccinaties uit Rijksvaccinatieprogramma
Voor de vaccinaties tegen mazelen en rode hond was het bewijs van zeer lage kwaliteit. De immuunrespons leek voor een deel van de vaccinaties vergelijkbaar tussen kinderen met en zonder het syndroom van Down, de concentraties antilichamen leek wat lager te zijn bij kinderen met het syndroom van Down.
Effectiviteit van vaccinaties buiten het Rijksvaccinatieprogramma
Voor de vaccinaties tegen influenza A en B, pneumococcen, hepatitis B en gele koorts was het bewijs van zeer lage kwaliteit. De immuunrespons leek voor een deel van de vaccinaties vergelijkbaar tussen kinderen met en zonder het syndroom van Down, de concentraties antilichamen leek wat lager te zijn bij kinderen met het syndroom van Down.
Er werden geen studies gevonden die uitkomsten op het gebied van het risico op de aandoening of de ernst van het beloop beschreven, voor zowel vaccinaties binnen als buiten het Rijksvaccinatieprogramma.
Nog twee studies, die niet voldeden aan onze criteria voor inclusie, bevestigen de bevindingen uit de systematische literatuur search. Kusters 2011 vond een lagere serologische respons, met nog wel beschermende spiegels, voor tetanus vaccinatie. Eijsvoogel 2017 vond een lagere serologische respons na hepatitis B vaccinatie. De titers in kinderen < 3 jaar waren groter dan de geadviseerde beschermende titer van 10. Op hogere leeftijd zakten de titers onder de beschermende titer bij een groot percentage van de kinderen. Het is onduidelijk wat de klinische relevantie hiervan is.
In de paragraaf over immuniteit van deze richtlijn wordt al beschreven dat er veel afwijkingen gevonden worden in het immuunsysteem van kinderen met downsyndroom waarvan de klinische relevantie niet duidelijk is. Dit zou mogelijk kunnen leiden tot verminderde effectiviteit van vaccinaties. Er is geen literatuur gevonden die de vraag beantwoord of dit voor de reguliere vaccinaties uit het RVP betekent dat ze minder effectief zijn en een evt boostervaccinatie nodig is.
HPV vaccinatie
Seks is de belangrijkste manier van overdracht van HPV. Bij mensen die geen seksuele activiteit hebben zal de HPV vaccinatie dan ook niet beschermen tegen ziekte (LCI richtlijn). Het is niet bekend in hoeverre mensen met downsyndroom seksueel actief zijn (paragraaf seksualiteit van deze richtlijn). Als een jongere met down of de ouders/verzorgers inschatten dat er geen seksuele activiteit verwacht wordt kan de HPV vaccinatie uitegesteld of er van afgezien worden. Deze kan altijd later gegeven worden als duidelijk wordt dat een persoon seksueel actief wordt, liefst zo vroeg mogelijk. Iedereen tot 18 jaar kan de HPV-vaccinatie gratis krijgen via het Rijksvaccinatieprogramma. Boven de leeftijd van 18 jaar kan de vaccinatie gegeven door de huisarts of de GGD of een vaccinatiecentrum. Boven de leeftijd van 18 moet men zelf betalen. Dit kost ongeveer € 175 per prik. (RIVM)
Pneumococcen/Griep vaccinatie
Er zijn veel factoren die bij kinderen met downsyndroom kunnen predisponeren tot luchtweginfecties. Laryngomalacie, tracheomalacie, tracheale bronchus en pharyngeale dysphagie komen allemaal vaker voor bij kinderen met downsyndroom (de Lausnay 2021 ). De anatomie van het KNO gebied en respiratoire systeem is afwijkend (Verstegen 2020). In de paragraaf over immuniteit van deze richtlijn wordt al beschreven dat er veel afwijkingen gevonden worden in het immuunsysteem van kinderen met downsyndroom waarvan de klinische relevantie niet duidelijk is, maar mogelijk zou kunnen predisponeren tot infecties, verminderde effectiviteit van vaccinaties en autoimmuniteit. Dit wordt bevestigd in verschillend onderzoeken die na het schrijven van die paragraaf gepubliceerd zijn. (Verstegen 2020, Colvin 2024, Valentini 2015)
Luchtweginfecties komen waarschijnlijk vaker voor bij kinderen met downsyndroom. Recente literatuur beschrijft de volgende bevindingen. De frequentie van respiratoire symptomen is 2 keer zo hoog als in de algemene populatie. Kinderen met downsyndroom gaan ongeveer 2 keer zo vaak naar de dokter en krijgen 2 keer zoveel antibiotica bij een luchtweginfectie (Eijsvoogel 2022, Manikam 2020). De kans op opname is 3-5 keer zo hoog, de opname duur is 2 keer zo lang en het risico op opname op de intensive care verhoogd. (Janoff 2023, Medrano 2007, Manikam 2020, Verstegen 2020, Hilton 1999, Santoro 2020)
Janoff 2023 beschrijft dat de incidentie van respiratoire en invasieve pneumococcenziekte verhoogd is bij kinderen met downsyndroom, terwijl de incidentie van influenza vergelijkbaar is. De incidentie van influenza pneumonie is wel verhoogd. Er is geen andere literatuur gevonden over de verwekkers van de luchtwegklachten bij kinderen met downsyndroom en respiratoire klachten.
Pneumokokken zijn de meest frequente bacteriële verwekkers van longontsteking. Daarnaast kunnen ze een spectrum aan andere ziektebeelden veroorzaken zoals otitis media en sinusitis, en zijn het de belangrijkste verwekkers van invasieve bacteriële infecties zoals sepsis en meningitis.
Via het RVP krijgen alle kinderen een geconjugeerd pneumokokkenvaccin aangeboden. Een geconjugeerd vaccin is immunogeen bij kinderen < 2 jaar en biedt langdurige immuniteit. Van 2006 tot 2010 werd gevaccineerd met PCV7. Sinds 2011 met PCV10. In 2024 wordt gestart met vaccinatie met PCV15 (Pneumokokkenvaccinatie | Rijksvaccinatieprogramma.nl). De vaccins zijn zeer effectief geweest in het voorkomen van invasieve pneumokokken ziekte. Doordat de vaccinaties ook dragerschap verminderen, vindt er een verschuiving plaats in de serotypen die verantwoordelijk zijn voor invasieve pneumokokken ziekte. Daarom worden vaccins ontwikkeld die ook tegen deze zogenaamde replacement serotypes beschermen.
Voor sommige risico groepen (zoals kinderen met asplenie) wordt een polysaccharide (ongeconjugeerd) pneumococcen vaccin (PPV23) aangeboden, vanaf de leeftijd van 3-5 jaar. Een polysaccharide vaccin is vrijwel niet effectief bij kinderen < 2 jaar. De LCI richtlijn geeft aan dat het vaccin pas een voldoende immuun respons geeft vanaf 5 jaar. De duur van de bescherming is over het algemeen korter bij jonge kinderen (3 jaar) dan bij ouderen (mogelijk 5 jaar). Daarom moet de vaccinatie bij kinderen elke 3 jaar herhaald worden. (Pneumokokkenvaccinatie | LCI richtlijnen (rivm.nl) Dit vaccin biedt bescherming tegen meer ziekte veroorzakende pneumococcen serotypen dan de conjugaat vaccins in het RVP. Het vaccin wordt vergoed als de verzekerde valt in een medische risicogroep en daarop is aangewezen overeenkomstig de (internationale) richtlijnen die in Nederland door de desbetreffende beroepsgroepen zijn aanvaard. (farmacotherapeutisch kompas)
Als een kind nog niet eerder gevaccineerd is met een geconjugeerd vaccin wordt aanbevolen om eerst een geconjugeerd vaccin (PCV15) toe te dienen alvorens PPV23 wordt gegeven.
In 2021 is een handelsvergunning verstrekt voor het 20 valente geconjugeerde pneumokokken vaccin (prevenar20). Dit vaccin wordt niet vergoed door de zorgverzekeraars. De duur van de bescherming is nog niet duidelijk. Er wordt geadviseerd het eenmalig te geven. De gezondheidsraad heeft geadviseerd prevenar20 te gebruiken, in plaats van pneumovax (PPV23), voor het nationaal programma pneumokokken vaccinatie volwassenen (NPPV). Er moet nog een politiek besluit over genomen worden.
Vanwege de langdurige bescherming, waardoor waarschijnlijk eenmalige vaccinatie voldoende is, en betere effectiviteit van prevenar20 boven PPV23, adviseren wij dit vaccin zodra het vergoed wordt.
Het RIVM adviseert influenza vaccinatie aan te bieden aan kinderen met psychomotore aandoeningen (algehele ontwikkelingsachterstand) en mensen met een verstandelijke beperking. Het onderliggende advies van de gezondheidsraad nuanceert dit advies. Ze adviseren alleen de vaccinatie aan te bieden aan iedereen die verblijft in een intramurale voorziening. De (huis)arts krijgt ruimte om de vaccinatie ook aan te bieden aan individuele patiënten die buiten een instelling wonen omdat zij mogelijk ook een toegenomen risico lopen op complicaties door griep.
De Amerikaanse richtlijn adviseert kinderen tot de leeftijd van 5 jaar te vaccineren met influenza en PPV23.
De Ierse vaccinatie richtlijn adviseert om alle kinderen met downsyndroom influenza vaccinatie aan te bieden en PPV23 boven de leeftijd van 2 jaar.
De Engelse down richtlijn vind dat er een sterk pleidooi is om influenza en PPV23 aan kinderen met downsyndroom te geven. Zeker als de kinderen ook nog chronische hart of longziekten hebben of diabetes.
COVID-19
Corona-infectie veroorzaakt bij kinderen in de algemene populatie zelden morbiditeit of mortaliteit. Er zijn heel weinig studies naar de incidentie van corona en de ernst van ziekte bij kinderen met downsyndroom. In tegenstelling tot corona bij volwassenen met downsyndroom, waar een corona infectie gepaard gaat met aanzienlijk morbiditeit en mortaliteit. Slechts 1 studie beschrijft dat de incidentie van ziekenhuis opname bij kinderen met downsyndroom na een COVID infectie, zeer laag is. (Williamson 2021). Het risico op opname is laag, maar hoger dan in de algemene populatie. In de algemene populatie kinderen werd 0.7% opgenomen. De HR voor opname bij kinderen met downsyndroom was 2.45 (0.96-6.25) (Shi 2021). Als kinderen met downsyndroom opgenomen worden met een corona infectie is de ernst van ziekte, ligduur en het risico op mortaliteit hoger dan kinderen zonder downsyndroom. Maar nog altijd erg laag. (Leung 2023, Emes 2021, Shi 2021).
Downsyndroom staat niet als specifieke indicatie vermeld voor corona vaccinatie volgens het RIVM (RIVM, corona vaccinatie)
De Engelse richtlijn adviseert tegen corona vaccinatie bij kinderen met downsyndroom omdat er nog onvoldoende bewijs is van veiligheid en effectiviteit. Ze geven wel in overweging om kinderen > 12 jaar te vaccineren als ze erg kwetsbaar zijn of een hoog risico hebben op blootstelling.
De Ierse richtlijn adviseert in principe geen corona vaccinatie bij kinderen behalve bij risico groepen. Down is niet gedefinieerd als risico groep.
In Amerika adviseert de CDC om alle kinderen te vaccineren tegen corona, waaronder kinderen met downsyndroom.
Effectiviteit vaccinaties
Er is slechts 1 studie die de effectiviteit van corona vaccinatie bij kinderen onderzocht heeft. Zij vonden een vergelijkbare titer stijging na vaccinatie op de korte termijn. Vergelijkbaar met de controles (ziekenhuis medewerkers) daalde de titers over tijd. (Valentini 2022)
Kwaliteit van bewijs
De overall kwaliteit van bewijs is zeer laag. Dit betekent dat we zeer onzeker zijn over het gevonden geschatte effect van de cruciale uitkomstmaten.
Er is afgewaardeerd vanwege ernstige:
Risk of Bias: methodologische beperkingen op het gebied van de vergelijkbaarheid van de onderzoekgroepen en de blindering van de deelnemers en de personen die de studie uitvoerden.
Imprecisie: onnauwkeurigheid, omdat het betrouwbaarheidsinterval de grens van klinische relevantie overschrijdt en vanwege het niet bereiken van de optimale steekproefgrootte].
Waarden en voorkeuren van patiënten (en eventueel hun naasten/verzorgers)
Meeste ouders volgen het vaccinatieschema. Sommige ouders maken zich zorgen over de bijverschijnselen. Zij zoeken informatie hierover. Net als in de rest van de maatschappij zijn er een klein aantal ouders tegen vaccinatie.
Hoewel er niet veel onderzoek de werking van de vaccinaties bij Downsyndroom aangeven, is het voor ouders wel goed om te weten dat de ervaring is dat er geen andere of meer bijwerkingen zijn bij kinderen met Downsyndroom. Het is ook belangrijk dat ouders niet een onterecht gevoel krijgen dat vaccinatie niet helpt.
HPV: advies is alleen voor tieners die seksueel actief worden. Maar bij tieners met Downsyndroom weet je dat vaak nog niet. Iemand kan ooit seksueel actief worden. Ouders hebben dan behoefte aan informatie over (1) kan de vaccinatie later nog gegeven worden, (2) is die vaccinatie dan net zo effectief, (3) zijn er dan kosten aan verbonden.
Kostenaspecten
Omdat onbekend is wat de effectiviteit is van extra vaccinaties, buiten het RVP, is kan er geen uitspraak gedaan worden over de kosten effectiviteit.
Gelijkheid ((health) equity/equitable)
Alleen voor de vaccinaties die zelf bekostigd moeten worden (waterpokken, meningococcen B, prevenar20) is er een risico op het ontstaan van gezondheidsongelijkheid.
Aanvaardbaarheid:
Ethische aanvaardbaarheid
De interventie lijkt aanvaardbaar voor de betrokkenen.
Duurzaamheid
Vanwege de kleine aantallen patiënten die het betreft verwachten we nauwelijks effect op duurzaamheid.
Haalbaarheid
De influenza vaccinatie voor kinderen met downsyndroom is al mogelijk via de huisarts. Corona, meningococcen B en waterpokken vaccinatie kunnen via de GGD verkregen worden. PPV23 kan via de specialist voorgeschreven worden
Rationale van aanbeveling-1; reguliere vaccinaties RVP: weging van argumenten voor en tegen de interventies
Er is geen reden om de reguliere vaccinaties uit het RVP te ontraden. Raad dus ook HPV vaccinatie aan, tenzij de verwachting is dat het individu met downsyndroom niet seksueel actief gaat worden.
Er is onvoldoende bewijs om een uitspraak te doen over de effectiviteit van de vaccinaties in het RVP. Derhalve kan ook geen advies gegeven worden over de noodzaak om bovenop het RVP extra booster vaccinaties te geven.
Rationale van aanbeveling-2; influenza en pneumokokken: weging van argumenten voor en tegen de interventies
De aanbeveling is tot stand gekomen door expert opinion van de werkgroep. Wij nemen het advies van het RIVM/gezondheidsraad over om influenza vaccinatie aan te bieden bij kinderen met downsyndroom (in het advies staat dat iedereen met een psychomotore aandoening (ontwikkelingsachterstand) en mensen met een verstandelijke beperking tot de medische risico groep horen), die verblijven in een intramurale voorziening. Volgens het onderliggende advies van de gezondheids raad krijgt “de (huis)arts ruimte om de vaccinatie ook aan te bieden aan individuele patiënten die buiten een instelling wonen” omdat zij mogelijk ook een toegenomen risico lopen op complicaties door griep.
De leden van de werkgroep hebben in de in de praktijk zelden gecompliceerde influenza infectie gezien bij kinderen met downsyndroom.
Vanwege de frequent voorkomende luchtweginfecties bij kinderen met downsyndroom, de predisponerende anatomische afwijkingen en de gestoorde immuniteit ondersteunen wij de adviezen uit de buitenlandse richtlijnen om PPV23, als het kind ouder dan twee jaar is, te overwegen als kinderen frequent luchtweginfecties (inclusief recidiverende otitis) hebben. PPV23 wordt elke drie jaar herhaald. Heroverweeg de noodzaak van deze booster afhankelijk van de kliniek.
Zodra het 20 valente pneumokokken conjugaat vaccin (prevenar20) vergoed wordt, kan dit als alternatief voor PPV23 gebruikt worden. Dit vaccin wordt eenmalig gegeven.
Vanaf eind 2024 zullen alle kinderen, via het RVP gevaccineerd worden met een 15 valent pneumokokkenconjugaat vaccin (vaxneuvance), Hiermee wordt levenslange bescherming tegen 15 serotypen geboden. Voor deze kinderen zal de toegevoegde waarde van een 20 of 23 valent vaccin waarschijnlijk relatief minder zijn. De toegevoegde waarde van 20- of 23-valente vaccins is ook afhankelijk van de epidemiologische verschuivingen in pneumokokkenserotypen die ziekte veroorzaken.
Rationale van aanbeveling-3; corona: weging van argumenten voor en tegen de interventies
In 1 studie wordt aangegeven dat de incidentie van opname bij kinderen met downsyndroom en corona infectie laag is. Als kinderen met downsyndroom opgenomen worden met een corona infectie is de ernst van ziekte, ligduur en het risico op mortaliteit hoger dan bij kinderen zonder downsyndroom. Maar het absolute risico blijft laag. De buitenlandse richtlijnen geven conflicterend advies.
Rationale van aanbeveling-4; meningococcen B: weging van argumenten voor en tegen de interventies voor subgroep
Wij hebben geen informatie in literatuur of buitenlandse richtlijnen kunnen vinden om een advies te geven over vaccinatie met meningococcen B.
Wij hebben geen artikelen kunnen vinden over het voorkomen of de ernst van meningococcen B infectie bij kinderen met downsyndroom. In Nederland kan een vaccinatie tegen meningococcen B alleen op eigen kosten verkregen worden. In Amerika wordt voor alle kinderen geadviseerd om een besluit over meningococcen vaccinatie middels samen beslissen te nemen. Downsyndroom wordt niet genoemd als risico groep.
Rationale van aanbeveling-5; waterpokken: weging van argumenten voor en tegen de interventies
Wij hebben geen informatie in literatuur of buitenlandse richtlijnen kunnen vinden om een advies te geven over vaccinatie met het waterpokkenvaccin.
Wij hebben geen artikelen kunnen vinden over het voorkomen of de ernst van waterpokken infectie bij kinderen met downsyndroom. In Nederland kan een vaccinatie tegen waterpokken alleen op eigen kosten verkregen worden.
Onderbouwing
Achtergrond
Given the already known immune system abnormalities in Down syndrome, it is possible that the effectiveness of one or more of the vaccinations from the National Vaccination Programme is reduced in Down syndrome. It is not known whether a reduced response (if any) also has clinical relevance. In any case, children with Down syndrome have more frequent respiratory tract infections than children without Down syndrome. It is not known whether the prevalence and/or severity of diseases for which vaccinations are not included in the National Vaccination Programme has increased.
This situation raises two questions:
What is the effectiveness of vaccines (in the National Vaccination Programme) in children with Down syndrome?
Which additional vaccinations (outside of the National Vaccination Programme) are useful in children with Down syndrome?
Vaccination against RSV (respiratory syncitial virus) is discussed in a separate chapter. (link)
We will not discuss travellers vaccinations.
Conclusies / Summary of Findings
Population: Children who receive a vaccination
Intervention: Down syndrome
Comparator: No Down syndrome
Outcome Timeframe |
Study results and measurements |
Absolute effect estimates |
Certainty of the Evidence (Quality of evidence) |
Summary |
|
No Down syndrome |
Down syndrome |
||||
Influenza antibody titers1 4 to 6 weeks |
Based on data from 24 participants in 1 studies Follow up 6 weeks |
<p>The inactivated influenza vaccine was immunogenic in both children with and without Down syndrome.</p> |
Very low Due to serious imprecision, due to serious risk of bias2 |
We are uncertain whether down syndrome is associated with increased or decreased influenza A or B antibody titers. |
|
Pneumococcal antibodies3 6 weeks |
Based on data from 71 participants in 2 studies Follow up 6 weeks |
<p>The pneumococcal vaccine was insufficiently immunogenic in both children with and without Down syndrome.</span></p> |
Very low Due to serious risk of bias, due to serious imprecision4 |
We are uncertain whether down syndrome is associated with increased or decreased pneumococcal antibodies after vaccination. |
|
Measles and rubella antibodies5 retrospective |
Based on data from 58 participants in 1 studies Follow up retrospective |
<p>The MMR vaccine was similarly immunogenic in both children with and without Down syndrome.</p> |
Very low Due to serious risk of bias, Due to serious imprecision6 |
We are uncertain whether Down syndrome is associated with increased or decreased measles and rubella antibodies after vaccination with the MMR vaccine. |
|
Yellow fever antibodies retrospective |
Based on data from 58 participants in 1 studies Follow up retrospective |
<p>The yellow fever vaccine was similarly immunogenic in both children with and without Down syndrome.</p> |
Very low Due to serious risk of bias, due to serious imprecision7 |
We are uncertain whether down syndrome is associated with increased or decreased yellow fever antibodies. |
|
Hepatitis A antibodies 7 months |
Based on data from 127 participants in 1 studies Follow up 7 months |
<p>The hepatitis A vaccine was similarly immunogenic in children with and without Down syndrome.</p> |
Very low Due to serious risk of bias, due to serious imprecision8 |
We are uncertain whether down syndrome is associated with increased or decreased hepatitis A antibodies. |
|
- Immunogloulins measured by nephelometry. Serum from each subject was diluted and placed in wells of substrate slides containing influenza virus-infected cells (influenza A and B in separate well). A fluorescent antibody conjugate was used to react with the virus-infected cells.
- Risk of Bias: serious. Inadequate/lack of blinding of participants and personnel, resulting in potential for performance bias, Inadequate concealment of allocation during randomization process, resulting in potential for selection bias; Imprecision: serious. Low number of patients, only data from one study;
- Anti-pneumococcal IgG antibodies against pneumococcal serotypes 1, 3, 6B, 9V, and 14 were determined using a modified ELISA protocol
- Risk of Bias: serious. Inadequate concealment of allocation during randomization process, resulting in potential for selection bias, Inadequate/lack of blinding of participants and personnel, resulting in potential for performance bias; Imprecision: serious. Low number of patients;
- Measured by enzyme immunoassays (ELISA) for quantification of antimeasles (Cat. # EI 2610-9601G Euroimmun, Lübeck, Germany) and anti-rubella (Cat. # EI 2590-9601G Euroimmun, Lübeck, Germany)
- Risk of Bias: serious. Inadequate/lack of blinding of participants and personnel, resulting in potential for performance bias, Inadequate concealment of allocation during randomization process, resulting in potential for selection bias; Imprecision: serious. Wide confidence intervals, Low number of patients, Only data from one study;
- Risk of Bias: serious. Inadequate concealment of allocation during randomization process, resulting in potential for selection bias, Inadequate/lack of blinding of participants and personnel, resulting in potential for performance bias, Inadequate/lack of blinding of outcome assessors, resulting in potential for detection bias; Imprecision: serious. Wide confidence intervals, Only data from one study, Low number of patients;
- Risk of Bias: serious. Inadequate concealment of allocation during randomization process, resulting in potential for selection bias, Inadequate/lack of blinding of participants and personnel, resulting in potential for performance bias, Inadequate/lack of blinding of outcome assessors, resulting in potential for detection bias; Imprecision: serious. Wide confidence intervals, Only data from one study;
Samenvatting literatuur
Description of studies
A total of four studies were included in the analysis of the literature. Important study characteristics and results are summarized in table 2. The assessment of the risk of bias is summarized in the risk of bias tables (under the tab ‘Evidence tabellen’).
Table 2 - Characteristics of included studies
Study |
Participants (number, age, other important characteristics) |
Comparison |
Follow-up |
Outcome measures |
Comments |
Risk of bias (per outcome measure)* |
Individual studies |
||||||
Costa-Carvalho, 2006 |
N at baseline Intervention: 17 Control: 30
Age 6 to 13 years. Mean (SD) not reported.
Sex Intervention: 10 girls and 7 boys Control: not reported
|
Intervention: children with Down syndrome Control: age-matched controls Pneu23 vaccination |
6 weeks |
Antibody concentration |
na |
High |
Familiar-Macedo, 2023 |
N at baseline Intervention: 34 Control: 24
Age 2 to 7 years. Mean (SD) not reported.
Sex Intervention: 50% boys, 50% girls Control: 54% boys, 46% girls
|
Intervention: children with Down syndrome Control: children without Down syndrome Measles, mumps, rubella and yellow fever vaccination |
Retrospective study |
Antibody concentration, plaque reduction neutralization |
na |
High |
Ferreira, 2004 |
N at baseline Intervention: 63 Control: 64
Age Intervention: mean: 3.96 years (sd: 3.08) Control: 4.78 (2.70)
Sex Intervention: 24 boys, 25 girls Control: 21 boys, 34 girls
|
Intervention: children with Down syndrome Control: children without Down syndrome Hepatitis A vaccination |
7 months |
Antibody concentrations, seroconversion rate |
GlaxoSmithKline provided the vaccines |
High |
Joshi, 2011 |
N at baseline Intervention: 12 Control: 12
Age Intervention: median: 9.2 years Control: median: 9.7 years
Sex Intervention: 10 girls, 2 boys Control: 6 boys, 6 girls
|
Intervention: children with Down syndrome Control: children without Down syndrome Pneumovac and influenza vaccination |
4-6 weeks |
Antibody concentrations |
[E.g. funding door industrie, conflicts of interest en al het andere wat noemenswaardig is] |
|
*For further details, see risk of bias table in the appendix
Results
Antibody concentrations
Influenza vaccine
Joshi (2011) reported on the difference between the antibody response to influenza vaccination of children with Down syndrome and children without Down syndrome.
Before influenza vaccination, children with Down syndrome had influenza A antibody (IgG) titers of ≤1:10 (n=5), 1:40 (n=7), while children without Down syndrome had titers of ≤1:10 (n=6), 1:40 (n=2), 1:160 (n=4), 1:640 (n=1). These numbers do not add up to the total number of participants in the control group. All cases and controls had a pre-vaccine and post-vaccine IgM <1:10.
After influenza vaccination, children with Down syndrome had median influenza A antibody (IgG) titers of ≤1:40 (n=2), ≥1:40 (n=10), while children without Down syndrome had titers of 1:40 (n=1), ≥1:40 (n=11).
Before influenza vaccination, children with Down syndrome had influenza B antibody (IgG) titers of ≤1:10 (n=3), 1:40 (n=3), and ≥1:160 (n=8), while children without Down syndrome had titers of ≤1:10 (n=3), 1:40 (n=3), ≥1:160 (n=7). These numbers do not add up to the total number of participants in the cases and control groups. All cases and controls had a pre-vaccine and post-vaccine IgM <1:10.
After influenza vaccination, all children with and without Down syndrome had median influenza B antibody (IgG) titers of ≥1:40. Five cases and two controls had no adequate response (defined as a 4-fold change or more).
Pneumococcal vaccine
Costa-Carvalho (2006) reported on the difference between the antibody response to a polysaccharide pneumococcal vaccine (Pneumo23®) of children with Down syndrome and children without Down syndrome. The concentrations of antibodies (geometric mean, 95% confidence interval) before and after vaccination are shown in Table 3. Children with Down syndrome had lower antibody concentrations before vaccination and after vaccination (except for serotype 3), compared to children without Down syndrome.
Table 3 - antibody response after pneumococcal vaccine
Children with Down syndrome compared to children without Down syndrome. Values are displayed as geometric means with 95% confidence intervals.
|
Down syndrome |
No Down syndrome |
||||
Serotype |
Pre |
Post |
Ratio |
Pre |
Post |
Ratio |
1 |
0.20 (0.13-0.54) |
1.54 (1.35-2.87) |
10.9 |
1.20 (0.72-4.98) |
2.91 (2.64-7.19) |
2.4 |
3 |
0.66 (0.42-1.99) |
1.94 (1.65-2.86) |
3.7 |
1.49 (1.46-2.87) |
1.98 (1.92-3.31) |
1.3 |
6B |
0.25 (0.17-0.57) |
1.29 (0.82-3.78) |
8.9 |
1.71 (1.73-5.1) |
4.38 (3.79-15.4) |
2.6 |
9V |
0.17 (0.12-0.4) |
1.28 (0.84-2.95) |
9.9 |
1.00 (0.68-3.46) |
2.66 (2.42-5.68) |
2.7 |
14 |
0.78 (0.65-1.87) |
3.53 (1.93-12.8) |
7.3 |
2.01 (2.16-4.29) |
9.54 (6.9-37.84) |
4.7 |
A 4-fold or more increase was observed in all subjects for serotypes 1 and 14, in 90% of subjects for serotypes 3 and 9V, and in 65% for serotype 6B. Controls had an adequate production of antibodies to all serotypes.
8/17 DS children had an adequate response to all serotypes analyzed, 8/17 patients to 4 serotypes and 1/17 to 3 serotypes.
Three DS children presented levels equal to or higher than 1.3 μg/mL for serotype 3, 1/17 DS children for serotype 6B, and 6/17 DS children for serotype 14.
Joshi (2011) reported on the difference between the antibody response to pneumococcal vaccination of children with Down syndrome and children without Down syndrome.
In summary, of the children with Down syndrome, seven participants responded to 10 or less of the 23 serotypes in the vaccine, three participants responded to eleven serotypes, and one participant responded to twelve serotypes. Of the children without Down syndrome, eleven participants responded to 10 or less of the 23 serotypes in the vaccine, and one participant responded to twelve serotypes.
Measles Mumps Rubella vaccine
Familiar-Macedo (2023) reported on the difference between the antibody response to measles with rubella (MMR) vaccine of children with Down syndrome and children without Down syndrome.
After MMR vaccination, children with Down syndrome had median measles antibody concentrations of 330.2 IU/L (interquartile range [IQR]: 116.9–1,208), while children without Down syndrome had concentrations of 490.1 IU/L (IQR: 196.8–778.4). These differences were not statistically significant. There was a significant age difference between the children with down syndrome and the controls which may help explain a part of this difference. The children with down syndrome were older, while younger children with down syndrome had higher titers.
A clinically relevant cut off was defined as > 275 IU/l. Healthy children had 66.7% positivity (16/24), and children with DS had 55.9% positivity (19/34). There was no significant difference in antimeasles IgG measures or positivity between groups
After MMR vaccination, children with Down syndrome had median rubella antibody concentrations of 45.9 IU/L (interquartile range [IQR]: 27.7–108.5), while children without Down syndrome had concentrations of 108.7 IU/L (IQR: 46.5–200). These differences were statistically significant.
A clinically relevant cutoff point was defined as equal to or greater than 11 IU/ml. Control children had a positivity rate of 95.8% (23/24). and the DS group had 91.2% positivity (31/34). For antirubella IgG, the good performance of vaccination in controle children is due to the fact that younger children were vaccinated in de the controle group. Younger children tend te have higher titers.
Yellow fever vaccine
Familiar-Macedo (2023) reported on the difference between the antibody response to yellow fever vaccine of children with Down syndrome and children without Down syndrome.
After yellow fever vaccination, children with Down syndrome had Yellow fever antibody concentrations of 74.5 IU/L (95% CI: 47.4–117.2), with 83.9% of positivity (26/31). A clinically relevant serological level was defined as > 10. while children without Down syndrome had concentrations of 95.3 IU/L (95% CI: 51.3–177.2), with 83.3% positivity (20/24). These differences were not statistically significant.
Hepatitis A vaccine
Ferreira (2004) reported on the difference between the antibody response to hepatitis A vaccine of children with Down syndrome and children without Down syndrome.
One month after hepatitis A vaccination, children with Down syndrome had hepatitis A antibody concentrations of 164.02 mIU/L (95% CI: 121.5–221), while children without Down syndrome had concentrations of 160.77 mIU/L (95% CI: 122.5–210). These differences were not statistically significant.
Seven months after hepatitis A vaccination, children with Down syndrome had hepatitis A antibody concentrations of 1719.86 mIU/L (95% CI: 1252–2349), while children without Down syndrome had concentrations of 2344.90 mIU/L (95% CI: 1824–3002). These differences were not statistically significant.
A cut off was defined as > 22 mIU/ml. After one dose of HAV vaccine, the seroconversion rate was 97% in in children with DS who were 5 years of age or younger (n=36) and 79% in children with DS who were older (n=13). (P=0.065)
Table 2 seroconversion rate.
Zoeken en selecteren
Search and select
A systematic review of the literature was performed to answer the following question(s):
a. Are vaccinations less effective in children with Down than children without Down?
b. What is the place of additional vaccinations outside the National Vaccination Programme in children with Down syndrome?
Table 1 - PICO
Patients |
Children who are vaccinated with A: vaccinations from the National Vaccination Programme B: vaccinations outside the National Vaccination Programme |
Intervention |
Down syndrome |
Control |
No Down syndrome |
Outcomes |
A: vaccination effectiveness (antibody titers, prevalence of disease after vaccination, need for higher dosage/booster) B: severity of course, risk of the condition |
Other selection criteria |
Study design: systematic reviews, randomized controlled trials and observational cohort studies |
Relevant outcome measures
The guideline panel considered vaccine effectiveness as a critical outcome measure for decision making.
The guideline panel defined an increase or decrease of 25% as a minimal clinically (patient) important difference.
Search and select (Methods)
The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until May 14, 2024. The detailed search strategy is listed under the tab ‘Literature search strategy’. The systematic literature search resulted in 188 hits. Studies were selected based on the following criteria: relevance to PICO, study in English or in Dutch, systematic review, randomized controlled trial or observational cohort study. Six studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, two studies were excluded, and four studies were included.
Referenties
- Bull MJ,; Committee on Genetics. Health supervision for children and adolescents with Down syndrome. Pediatrics. 2022;149(5). doi: 10.1542/peds.2022-057010.
- Centers for Disease Control and Prevention (CDC),. Staying Up to Date with COVID-19 Vaccines [Internet]. 2024. CDC; [cited 2024 Sep 6]. Available from: https://www.cdc.gov/coronavirus/2019-ncov/vaccines/stay-up-to-date.html
- Centers for Disease Control and Prevention (CDC),. Risk-based Indications for Meningococcal Vaccination [Internet]. 2024. CDC; [cited 2024 Sep 6]. Available from: https://www.cdc.gov/vaccines/vpd/mening/hcp/risk-based.html
- Colvin KL, Wolter-Warmerdam K, Hickey F, Yeager ME. Altered peripheral blood leukocyte subpopulations, function, and gene expression in children with Down syndrome: Implications for respiratory tract infection. Eur J Med Genet. 2024 Apr;68:104922. doi: 10.1016/j.ejmg.2024.104922. Epub 2024 Feb. PMID: 38325643.
- Costa-Carvalho BT, Martinez RM, Dias AT, Kubo CA, Barros-Nunes P, Leiva L, Solé D, Carneiro-Sampaio MM, Naspitz CK, Sorensen RU. Antibody response to pneumococcal capsular polysaccharide vaccine in Down syndrome patients. Braz J Med Biol Res. 2006 Dec;39(12):1587-92. doi: 10.1590/s0100-879x2006001200010. PMID: 17160268.
- Down Syndrome Medical Interest Group (UK),. New COVID-19 Information – Vaccine and UK Variant [Internet]. 2024. DSMIG; [cited 2024 Sep 6]. Available from: https://dsmig.org.uk/news/new-covid-19-information-vaccine-and-uk-variant
- Down Syndrome Medical Interest Group (UK),. Down Syndrome Immunisation Keypoints 2024 [Internet]. 2024. DSMIG; [cited 2024 Sep 6]. Available from: https://dsmig.org.uk
- Eijsvoogel NB, Hollegien MI, Bok LA, Derksen-Lubsen AG, Dikken FP, Leenders SA, et al. Declining antibody levels after hepatitis B vaccination in Down syndrome: A need for booster vaccination? J Med Virol. 2017 Sep;89(9):1682-1685. doi: 10.1002/jmv.24813.
- Eijsvoogel NB, Verstegen RHJ, van Well GTJ, van Hout RWN, de Vries E. Increased rate of respiratory symptoms in children with Down syndrome: A 2-year web-based parent-reported prospective study. Eur J Pediatr. 2022 Nov;181(11):4079-4089. doi: 10.1007/s00431-022-04634-1.
- Emes D, Hüls A, Baumer N, Dierssen M, Puri S, Russell L, et al. COVID-19 in children with Down syndrome: Data from the Trisomy 21 Research Society Survey. J Clin Med. 2021 Nov 5;10(21):5125. doi: 10.3390/jcm10215125.
- Familiar-Macedo D, Dias HG, Carvalho FR, Pauvolid-Corrêa A, da Silveira MN, de Oliveira MC, Gonçalves RCF, Vianna RAO, Cardoso CAA, Boy da Silva RT, Baumblatt AP, de-Oliveira-Pinto LM. Serological investigation of vaccine-induced antibodies for measles, rubella, and yellow fever viruses in children vertically exposed to Zika virus or with down syndrome. Front Pediatr. 2023 Dec 14;11:1250059. doi: 10.3389/fped.2023.1250059. PMID: 38155740; PMCID: PMC10753015.
- Ferreira CT, Leite JC, Taniguchi A, Vieira SM, Pereira-Lima J, da Silveira TR. Immunogenicity and safety of an inactivated hepatitis A vaccine in children with Down syndrome. J Pediatr Gastroenterol Nutr. 2004 Oct;39(4):337-40. doi: 10.1097/00005176-200410000-00007. PMID: 15448421.
- Janoff EN, Tseng HF, Nguyen JL, Alfred T, Vietri J, McDaniel A, et al. Incidence and clinical outcomes of pneumonia in persons with Down syndrome in the United States. Vaccine. 2023 Jul 12;41(31):4571-4578. doi: 10.1016/j.vaccine.2023.05.063. Epub 2023 Jun 14. PMID: 37328350.
- Joshi AY, Abraham RS, Snyder MR, Boyce TG. Immune evaluation and vaccine responses in Down syndrome: evidence of immunodeficiency? Vaccine. 2011 Jul 12;29(31):5040-6. doi: 10.1016/j.vaccine.2011.04.060. Epub 2011 May 17. PMID: 21596078; PMCID: PMC3909669.
- Kusters MA, Jol-van der Zijde CM, van Tol MJ, Bolz WE, Bok LA, Visser M, et al. Impaired avidity maturation after tetanus toxoid booster in children with Down syndrome. Pediatr Infect Dis J. 2011 Apr;30(4):357-359. doi: 10.1097/INF.0b013e3181ff85a8.
- De Lausnay M, Ides K, Wojciechowski M, Boudewyns A, Verhulst S, Van Hoorenbeeck K. Pulmonary complications in children with Down syndrome: A scoping review. Paediatr Respir Rev. 2021 Dec;40:65-72. doi: 10.1016/j.prrv.2021.04.006. Epub 2021 May 17. PMID: 34148805.
- Leung C, Su L, Simões-e-Silva AC, Arocha LS, de Paiva KM, Haas P. Risk for severe illness and death among pediatric patients with Down syndrome hospitalized for COVID-19, Brazil. Emerg Infect Dis. 2023 Jan;29(1):1-9. doi: 10.3201/eid2901.220834.
- Manikam L, Schilder AGM, Lakhanpaul M, Littlejohns P, Alexander EC, Hayward A. Respiratory tract infection-related healthcare utilisation in children with Down's syndrome. Infection. 2020 Jun;48(3):403-410. doi: 10.1007/s15010-020-01408-5.
- Medrano C, García-Guereta L, Grueso J, et al. Respiratory infection in congenital cardiac disease. Hospitalizations in young children in Spain during 2004 and 2005: The CIVIC Epidemiologic Study. Cardiol Young. 2007 Aug;17(4):360-371. doi: 10.1017/S1047951107000586.
- National Immunisation Advisory Committee (NIAC),. Immunisation Guidelines. Chapter 3: Immunisation of the Immunocompromised [Internet]. 2024. Royal College of Physicians of Ireland; [cited 2024 Sep 6]. Available from: https://rcpi-live-cdn.s3.amazonaws.com/wp-content/uploads/2020/08/Chapter-3-Immunisation-of-the-immunocompromised-August-2020.pdf
- Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM),. COVID-19-vaccinatie voor kinderen met een medisch hoog risico (6 maanden tot en met 17 jaar) [Internet]. 2024. LCI richtlijnen; [cited 2024 Sep 6]. Available from: https://lci.rivm.nl/richtlijnen/covid-19-vaccinatie-kinderen-medisch-hoog-risico
- Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM),. Influenzavaccinatie [Internet]. 2024. LCI richtlijnen; [cited 2024 Sep 6]. Available from: https://lci.rivm.nl/richtlijnen/influenza
- Santoro SL, Chicoine B, Jasien JM, Kim JL, Stephens M, Bulova P, et al. Pneumonia and respiratory infections in Down syndrome: A scoping review of the literature. Am J Med Genet A. 2021 Feb;185(2):286-299. doi: 10.1002/ajmg.a.61924. Epub 2020 Oct 19.
- Shi T, Pan J, Moore E, Katikireddi SV, Docherty AB, Fenton L, et al.; Public Health Scotland and the EAVE II Collaborators. Risk of COVID-19 hospitalizations among school-aged children in Scotland: A national incident cohort study. J Glob Health. 2022 Sep 23;12:05044. doi: 10.7189/jogh.12.05044.
- Valentini D, Marcellini V, Bianchi S, Villani A, Facchini M, Donatelli I, et al. Generation of switched memory B cells in response to vaccination in Down syndrome children and their siblings. Vaccine. 2015 Nov 27;33(48):6689-6696. doi: 10.1016/j.vaccine.2015.10.083. Epub 2015 Oct 28. PMID: 26518399.
- Verstegen RHJ, Chang KJJ, Kusters MAA. Clinical implications of immune-mediated diseases in children with Down syndrome. Pediatr Allergy Immunol. 2020 Feb;31(2):117-123. doi: 10.1111/pai.13133. Epub 2019 Oct 25. PMID: 31599041.
- Williamson EJ, McDonald HI, Bhaskaran K, Walker AJ, Bacon S, Davy S, et al. Risks of COVID-19 hospital admission and death for people with learning disability: Population based cohort study using the OpenSAFELY platform. BMJ. 2021 Jul 14;374. doi: 10.1136/bmj.n1592. PMID: 34261639.
Evidence tabellen
Risk of Bias tables
Author, year |
Selection of participants
Was selection of exposed and non-exposed cohorts drawn from the same population?
|
Exposure
Can we be confident in the assessment of exposure?
|
Outcome of interest
Can we be confident that the outcome of interest was not present at start of study?
|
Confounding-assessment
Can we be confident in the assessment of confounding factors?
|
Confounding-analysis
Did the study match exposed and unexposed for all variables that are associated with the outcome of interest or did the statistical analysis adjust for these confounding variables?
|
Assessment of outcome
Can we be confident in the assessment of outcome?
|
Follow up
Was the follow up of cohorts adequate? In particular, was outcome data complete or imputed?
|
Co-interventions
Were co-interventions similar between groups?
|
Overall Risk of bias
|
Definitely yes, probably yes, probably no, definitely no |
Definitely yes, probably yes, probably no, definitely no |
Definitely yes, probably yes, probably no, definitely no |
Definitely yes, probably yes, probably no, definitely no |
Definitely yes, probably yes, probably no, definitely no |
Definitely yes, probably yes, probably no, definitely no |
Definitely yes, probably yes, probably no, definitely no |
Definitely yes, probably yes, probably no, definitely no |
Low, Some concerns, High |
|
Costa-Carvalho, 2006 |
Definitely no
Reason: Down syndrome vs no Down syndrome |
Definitely yes
Reason: Clinical diagnosis |
Probably no
Reason: unclear whether participants have been infected with the disease before start of the study |
Probably no
Reason: few data were collected. |
Probably no
Reason: few data were collected.
|
Probably yes
Reason: Well-known and validated outcome measure measurement. |
Probably yes
Reason: Follow up was relevant for the outcome antibodies to occur.
|
Probably yes
Reason: No information |
High
|
Familiar-Marcedo, 2023 |
Definitely no
Reason: Down syndrome vs no Down syndrome |
Definitely yes
Reason: Clinical diagnosis |
Probably no
Reason: unclear whether participants have been infected with the disease before start of the study |
Probably no
Reason: no data were collected. |
Probably no
Reason: few data were collected. |
Probably yes
Reason: Well-known and validated outcome measure measurement. |
Probably yes
Reason: Follow up was relevant for the outcome antibodies to occur.
|
Probably yes
Reason: No information |
High
|
Ferreira, 2004 |
Definitely no
Reason: Down syndrome vs no Down syndrome |
Definitely yes
Reason: Clinical diagnosis |
Probably no
Reason: unclear whether participants have been infected with the disease before start of the study |
Probably no
Reason: few data were collected. |
Probably no
Reason: few data were collected. |
Probably yes
Reason: Well-known and validated outcome measure measurement. |
Probably yes
Reason: Follow up was relevant for the outcome antibodies to occur.
|
Probably yes
Reason: No information |
High
|
Joshi, 2011 |
Definitely no
Reason: Down syndrome vs no Down syndrome |
Definitely yes
Reason: Clinical diagnosis |
Probably no
Reason: unclear whether participants have been infected with the disease before start of the study |
Probably no
Reason: few data were collected. |
Probably no
Reason: few data were collected. |
Definitely no
Reason: numbers don’t add up |
Probably yes
Reason: Follow up was relevant for the outcome antibodies to occur.
|
Probably yes
Reason: No information |
High
|
Table of excluded studies
Reference |
Reason for exclusion |
Valentini D, Cotugno N, Scoppola V, Di Camillo C, Colagrossi L, Manno EC, Perno CF, Russo C, Palma P, Rossi P, Villani A. Safety and Long-Term Immunogenicity of BNT162b2 Vaccine in Individuals with Down Syndrome. J Clin Med. 2022 Jan 28;11(3):694. doi: 10.3390/jcm11030694. PMID: 35160144; PMCID: PMC8836979. |
Wrong population |
Eijsvoogel NB, Hollegien MI, Bok VLA, Derksen Lubsen AG, Dikken FPJ, Leenders SACAP, Pijning A, Post E, Wojciechowski M, Hilbink M, de Vries E. Declining antibody levels after hepatitis B vaccination in Down syndrome: A need for booster vaccination? J Med Virol. 2017 Sep;89(9):1682-1685. doi: 10.1002/jmv.24813. Epub 2017 May 2. PMID: 28322457. |
Wrong design |
Verantwoording
Beoordelingsdatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 17-04-2025
Voor meer details over de gebruikte richtlijnmethodologie verwijzen wij u naar de Werkwijze. Relevante informatie voor de ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule is hieronder weergegeven.
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).
De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor kinderen met downsyndroom.
Werkgroep
- Dr. H.B.M. (Helma) van Gameren-Oosterom, kinderarts, werkzaam in het Groene Hart Ziekenhuis te Gouda, NVK, voorzitter vanaf 11-12-2023
- R. (Regina) Lamberts, directeur, werkzaam bij Stichting Downsyndroom te Meppel
- H. (Hester) van Wieringen, kinderarts erfelijke en aangeboren aandoeningen, werkzaam in het St. Antonius Ziekenhuis te Utrecht, NVK
- A.M. (Anne-Marie) van Wermeskerken, kinderarts, werkzaam in het Flevoziekenhuis te Almere, NVK
- Dr. E.A. (Eveline) Schell-Feith, kinderarts, werkzaam in het Alrijne Ziekenhuis te Leiderdorp, NVK
- D.A.C.M. (Yvonne) Snepvangers, kinderarts, werkzaam bij Rivas Zorggroep (Beatrixziekenhuis) te Gorinchem, NVK
- Dr. P. (Pit) Vermeltfoort, oogarts, werkzaam in het Elkerliek ziekenhuis te Helmond, NOG
- K.M. (Kirsten) Vogelaar-Burghout, dermatoloog, werkzaam in het Zaans Medisch Centrum te Zaandam, NVDV
- K.C. (Käthe Christel) Noz, dermatoloog, werkzaam in het Adrz te Goes, NVDV
- Dr. C.D.L. (Christine) van Gogh, KNO-arts, werkzaam in Amsterdam UMC te Amsterdam, NVKNO
- Dr. M.E. (Michel) Weijerman, kinderarts, werkzaam in het Alrijne Ziekenhuis te Leiderdorp, NVK (voorzitter tot 11-12-2023)
Klankbordgroep
- L.C. (Lianne) Krab, arts Verstandelijk Gehandicapten, werkzaam bij Hartekamp Groep te Heemstede, NVAVG
- T.F.H. (Tom) Scheers, kinder- en jeugdpsychiater, werkzaam bij GGZ Drenthe te Assen, NVvP
- M.C. (Marianne) Kasius, kinder- en jeugdpsychiater, werkzaam bij Youz (Parnassia Groep), NVvP
- Dr. C. (Christine) de Weger, orthoptist, werkzaam in het RadboudUMC te Nijmegen, NVvO
- Prof. Dr. E. (Esther) de Vries, coördinator Data Science, werkzaam in het Jeroen Bosch Ziekenhuis te Den Bosch, NVK
- F. (Frank) Visscher, kinderneuroloog, werkzaam in Het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis te Dirksland, NVN
- J.M. (Rien) Nijman, kinderuroloog, NVU
- E.H. (Erica) Gerkes, kindergeneticus, werkzaam in het UMCG te Groningen, VKGN
- Dr. M. (Mirjam) van Eck, kinderfysiotherapeut, werkzaam in het Amsterdam UMC te Amsterdam, NVFK/KNGF
- S.M. (Sonja) Kalf, tandarts gehandicaptenzorg, werkzaam bij Stichting Bijzondere Tandheelkunde te Amsterdam, KNMT
- H. (Heleen) Eijlders, arts maatschappij en gezondheid, werkzaam bij Ons Tweede Thuis te Amstelveen, AJN
- M. (Marjolein) Coppens, directeur/eigenaar, werkzaam bij ProNect te Ophemert, NVLF
- T.M.C. (Trea) Harperink-Oude Nijhuis, diëtist verstandelijke gehandicaptenzorg, werkzaam bij de Twentse Zorgcentra te Enschede, NVD/DVG
Met ondersteuning van
- Dr. T. (Tim) Christen, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Dr. R. (Renee) Bolijn, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van (kern)werkgroepleden en klankbordgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Betrokkenen |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Werkgroep |
||||
Gameren-Oosterom, van* |
Kinderarts, Groene Hart Ziekenhuis te Gouda. Betaald. |
Geen |
Geen |
Geen |
Gogh, van |
KNO-arts Amsterdam UMC |
Geen |
Geen |
Geen |
Lamberts |
directeur Stichting Downsyndroom |
Geen |
Geen |
Geen |
Noz |
Dermatoloog, 0,8 fte AMS Binnen deze functie mag ik 8 uur per week werkzaamheden verrichten als externe promovendus bij Tranzo (Tilburg University) met als onderwerp "huidafwijkingen bij Downsyndroom) |
Geen |
Ik heb een volwassen dochter met Downsyndroom. Van 2004-2012 zat ik in het bestuur van de Stichting Downsyndroom (SDS) en ik geef sinds jaren op verzoek onbezoldigd advies op vragen van de SDS, kinderartsen en artsen-VG. Voorheen was ik lid van de Domeingroep Kinderdermatologie van de NVDV. Met betrekking deze tot deze richtlijn zal ik een lid en de voorzitter van de Domeingroep ook op de hoogte houden. Door mee te werken aan deze richtlijn verwacht ik geen wezenlijke verandering van mijn reputatie op dit gebied. |
Geen |
Schell-Feith |
kinderarts Alrijne ziekenhuis |
Geen |
Geen |
Geen |
Snepvangers |
Kinderarts bij Rivas Zorggroep (Beatrixziekenhuis), volledige functie van kinderarts, betaald |
Geen |
Geen |
Geen |
Vermeltfoort |
Oogarts in Elkerliek ziekenhuis te Helmond |
Geen |
Takeda TAK-935-3001 en 3002 : Skyline and Skyway (LGS) study |
|
Vogelaar-Burghout |
Dermatoloog Zaans medisch centrum (0.75 FTE Dermatoloog VogelBloem (0.2 FTE) |
Lid domeingroep kinderdermatologie |
Meer expertise op het gebied van kinderen met Downsyndroom na medewerking aan deze richtlijn verwacht ik. Maar dat zal de zorg alleen maar ten goede komen. |
|
Weijerman |
Directeur, Stichting Artsen voor Kinderen |
Geen |
Geen |
Geen |
Wermeskerken, van |
Kinderarts, Flevo Ziekenhuis, Almere |
Geen
|
Ik ben als kinderarts betrokken bij de down poli in Almere |
Geen |
Wieringen, van |
kinderarts erfelijke en aangeboren aandoeningen, St. Antonius Ziekenhuis |
Geen |
Geen |
Geen |
Klankbordgroep |
||||
Coppens |
Directeur/eigenaar ProNect, werkend in opdrachten als wetenschappelijk onderzoeker, docent postacademische opleidingen, hoofdredacteur landelijk vakblad |
Geen |
Geen |
Geen |
Eck, van |
Kinderfysiotherapeut in het Amsterdam UMC |
Lid van Commissie Onderzoek en Ontwikkeling van de NVFK: (vacatievergoeding) Docent bij cursus loopproblemen bij kinderen van het NPI: betaald Gastdocent op Hogeschool Utrecht Master Kinderfysiotherapie: betaald Deskundige bij cyberpoli downsyndroom: onbetaald |
Geen |
Geen |
Eijlders |
Arts maatschappij en gezondheid. teamarts KDC;s bij Ons tweede Thuis betaald |
voorzitter cie. Zorg voor Zeldzaam AJN: onbetaald |
geen Ons Tweede Thuis is een instelling voor verstandelijk gehandicapten waaronder cliënten met Downsyndroom. Maar de financiering van het bedrijf en mij persoonlijk is onafhankelijk van de richtlijn. Vanuit de cie. Zorg voor Zeldzaam van de AJN ben ik afgevaardigd vanwege mijn expertise binnen de doelgroep kinderen met verstandelijke beperking, waaronder Down. De andere kant is dat de deelname aan de klankbordgroep dit beeld kan bevestigen. |
Geen |
Gerkes |
Klinisch geneticus in loondienst academisch ziekenhuis UMCG |
Geen |
Geen |
Geen |
Harperink-Oude Nijhuis |
Diëtist VG (in loondienst; 24 uur) De Twentse Zorgcentra Enschede |
Geen |
WUR Nut van voedingssupplementen bij kinderen met Down (2020-2021) Lid DVG (Diëtisten in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking) Lid NVD (Nederlandse vereniging van Diëtisten) |
Geen |
Kalf |
tandarts-gehandicaptenzorg bij Stichting Bijzondere Tandheelkunde, Amsterdam, loondienstverband 0,4. |
voorzitter Federatie Tandheelkundige Weenschappelijke Verenigingen FTWV onbetaald. |
Geen |
Geen |
Kasius |
PG YOUZ: Profielopleider K&J Psychiatrie, stageopleider Arts Verstandelijk Gehandicapten |
Geen |
Commissielid Kajak ( Academische werkplaat LVB) Onderzoek en Onderwijs |
Geen |
Krab |
Arts VG, VG Poli Hartekamp Groep te Heemstede/Velserbroek, loondienst. 0,2 FTE specifiek aan zorg voor mensen met genetische syndromen, binnen de Syndroompoli Hartekampgroep (o.a. voor cliënten met DS) en als lid en arts VG van de transitiepoli van het ENCORE-GRI expertise centrum Erasmus MC – Sophia Kinderziekenhuis – Hartekamp Groep. |
Lid Stuurgroep Richtlijn Ontwikkeling (SRO) van NVAVG t/m mei 2024. Onbetaald. |
Geen |
Geen |
Nijman |
Kinderuroloog n.p. |
|
|
|
Scheers |
Namens de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. Werkgever GGZ Drenthe te Assen |
consulent voor CCE, betaald |
Geen, behalve vergroten eigen kennis t.b.v. mijn werk. |
Geen |
Visscher |
Federatie Medisch Specialisten |
Neuroloog en kinderneuroloog in ziekenhuis Van Weel Bethesda, Dirklandarts GGZ Eleos |
Geen |
Geen |
Vries, de |
Coördinator Data Science (voormalig kinderarts) bij Jeroen Bosch Academie Wetenschap van het Jeroen Bosch Ziekenhuis & Bijzonder Hoogleraar bij Tranzo, TSB, Tilburg University. |
Lid Raad van Toezicht bij Het Laar (ouderenorganisatie in Tilburg) |
unPAD studie (financier: Takeda: primary unclassified antibody deficiency (heeft niet te maken met Downsyndroom) |
Geen |
Weger, de |
orthoptist en klinisch epidemioloog / onderzoeker Dondersinstituut /Radbouduniversiteit Nijmegen |
werkzaam bij Bartimeus |
Ik ben gepromoveerd op onderzoek naar de effecten van een bifocale bril bij kinderen met Downsyndroom |
Nee |
* Voorzitter
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door een afgevaardigde van Stichting Downsyndroom in de werkgroep. De conceptrichtlijn wordt tevens voor commentaar voorgelegd aan deze stichting en de eventuele aangeleverde commentaren worden bekeken en verwerkt.
Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
|
Geen financiële gevolgen |
Module beschrijft zorg die voor het overgrote deel reeds aan deze aanbeveling voldoet. |
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.