Medisch specialistische revalidatie bij oncologie

Initiatief: VRA Aantal modules: 27

Medisch specialistische revalidatie bij oncologie - Revalidatie(-interventies)

Deze module is onderverdeeld in submodules. Om de inhoud te kunnen bekijken klikt u in de linkerkolom op de titel van de submodule. 

 

Onderstaande overwegingen zijn van toepassing voor de beschrijving van revalidatieprogramma's tijdens en na afloop van de curatieve behandeling en in de palliatieve fase. Overwegingen die specifiek op één ziektefase betrekking hebben zijn bij het desbetreffende subhoofdstuk geplaatst.

Anatomische eigenschappen en functie
De werkgroep adviseert om op het ICF8*) niveau ‘anatomische eigenschappen en functie' de trainingsparameters zo te kiezen dat in elk geval behoud van (tijdens behandeling) of indien gewenst/noodzakelijk vergroting van (na behandeling) spierkracht en spiermassa, aërobe capaciteit en flexibiliteit bereikt wordt. Voor elke individuele patient zal, waar nodig in overleg met de behandelend specialist, beoordeeld moeten worden in hoeverre daarbij afgeweken moet worden van de algemene inspanningsfysiologische principes.

Als richtlijn voor de training dient minimaal de Nederlandse Norm Gezond Bewegen te worden gehanteerd. Voor volwassenen is de norm een half uur tenminste matig intensieve lichamelijke activiteit (³4 METabolic equivalents (METs)) op minimaal vijf, maar bij voorkeur alle dagen van de week. Voor 55-plussers is de norm een half uur tenminste matig intensieve lichamelijke activiteit (³3 METs) op minimaal vijf, maar bij voorkeur alle dagen van de week. Voor niet-actieven, zonder of met beperkingen, is overigens elke extra hoeveelheid lichaamsbeweging zinvol, ongeacht duur, intensiteit frequentie of type. Anderen hanteren de fitnorm, deze is voor jong en oud gelijk en vereist tenminste drie keer per week gedurende minimaal 20 minuten zwaar intensieve lichamelijke activiteit. Deze norm is vooral gericht op het onderhouden van fysieke fitheid (uithoudingsvermogen, kracht en coördinatievermogen). Bepaling van trainingsdoelen en -intensiteit alsmede de vorm van begeleiding, zullen mede moeten worden vastgesteld op basis van individueel sportverleden, huidige activiteitenniveau en persoonlijke doelen op het niveau van activiteiten en participatie.

Zorg op maat
Bij het leveren van ‘zorg op maat' kan een aantal overwegingen richting gevend zijn.
De effectiviteit van beweeginterventies is afhankelijk van de mate van compliance van de patiënt. Het is aannemelijk dat de therapietrouw groter zal zijn naarmate de motivatie van de patiënt om deel te nemen aan de interventie groter is. Het verdient daarom aanbeveling om bij bewegingsadviezen aan patiënten, die behandeld worden of zijn voor kanker, de voorkeuren en opvattingen van de patiënt ten aanzien van bewegen nadrukkelijk mee te laten wegen in het advies.

Courneya et al. onderzochten de associatie tussen elementen uit de theorie van beredeneerd gedrag (Fishbein en Aizen) en de voorkeur voor aërobe- of krachttraining onder patiënten met kanker die behandeld werden voor borstkanker (1). De resultaten van deze studie wijzen erop dat vooral de eigen inschatting van het positieve effect van een interventie, de affectieve houding (mate waarin een bepaald type training als leuk wordt ingeschat) en de eigen effectiviteitbeleving (de mate waarin een bepaald type training als haalbaar wordt ingeschat) bepalend zijn voor de mate van motivatie voor een bepaald type programma. Bovendien waren effecten op kwaliteit van leven groter voor deelnemers in de krachttraining groep die ook een voorkeur hadden voor deze vorm van training.

De mate van fitheid bij start van de interventie zal meewegen in de effectmaat. Vanwege de wet van verminderde meeropbrengst van training zullen effecten juist bij meer gemotiveerde patiënten, met een intensief beweegverleden en meer dan gemiddelde fitheid, kleiner zijn. Leeftijd en geslacht bepalen mede de mate van het trainingseffect voor zowel kracht als uithoudingsvermogen. Leeftijd bepaalt mede startfitheid, sportaffiniteit en reeds getrainde specificiteit.

Een goede voedingstoestand is een voorwaarde voor het bereiken van de gewenste trainingseffecten.

Voor een concrete invulling van screenings- en voedingsinterventies wordt verwezen naar de richtlijn Algemene voedings- en dieetadviezen [VIKC 2005].

*) ICF: International Classification of Functioning, Disability and Health

Onderbouwing

Deze module is onderverdeeld in submodules. Om de inhoud te kunnen bekijken klikt u in de linkerkolom op de titel van de submodule. 

  1. 1 - Courneya KS, Segal RJ, Mackey JR, Gelmon K, Reid RD, Friedenreich CM et al. Effects of aerobic and resistance exercise in breast cancer patients receiving adjuvant chemotherapy: A multicenter randomized controlled trial. J Clin Oncol 2007; 25(28): 4396-404.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  :

Laatst geautoriseerd  : 01-03-2018

Geplande herbeoordeling  :

Actualisatie

Voorwaarden voor revisie en beoordelingsfrequentie zijn vastgelegd in de richtlijn. De geldigheidstermijn voor de richtlijn (maximaal 5 jaar na vaststelling) wordt vanuit het Integraal Kankercentrum Nederland bewaakt. Om verscheidene redenen kan actualisatie eerder dan beoogd nodig zijn. Zo nodig zal de richtlijn tussentijds op onderdelen worden bijgesteld.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
Geautoriseerd door:
  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging voor Psychosociale Oncologie
  • Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde

Algemene gegevens

Er komen in de dagelijkse oncologische praktijk problemen voor op lichamelijk, cognitief, emotioneel of sociaal vlak en/of met betrekking tot rolfunctioneren en/of zingeving. Deze problemen kunnen aanleiding geven, na signalering en bespreking, tot verwijzing van de desbetreffende patiënt met kanker of die kanker heeft gehad. De (ex-)patiënt kan verwezen worden voor verdere diagnostiek, een leefstijladvies, behandeling door één psychosociale of paramedische zorgverlener, door zorgverleners van verschillende disciplines, of naar medisch specialistische revalidatie. De richtlijn beschrijft hoe tot goede verwijzing naar medisch specialistische revalidatie bij oncologie te komen.

Daarnaast beschrijft de richtlijn:

  • Klachten na curatieve behandeling en in de palliatieve fase
  • Voorspellende factoren voor een gezonde levensstijl
  • Het intakeproces voorafgaand aan medisch specialistische revalidatie bij oncologie
  • Revalidatie(-interventies)
  • Meetinstrumenten voor effectevaluatie
  • Empowerment van de patiënt
  • Ondersteuning/adviezen/(verpleegkundige) interventies gericht op arbeid
  • Kosteneffectiviteit
  • Organisatie van zorg
  • Signalering en nazorg/revalidatiezorg bij kwetsbare (veelal) oudere patiënten met kanker

Doel en doelgroep

De richtlijn richt zich op patiënten van 18 jaar en ouder. Dit betreft patiënten tijdens of na afronding van de in opzet curatieve behandeling en tijdens de palliatieve fase van alle oncologische aandoeningen. Voor de patiënten in de palliatieve fase, de fase die intreedt wanneer duidelijk wordt dat er geen zicht meer is op genezing, richt de richtlijn zich op patiënten in de ziektegerichte- en symptoomgerichte palliatieve fase en expliciet niet op de fase van terminale palliatie.

Voor wie is deze richtlijn bedoeld?
De richtlijn is bedoeld voor zowel primaire oncologische behandelaars (internist-oncologen, chirurgisch oncologisch behandelaars en radiotherapeut oncologen), (gespecialiseerd) verpleegkundig(en) (specialisten), physician assistants, huisartsen en bedrijfsartsen als voor professionals in de psychosociale, paramedische en revalidatiezorg. Voor primaire oncologische behandelaars (internist-oncologen, chirurgisch oncologisch behandelaars en radiotherapeut oncologen), (gespecialiseerd) verpleegkundig(en) (specialisten), physician assistants, huisartsen en bedrijfsartsen die signaleren en verwijzen zijn vooral de uitgangsvragen over klachten na curatieve behandeling en in de palliatieve fase, signalering, bespreking en verwijzing en de modules over kwetsbare (veelal) oudere patiënten met kanker van belang. Voor professionals in de psychosociale, paramedische en medisch specialistische revalidatiezorg (revalidatieartsen, fysiotherapeuten, psychologen, maatschappelijk werkers, ergotherapeuten, etc.) zijn alle uitgangsvragen van belang.

Samenstelling werkgroep

Alle werkgroepleden zijn afgevaardigd namens wetenschappelijke verenigingen en hebben daarmee het mandaat voor hun inbreng. Bij de samenstelling van de werkgroep is geprobeerd rekening te houden met landelijke spreiding, inbreng van betrokkenen uit zowel academische als algemene ziekenhuizen/instellingen en vertegenwoordiging van de verschillende verenigingen/ disciplines. De patiëntenvereniging is eveneens vertegenwoordigd en in het geval er literatuuronderzoek is gedaan, is er een methodoloog of literatuuronderzoeker betrokken.

Belangenverklaringen

Aan alle werkgroepleden is gevraagd een belangenverklaring in te vullen, waarin ze hun banden met de industrie aangeven bij de start en einde van het richtlijntraject. De werkgroepleden hebben verklaard op dit moment of in de laatste drie jaar geen activiteiten te hebben ontplooid op uitnodiging van of met subsidie/ sponsoring van de industrie.

Inbreng patiëntenperspectief

De richtlijnwerkgroep bestaat uit zorgverleners van verschillende psychosociale en (para)medische disciplines en patiëntvertegenwoordigers van de Nederlandse Federatie van Kankerpatientenorganisaties.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Meetinstrumenten voor effectevaluatie