Oefentherapie
Uitgangsvraag
Wat is de indicatie voor oefentherapie bij de behandeling van lymfoedeem?
Aanbeveling
Verwijs de patiënt naar een (oedeem)fysiotherapeut of oefentherapeut indien er een hulpvraag is vanuit de patiënt of indien beperkingen in bewegen gesignaleerd worden.
Vraag het activiteitenniveau van patiënt uit en adviseer aan de beweegrichtlijnen te voldoen als onderdeel van zelfmanagement. Coachende technieken zijn hier belangrijk. (“samenmanagement”).
Monitor bij aanvang en tijdens de oefentherapie het lymfoedeem door regelmatig meetinstrumenten te gebruiken zoals een volumemeting en/of vragenlijsten.
Ondersteun en stimuleer de patiënt tot zelfmanagement, door gesuperviseerde oefentherapie langzaam af te bouwen en te vervangen door zelfstandige training.
- Overweeg het gebruik van een app/e-health om zelfinzicht te bevorderen.
Continueer de compressietherapie zo veel mogelijk tijdens de oefentherapie.
Overwegingen
Kwaliteit van het bewijs
Over het algemeen was de bewijskracht zeer laag tot laag, mede gezien de cruciale uitkomstmaat patiënttevredenheid ontbrak. Daarnaast beschreven maar vier studies de uitkomstmaten ernst van lymfoedeem volgens patiënten en kwaliteit van leven. De studie m.b.t. aerobe training bevatte geen vergelijkend onderzoek waardoor deze niet verder is uitgewerkt en geen GRADE analyse bevat. De studie van McLaughlin et al. (2020) voldeed daarnaast niet aan de inclusiecriteria. Echter gezien dit de enige studie was die lymfoedeem van het hoofd-hals gebied beschreef is de studie wel beschreven maar kan er geen conclusie worden gevormd over de invloed van oefentherapie op lymfoedeem van het hoofd-hals gebied.
Balans van gewenste en ongewenste effecten
Geen van de onderzochte beweeginterventies veroorzaakte toename van de zwelling of andere negatieve gevolgen voor patiënten met lymfoedeem. De geïncludeerde studies samen konden niet aantonen dat oefentherapie een significante afname van volume geeft. Alleen Kilbreath et al. (2020) vond een significant verschil in BIS score ten gunste van de krachttraining groep bij de subgroep met borst lymfoedeem. Zowel krachttoename en positieve effecten op verschillende subschalen van kwaliteit van leven werden wel gevonden. Gezien de grote gezondheidsvoordelen van regelmatig (matig/intensief) bewegen en de kleine kans op negatieve effecten op het lymfoedeem wordt gestreefd naar het motiveren van patiënten met lymfoedeem om tenminste 150 minuten per week matig intensieve inspanning te leveren in combinatie met kracht- en eventueel balansoefeningen. Het inzetten van oefentherapie is afhankelijk van de beperkingen in activiteit en participatie, belastbaarheid, de hulpvraag en de motivatie van de patiënt.
Professioneel perspectief
Het belang van bewegen bij lymfoedeem is bij zowel zorgverleners als patiënten veelal bekend. Oefentherapie en andere beweeginterventies zijn veilig mits belasting en belastbaarheid op elkaar afgestemd zijn en de trainingsintensiteit langzaam opgebouwd wordt. Daarnaast is het van belang de reactie van de patiënt (subjectieve en objectieve symptomen) tijdens en na de training te evalueren.
Samen met de patiënt moet worden bepaald of compressie/TEK gedragen wordt tijdens de oefentherapie. Een recente systematische review en meta-analyse van Hayes et al. (2020) concludeert dat bij vrouwen met borstkanker gerelateerd lymfoedeem er geen verschil gevonden wordt in volume bij het wel of niet dragen van compressie tijdens training. De systematic review van Hayes et al. (2020) heeft 6 studies geïncludeerd met patiëntaantallen tussen de 18-60 waarbij zowel het lymfoedeem als de compressie vaak niet duidelijk omschreven waren. Training verhoogt de bloeddruk en mogelijk de lymfload voor een deel of het gehele lichaam. Voor zowel de bovenste als onderste extremiteit is de aanbeveling vanuit de werkgroep het dragen van TEK te continueren tijdens een training. Een reden om af te wijken van deze aanbeveling zou kunnen zijn omdat de patiënt de kous als barrière ziet om te gaan sporten, denk aan beperking in mobiliteit en verhoging in temperatuur door het dragen van TEK tijdens een training. Wanneer ervoor gekozen wordt geen compressie te dragen tijdens training is het van belang het lymfoedeem goed te monitoren door het volume te meten en eventueel de patiënt een dagboek bij te laten houden met daarin de status van het lymfoedeem rond de trainingen zowel na één training als een langere beweeginterventie (>4 weken) (Hayes 2020).
Vanaf de start van de oefentherapie worden mogelijkheden en beperkingen van zelfmanagement besproken. De patiënt wordt zoveel als mogelijk gemotiveerd richting zelfredzaamheid en het uiteindelijk zelfstandig continueren van de beweeginterventie.
Waarden en voorkeuren van patiënten
Lymfoedeem is een chronische aandoening waarbij de patiënt voor de uitdaging staat de klachten te minimaliseren/stabiliseren. Problemen met bewegelijkheid (bijvoorbeeld in de schouder bij borstkanker gerelateerd lymfoedeem of heup bij beenlymfoedeem), pijn/druk van het lymfoedeem en verlies van kracht of conditie kan de patiënt een reden geven ondersteuning te vragen aan een (oedeem)fysiotherapeut of oefentherapeut. Daarnaast kan de patiënt het vertrouwen kwijt zijn in zijn of haar lichaam en vragen hebben over de juiste vorm, duur en intensiteit van bewegen om klachten te voorkomen en te verminderen. De ene patiënt zal net zo veel kunnen bewegen als voorheen en voor de andere patiënt is dit niet haalbaar, waardoor klachten als zwelling en druk kunnen optreden omdat belasting en belastbaarheid niet op elkaar afgestemd zijn. Een persoonlijk advies kan ervoor zorgen dat patiënten met plezier blijven bewegen en draagt zo bij aan de kwaliteit van leven.
Afhankelijk van de hulpvraag van de patiënt kan de (oedeem)fysiotherapeut of oefentherapeut een eenmalig advies geven of (deels) gesuperviseerde oefentherapie aanbieden. Eigen regie en inzicht is daarbij belangrijk uit oogpunt van therapietrouw. Met goede hulpmiddelen, bijvoorbeeld een app, kan de patiënt vooruitgang bijhouden en eventueel doelen bijstellen, in overleg met de (oedeem)fysiotherapeut of oefentherapeut. Het is daarbij belangrijk dat de patiënt een aanspreekpunt blijft houden als hij/zij zelf gaat bewegen en ook goed weet wanneer hij/zij de (oedeem)fysiotherapeut of oefentherapeut mag benaderen.
Aanvaardbaarheid en haalbaarheid
Oefentherapie voor patiënten met lymfoedeem is onderdeel van DLT. De zorg kan in sommige gevallen (deels) vergoed worden door de zorgverzekering en valt onder fysio- of oefentherapie. De duur en intensiteit van de oefentherapie wordt bepaald door de belastbaarheid van de patiënt en de hulpvraag/doelen van de patiënt. Oefentherapie start (deels) gesuperviseerd en werkt toe naar een zelfredzaamheid en zelfstandigheid van de patiënt.
Onderbouwing
Achtergrond
Lichaamsbeweging heeft een groot aantal gunstige effecten op vele aspecten van gezondheid; voorbeelden zijn een lager risico op hart- en vaatziekten, diabetes, depressieve symptomen en een lager risico op borst en darmkanker (beweegrichtlijnen 2017).
De beweegrichtlijn adviseert 150 minuten matig intensieve inspanning, verdeeld over de week waarbij langer, vaker en/of intensiever bewegen extra gezondheidsvoordelen met zich mee brengt. Daarnaast adviseert de beweegrichtlijn minstens tweemaal per week spier en botversterkende activiteiten eventueel gecombineerd met balansoefeningen. (beweegrichtlijnen 2017).
Deze adviezen zijn niet altijd haalbaar voor patiënten met lymfoedeem. Lymfoedeem heeft namelijk effect op de mate van bewegen in zowel intensiteit als kwaliteit van bewegingsactiviteiten. Redenen die ervoor zorgen dat bewegen zoals voor het ontstaan van lymfoedeem niet meer gaat, zijn onder andere bewegingsbeperking door het lymfoedeem, littekenvorming na chirurgie en pijn/angst voor verergering van de klachten. Voor deze groep patiënten kan oefentherapie een belangrijke interventie zijn om te faciliteren en te motiveren naar gezonder en passend beweeggedrag.
Oefentherapie kan bestaan uit aerobe training, krachttraining, mobiliserende oefeningen, coördinatie- en balansoefeningen, of een combinatie van deze interventies. Van oefentherapie wordt gesproken als dit wordt begeleid door een fysiotherapeut of oefentherapeut.
Conclusies
Zeer laag
|
Uitkomstmaat: Ernst van lymfoedeem volgens behandelaars.
Een effect van krachttraining op de ernst van lymfoedeem volgens behandelaars kon niet worden aangetoond en niet worden uitgesloten.
Singh (2016), Do (2017), Kilbreath (2020), Luz (2018), Schmitz (2019) |
Zeer laag
|
Uitkomstmaat: Ernst van lymfoedeem volgens patiënten.
Een effect van krachttraining op de ernst van lymfoedeem volgens patiënten kon niet worden aangetoond en niet worden uitgesloten.
Cormie (2013), Kilbreath (2020), Schmitz (2019) |
Zeer laag
|
Uitkomstmaat: Kwaliteit van leven.
Een effect van krachttraining op de kwaliteit van leven bij patiënten met lymfoedeem kon niet worden aangetoond en niet worden uitgesloten.
Cormie (2013), Do (2017), Kilbreath (2020) |
-
|
Uitkomstmaten: patiënttevredenheid t.a.v. behandeling, bijwerkingen, kosteneffectiviteit, onafhankelijkheid/zelf management, therapietrouw, beweging/activiteit.
Er zijn geen studies gevonden die deze uitkomstmaten beschrijven. |
-
|
Uitkomstmaten: Ernst van lymfoedeem volgens behandelaars, ernst van lymfoedeem volgens patiënten, kwaliteit van leven, patiënttevredenheid t.a.v. behandeling, bijwerkingen, kosteneffectiviteit, onafhankelijkheid/zelf management, therapietrouw, beweging/activiteit.
Er zijn geen vergelijkende studies gevonden die deze uitkomstmaten beschrijven. |
Zeer laag
|
Uitkomstmaat: Ernst van lymfoedeem volgens behandelaars.
Een effect van de combinatie van krachttraining en aerobe training op de ernst van lymfoedeem volgens behandelaars kan niet worden aangetoond en niet worden uitgesloten.
Singh (2016) |
-
|
Uitkomstmaten: Ernst van lymfoedeem volgens patiënten, kwaliteit van leven, patiënttevredenheid t.a.v. behandeling, bijwerkingen, kosteneffectiviteit, onafhankelijkheid/zelf management, therapietrouw, beweging/activiteit.
Er zijn geen vergelijkende studies bevonden die deze uitkomstmaten beschrijven. |
Zeer laag
|
Uitkomstmaat: Ernst van lymfoedeem volgens behandelaars.
Een effect van overige oefentherapie op de ernst van lymfoedeem volgens behandelaars kan niet worden aangetoond en niet worden uitgesloten.
Singh (2016), Ergin (2017), Sener (2017), Tidhar (2010) |
Zeer laag
|
Uitkomstmaat: Ernst van lymfoedeem volgens patiënten.
Een effect van overige oefentherapie op ernst van lymfoedeem volgens patiënten kan niet worden aangetoond en niet worden uitgesloten.
Sener (2017) |
Zeer laag
|
Uitkomstmaat: Kwaliteit van leven.
Een effect van overige oefentherapie op kwaliteit van leven bij patiënten met lymfoedeem kan niet worden aangetoond en niet worden uitgesloten.
Sener (2017), Tidhar (2010) |
-
|
Uitkomstmaten: patiënttevredenheid t.a.v. behandeling, bijwerkingen, kosteneffectiviteit, onafhankelijkheid/zelf management, therapietrouw, beweging/activiteit.
Er zijn geen studies gevonden die deze uitkomstmaten beschrijven. |
Vergelijking: Krachttraining + standaardzorg vs. alleen standaardzorg Literatuur: Singh (2016), Do (2017), Kilbreath (2020), Luz (2018), Schmitz (2019) |
||||||||
Certainty assessment |
Samenvatting resultaten |
|||||||
Aantal deelnemers |
Risk of bias |
Inconsistentie |
Indirect bewijs |
Onnauwkeurigheid |
Publicatie bias |
Overall certainty of evidence |
|
|
Uitkomstmaat: ernst van lymfoedeem volgens behandelaars |
||||||||
0 |
ernstiga |
ernstigb |
niet ernstig |
ernstigc |
niet gevonden |
⨁◯◯◯ |
10 studies onderzochten het effect van krachttraining op volume. Negen van de tien studies vonden geen effect van krachttraining, één studie vond een klein effect in de richting van krachttraining voor het volume van borst-lymfoedeem maar niet voor arm-lymfoedeem. Twee van drie studies vonden een klein effect in de richting van krachttraining voor de uitkomstmaat kracht, één van de drie vond geen verschil. Eén van de twee studies vond een klein effect in de richting van de controlegroep op de endorotatie van de schouder, maar niet in de overige arm-bewegingen. Het is onduidelijk wat het effect van oefentherapie is op de ernst van lymfoedeem volgens behandelaars |
|
Uitkomstmaat: ernst van lymfoedeem volgens patiënten |
||||||||
0 |
ernstiga |
ernstigb |
niet ernstig |
ernstigc |
niet gevonden |
⨁◯◯◯ |
Drie van de drie studies vonden geen significant effect van krachttraining op verschillende uitkomstmaten die de ernst van lymfoedeem volgens patiënt weergeven. Het is onduidelijk wat het effect van oefentherapie is op de ernst van lymfoedeem volgens patiënten. |
|
Uitkomstmaat: kwaliteit van leven |
||||||||
0 |
ernstiga |
ernstigb |
niet ernstig |
ernstigc |
niet gevonden |
⨁◯◯◯ |
Eén van de drie studies die een totaalscore presenteerde vond een klein(?) effect in de richting van de krachttraining groep, één vond volgens de auteurs geen effect en volgens onze berekeningen wel, één studie vond geen effect. Twee studies die subschalen presenteerden, vonden een effect in de richting van krachttraining voor de subschaal 'fysiek. Het is onduidelijk wat het effect van krachttraining is op kwaliteit van leven bij patiënten met lymfoedeem. |
Legenda:
a. Er zijn meerdere beperkingen in de studies zoals onduidelijkheid over allocatie, geen blindering en ontbreken van een studieprotocol.
b. De duur en type van de interventie verschilt sterk. Er zijn verschillende uitkomstmaten en meetmethodes gebruikt. Daarnaast zijn er verschillende patiëntgroepen wat betreft lokalisatie van het lymfoedeem.
c. De resultaten van de studie sluiten een effect in het voordeel van de interventie of controlegroep niet uit.
Vergelijking: Gecombineerde krachttraining en aerobe training + standaardzorg vs. standaardzorg Literatuur: Singh (2016) |
||||||||
Certainty assessment |
Samenvatting resultaten |
|||||||
Aantal deelnemers |
Risk of bias |
Inconsistentie |
Indirect bewijs |
Onnauwkeurigheid |
Publicatie bias |
Overall certainty of evidence |
|
|
Uitkomstmaat: ernst van lymfoedeem volgens behandelaars |
||||||||
0 |
ernstiga |
niet ernstig |
niet ernstig |
zeer ernstigb |
niet gevonden |
⨁◯◯◯ |
De studie vond geen verschil in gemiddeld verschil van BIS-score en volume tussen de groepen. Het is onduidelijk wat het effect van krachttraining + aerobic training vs standaardzorg bij patiënten met lymfoedeem |
Legenda:
a. Er waren ernstige beperkingen in studieopzet, zoals onvoldoende blindering en een hoog risico op selectiebias.
b. Er is sprake van een zeer kleine steekproef. Een effect in de richting van de interventiegroep of controlegroep kan niet worden aangetoond dan wel uitgesloten.
Vergelijking: overige oefentherapie Literatuur: Singh (2016), Ergin (2017), Sener (2017), Tidhar (2010) |
||||||||
Certainty assessment |
Samenvatting resultaten |
|||||||
Aantal deelnemers |
Risk of bias |
Inconsistentie |
Indirect bewijs |
Onnauwkeurigheid |
Publicatie bias |
Overall certainty of evidence |
|
|
Uitkomstmaat: ernst van lymfoedeem volgens behandelaars |
||||||||
0 |
ernstiga |
zeer ernstigb |
ernstigc |
ernstigd |
niet gevonden |
⨁◯◯◯ |
Een meta-analyse van 3 studies vond geen significant verschil tussen de interventiegroep en controlegroep. Eén studie die niet kon worden opgenomen in de meta-analyse, vond een significant verschil in volume gemeten middels been-omtrek ten gunste van de interventiegroep maar deed geen toets om het volume middels waterbakmeting, welke ook werd uitgevoerd, te vergelijken. Eén studie vond een significant verschil in armomtrek op 12/13 punten maar rapporteerde geen totaal volume. Deze studie rapporteerde ook een significant verschil in grijpkracht, maar volgens onze berekeningen was deze niet significant. Het is onduidelijk wat het effect van overige oefentherapie, waaronder ALT, pilates en yoga, is op de ernst van lymfoedeem volgens behandelaars. Eén studie die niet opgenomen kon worden in de meta-analyse vond geen significant verschil in relatief lymfoedeem volume tussen de ALT groep en de controle groep. |
|
Uitkomstmaat: ernst van lymfoedeem volgens patiënten |
||||||||
0 |
ernstige |
niet ernstig |
ernstigc |
ernstigd |
niet gevonden |
⨁◯◯◯ |
De studie vond op twee van de drie uitkomstmaten geen verschil en rapporteerde op één van de drie uitkomstmaten een significant verschil, welke in onze berekeningen niet aangetoond kon worden. Het is onduidelijk wat het effect is van overige oefentherapie op ernst van lymfoedeem volgens behandelaren. |
|
Uitkomstmaat: kwaliteit van leven |
||||||||
0 |
ernstige |
ernstigf |
niet ernstigc |
ernstigd |
niet gevonden |
⨁◯◯◯ |
Eén studie vond geen significant verschil in kwaliteit van leven, gemeten middels de EORTC-QLQ-BR23. Eén studie vond een significant verschil op de emotionele en sociale dimensie tussen de ALT groep en controle groep, gemeten middels ULL-27. Het is onduidelijk wat het effect is van overige oefentherapie op kwaliteit van leven bij patiënten met lymfoedeem. |
Legenda:
a. Er zijn meerdere beperkingen in de studies zoals geen blindering, onvolledig rapporteren van resultaten en ontbreken van een studieprotocol
b. De inhoud en duur van de interventie verschilt. De uitkomstmaten worden op verschillende wijze gemeten.
c. Er waren meerdere uitkomstmaten met wisselende resultaten die deze uitkomstmaat zouden weergeven. Het is onduidelijk of deze uitkomstmaten de ernst van lymfoedeem adequaat weergeven.
d. De resultaten van de studie sluiten een effect in het voordeel van de interventie of controlegroep niet uit
e. Er waren meerdere beperkingen in de studie zoals inadequate randomisatie en allocatie, niet blinderen en het niet verwijzen naar een studie protocol
f. Uitkomstmaat gemeten met verschillende vragenlijsten.
Samenvatting literatuur
Eén systematische review (n = 11 primaire studies waarvan zeven RCT’s en vier pre-post studies), één RCT gepubliceerd voor de zoekdatum van de systematic review (Tidhar 2010) en zes RCT’s die gepubliceerd werden na de zoekdatum van de SR, werden geïncludeerd (Singh 2016, Do 2017, Ergin 2017, Killbreath 2020, Luz 2018, Schmitz 2019 en Sener 2017). Drie primaire studies beschreven lymfoedeem van de onderste extremiteit (Do 2017, Ergin 2017 en Katz 2010). Alle andere studies beschreven lymfoedeem van de bovenste extremiteit.
Eén RCT (McLaughlin, 2020) voldeed niet aan de inclusiecriteria wegens te weinig deelnemers en het niet volledig voldoen aan de criteria van oefentherapie. Deze studie werd echter alsnog geïncludeerd omdat deze studie als enige zoekresultaat de invloed van bewegen op hoofd-hals lymfoedeem beschreef. Voor een volledig overzicht van de karakteristieken van geïncludeerde studies wordt verwezen naar 'Evidence tabellen'.
De literatuuranalyse is als volgt opgebouwd:
- Krachttraining + standaardzorg vs. alleen standaardzorg
- Aerobe training
- Combinatie krachttraining + aerobe training vs. standaardzorg
- Overige oefentherapie vs. standaardzorg
- Hoofd-hals lymfoedeem
Krachttraining + standaardzorg vs. alleen standaardzorg
Beschrijving van de studies
Zes primaire studies in de systematic review van Singh et al. (2016) en vier daarna gepubliceerde RCT’s onderzochten het effect van krachttraining bij in totaal 759 patiënten met lymfoedeem. Hiervan onderzochten negen primaire studies lymfoedeem van de bovenste extremiteit (Ahmed 2006, Cormie 2013, Gautam 2011, Johansson 2014, Kilbreath 2020, Luz 2018, Schmitz 2009, Schmitz 2019), twee studies beschreven lymfoedeem van de onderste extremiteit (Do, 2017, Katz 2010) en één studie omschreef lymfoedeem van de borst (Kilbreath, 2020). Standaardzorg bestond in de meeste studies onder andere uit compressietherapie, zelfzorg en dieetadviezen. Do et al. (2017) en Luz et al. (2018) vergeleken krachttraining met complete decongestive (physio) therapy (CD(P)T). Kilbreath et al. (2020) vergeleek een combinatie van krachttraining en aerobe oefeningen met telefonische monitoring zonder beweegadviezen. Schmitz et al. (2019) vergeleek krachttraining met drie groepen: standaardzorg, gewichtsverlies-interventie en krachttraining + gewichtsverlies-interventie.
De trainingsfrequentie lag in de meeste studies rond de tweemaal per week 1 uur, maar varieerde van 40 minuten vijfmaal per week tot 90 minuten eenmaal per week. De duur van de interventies varieerden van 4 weken tot 12 maanden. Eén studie had een onderhoudsfase na de interventiefase waarin patiënten thuis bewogen gedurende 46 weken (Schmitz 2019). De overige studies hadden geen follow-up na het aflopen van de interventie.
Risk of Bias
De systematic review van Singh et al. (2016) had een duidelijke onderzoeksvraag en PICO en deed een uitgebreide systematische zoekactie. Er was geen lijst met geëxcludeerde artikelen en redenen voor exclusie beschikbaar. Er ontbraken karakteristieken van de geïncludeerde studies, zoals de inhoud van de controle behandeling en design van de studies. Kwaliteit van de studies werd systematisch beoordeeld door twee onderzoekers, waarbij er in de primaire studies beperkingen t.a.v. studieopzet, selectiebias en confounders gevonden werden. De review vond geen aanwijzingen voor publicatiebias.
De studie van Luz et al.(2018) had een hoog risico op bias doordat deelnemers gerandomiseerd werden op basis van volgorde van toelating. Do et al. (2017) beschreef de allocatie niet. De overige studies hadden geen tekortkomingen betreffende randomisatie en allocatie. In alle studies waren proefpersonen en zorgverlener niet geblindeerd. De studies van Kilbreath (2020) en Schmitz (2019) hadden wel een geblindeerde uitkomstbeoordelaar. Geen enkele studie verwees naar een studieprotocol waardoor niet beoordeeld kan worden of er sprake is van selectief rapporteren van uitkomsten.
De complete risk of bias analyse is te vinden in 'Evidence tabellen'.
Beschrijving van de resultaten
1. Ernst van lymfoedeem volgens behandelaars
Drie van de tien primaire studies vonden een significant verschil voor enkele, maar niet alle, uitkomstmaten die ernst van lymfoedeem volgens behandelaars weergeven (Cormie 2013, Do 2017, Kilbreath 2020). De overige studies vonden geen significant effect van krachttraining op de ernst van lymfoedeem volgens behandelaars.
Alle studies rapporteerden volume(verandering) als uitkomstmaat. Volume werd op verschillende manieren gemeten, bijvoorbeeld middels omtrek van het ledemaat, verschillende formules om middels omtrek het volume te berekenen, waterbakmeting, L-Dex score en met behulp van Bio impedantie spectometrie (BIS). De systematic review van Singh et al. (2016) maakte gebruik van het standardized mean difference (SMD) voor het uitvoeren van een meta-analyse en vond geen significant verschil tussen de interventiegroep en controlegroep (SMD -0,08; 95% BI -0,27 tot 0,12). Vanwege het ontbreken van gegevens moest worden afgezien van het updaten van deze meta-analyse. De studie van Kilbreath vond een significant verschil in BIS score ten gunste van de krachttraining groep bij de subgroep met borst lymfoedeem (verschil BIS ratio -0,13 in interventiegroep; 0,07 in controlegroep; p = 0,018) maar vond geen significant verschil in de groep met arm lymfoedeem. De overige studies vonden geen significant verschil in volume tussen de interventiegroep en de controlegroep.
Drie studies rapporteerden het effect van krachttraining op de kracht in het aangedane lichaamsdeel, waarvan twee een significant verschil vonden ten gunste van de krachttraining groep (Cormie 2013, Do 2017) en Luz (2018) niet. Cormie et al. (2013) vond een verbetering van kracht (1 repetitie maximaal gewicht (RM)) bij de chest press en seated row en een verbetering van uithoudingsvermogen (aantal repetities met 70% van 1RM) bij de chest press in de krachttraining groep (zowel lage als hoge belasting) t.o.v. controlegroep (data hier niet uitgewerkt vanwege het hoge aantal uitkomstmaten en subgroepen, een volledig overzicht is te vinden in 'Evidence tabellen'). Do et al. (2017) mat kracht met een dynamometer en middels de 30-seconden chair stand test en vond bij beide een significant verschil in het voordeel van de krachttraining groep (Dynamometer: gemiddeld verschil van de verschilscores tussen de krachttraining groep en de controlegroep: -4,80 (95% BI -13,89 tot 4,29). 30 seconden chair stand test: gemiddeld verschil van de verschilscores krachttraining vs. controle: -2,8 herhalingen (95% BI -6,00 tot 0,40). Luz et al. (2018) mat kracht middels piek-kracht tijdens 5-seconden spiercontractie en vond geen significant verschil tussen de krachttraining groep en de controlegroep.
Twee studies rapporteerden het effect van krachttraining op range of motion van het aangedane lichaamsdeel, waarbij Cormie et al. (2013) in totaal zeven beweeguitslagen in drie gewrichten (schouder, elleboog en pols) rapporteerden en Luz et al. (2018) zes beweeguitslagen in alleen het schoudergewricht rapporteerden. Cormie et al. (2013) vond een significant betere schouderflexie in de krachttraining groep met lage belasting t.o.v. de controlegroep, voor de hoge belasting groep was er geen significant verschil. Luz et al. (2018) vond geen significant verschil in schouderflexie, maar vond wel een significant verminderde endorotatie in de krachttraining groep. Het verschil betrof echter maar 2 graden. Beide studies vonden geen significante verschillen in de andere schouderbewegingen en Cormie et al. (2013) vond geen verschil in elleboog- of polsmobiliteit. Een volledig overzicht is te vinden in 'Evidence tabellen'.
2. Ernst van lymfoedeem volgens patiënten
Vier primaire studies rapporteerden verschillende patiënt-gerapporteerde uitkomstmaten, namelijk subjectieve klachten, subjectieve functie en pijn (Cormie 2013), LSIDS (Kilbreath 2020) en zelf-gerapporteerde symptomen (Schmitz 2019), VAS-pijn (Katz 2010) waarop alle geen significant verschil vonden tussen de krachttraining groep en de controlegroep.
3. Kwaliteit van leven
Drie studies rapporteerden de uitkomstmaat kwaliteit van leven. Eén van de drie studies die een totaalscore presenteerde, vond een significant effect in de richting van de krachttraining groep, één vond geen verschil en volgens onze berekeningen wel en één studie vond geen verschil. Alle studies vonden een significant effect op één of enkele domeinen of subschalen van kwaliteit van leven.
Cormie et al. (2013) en Kilbreath et al. (2020) gebruikten beide de EORTC-QLQ-BR23 schaal. Voor de arm-score vond Cormie et al. (2013) volgens de auteurs geen verschil maar volgens onze berekeningen wel voor zowel de hoge als de lage belasting krachttraining groep vs. controlegroep (gemiddeld verschil van de verschilscore tussen hoge belasting groep en controlegroep: 6,4 (95% BI 4,37 tot 9,23), gemiddeld verschil van de verschilscore tussen lage belasting groep en controlegroep: 12,4 (95% BI 9,97 tot 14,83). Killbreath et al. (2020) vond een significant verschil voor zowel de arm-score als de borst-score. (verandering arm-score in interventiegroep 0,0 (IQR -11,1 tot 11,1), controlegroep -11,1 (IQR -22,2 tot 0). Borst-score in interventiegroep 0,0 (IQR -8,3 tot 8,3), controlegroep -16,7 (IQR -25,0 tot -8,3), gemiddeld verschil niet te berekenen vanwege onvoldoende gegevens).
Cormie et al. (2013) rapporteerden daarnaast de SF 36 en vond een significant verschil op de subschaal fysiek, maar niet op de andere subschalen.
Do et al. (2017) rapporteerden de EORTC-QLQ-C30. Zij vonden geen verschil op de totaalscore, maar wel een significant verschil ten gunste van de krachttraining groep op de subschaal fysiek en vermoeidheid.
4. Overige uitkomstmaten
De studies beschreven geen patiënttevredenheid t.a.v. behandeling, bijwerkingen, kosteneffectiviteit, onafhankelijkheid/zelf management, therapietrouw of beweging/activiteit.
Bewijskracht
De GRADE analyse van deze vergelijking is te vinden in 'Conclusies'.
Zeer laag
|
Uitkomstmaat: Ernst van lymfoedeem volgens behandelaars.
Een effect van krachttraining op de ernst van lymfoedeem volgens behandelaars kon niet worden aangetoond en niet worden uitgesloten.
Singh (2016), Do (2017), Kilbreath (2020), Luz (2018), Schmitz (2019) |
Zeer laag
|
Uitkomstmaat: Ernst van lymfoedeem volgens patiënten.
Een effect van krachttraining op de ernst van lymfoedeem volgens patiënten kon niet worden aangetoond en niet worden uitgesloten.
Cormie (2013), Kilbreath (2020), Schmitz (2019) |
Zeer laag
|
Uitkomstmaat: Kwaliteit van leven.
Een effect van krachttraining op de kwaliteit van leven bij patiënten met lymfoedeem kon niet worden aangetoond en niet worden uitgesloten.
Cormie (2013), Do (2017), Kilbreath (2020) |
-
|
Uitkomstmaten: patiënttevredenheid t.a.v. behandeling, bijwerkingen, kosteneffectiviteit, onafhankelijkheid/zelf management, therapietrouw, beweging/activiteit.
Er zijn geen studies gevonden die deze uitkomstmaten beschrijven. |
Aerobe training
Beschrijving van de studie
Eén studie uit de systematic review van Singh et al. (2016) onderzocht de effecten van aerobe training op volume bij vrouwen met lymfoedeem van de arm na borstkanker. Dit was een pre-post studie zonder controlegroep. Omdat dit geen vergelijkend onderzoek betreft, voldoet deze niet aan de inclusiecriteria en wordt hier niet verder uitgewerkt.
Bewijskracht
De GRADE analyse van deze vergelijking is te vinden in bijlage 'Conclusies'.
-
|
Uitkomstmaten: Ernst van lymfoedeem volgens behandelaars, ernst van lymfoedeem volgens patiënten, kwaliteit van leven, patiënttevredenheid t.a.v. behandeling, bijwerkingen, kosteneffectiviteit, onafhankelijkheid/zelf management, therapietrouw, beweging/activiteit.
Er zijn geen vergelijkende studies gevonden die deze uitkomstmaten beschrijven. |
Gecombineerde krachttraining en aerobe training + standaardzorg vs. standaardzorg
Beschrijving van de studies
De systematic review van Singh et al. (2016) includeerde één studie waarin een combinatie van krachttraining en aerobe training vergeleken werd met standaardzorg (Hayes 2009). Patiënten in de interventiegroep ondergingen een trainingsprogramma die steeds opbouwde qua intensiteit van 3 trainingssessies van 20-30 minuten per week (waarvan 2 gesuperviseerd door een fysiotherapeut of oefentherapeut) in week 1-4, naar 4 trainingssessies van 30-45 minuten per week (waarvan 2 gesuperviseerd) in week 5-8, naar ten minste 4 sessies per week van ten minste 45 minuten (waarvan 1 gesuperviseerd) in week 9-12. Patiënten begonnen met duurtraining en na 4 weken werd daarnaast ook krachttraining geïntroduceerd, welke met de weken toenam qua intensiteit. Er werd niet beschreven wat standaardzorg inhield.
Risk of bias
De systematic review van Singh et al. (2016) had een duidelijke onderzoeksvraag en PICO en deed een uitgebreide systematische zoekactie. Er was geen lijst met geëxcludeerde artikelen en redenen voor exclusie beschikbaar. Er ontbraken karakteristieken van de geïncludeerde studies, zoals de inhoud van de controle-behandeling en design van de studies. Kwaliteit van de studies werd systematisch beoordeeld door twee onderzoekers, waarbij er in de studie van Hayes et al. (2009) beperkingen gevonden werden wat betreft blindering en een hoog risico op selectiebias.
De Risk of Bias analyse is te vinden in 'Evidence tabellen'.
Beschrijving van de resultaten
Hayes et al. (2009) vond geen significant verschil in BIS score en volume tussen de interventiegroep en controlegroep. Het gemiddeld verschil tussen de groepen in BIS score was 0,02 (SD 0,7; p > 0,05). Het gemiddeld verschil in volume, gemeten middels perometrie, was 2 ml (SD 71; p > 0,05).
Bewijskracht
De GRADE analyse van deze vergelijking is te vinden in 'Conclusies'.
Zeer laag
|
Uitkomstmaat: Ernst van lymfoedeem volgens behandelaars.
Een effect van de combinatie van krachttraining en aerobe training op de ernst van lymfoedeem volgens behandelaars kan niet worden aangetoond en niet worden uitgesloten.
Singh (2016) |
-
|
Uitkomstmaten: Ernst van lymfoedeem volgens patiënten, kwaliteit van leven, patiënttevredenheid t.a.v. behandeling, bijwerkingen, kosteneffectiviteit, onafhankelijkheid/zelf management, therapietrouw, beweging/activiteit.
Er zijn geen vergelijkende studies bevonden die deze uitkomstmaten beschrijven. |
Andere typen oefentherapie
Beschrijving van de studies
De systematic review van Singh et al. (2016) includeerde drie studies die andere types oefentherapie omschreven, waaronder één studie die een oefenprogramma in water onderzocht en twee een oefenprogramma gebaseerd op yoga. Er werden nog twee studies geïncludeerd die zijn gepubliceerd na de zoekdatum van Singh, waarvan één een oefenprogramma in water (Aqua lymfatic therapy, ALT) onderzocht (Ergin 2017). Eén vergeleek Pilates gefocust op romp-oefeningen met een lumbopelvic stability instructie, waarbij patiënten een instructie kregen hoe zij hun romp kunnen stabiliseren bij het uitoefenen van alledaagse taken (Sener 2017). Er werd nog één studie geïncludeerd die was gepubliceerd voor de zoekdatum van Singh waarbij een oefenprogramma in het water werd onderzocht (ALT) (Tidhar 2010). De studie van Ergin et al. (2017) betreft lymfoedeem van de onderste extremiteit, alle overige studies betreffen patiënten met lymfoedeem van de bovenste extremiteit. De studies van Ergin et al. (2017), Sener et al. (2017) en Tidhar et al. (2010) werden begeleid door een fysiotherapeut, voor de overige studies werd dit niet benoemd.
Singh et al. (2016) voerden een meta-analyse uit. De resultaten van de studies van Ergin et al. (2017), Sener et al. (2017) en Tidhar et al. (2010) kunnen niet worden toegevoegd aan deze meta-analyse vanwege het ontbreken van gegevens.
Risk of Bias
De systematic review van Singh (2016) had een duidelijke onderzoeksvraag en PICO en deed een uitgebreide systematische zoekactie. Er was geen lijst met geëxcludeerde artikelen en redenen voor exclusie beschikbaar. Er ontbraken karakteristieken van de geïncludeerde studies, zoals de inhoud van de controle behandeling en design van de studies. Kwaliteit van de studies werd systematisch beoordeeld door twee onderzoekers, waarbij er in de drie studies betreffende overige oefentherapie beperkingen werden gevonden t.a.v. blindering en selectiebias.
Bij de studies van Ergin et al. (2017) en Tidhar et al. (2010) was er adequate randomisatie en allocatie, maar bij de studie van Sener et al. (2017) was er een hoog risico op bias door inadequate randomisatie en allocatie. Patiënten werden namelijk gevraagd een rode of blauwe kleur te kiezen en belandden op basis daarvan in een bepaalde groep. Er was bij alle drie de studies een hoog risico op bias door het niet kunnen blinderen van proefpersoon en zorgverlener. De uitkomstbeoordelaar was wel geblindeerd. Ergin et al. (2017) had een hoog risico op bias door mogelijk selectief rapporteren. Zij maten het volume van het been op verschillende manieren, namelijk met de som van de omtrekken en met volumemeting in een waterbak. In de resultaten werden alleen de significant verschillende bevindingen genoemd, waaronder het volume gemeten middels de som van de omtrekken op elke 5 cm, vervolgens werd de Frustum-formule toegepast om het individuele volume van de extremiteit te bepalen. Er werd geen vergelijkende toets tussen de ALT-groep en controlegroep voor de uitkomstmaat volumemeting middels waterbakmeting gerapporteerd. Dit zou kunnen betekenen dat er sprake is van selectief rapporteren. Ook rapporteerde de studie geen standaardafwijkingen of IQR waardoor opname in een meta-analyse niet mogelijk is.
De Risk of Bias analyse is te vinden in 'Evidence tabellen'.
Beschrijving van de resultaten
1. Ernst van lymfoedeem volgens behandelaars
De meta-analyse van Singh et al. (2016) vond geen verschil in lymfoedeem tussen de groepen die overige oefentherapie kregen en de controlegroep (SMD -0,07; 95% BI -0,56 tot 0,42).
De studie van Ergin et al. (2017) mat onder andere het volume via een waterbakmeting. Het volume was respectievelijk 1500 ml en 1170 ml vóór en na de interventie in de ALT-groep en 1595 ml en 1540 ml vóór en na de interventie in de controlegroep (p < 0,05). Vanwege het niet rapporteren van de standaardafwijking of 95% BI is het gemiddelde verschil niet te berekenen. De studie vergeleek daarnaast het volume gemeten middels been-omtrek, berekend via de Frustrum formule en vond hierbij een significant verschil in het voordeel van de ALT groep (p < 0,05).
De studie van Sener et al. (2017) bepaalde volume middels de armomtrek op 13 punten. Op 12 van de 13 punten werd er een significant verschil gevonden ten gunste van de Pilates-groep. Er was geen uitkomstmaat die het totale arm-volume weergaf. Er werd volgens de auteurs een significant verschil gevonden in grijpkracht ten gunste van de Pilates-groep, maar volgens onze berekeningen was deze niet significant (gemiddeld verschil van de verschilscores Pilates-groep vs. controlegroep -1,1 kg (95% BI -5,76 tot 3,56)) . Er werd geen significant verschil in schouderflexie, -exorotatie en -abductie gevonden tussen de Pilates-groep en controlegroep.
De studie van Tidhar et al. (2010) mat onder andere het volume via een waterbakmeting. Hieruit werd het relatieve lymfoedeem volume gemeten door middel van de volgende formule: relatieve lymfoedeem volume = ((volume oedeemarm – volume contralaterale arm) x 100) / volume contralaterale arm. Na 12 weken was het relatieve volume 14,7% (SD 23,9) in de ALT groep vergeleken met 11,8% (15,3) in de controlegroep. Er was geen significant verschil tussen beide groepen (p = 0,87).
2. Ernst van lymfoedeem volgens patiënten
De studie van Sener et al. (2017) was de enige studie die deze uitkomstmaat rapporteerden en vond geen significant verschil in VAS-pijn en subjectieve armfunctie (gemeten middels de DASH score) tussen de Pilates-groep en de controlegroep. Volgens de auteurs een significant verschil op de social appearance anxiety (SAA) schaal ten gunste van de Pilates-groep, maar bij onze berekeningen werd deze niet gevonden (gemiddeld verschil van verschilscore SAA tussen Pilates-groep en controlegroep: 3,76 (95% BI -1,51 tot 9,03)).
3. Kwaliteit van leven
De studie van Sener et al. (2017) vond geen significant verschil in kwaliteit van leven, gemeten middels de EORTC QLQ-BR23, tussen de Pilates-groep en controlegroep.
In de studie van Tidhar et al. (2010) werd de kwaliteit van leven gemeten middels de ULL-27. Gerapporteerde scores waren aan het begin, het einde en het verschil tussen begin en eind. Wanneer er werd gekeken naar de verschilscore (begin-eind) werd een significant verschil gevonden op de emotionele en de sociale dimensie tussen de ALT groep en controlegroep. Voor de emotionele dimensie was dit tussen de ALT groep en controlegroep respectievelijk -3,5 (SD 6,4) en 0,5 (SD 4,4), p = 0,03. Voor de sociale dimensie was dit tussen de ALT groep en controlegroep respectievelijk -1,4 (SD 3,2) en 1,7 (SD 4,0), p = 0,01. Op de fysieke dimensie werd geen significant verschil in de verschilscore gevonden, respectievelijk -2,5 (SD 8,9) en 0,4 (9,8) voor de ALT groep en controlegroep, p = 0,39.
4. Overige uitkomstmaten
De studie beschreef geen patiënttevredenheid t.a.v. behandeling, bijwerkingen, kosteneffectiviteit, onafhankelijkheid/zelf management, therapietrouw of beweging/activiteit.
Bewijskracht
De GRADE analyse van deze vergelijking is te vinden in 'Conclusies'.
Zeer laag
|
Uitkomstmaat: Ernst van lymfoedeem volgens behandelaars.
Een effect van overige oefentherapie op de ernst van lymfoedeem volgens behandelaars kan niet worden aangetoond en niet worden uitgesloten.
Singh (2016), Ergin (2017), Sener (2017), Tidhar (2010) |
Zeer laag
|
Uitkomstmaat: Ernst van lymfoedeem volgens patiënten.
Een effect van overige oefentherapie op ernst van lymfoedeem volgens patiënten kan niet worden aangetoond en niet worden uitgesloten.
Sener (2017) |
Zeer laag
|
Uitkomstmaat: Kwaliteit van leven.
Een effect van overige oefentherapie op kwaliteit van leven bij patiënten met lymfoedeem kan niet worden aangetoond en niet worden uitgesloten.
Sener (2017), Tidhar (2010) |
-
|
Uitkomstmaten: patiënttevredenheid t.a.v. behandeling, bijwerkingen, kosteneffectiviteit, onafhankelijkheid/zelf management, therapietrouw, beweging/activiteit.
Er zijn geen studies gevonden die deze uitkomstmaten beschrijven. |
Hoofd-hals lymfoedeem
Eén studie beschreef de effecten van beweging bij lymfoedeem van het hoofd en hals (McLaughlin 2020). Het betrof een gerandomiseerde pilot studie met 9 patiënten. Patiënten in de controlegroep ontvingen voorlichting/instructies over het zelf toepassen van lymfedrainage, functioneel bewegen, compressie en over huidverzorging. De beweeg-groep kreeg daarnaast een instructie gedurende een uur over een specifiek oefenprotocol voor hun hoofd en nek. Zij werden gevraagd het 10 minuten durende oefenprotocol vijf keer per dag thuis uit te voeren. Hoewel deze studie niet voldoet aan de inclusiecriteria, wordt deze studie toch tekstueel beschreven omdat er geen andere studies zijn die een beweeginterventie beschrijven bij patiënten met hoofd-hals lymfoedeem.
De studie vond geen significant verschil tussen de interventiegroep en controlegroep wat betreft de omtrek van de lage nek, hoge nek of hoofd-omtrek ter hoogte van de oren. Ook was er geen significant verschil tussen de groepen voor lichaamsbeeld, slikfunctie en kwaliteit van leven. Gezien het lage aantal deelnemers en het niet voldoen aan de criteria voor oefentherapie, kan er op basis van deze studie geen conclusie gevormd worden over de invloed van oefentherapie op lymfoedeem van het hoofd en hals.
Zoeken en selecteren
Om de uitgangsvraag te beantwoorden is een systematische literatuuranalyse uitgevoerd. Voor dit onderzoek is de volgende PICO opgesteld:
P: Patiënten met lymfoedeem.
I: Oefentherapie.
C: Geen behandeling, placebo behandeling, (alle) andere behandelingen voor lymfoedeem.
O: zie hieronder weergegeven.
Uitkomstmaten
De werkgroep definieerde de uitkomstmaten als volgt en hanteerde de in de studies gebruikte definities.
Primair (cruciaal):
- Ernst van lymfoedeem volgens behandelaars aan het eind van de studie: objectieve gevalideerde parameters
- Volumetrische veranderingen;
- Duur remissie/duur tot volgende behandeling (bij compressiebehandeling);
- Bewegingsbeperking (met name bij de armen) (goniometrie);
- Kracht (1 Repetitie Maximaal);
- Algehele Conditie (Astrand test, CPET, 6 Minuten Wandel Test);
- Bioimpedance of Tissue Dialectric Constant;
- BMI / buikomvang / taille / heup ratio;
- Huid verschuifbaarheid, oppakbaarheid en turgor (littekens);
- Wonden.
- Ernst van lymfoedeem volgens patiënten aan het eind van de studie.
- Pijn (Margolis pijn diagram, pijn algometrie, Central Sensitisation Inventory, Pain Detect, Numeric Rating Scales / Visual Analoge Scale);
- Vermoeidheid (Multi Dimensionelel Vermoeidheid Vragenlijst);
- DASH voor schouderproblematiek;
- Kwaliteit van leven aan het eind van de studie, gevalideerde QoL lijsten;
- Quality of life measure for limb lymphoedema (LYMQOL);
- Quality of life: Rand/SF36, (CES-D), Distress thermometer/lastmeter, 4DKL);
- the Upper Limb Lymphedema 27 (ULL-27);
- Freiburg Life Quality Assessment-Lymphedema (FLQA-L);
- Lymph-ICF armen en benen (LYMPH-ICF-LL / ARM);
- EQ-5D-5L.
- Patiënttevredenheid t.a.v. behandeling.
Secundair (belangrijk):
- Proportie patiënten met bijwerking;
- Kosteneffectiviteit;
- Onafhankelijkheid/zelfmanagement.
- Compliance (therapietrouw), vragenlijsten.
- Beweegrichtlijnen 2017 (en wat ze in andere landen hiervoor gebruiken) à beweging/activiteit.
Zoeken en selecteren
Er werd een systematische zoekstrategie uitgevoerd in de elektronische databases Embase en Medline. De zoekstrategie is toegevoegd in de bijlage ‘zoekstrategieën’. Studies werden geïncludeerd wanneer deze overeenkwamen met de elementen van de PICO en aan de volgende in- en exclusiecriteria voldeden:
Inclusie
- Uitsluitend studies die gevalideerde meetmethodes gebruiken;
- Uitsluitend Nederlandstalige, Duitstalige en Engelstalige publicaties;
- Geen beperking leeftijd patiënten;
- Interventieduur > 4 weken.
Exclusie
- Studies zonder originele gegevens (wel systematische reviews);
- Case control studies;
- Studies met minder dan 30 deelnemers (10 bij een zeldzame vorm van lymfoedeem);
- Studies die middelen beschrijven die in Nederland niet beschikbaar zijn;
- Studies ouder dan 2010.
Er werden in totaal 40 studies geïncludeerd op basis van beoordeling van titel en abstract. Uiteindelijk zijn er na full text screening 31 studies geëxcludeerd. Specifieke redenen voor exclusie zijn beschreven in de 'Evidence tabellen'.
Referenties
- Cormie P, Pumpa K, Galvao DA, Turner E, Spry N, Saunders C, et al. Is it safe and efficacious for women with lymphedema secondary to breast cancer to lift heavy weights during exercise: a randomised controlled trial. J. 2013;7(3):413-24.
- Do JH, Choi KH, Ahn JS, Jeon JY. Effects of a complex rehabilitation program on edema status, physical function, and quality of life in lower-limb lymphedema after gynecological cancer surgery. Gynecol Oncol. 2017;147(2):450-5.
- Ergin G, Karadibak D, Sener HO, Gurpinar B. Effects of Aqua-Lymphatic Therapy on Lower Extremity Lymphedema: A Randomized Controlled Study. Lymphat. 2017;15(3):284-91.
- Gezondheidsraad. Beweegrichtlijnen 2017. Den Haag: Gezondheidsraad, 2017; publicatienr. 2017/08
- Kilbreath SL, Ward LC, Davis GM, Degnim AC, Hackett DA, Skinner TL, et al. Reduction of breast lymphoedema secondary to breast cancer: a randomised controlled exercise trial. Breast Cancer Research and Treatment. 2020.
- Luz RPC, Simao Haddad CA, Rizzi S, Elias S, Nazario ACP, Facina G. Complex Therapy Physical alone or Associated with Strengthening Exercises in Patients with Lymphedema after Breast Cancer Treatment: a Controlled Clinical Trial. Asian Pac J Cancer Prev. 2018;19(5):1405-10.
- McLaughlin TM, Broadhurst JJ, Harris CJ, McGarry S, Keesing SL. A randomized pilot study on self-management in head and neck lymphedema. Laryngoscope Investigative Otolaryngology. 2020.
- Schmitz KH, Troxel AB, Dean LT, Demichele A, Brown JC, Sturgeon K, et al. Effect of Home-Based Exercise and Weight Loss Programs on Breast Cancer-Related Lymphedema Outcomes among Overweight Breast Cancer Survivors: The WISER Survivor Randomized Clinical Trial. JAMA Oncology. 2019;5(11):1605-13.
- Sener HO, Malkoc M, Karadibak D, Ergin G, Yavuzsen T. Effects of clinical pilates exercises on patients developing lymphedema secondary to breast cancer treatment: a randomized clinical trial. Meme Sagligi Dergisi / Journal of Breast Health, 2017;13(1): 16-22.
- Singh B, Disipio T, Peake J, Hayes SC. Systematic Review and Meta-Analysis of the Effects of Exercise for Those With Cancer-Related Lymphedema. Arch Phys Med Rehabil. 2016 Feb;97(2):302-315.e13. doi: 10.1016/j.apmr.2015.09.012. Epub 2015 Oct 9. PMID: 26440777.
- Tidhar D, Katz-Leurer M. Aqua lymphatic therapy in women who suffer from breast cancer treatment-related lymphedema: a randomized controlled study. Support Care Cancer. 2010;18(3):383-92.
- Hayes, S., Singh, B., Bloomquist, K. et al. Do Women with Breast Cancer-related Lymphoedema Need to Wear Compression While Exercising?: Results from a Systematic Review and Meta-analysis. Curr Breast Cancer Rep 12, 193-201 (2020). https://doi-org.proxy.library.uu.nl/10.1007/s12609-020-00373-0
Evidence tabellen
Tabellen karakteristieken geselecteerde studies
Study reference
|
Study characteristics |
Patient characteristics |
Intervention (I) |
Comparison / control (C) |
Follow-up |
Outcome measures and effect size |
Comments |
Singh 2016
A. Jonsson 2014 B. Ahmed 2006 C. Cormie 2013 D. Gautam 2011 E. Johansson 2014 F. Katz 2010 G. Schmitz 2009 H. Hayes 2009 I. Fisher 2014 J. Johansson 2013 K. Loudon 2014
|
Type of study Systematic review
Country Australia
Search date 1 January 2015
Number of included studies 11 studies regarding exercise training
Inclusion criteria Patients with clinically diagnosed, cancer-related upper or lower lymphedema Intervention studies that involved more than 1 bout of exercise; that is, they involved regular exercise training (>4wk) with lymphedema assessed pre- and postintervention. Studies that involved exercise in addition to other interventions were excluded if the effects of exercise could not be isolated. RCTs, non-RCTs, and single-group pre-post studies were included. |
N total 443 participants
A. 35 B. 45 C. 62 D. 32 E. 23 F. 10 G. 141 H. 32 I. 6 J. 29 K. 28
Location of lymphedema F. Lower extremity.
All other studies includes patients with lymphedema of the upper extremity. |
A. Aerobic exercise (n = 35).
B, C, D, E, F, G: Resistance exercise (n = 313).
H. Mixed exercise: aerobic and resistance exercise (n = 32).
I, J, K: Other exercise (I & K = yoga, J = water-based exercise) (n = 63).
|
Intervention was compared to no exercise, usual care or continued habitual and/or physical activity |
Length of follow-up Not reported. All exercise programs had a duration between 8 weeks and 12 months
Loss to follow up Not reported |
Change in lymphedema (standardized mean difference [95% CI])
Aerobic exercise -0,17 [-0,64-0,30]
Resistance exercise -0,08 [-0,27-0,12]
Mixed exercise 0,07 [-0,65-0,78]
Other exercise -0,07 [-0,56-0,42]
Total all types of exercise -0,08 [-0,25-0,08]
Change in pain F. pre-exercise: VAS-Pain 5,8, post-exercise: VAS-pain 5,2, SDs not reported, no statistical analysis performed
K. pre-exercise: VAS-pain 0,99 ± 1,53, post-exercise: VAS-pain 0,80 ± 1,48, p = 0,878
|
|
Study reference
|
Study characteristics |
Patient characteristics |
Intervention (I) |
Comparison / control (C) |
Follow-up |
Outcome measures and effect size |
Comments |
Do 2017 |
Type of study: RCT
Country South Korea
Source of funding: Not reported
Inclusion criteria: Patients with secondary unilateral lymphedema, after gynaecologic surgery with pelvic lymph node dissection for cervical, endometrial, or ovarian cancer, that had been diagnosed based on clinical assessment and lymphoscintigraphy findings and 10% volume differences between the legs
Exclusion criteria: Cancer recurrence and presence of other diseases (arterial insufficiency, deep vein thrombosis, chronic venous insufficiency, heart or kidney disease, musculoskeletal disease, and neurologic disorder). Patients with skin problems, such as a scarring, inflammation, or infection. |
N total at baseline (n analysed) 44 (40)
Baseline characteristics Mean age: CDT group 55,9 years, CRCDT group 57,5 years
Mean BMI: CDT group 23,9, CRCDT group 23,7
|
CDT + Complex rehabilitation (CR). CR consists of stretching, strengthening, core stability exercises, aerobic exercises for 40 min 5 times a week for 4 weeks. During the first 2 weeks, the exercises were supervised by a physical therapist in the rehabilitation room. For the next 2 weeks, the patients were asked to exercise at home and write in the exercise diary. |
Complex decongestive therapy (CDT, dr. Vodder method) consisting of: manual lymphatic drainage (MLD) 5 times a week for 2 weeks, a pneumatic pump device after MLD, compression therapy, skin care, and remedial exercise. CDT method) was performed by one certified physical therapist during the first 2 weeks. For weeks 2–4, the patients themselves performed MLD and self-bandaging |
Length of follow-up: 0 (intervention duration 4 weeks)
Loss-to-follow-up: 4
|
Affected leg volume mean (SD) CRCDT Pre: 9,836.4 (33,204,6) Post: 93,142.6 (29,388,1)
CDT 95,061,6 ± 19,803,1 91,632,0 ± 17,492
p = 0,900
QoL (EORTC QLQ-C30) mean (SD) CRCDT Pre: 60,3 (19,4) Post: 76,6 (32,2)
CDT: Pre: 62,8 (26,9) Post: 69,5 (18,1)
p = 0,300
Physical domain EORTC QLQ-C30 mean (SD) Pre: 59,5 (15,1) Post: 86,6 (12,2)
CDT: Pre: 55,7 (22,4) Post: 70,9 (16,6)
p = 0,001
Pain & fatigue symptom scale EORTC QLQ-C30 mean difference [95% CI] Fatigue CRCDT: -34,7 [-47,9 to -21,54] CDT: -13,0 [-27,8 to 1,8] P = 0,014
Pain CRCDT: -28,6 [-44,4 to -12,8] CDT: -19,7 [-35,1 to -4,1] P = 0,189
|
Determination of volume not clearly reported; unit of volume not reported |
Study reference
|
Study characteristics |
Patient characteristics |
Intervention (I) |
Comparison / control (C) |
Follow-up |
Outcome measures and effect size |
Comments |
Ergin 2017 |
Type of study: RCT
Country Turkey
Source of funding: Not reported; no competing financial interests declared
Inclusion criteria: - Suffered from primary or secondary unilateral lower extremity lymphedema. - Had undergone or completed the minimum 2 weeks intensive phase of CDP in the past. - Received approval to participate in ALT by their physician. - Was a volunteer. - Was older than 18 years of age.
Exclusion criteria: - Had undergone sentinel lymph node biopsy. - Had active metastatic disease. - Had cardiac insufficiency. - Had acute infection anywhere in the body. - Had urinary incontinence. - Had hydrophobia - Had psychological disease.
|
N total at baseline (n analysed) 63 (57)
Baseline characteristics Mean age ALT group: 44,50 ± 13,69 years. Control group: 47,66 ± 16,82 years
Mean BMI ALT group: 29,43 ± 7,90 kg/m2 Control group: 29,64 ± 8,07 kg/m2
|
Aqua lymphatic therapy (ALT): Intervention program for 6 weeks with 12 sessions (twice a week) visit to the pool for gentle exercises performed in a low-resistance manner, consisting of breathing exercises, proximal movements of chest and trunk and manual techniques, followed by self-massage and distal movements that involve the hips, knees, ankles, toes. Then, remedial exercises were performed from proximal to distal. |
Intervention program for 6 weeks with 12 sessions (twice a week) visit to lymphedema unit for self-lymphatic drainage and remedial exercises (proximal to distal). Each session lasts 45-60 minutes. Self-management during rest of the week. |
Length of follow-up: 0 (duration of intervention: 6 weeks).
Loss-to-follow-up: 6 did not complete intervention.
|
Compared with the volume changes between the groups, a reduction of VT, V3, V4, V5, V6, V7, V11, and V12 volumes was statistically higher in the ALT group than the control group ( p < 0,05).
Volumetric measurement (measured by difference in overflowing watercontainer between both legs) Median (minimum-maximum) ALT group: Before therapy 1500ml (890-4300) After therapy: 1170ml (180-4150) P < 0,001
Control group: Before therapy 1595ml (775-4170) After therapy 1540ml (770–4680) P < 0,001
ALT vs. Control group not reported
Volume Total (circumference on 12 locations with Frustum Formula) and were added together to calculate limb volume: V1 + V2 + … + V12 = VT) ALT group: Before therapy 8322,29 (6205,38–22888,96) After therapy 7596,31 (6172,15–21537,78) P < 0,001
Control group: Before therapy: 8609,80 (5409,41–24101,08) After therapy: 8242,44 (5413,47–23322,64) P = 0,019
Compared with The reduction of VT was statistically higher in the ALT group than the control group ( p < 0,05). |
- The intervention is poorly explained, making it hard to reproduce the study
- Between-group comparison inadequate and poorly done; only significant results are shown and only a p-value is reported. Authors make it look as if ALT group decreases volume, but do not report results for the volumetric measurement comparison. |
Study reference
|
Study characteristics |
Patient characteristics |
Intervention (I) |
Comparison / control (C)
|
Follow-up |
Outcome measures and effect size |
Comments |
Kilbreath 2020 |
Type of study: RCT
Country Australia
Source of funding: National Health and Medical Research Grant
Inclusion criteria: Women were eligible to participate if they: were aged ≥ 18 years; had undergone surgery for breast cancer that included wide local excision and axillary surgery; reported having breast oedema for longer than 3 months in which the intensity of the breast related symptoms such as heaviness and/or discomfort were ≥ 3 on a 10-cm visual analogue scale at enrolment into the study.
Exclusion criteria: Women were excluded if, within the previous 3 months, they had: undergone intensive lymphoedema therapy (i.e. decongestive therapy); experienced infections in the lymphoedematous regions requiring antibiotic treatments; and/or had experienced exacerbation that led to a change in their activities of daily living. They were also excluded if they had a history of primary lymphoedema, were fitted with a pacemaker, had undergone bilateral axillary dissections, engaged in regular moderate-to-high intensity exercise, or had any condition which excluded them from participating in exercise. In addition, women were excluded if they were pregnant or lactating. |
N total at baseline (n analysed): 88 (84)
Baseline characteristics: Female: 88 Male: 0
Mean age Years (SD) Exercise group: 53,7 (10,4) Control group: 59,5 (8,0) |
Exercise group (40) Participants completed three 1-h exercise sessions per week for 12 weeks. An Accredited Exercise Physiologist (AEP), trained by the study AEP with cancer care expertise, supervised each of the three exercise sessions in the first week and then once weekly thereafter for the duration of the intervention.
The training session comprised a low intensity warm-up including stretching, 30 min muscular hypertrophy training using free weights and variable resistance machines followed by two 10-min blocks of aerobic training using the stationary bike, treadmill, rower, and/ or cross-trainer. The resistance exercises targeted upper and lower limb muscle groups as well as the abdominal, chest and back. |
Control group (44) Participants were contacted weekly (during 12 weeks) to monitor their general health and lymphoedema status, but no advice was provided about exercise. |
Length of follow-up: 12 weeks
Loss-to-follow-up: Exercise group: 2 (4,9%) (unable to contact (1), readmitted to hospital (1)) Control group: 1 (2,1%) (unable to contact (1))
|
Change in lymphedema Change in BIS ratio Breast lymphedema: Exercise group: -0,127 (IQR -0,335 to 0,051) Control group: 0,073 (IQR -0,110 to 0,252) P = 0,018
There was no evidence of a significant difference between groups in change in BIS ratio for the arms or legs.
Patient reported outcomes: Changes in EORTC BR23 score, median (IQR): Breast: Exercise group: -16,7(-25,0 to -8,3) Control group: 0,0 (-8,3 to 8,3) P < 0,01
Arm: Exercise group: -11,1 (-22,2 to 0) Control group: 0,0 (-11,1 to 11,1) P < 0,05
Change in LSIDS score, median (IQR): Exercise group: Intensity: -1,5 (-7,5 to 0) Distress: -2 (-10,8 to 0) Control group: Intensity: -5 (-10 to 0,3) Distress: -6,5 (-12,3 to -2,8) No significant difference between groups |
Results of EORTC BR23 and BIS ratio are split in women with breast or arm lymphedema. |
Study reference
|
Study characteristics |
Patient characteristics |
Intervention (I) |
Comparison / control (C)
|
Follow-up |
Outcome measures and effect size |
Comments |
Luz 2018 |
Type of study: Controlled clinical trial.
Country Brazil
Source of funding: Not reported.
Inclusion criteria: adult females (≥ 18 years old), with upper limb lymphedema (difference in arm circumference of at least two centimeters at two different sites), resulting from unilateral surgery for breast cancer treatment, available to participate in the study twice a week for eight weeks,
Exclusion criteria: Bilateral breast cancer; renal dysfunction; acute inflammation; deep vein thrombosis; heart disease; skin infections; metastatic lymphedema; or had participated in any treatment involving the reduction of lymphedema in the previous three months. Stage 3 lymphedema. |
N total at baseline (n analysed) 42 (42)
Baseline characteristics Mean age 59,2 years |
Complex physical therapy (CPT) consisting of MLD, multilayer bandage compression therapy, skin care, regular exercises twice a week during 8 weeks + strength training (ST) consisting of a muscular strengthening protocol twice a week during 8 weeks. Exercise sessions consisted of heating & circumduction movements of shoulders; then, shoulder abduction, protraction & retraction of shoulder blades, shoulder flexion, shoulder AB, external and internal rotation, elbow flexion, fist flexion and extension, elbow extension, press/move the ball (all with halters or TheraBands), followed by relaxation. |
CPT alone |
Length of follow-up: 0
Intervention duration: 8 weeks
Loss-to-follow-up: 0 |
Volume measured by tape measure and using a formula (Lanza 2015) to calculate volume
CPT group: first session mean 2272 (SD 434,05) mm, 16th session; 2153 (SD 438,05) mm.
ST group: first session mean 2626 (SD 507,52 mm), 16th session 2329 mm (SD 472,85)
p = 0,555
Strength measured by peak-forece during 5 second contraction; no significant difference between strength training group and control group
Shoulder, elbow and wrist range of motion: decreased endorotation in strength training group; no difference in other shoulder movements or wrist/elbow mobility. |
|
Study reference
|
Study characteristics |
Patient characteristics |
Intervention (I) |
Comparison / control (C) |
Follow-up |
Outcome measures and effect size |
Comments |
Schmitz 2019 |
Type of study: RCT
Country USA
Source of funding: Grants from the National Institute of Health, National Centre for Advancing Translational Sciences of the National Institutes of Health, Comprehensive Cancer Centre Support Grants of the National Cancer Institute, National Institutes of Health and the Commonwealth of Pennsylvania, National Cancer Institute, National Institute of Mental Health. Compression garments were donated by BSN Medical, and discounted meal replacements were provided by Nutrisystem,
Inclusion criteria: Women who were diagnosed with BCRL according to the Common Toxicity Criteria for Adverse Events, version 4 (National Cancer Institute),22 or who had a previous diagnosis of lymphedema. In addition, eligible participants were cancer free, 6 months or more posttreatment, had a BMI of 25 to 50 (overweight or obese), were able to walk unaided for more than 6 minutes.
Exclusion criteria: Participants had no medical conditions prohibiting exercise, no plans for additional surgery, no self-report of engaging in resistance exercise or in 3 or more weekly aerobic sessions over the previous 12 months, no current use of any weight loss medication, no weight loss greater than 4,5 kg within the previous 3 months, and no history of bariatric surgery. |
N total at baseline (n analysed): 351 (280)
|
Exercise group (90): Participants were taught resistance exercises in groups of 2 to 6 women, once a week for 90 minutes. After six weeks classes were replaced by behavioural support telephone calls. Women were instructed to exercise twice a week and walk 180 min. a week.
Exercise + weight loss group (87) |
Control group (87): All groups received standard lymphedema care and compression garments.
Weight loss group (87): Participants attended 24 weekly sessions led by a registered dietitian in groups of 2 to 12 women. From weeks 25 through 52, groups met monthly for weighins and additional behavioural modification lessons.
|
Length of follow-up: 52 weeks 6 wk group training, thereafter home-based.
Loss-to-follow-up: Exercise group: 22 (24,4%) Weight loss group: 16 (18,4%) Exercise + weight loss group: 19 (21,8%) Control group: 14 (16,1%) |
Interlimb volume difference (%) after 52 weeks, measured with perometry. Mean (SD) Exercise group: -0,3% (5,4) Exercise vs control: P = 0,96 Weight loss group: 0.2% (5,0) Weight loss vs control: P = 0,51 Exercise + weight loss group: 0,4% (5,3) Combination vs control: p = 0,40 Control group: -0,3% (5,7)
Clinical characteristics of lymphedema, change in CLUE assessment tool score after 52 weeks. Mean (SD): Exercise group: -2,54 (13,20) Exercise vs control: P = 0,53 Weight loss group: -3,54 (12,88) Weight loss vs control: P = 0,21 Exercise + weight loss group: -3,84 (10,09) Combination vs control: p = 0,16 Control group: -1,40 (11,10)
Self-reported symptoms using the Norman Lymphedema survey, change in score after 52 weeks. Mean (SD): Overall extremity: Control group: −0,39 (2,33) Exercise group: −0,12 (2,14) vs control: P = 0,46 Weight loss group: −0,57 (2,47) vs control: P = 0,61 Exercise + weight loss group: −0,62 (2,38) vs control: P = 0,52 Overall breast/torso Control group: −0,13 (1,17) Exercise group: 0,03 (1,25) vs control: P = 0,36 Weight loss group: −0,01 (1,23) vs control: P = 0,51 Exercise + weight loss group: −0,01 (1,06) vs control: P = 0,53 Symptoms (range, 0-14), No. Control group: −0,84 (3,11) Exercise group: −1,27 (3,01) vs control: P = 0,34 Weight loss group: −1,11 (2,88) vs control: P = 0,56 Exercise + weight loss group: −1,42 (2,92) vs control: P = 0,20 Symptom severity (range, 0-4) Control group: −0,25 (0,97) Exercise group: −0,28 (0,97) vs control: P = 0,84 Weight loss group: −0,30 (0,86) vs control: P = 0,74 Exercise + weight loss group: −0,35 (0,93) vs control: P = 0,50 |
|
Study reference
|
Study characteristics |
Patient characteristics |
Intervention (I) |
Comparison / control (C)
|
Follow-up |
Outcome measures and effect size |
Comments |
Sener 2017 |
Type of study: RCT
Country Turkey
Source of funding: Not reported
Inclusion criteria: Presence mild, moderate or severe lymphedema in upper extremities after breast cancer treatment. Aged over 18 years.
Exclusion criteria: Presence of metastatic breast cancer. Presence of diagnosis of severe heart failure and / or arrhythmia. Presence of infection in the affected limb. Presence of severe psychological disorders. Presence of severe pain of unknown cause in the axillary region. Presence of musculoskeletal problems in the upper extremity before the treatment of breast cancer. Presence of other health problems that would prevent participation in the evaluation and treatment program. |
N total at baseline (n analysed) 62 (60)
Baseline characteristics Age (SD) Pilates group: 53,17 (7,66). Control group: 54,03 (12,57).
BMI (SD) Pilates group: 28,54 (4,51). Control group: 30,35 (4,99). |
Pilates exercises and Postures + MLD, skincare, shoulder exercises Exercises were performed in groups of 5-8 persons 3 times a week for 8 weeks and supervised by a physiotherapist. During training, the patients were taught how to create lumbopelvic stability (core stabilization), which is the basis for Pilates exercises, and spinal stabilization and appropriate posture techniques. Each patient was taught how to create lumbar and spinal stabilization in the prone, supine, and side-lying positions using a stabilizer. After four weeks an elastic resistance band was added. Participants were also asked to practice a home program every day that included manual lymphatic drainage training, wall extension, and Wand exercises used to improve shoulder flexibility and skin care training. |
Lumbopelvic stability + MLD, skincare, shoulder exercises Participants were taught how to protect core stabilization while performing activities of daily living and they were recommended to maintain a home exercise program. The participants were given a brochure that described these exercises and were recommended to repeat these exercises at least 10 times. They were also advised to pay attention to skin care and to walk 1 hour every day. The participants were followed up through telephone calls. |
Length of follow-up: 0 (intervention duration: 8 weeks; final measurements at wk 8).
Loss-to-follow-up: 2
|
Upper limb circumferences measured with a tape measure starting from the proximal nail fold of the middle finger up to the armpit at 5 cm intervals when the patient was in the supine position.
A significant difference was found on 12/13 measuring points.
Grip strength: Mean difference in pilates group 2,27 [95% CI -1,06-5,60] kg, control group 1,17 [95% CI -1,95-429] kg, p < 0,05)
Quality of life EORTC QLQ-BR23 Post treatment: Pilates group: 38,51 (8,42) Control group: 28,37 (7,48) P = 0,94 |
|
Study reference
|
Study characteristics |
Patient characteristics |
Intervention (I) |
Comparison / control (C) |
Follow-up |
Outcome measures and effect size |
Comments |
Tidhar 2010 |
Type of study RCT
Country Israel
Source of funding: Not reported
Inclusion criteria: Women who suffered from unilateral lymphedema due to breast cancer surgery and had undergone axillary lymph node dissection, women who undergone or completed the intensive phase of CPT in the past and were at least 2 weeks into the self-management stage of therapy, women who received approval to participate in ALT by their physician.
Exclusion criteria: Women who had undergone sentinel lymph node biopsy, had active metastatic disease. |
N total at baseline (n analysed) 48 (48) I: 16 C: 32
Baseline characteristics Age (SD) I: 56,2 (10,7) C: 65,5 (8,8)
BMI >25 I: 13 (81,3) C: 24 (75,0)
History with chemotherapy or/and radiotherapy was higher in the control group. |
Weekly session of ALT + advise to carry on with self-management.
Exercises were performed in a 1.2-m deep pool with a temperature between 32°C and 33°C. Each session lasts 45 min, once a week. Type of exercises: (1) breathing exercise (2) proximal movements of chest and shoulder girdle and manual techniques of self-massage (3) vertical positioning of the arm in the water and performing self-massage and distal movements that involve the elbows, wrists, and fingers |
Self-management |
Length of follow-up: 12 weeks
Loss-to-follow-up: 0
Discontinued intervention: 1
|
Lymphedema relative volume (LVR), calculation: ((EV) x 100 /volume contra lateral arm) End of the study (mean, SD) I: 14,7 % (23,9) C: 11,8 % (15,3) P = 0,87
QoL (ULL27), change scores (mean (SD)): Physical dimension: I: -2,5 (8,9) C: 0,4 (9,8) P = 0,39 Emotional dimension: I: -3,5 (6,4) C: 0,5 (4,4) P = 0,03 Social dimension: I: -1,4 (3,2) C: 1,7 (4,0) P = 0,01
|
|
Exclusies na full tekst screening.
Artikel |
Reden van exclusie |
Baumann 2018 |
Voldeed niet volledig aan PICO. |
Bracha 2012 |
Follow-up te kort |
Buchan 2016 |
2 typen exercise vergeleken en dus niet vergeleken met ‘geen behandeling of placebo’. |
Chan 2010 |
Patiënten at risk voor lymfoedeem |
Devoogdt 2010 |
Patiënten at risk voor lymfoedeem |
Fong 2014 |
Follow-up te kort |
Hasenoehrl 2019 |
Recentere update beschikbaar |
Hasenoehrl 2020 |
Deel patiënten at risk voor lymfoedeem |
Iyer 2018 |
Interventie is geen oefentherapie |
Jeffs 2012 |
Te weinig deelnemers, interventie is geen oefentherapie |
Johnson 2020 |
Uitkomstmaten komen niet overeen |
Keilani 2015 |
Gemengde populatie lymfoedeem en patiënten at risk voor lymfoedeem |
Kwan 2011 |
Gemengde populatie lymfoedeem en patiënten at risk voor lymfoedeem |
Kim 2010 |
Follow-up te kort |
Kizil 2018 |
Type oefening (passief) |
Letillier 2014 |
Weinig deelnemers (25) en 2 types exercise vergeleken; en niet vergeleken met placebo/ usual care |
Lindquist 2015 |
Follow-up te kort (10 weken) |
Loudon 2014 |
Te weinig deelnemers |
Loudon 2018 |
Te weinig deelnemers, interventie is geen oefentherapie |
McClure 2010 |
Interventie is geen oefentherapie |
McNeely 2011 |
Recentere SR’s beschikbaar |
Oremus 2012 |
Te beknopte weergave van studies en resultaten, type exercise weinig toegelicht |
Panchik 2018 |
Review, onvoldoende gegevens primaire studies |
Paramandam 2014 |
Gemengde populatie lymfoedeem en patiënten at risk voor lymfoedeem |
Rogan 2016 |
Geselecteerde studies van te slechte kwaliteit |
Tsai 2020 |
Uitkomstmaat gewichtsafname |
Vafa 2020 |
Interventie is geen oefentherapie |
Wanchai 2019 |
Gemengde populatie lymfoedeem en patiënt at risk voor lymfoedeem |
Wei 2019 |
Interventie is geen oefentherapie |
Winkels 2017 |
Zelfde cohort als Schmitz 2019 |
Yeung 2017 |
Betreft alleen Aqua lymfatic therapy |
Risico op bias
Randomized controlled trials
Beoordeling risk of bias Cochrane risk of bias tool.
Study reference
(first author, publication year) |
Describe method of randomisation1 |
Random sequence generation (selection bias)2
(high/unclear/low risk) |
Allocation concealment (selection bias)3
(high/unclear/low risk) |
Blinding of participants and personnel (performance bias)4,6 All outcomes
(high/unclear/low risk) |
Blinding of outcome assessor (detection bias)5,6 All outcomes
(high/unclear/low risk) |
Incomplete outcome data (attrition bias)7 All outcomes
(high/unclear/low risk) |
Selective reporting (reporting bias)8
(high/unclear/low risk) |
Other bias9
(high/unclear/low risk) |
Do 2017 |
Participants were randomly assigned to either the intervention group or the control group
|
Low risk
Quote: patients were randomly assigned à probably done |
Unclear
Not reported |
High risk
Not reported but patients should be able to know in which group they are
|
Unclear
Not reported |
Unclear
Reason for drop-outs (4/44)not reported |
Unclear |
Low risk |
Ergin 2017 |
After the baseline assessment, participants were randomly assigned to either the ALT group or the control group by using the simple random sampling method. |
Low risk |
Low risk
Quote: assignment was revealed by an independent researcher who was not involved in the assessment |
High risk
Participants and personnel knew which group patients belonged to |
Low risk
Quote: The therapist who performed the outcome assessments was unaware of the group allocation throughout the study |
Unclear
Quote: two of the ALT and four of the control group patients withdrew from the study
Reasons for withdrawal were not reported |
High risk
Incomplete reporting of results; between group comparison lacks data, only a p-value is mentioned |
Low risk
|
Kilbreath 2020 |
Following baseline measurements, women were randomly allocated to either the Exercise group (Exercise) or Control group (Control). Randomisation was stratified by location of lymphoedema: breast only versus breast and arm lymphoedema. The randomisation list was computer generated in permuted blocks of 4, 6 or 8 by a person not in contact with the participants. Allocation was concealed inside sequentially numbered, opaque sealed envelopes and opened after baseline assessments had been completed. |
Low risk |
Low risk |
High risk
|
Low risk Measurements were performed by a research assistant blinded to group allocation at baseline and at 12 weeks.
Treatment group was coded to enable blinded analysis, which was by intention to treat. |
Low risk
Reasons for loss-to-follow-up are reported and similar in both groups |
Unclear |
Low risk |
Luz 2018 |
They were divided into two groups according to the order of admission: the first patient was allocated to the treatment group, next to the control group and so on. |
High |
High |
High Not reported but patients could easily find out whether they are in the strength training group or control group. Personnel should know which groups patients are |
Unclear
Not reported |
Low
No loss to follow up |
Unclear
|
Low |
McLaughlin 2020
|
Beschrijven, geen RoB (weinig deelnemers, maar zeldzame vorm) |
|
|
|
|
|
|
|
Schmitz 2019
|
Women were assigned to 4 groups of equal size through a computerized process called minimization,19,20 in a manner that was unpredictable and concealed from the study staff members who determined eligibility |
Low risk |
Low risk |
High risk |
Low risk
All measurement staff were blinded to the participants’ intervention status. Participants were asked to avoid divulging their group assignment to outcome assessors
|
Low risk
Greater losses tofollow-up occurredin the control group than in the exercise,weight loss, and combined intervention groups. Rigorous comparisons of baseline characteristics between those whowere lost to follow-up and those who completed the study did not reveal any significant differences. Furthermore, use of multiple imputation analyses addressed this potential limitation. Notably, results for the primary outcome remained consistent when they were analyzed without imputation. |
Low risk |
Low risk |
Sener, 2017 |
Based on their admission to the clinic without looking at the severity of lymphedema, the patients were asked to draw one of the two cards colored blue or red, and thus they were assigned to the two study groups through this simple random sampling method. Those who drew red cards were assigned to the clinical Pilates exercise group (n=32) and those who drew blue cards were assigned to the control group (n=30). |
High risk |
High risk |
High risk |
Low risk
Quote: all evaluations were done by another physiotherapist |
Low risk
Quote: two patients (from the pilates exercise group) were excluded from the study because one developed liver metastasis and the other discontinued treatment. |
Unclear |
Low risk |
Tidhar, 2010 |
Participants were randomly assigned to either the ALT group or the control group using the block sampling method. |
Low risk |
Low risk
Quote: Assignment was concealed in sequential opaque envelopes and was revealed by an independent researcher not involved in the assessment |
High risk
|
Low risk
Quote: The therapist who performed the outcome assessments was unaware of the group allocation throughout the study. |
Low risk
No loss to follow-up. |
Unclear
|
Low risk |
Systematic reviews
Beoordeling risk of bias middels AMSTAR.
Study
First year, author |
Appropriate and clearly focused question?1
Yes/no |
Comprehensive and systematic literature search?2
Yes/partial yes/ no |
Description of included and excluded studies?3
Yes/partial yes/ no |
Description of relevant characteristics of included studies?4
Yes/partial yes/no |
Assessment of scientific quality of included studies?5
Yes/partial yes/no |
Enough similarities between studies to make combining them reasonable?6
Yes/partial yes/ no |
Potential risk of publication bias taken into account?7
Yes/partial yes/ no |
Potential conflicts of interest reported?8
Yes/partial yes/ no |
Singh, 2016 |
Yes Clearly stated PICO |
Yes Multiple databases were searched, search strategy was provided, references were checked |
No No list of excluded studies nor reasons for exclusion available |
No Described most relevant characteristics (PICO) in adequate detail, however research designs of included studies were insufficiently described |
Yes The Effective Public Health Practice Project Quality Assessment Tool31 was used to assess study quality and risk of bias by 2 independent authors |
Partial yes Although participants were mostly comparable, the interventions and outcome measurements were sometimes different |
Yes Funnel plots were made and indicated no apparent evidence of publication bias |
No |
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 28-12-2023
Laatst geautoriseerd : 28-12-2023
Geplande herbeoordeling :
Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update).
De Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV) is regiehouder van deze richtlijn lymfoedeem en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.
Algemene gegevens
Aanleiding
Op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie is de richtlijn lymfoedeem in 2020-2023 herzien. Ten opzichte van de richtlijn van 2014 zijn er nieuwe inzichten rondom chronisch oedeem, alsmede vragen rond de effectiviteit van nieuwe en bestaande behandeltechnieken zoals lymfchirurgie en MLD. De benadering van diagnostiek en behandeling is meer in een holistische benadering geplaatst met accent op functioneren van de patiënt in al zijn aspecten (participatie/activiteiten niveau/persoonlijke en omgevingsfactoren).
De benadering van de patiënt hierbij berust meer op een co-activiteit met aandacht voor shared decision making, “ samenmanagement” en coaching.
Afbakening onderwerp
In deze richtlijn worden adviezen gegeven ten aanzien van de diagnostiek en behandeling van lymfoedeem en begeleiding bij lymfoedeem en dient als leidraad voor de dermatoloog en andere zorgprofessionals die in aanraking komen met patiënten met lymfoedeem.
Definities
Oedeemtherapeut
Wanneer in de richtlijn de term ‘oedeemtherapeut’ wordt gebruikt, bedoelt de werkgroep alle
zorgverleners die bevoegd zijn oedeemtherapie te praktiseren. In Nederland zijn hiertoe twee
beroepsgroepen bevoegd: de huid- en oedeemtherapeut en de oedeemfysiotherapeut.
Compressietherapie
Compressietherapie betekent letterlijk drukbehandeling. In deze richtlijn wordt hiermee bedoeld het aanbrengen van drukmiddelen die de veneuze en lymfatische afvloed bevorderen. In de praktijk wordt vaak gesproken van ambulante compressie, omdat het samengaan van de comprimerende werking van het aangelegde verband en de pompwerking van de spieren het beoogde resultaat tot stand brengt. Men onderscheidt verschillende compressiemiddelen, waaronder diverse types zwachtels (niet-elastische compressie), therapeutisch elastische kousen (TEK), intermitterende pneumatische compressie (IPC) pompen en adjustable compression devices (ACD).
Aanmeter
De aanmeter is in deze richtlijn de zorgprofessional die TEK en/of andere compressiehulpmiddelen aanmeet en levert. In Nederland mogen compressiehulpmiddelen alleen aangemeten worden na het behalen van een erkend diploma. Dit is een discipline met aantekening voor compressietherapeut, dit kan bijvoorbeeld een oedeemtherapeut zijn. Het verdient sterk de voorkeur dat de aanmeter direct bij het behandelproces betrokken is om een adequaat compressiehulpmiddel te kunnen verstrekken. Vaak zal de betrokken oedeemtherapeut (huidtherapeut of oedeemfysiotherapeut) uit service oogpunt ook de gewenste compressiehulpmiddelen aanmeten en leveren. In dit geval heeft die persoon ook de functie van aanmeter en wordt die ook zo genoemd.
Overige inleidende teksten
Lymfoedeem is een vorm van de verzamelnaam ‘chronisch oedeem’: oedeem dat langer dan 3 maanden bestaat. Vroeger werd lymfoedeem vaak als diagnose gezien maar dat is niet juist. Het betreft een symptoom van zwelling door lymfstasis met (non) pitting oedeem en/of weefselverandering. Lange tijd werden in epidemiologische studies vooral gelet op chronische zwelling na bijvoorbeeld kanker waarbij de eventueel bijkomende oorzaken van chronisch oedeem niet vermeld worden. Echter, de groep is heterogeen waarbij vele factoren een rol spelen die deels gerelateerd zijn aan de initiële factoren die het lymfesysteem hebben beschadigd (bijvoorbeeld een operatie en bestraling) maar vaak spelen persoons- en omgevingsfactoren een erg belangrijke rol (bijvoorbeeld overgewicht en gebrek aan mobiliteit/spierkracht/conditie).
Deze benadering maakt een goede medische diagnose van het chronische oedeem en een gezondheidsprofiel van de patiënt essentieel voordat een behandelplan wordt gesteld. Een multidisciplinaire samenwerking is hiervoor zeer belangrijk.
De prevalentie van chronisch oedeem wisselt sterk binnen de volgende groepen:
- Veneus oedeem;
- Primair en secundair lymfoedeem;
- Dependency oedeem;
- Chronisch oedeem door vergevorderde kanker;
- Chronische zwelling door obesitas;
- Chronische zwelling bij vasculaire malformaties.
Dit maakt dat als er naar studies rond prevalentie wordt gekeken, het bredere perspectief van chronisch oedeem/lymfoedeem en de complexe oorzaken daarvan dient mee te worden genomen (Moffatt 2019).
Doel en doelgroep
Doel
Deze richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming gericht op het vaststellen van goed medisch handelen. De richtlijn geeft aanbevelingen over begeleiding en behandeling van patiënten met lymfoedeem.
Doelgroep
De richtlijn is bestemd voor leden van de medische en paramedische beroepsgroep. Daartoe behoren onder andere: NVDV, NVPC, NVOG, NVNG, NVRO, NVvH, NVH, V&VN, NIP, NVFL, KNGF, NVD en andere betrokkenen i.e. dermatologen, huisartsen, verpleegkundig specialisten, physician assistants, fysiotherapeuten, huidtherapeuten en (dermatologie) verpleegkundigen. Voor patiënten is informatie op thuisarts.nl en een patiënten folder ontwikkeld.
Samenstelling werkgroep
Werkgroepleden – versie 2023 |
Vereniging |
||
Dr. R.J. Damstra (voorzitter) |
NVDV |
||
Dr. C. van Montfrans |
NVDV |
||
Dr. C.J.M. van der Vleuten |
NVDV |
||
Dr. S.S. Qiu Shao |
NVPC |
||
Dr. M.E.E. Bröker |
NVVH |
||
Drs. E.B.L. van Dorst |
NVOG |
||
Drs. N. Groen |
NVNG |
||
Dr. B. Kreike |
NVRO |
|
|
Mevr. C. Alberts-Hoeben |
NVH |
|
|
Mevr. S. van Beusekom |
NVH |
|
|
Mevr. W. den Hollander |
V&VN |
|
|
Mevr. J.E.W.M. van Dongen-Melman |
NIP |
|
|
Mevr. F. Potijk |
NVFL en KNGF |
|
|
Mevr. B. Pinkert |
NVD |
|
|
Mevr. C. Hovenier |
Stichting Olijf |
|
|
Mevr. A Diepstraten |
Stichting Olijf |
|
|
Drs. J.M.G. Fijn |
Borstkankervereniging Nederland (BVN) |
|
|
Drs. M. Velting |
Borstkankervereniging Nederland (BVN) |
|
|
Drs. W.F. Hoelen |
NLNet |
|
|
Drs. P.A.M. van den Broek |
Huid Nederland |
|
|
Dr. J.J.E. van Everdingen |
NVDV |
|
|
Dr. A. van Enst |
NVDV |
|
|
Drs. E. de Booij Start t/m juni 2021 |
Arts-onderzoeker NVDV |
|
|
Drs. E. van der Veen Sep 2021 t/m apr 2022 |
Arts-onderzoeker NVDV |
|
|
Drs. S.L. Wanders Jul 2021 t/m dec 2022 |
Arts-onderzoeker NVDV |
|
|
Drs. A.C. de Waal Apr 2022 t/m dec 2022 |
Arts-onderzoeker NVDV |
|
|
Drs. C. Smit Dec 2022 t/m heden |
Arts-onderzoeker NVDV |
|
* Zie toelichting in ‘Tabel: Overzicht betrokken partijen (modulaire herziening) 2023’
Werkgroepleden - versie 2014 |
Vereniging |
|
Dr. R.J. Damstra (voorzitter) |
NVDV |
|
Drs. A.B. Halk (secreatris) |
NVDV |
|
Dr. J.P. van den Berg |
VRA |
|
Mevr. Y. Born |
NVH |
|
Mevr. E.S.F.A. Butter |
V&VN oncologie |
|
Drs. E.B.L. van Dorst |
NVOG |
|
Dr. J.J.E. van Everdingen |
NVDV |
|
mevr. C. Feenstra |
NVH |
|
Drs. P. Gielink |
NVFL |
|
Drs. M.J. de Haas |
NVNG |
|
Dhr. A. Hendrickx |
Kon. Nederlandse Gen. voor Fysiotherapie |
|
Drs. J.T. Hidding |
NVFL |
|
Drs. J.B. Storm van Leeuwen |
NVPC |
|
Mevr. S. Nijland |
V&VN dermatologie |
|
Mevr. E. Oskam |
Borstkankervereniging Nederland (BVN) |
|
Mevr. I. Paulusma |
V&VN oncologie |
|
Dr. N. Russell |
NVRO |
|
Mevr. K. Rutgers- van Wijlen |
BPSW |
|
Mevr. I. Sissingh |
VATEK / NVOS-Orthobanda |
|
Dr. L.J.A. Strobbe |
NVVH |
|
Drs. C.J.A. Verhoeff-Braat |
Nederlands netwerk voor lymfoedeem en lipoedeem |
|
Dhr. R. Verwaard |
NVOS |
|
Dr. C.J.M. van der Vleuten |
NVDV |
|
Drs. H.G.J.M. Voesten |
NVVV |
|
Drs. A. Hartog |
Arts-onderzoeker NVDV |
|
Drs. M.C. Urgert |
Arts-onderzoeker NVDV |
|
Belangenverklaringen
De KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatie management, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie.
Werk-groeplid |
Hoofdfunctie(s) |
Nevenfunctie(s) |
Persoonlijke financiële belangen |
Persoonlijke relaties |
Extern gefinancierd onderzoek |
Intellectuele belangen en reputatie |
Overige belangen |
Getekend op |
Dhr. R.J. Damstra (voorzitter) |
|
Medisch manager zorgverantwoordelijke eenheid in ziekenhuis Nij Smellinghe (1e dag/week). |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
De lymfologie is een klein vakgebied en primair lymfoedeem is internationaal als "Rare disease" erkend(Orphanet). Vanuit de samenwerking op Europees niveau zijn meerdere leden lid van landelijke organisaties op het gebied van lymfoedeem. Ik beschouw dat vooral als bundelen van expertise en kennis wat uiteindelijk de zorg voor de patiënt verbeterd. |
n.v.t. |
02-06-2020 |
Mw. C. van Montfrans |
|
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
25-07-2020 |
Mw. C. van der Vleuten |
Dermatoloog RadboudUMC (0.8 fte) |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
22-06-2020 |
Mw. S.S. Qiu Shao |
|
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
03-06-2020 |
Mw. M.E.E. Bröker |
Oncologisch chirurg Franciscus Gasthuis en Vlietland, Rotterdam |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
01-12-2022 |
Mw. E.B.L van Dorst |
Staflid gynaecologische oncologie UMC Utrecht |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
18-06-2020 |
Dhr. N. Groen |
Nucleair geneeskundige, Amphia ziekenhuis |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
19-06-2020 |
Dhr. B. Kreike |
Radiotherapeut, radiotherapie-groep, locatie Arnhem/Ede |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
04-06-2020 |
Mw. C. Alberts-Hoeben |
Huid- en oedeemtherapeut Huidtherapie Limburg |
Lid Expertgroep Oedeem NVH (vrijwilligers- en onkostenvergoeding) |
Dienstverband van een bedrijf met doelgroep oedeem-patiënten (Huidtherapie Limburg) |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
15-06-2020 |
Mw. S. Beusekom |
Huid- en oedeemtherapeut Heerlen |
NPI zelfmanagement cursus, advies functie bij de NVH, novomundo: examinator opleiding TEK |
Ik werk in een oedeempraktijk; maar conformeer mij aan de richtlijn. Ik verwacht geen toename van financiële stromen door de uitkomst van de richtlijn |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
12-11-2022 |
Mw. W. den Hollander |
Verpleegkundig specialist Jeroen Bosch Ziekenhuis, expertisegebied: Mamma-oncologie |
Consulent transmuraal Palliatief Advies Team |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
11-09-2023 |
Mw. F. Potijk |
|
Wetenschap Oncologie en Oedeem (WOO) commissie NVFL (vrijwillig met gedeeltelijke vergoeding) |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
18-06-2020 |
Mw. B. Pinkert |
Diëtist, Additief voiding diet & leefstijl (zelfstandige praktijk) |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
Ik vertegenwoordig de Nederlandse Vereniging van Diëtisten (NVD) in deze werkgroep. |
n.v.t. |
23-06-2020 |
Mw. C. Hovenier |
Volledig arbeidsongeschikt, formeel tot 15-08-2020 in dienst bij EMMA Communicatie te Den Haag als senior redacteur |
Stichting Olijf (vrijwilliger, onbezoldigd). |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
Ik ben vrijwilliger bij stichting Olijf. Wij hebben er baat bij dat er een goede richtlijn komt, waarin ook de ervaringen uit de praktijk aan de orde komen, zover dat kan gegeven de stand der wetenschap en praktijk. Daarvoor zijn we gevraagd. Los daarvan hebben Olijf, BVN en onze koepelorganisatie NFK, noch haar vertegenwoordigers, enig gewin bij deze deelname. |
n.v.t. |
23-06-2020 |
Mw. A. Diepstraten |
Zelfstandig ondernemer en eigenaar Praktijk ‘de Vormende Hand: consulent hulpverlener & beeldend therapeut. |
n.v.t. |
n.v.t. |
Ik ben betrokken naaste van een persoon met lymfoedeem n.a.v. kankerbehandeling. We hebben ons echter allebei te houden aan het zorgvuldig behandelen van ontvangen informatie via Stichting Olijf, omdat we beiden bij Stichting Olijf zijn aangesloten. |
n.v.t. |
Ik ben vanuit mijn eigen bedrijf ingehuurd als coördinator Kwaliteit van Zorg bij stichting Olijf. Wij hebben er baat bij dat er een goede richtlijn komt, waarin ook de ervaringen uit de praktijk aan de orde komen, zover dat kan gegeven de stand der wetenschap en praktijk. Los daarvan hebben Olijf, BVN en onze koepelorganisatie de NFK, noch haar vertegenwoordigers, enig gewin bij deze deelname. |
n.v.t. |
22-06-2020 |
Mw. J.M.G. Fijn |
Gepensioneerd |
Ervaringsdeskundige bij de Expertgroep late Gevolgen bij Borstkankervereniging Nederland (vrijwilligerswerk) |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
16-09-2020 |
Mw. M. Velting |
Belangenbehartiger borstkankervereniging Nederland (24 uur). |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
16-11-2022 |
Dhr. W.F. Hoelen |
|
(Inter)nationaal docent oedeem en oncologie fysiotherapie, voorzitter oncologisch netwerk (KM) Onco in balans, Vicepresident Casley Smith international adviseur Medi, bestuurslid NLNet. |
Adviseur Medi (compressie hulpmiddelen) en opleidings-directeur Berekuyl Academy |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
12-11-2022 |
Dhr. P.A.M. van den Broek |
|
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
21-09-2020 |
Mw. E. de Booij |
Arts-onderzoeker NVDV |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
02-06-2020 |
Mw. E. van Veen |
Arts-onderzoeker NVDV |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
01-09-2021 |
Mw. S.L. Wanders |
Arts-onderzoeker NVDV |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
01-07-2021 |
Mw. A.C. de Waal |
Arts-onderzoeker NVDV |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
01-04-2022 |
Mw. C. Smit |
Arts-onderzoeker NVDV |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
06-12-2022 |
Inbreng patiëntenperspectief
Er is aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door de zitting neming van verschillende patiënten van meerdere patiëntenverenigingen (stichting Olijf, BVN, NLNet, Huid Nederland) in de werkgroep en de opname van informatie over patiëntenvoorlichting. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan betreffende patiëntenverenigingen.
Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (gebaseerd op het stroomschema ontwikkeld door FMS).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst Raming |
Toelichting |
Achtergrond (pathofysiologie) (2023) |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Risicofactoren (2023) |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Indocyanine groen lymfografie (2023) |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Conservatieve behandeling (2023) |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Zwachtelen en bandageren (2014) |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Intermitterende Pneumatische Compressie (2023) |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Therapeutische Elastische Kousen (2023) |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Manuele lymfedrainage (2023) |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Oefentherapie (2023) |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Reductiechirurgie (2023) |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Reconstructieve (micro)chirurgie (2023) |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Therapeutische Elastische Kousen (2023) |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Leefstijlinterventies: preventie, ondersteunende zorg en voorlichting (2023) |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Organisatie van zorg (2023) |
Geen substantiële financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbevelingen breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen financiële gevolgen verwacht. |
Implementatie
In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn(module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. De richtlijn wordt via het internet verspreid onder alle relevante beroepsgroepen en ziekenhuizen en er zal in verschillende specifieke vaktijdschriften aandacht worden besteed aan de richtlijn. Tevens zal een samenvatting worden gemaakt. De voorlichtingsfolder van de NVDV zal worden afgestemd op de richtlijn. Het volledige implementatieplan is opgenomen in het bijlagedocument.
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Onderstaand is de methode stapsgewijs beschreven.
Knelpuntenanalyse
In de voorbereidingsfase heeft een bijeenkomst plaatsgevonden waarvoor alle belanghebbenden zijn uitgenodigd. In deze bijeenkomst zijn knelpunten aangedragen door de werkgroepleden; NVDV, NVPC, NVVH, NVOG, NVNG, NVRO, NVH, V&VN, NVFL, NVD, NIP, Stichting Olijf, BVN, NLNet, Huid Nederland. Tevens werden uitgenodigd Zorgverzekeraars Nederland (ZN), Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen (NVZ), Zorginstituut Nederland (ZiNL) en de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU).
Uitgangsvragen en uitkomstmaten
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse heeft de werkgroep uitgangsvragen opgesteld. Daarbij inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur
Voor de afzonderlijke uitgangsvragen werd aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen en consultatie van experts. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. Literatuur is geselecteerd op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in bijlage 4.
Kwaliteitsbeoordeling individuele studies
Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR - voor systematische reviews; Cochrane - voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek; Newcastle-Ottowa - voor observationeel onderzoek; QUADAS II – voor diagnostisch onderzoek.
Samenvatten van de literatuur
De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen zijn overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs (2021)
A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).
GRADE
|
Definitie
|
Hoog
|
|
Redelijk
|
|
Laag
|
|
Zeer laag
|
|
B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008) en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE-criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).
C) Voor vragen over de waarde van meet- of classificatie-instrumenten (klinimetrie)
Deze instrumenten werden beoordeeld op validiteit, intra- (test-hertest) en inter-beoordelaarsbetrouwbaarheid, responsiviteit (alleen bij meetinstrumenten) en bruikbaarheid in de praktijk. (naar keuze: optie-1 ‘Bij ontbreken van een gouden standaard, werd een beoordeling van de bewijskracht van literatuurconclusies achterwege gelaten.’ Of optie-2 ‘De kracht van het wetenschappelijk bewijs werd bepaald met de generieke GRADE-methode’).
Beoordelen van het niveau van het wetenschappelijke bewijs (oude modules)
Bij de EBRO-methode (Evidence Based RichtlijnOntwikkeling) wordt een andere classificatie voor de beoordeling van de kwaliteit van studies aangehouden (van Everdingen 2004). Hierbij ligt de belangrijkheid van de uitkomstmaten niet van tevoren vast en is er geen vastgelegde procedure voor upgraden en downgraden van bewijs, zoals die bij GRADE geldt.
Kwaliteit |
Interventie |
Diagnostisch accuratesse-onderzoek |
Schade/bijwerkingen*, etiologie, prognose |
A1 |
Systematische review van ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau |
||
A2 |
Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit van voldoende omvang |
Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een ‘gouden standaard’) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad |
Prospectief cohortonderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor ‘confounding’ en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten. |
B |
Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 (hieronder valt ook patiënt-controleonderzoek, cohortonderzoek) |
|
|
C |
Niet-vergelijkend onderzoek |
||
D |
Mening van deskundigen |
* Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om ethische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk dan geldt de classificatie voor interventies.
Bij het werken volgens de EBRO-methode zijn op basis van de beschikbare literatuur een of meerdere conclusies geformuleerd. Afhankelijk van het aantal onderzoeken en de mate van bewijs is een niveau van bewijskracht toegekend aan de conclusie (van Everdingen 2004).
Niveau |
Conclusie gebaseerd op |
1 |
Onderzoek van niveau A1 of ten minste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2 |
2 |
1 onderzoek van niveau A2 of ten minste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B |
3 |
1 onderzoek van niveau B of C |
4 |
Mening van deskundigen |
Formuleren van de conclusies
Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in één of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overkoepelende bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de cruciale uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overkoepelende conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje 'Overwegingen'.
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk. Door gebruik te maken van de Guideline Development Tool werd het Evidence to decision framework conform GRADE methodiek toegepast. Alle werkgroepleden hebben systematisch antwoord gegeven op vragen over de grootte van het effect en grootte van negatieve consequenties, waarden en voorkeuren van de patiënt, kosten en kosteneffectiviteit, beschikbaarheid van voorzieningen, aanvaardbaarheid, en overwegingen voor subgroepen in de patiëntenpopulatie. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.
Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Indicatorontwikkeling
Er werden geen indicatoren ontwikkeld voor deze richtlijn.
Kennislacunes
Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling beschreven (zie bijlage 11).
Juridische betekenis van richtlijnen
Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften maar wetenschappelijk onderbouwde en breed gedragen inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners zouden moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. Aangezien richtlijnen uitgaan van ‘gemiddelde patiënten’, kunnen zorgverleners in individuele gevallen zo nodig afwijken van de aanbevelingen in de richtlijn. Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt dat vereist, soms zelfs noodzakelijk. Een richtlijn beschrijft wat goede zorg is, ongeacht de financieringsbron (Zorgverzekeringswet (Zvw), Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), aanvullende verzekering of eigen betaling door de cliënt/patiënt). Opname van een richtlijn in een register betekent dus niet noodzakelijkerwijs dat de in de richtlijn beschreven zorg verzekerde zorg is. Informatie over kosten zoals beschreven in de richtlijn is gebaseerd op beschikbare gegevens ten tijde van schrijven.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijn is aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen, (patiënt) organisaties en stakeholders voorgelegd ter becommentariëring. De commentaren zijn verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren is de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn is aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter autorisatie.
Literatuur
- Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al. AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348.
- Higgins JPT, Green S (editors). Cochrane Handbook for Systematic Reviews of Interventions Version 5.1.0 [updated March 2011]. The Cochrane Collaboration, 2011. Available from www.handbook.cochrane.org.
- Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit.. Online beschikbaar op http://richtlijnendatabase.nl/
- Van Everdingen JJE, Burgers JS, Assendelft WJJ, et al. Evidence-based richtlijnontwikkeling. Bohn Stafleu Van Loghum 2004.
- Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.