Lymeziekte

Initiatief: NIV Aantal modules: 71

Overige huidmanifestaties bij lymeziekte

Uitgangsvraag

Huidmanifestaties waarbij associatie met lymeziekte controversieel is

Aanbeveling

Bij deze module zijn geen aanbevelingen geformuleerd.

Overwegingen

Bij deze module zijn geen overwegingen geformuleerd.

Onderbouwing

 

Niveau 4

Er zijn geen studies van goede kwaliteit die eenduidig een causaal verband tussen  Borrelia burgdorferi s.l. en de ziektebeelden morphea, lichen sclerosus en granuloma annulare hebben aangetoond.

 

D     Mening van de werkgroepleden

Morphea

Morphea is een huidaandoening, waarbij de associatie met lymeziekte controversieel is (Weide 2000a, Weide 2000b, Dressler 1993, 1997, Zollinger 2010, Eisendle 2007).

Verspreid over twaalf verschillende studies werd bij ca 13% van Europese patiënten Borrelia-DNA uit huidbiopten van morphea met behulp van PCR aangetoond. Er waren echter grote verschillen tussen de studies, waarbij in sommige studies in alle en in andere studies in geen van de biopten Borrelia-DNA werd aangetoond (Zollinger 2010). Overigens kon in geen van 99 onderzochte huidbiopten van Amerikaanse morphea patiënten dergelijk DNA worden aangetoond (Zollinger 2010).

Recent werd een diagnostische techniek, focus floating microscopy, voor de detectie van Borrelia-spirocheten beschreven (Eisendle 2007a). Met behulp van deze techniek werd in 84 van de 122 (69%) morphea-patiënten Borrelia in de laesies aangetoond (Eisendle  2007b). In dezelfde studie werd echter in slechts één van de 30 onderzochte laesies Borrelia-DNA aangetoond middels PCR. De specificiteit van de focus floating microscopy techniek staat nog ter discussie (Zollinger  2010). Thans wordt focus ‘floating microscopy’ niet aangeraden voor diagnostische doeleinden.

 

Lichen sclerosus

Het verband tussen lymeziekte en lichen sclerosus is tot nu toe ook niet aangetoond. Een aantal groepen in Duitsland, Oostenrijk en Turkije konden in een kleine patiëntengroep (n=6, 19 en 12) d.m.v. PCR (flagellin) in 50-100 % van lichen sclerosus patiënten Borrelia-DNA aantonen (Schempp 1993, Aberer 1999, Ozkan 2000). Bij gebruik van andere PCR-primers (23S, 16S en OspA) kon slechts sporadisch Borrelia-DNA worden aangetoond in laesies van lichen sclerosus patiënten (Fujiwara 1997, Alonso-Llamazares 1997, Eisendle 2008, Ranki 1994, Zollinger 2010). 

In een studie van Eisendle et al. konden in 38 van 60 patiënten (63%) met lichen sclerosus Borrelia worden aangetoond met de hierboven genoemde “focus-floating microscopy” methode (Eisendle 2008). In een andere studie, waarbij sera van 30 mannen met genitale lichen sclerosus werden getest op de aanwezigheid van antilichamen tegen Borrelia burgdorferi s.l., kon zowel in de ELISA als met behulp van Western blot geen enkel verband worden gelegd tussen de aanwezigheid van antilichamen tegen Borrelia Burgdorferi s.l. en genitale lichen sclerosus  (Edmonds 2009).

 

Granuloma annulare

Een aantal studies brengen granuloma annulare in verband met lymeziekte (Ziemer 2008, Fernandez-Flores 2008, Zollinger 2010, 1991). Op grond van deze studies is over en eventueel oorzakelijk verband tussen Borrelia-infectie en granuloma annulare geen uitspraak te doen.

  1. Guidelines for laboratory evaluation in the diagnosis of Lyme disease. American College of Physicians. Ann. Intern. Med. 1997; 127, 1106-1108.
  2. Aberer E, Klade H, Hobisch G. A clinical, histological, and immunohistochemical comparison of acrodermatitis chronica atrophicans and morphea. Am. J. Dermatopathol. 1991; 13, 334-341.
  3. Aberer E, Schmidt BL, Breier F, Kinaciyan T, Luger A. Amplification of DNA of Borrelia burgdorferi in urine samples of patients with granuloma annulare and lichen sclerosus et atrophicus. Arch. Dermatol. 1999; 135, 210-212.
  4. Alonso-Llamazares J, Persing DH, Anda P, Gibson LE, Rutledge BJ, Iglesias L. No evidence for Borrelia burgdorferi infection in lesions of morphea and lichen sclerosus et atrophicus in Spain. A prospective study and literature review. Acta Derm. Venereol. 1997; 77, 299-304.
  5. Andres C, Ziai M, Bruckbauer H, Ring J, Hofmann Acrodermatitis chronica atrophicans in two children. Int. J. Dermatol. 2010; 49, 180-83.
  6. Asbrink E. Erythema chronicum migrans Afzelius and acrodermatitis chronica atrophicans. Early and late manifestations of Ixodes ricinus-borne Borrelia spirochetes. Acta Derm. Venereol. 1985; Suppl (Stockh) 118, 1-63.
  7. Asbrink E, Hovmark A, Early and late cutaneous manifestations in Ixodes-borne borreliosis (erythema migrans borreliosis, Lyme borreliosis). Ann. N. Y. Acad. Sci. 1988; 539, 4-15.
  8. Asbrink E, Hovmark A, Hederstedt. The spirochetal etiology of acrodermatitis chronica atrophicans Herxheimer. Acta Derm. Venereol. 1984; 64, 506-512.
  9. Asbrink E, Hovmark A, Olsson I. Clinical manifestations of acrodermatitis chronica atrophicans in 50 Swedish patients. Zentralbl. Bakteriol. Mikrobiol. Hyg. 1986; 263, 253-261.
  10. Asbrink E, Olsson I. Clinical manifestations of erythema chronicum migrans Afzelius in 161 patients. A comparison with Lyme disease. Acta Derm. Venereol. 1985; 65, 43-52.
  11. Bennet L, Fraenke CJ, Garpmo U, Halling A, Ingman M, Ornstein K et al.. Clinical appearance of erythema migrans caused by Borrelia afzelii and Borrelia garinii--effect of the patient's sex. Wien. Klin. Wochenschr. 118. 2006; 531-537.
  12. Berglund J, Eitrem R, Ornstein K, Lindberg A, Ringer A, Elmrud H et al. An epidemiologic study of Lyme disease in southern Sweden. N. Engl. J. Med. 1995; 333, 1319-1327.
  13. Bergman R. (2010) Pseudolymphoma and cutaneous lymphoma: facts and controversies. Clin. Dermatol. 2010; 28, 568-574.
  14. Binder B., Kerl H, MŸllegger RR. Differenzialdiagnose der Acrodermatitis chronica atrophicans unter besonderere BerŸcksichtigung der chronisch-venšsen Insuffizienz. Phlebologie. 2004; 33: 191-198.
  15. Bollinger A, Harnischberg F, Schneider E, Luthy R. [Acrodermatitis chronica atrophicans as a source of angiologic diagnostic error]. Schweiz. Rundsch. Med. Prax. 1983; 72, 1577-1581.
  16. Boudova,L., Kazakov,D.V., Sima,R., Vanecek,T., Torlakovic,E., Lamovec,J., Kutzner,H., Szepe,P., Plank,L., Bouda,J., Hes,O., Mukensnabl,P. & Michal,M. (2005) Cutaneous lymphoid hyperplasia and other lymphoid infiltrates of the breast nipple: a retrospective clinicopathologic study of fifty-six patients. Am. J. Dermatopathol. 2005; 27, 375-386.
  17. Brehmer-Andersson,E., Hovmark,A. & Asbrink,E. (1998) Acrodermatitis chronica atrophicans: histopathologic findings and clinical correlations in 111 cases. Acta Derm. Venereol. 78, 207-213.
  18. Brzonova,I., Wollenberg,A. & Prinz,J.C. (2002) Acrodermatitis Chronica Atrophicans Affecting All Four Limbs In An 11-Year-Old Girl. Br. J. Dermatol. 147, 375-378.
  19. Colli,C., Leinweber,B., MŸllegger,R., Chott,A., Kerl,H. & Cerroni,L. (2004) Borrelia burgdorferiassociated lymphocytoma cutis: clinicopathologic, immunophenotypic, and molecular study of 106 cases. J. Cutan. Pathol. 31, 232-240.
  20. Dandache,P. & Nadelman,R.B. (2008) Erythema migrans. Infect. Dis. Clin. North Am. 22, 235-60, vi.
  21. De Koning,J. (1993) Histopathologic patterns of erythema migrans and borrelial lymphocytoma. Clin. Dermatol. 11, 377-383.
  22. De Koning,J., Tazelaar,D.J., Hoogkamp-Korstanje,J.A. & Elema,J.D. (1995) Acrodermatitis chronica atrophicans: a light and electron microscopic study. J. Cutan. Pathol. 22, 23-32.
  23. Dhote R., Basse-Guerineau,A.L., Beaumesnil,V., Christoforov,B. & Assous,M.V. (2000) Full spectrum of clinical, serological, and epidemiological features of complicated forms of Lyme borreliosis in the Paris, France, area. Eur. J. Clin. Microbiol. Infect. Dis. 19, 809-815.
  24. Dressler,F., Whalen,J.A., Reinhardt,B.N. & Steere,A.C. (1993) Western blotting in the serodiagnosis of Lyme disease. J. Infect. Dis. 167, 392-400.
  25. Edlow,J.A. (2002) Erythema migrans. Med. Clin. North Am. 86, 239-260.
  26. Edmonds,E., Mavin,S., Francis,N., Ho-Yen,D. & Bunker,C. (2009) Borrelia burgdorferi is not associated with genital lichen sclerosus in men. Br. J. Dermatol. 160, 459-460.
  27. Eisendle,K., Grabner,T., Kutzner,H. & Zelger,B. (2008) Possible role of Borrelia burgdorferi sensu lato infection in lichen sclerosus. Arch. Dermatol. 144, 591-598.
  28. Eisendle,K., Grabner,T. & Zelger,B. (2007a) Focus floating microscopy: "gold standard" for cutaneous borreliosis? Am. J. Clin. Pathol. 127, 213-222.
  29. Eisendle,K., Grabner,T. & Zelger,B. (2007b) Morphoea: a manifestation of infection with Borrelia species? Br. J. Dermatol. 157, 1189-1198.
  30. Fagrell,B., Stiernstedt,G. & Ostergren,J. (1986) Acrodermatitis chronica atrophicans Herxheimer can often mimic a peripheral vascular disorder. Acta Med. Scand. 220, 485-488.
  31. Fernandez-Flores A, Ruzic-Sabljic E. (2008) Granuloma annulare displaying pseudorosettes in Borelia infection. Acta Dermatovenerol. Alp Panonica. Adriat. 17, 171-176.
  32. Ferreri,A.J., Ernberg,I. & Copie-Bergman,C. (2009) Infectious agents and lymphoma development: molecular and clinical aspects. J. Intern. Med. 265, 421-438.
  33. Fuhler,M., Ottmann,K.W. & Tronnier,M. (2010) [Cutaneous marginal zone lymphoma (SALT) and infection with Borrelia burgdorferi]. Hautarzt 61, 145-147.
  34. Fujiwara,H., Fujiwara,K., Hashimoto,K., Mehregan,A.H., Schaumburg-Lever,G., Lange,R., Schempp,C. & Gollnick,H. (1997) Detection of Borrelia burgdorferi DNA (B garinii or B afzelii) in morphea and lichen sclerosus et atrophicus tissues of German and Japanese but not of US patients. Arch. Dermatol. 133, 41-44.
  35. Goldberg,N.S., Forseter,G., Nadelman,R.B., Schwartz,I., Jorde,U., Mckenna,D., Holmgren,D., Bittker,S., Montecalvo,M. & Wormser,G.P. (1992) Vesicular erythema migrans. Arch. Dermatol. 128, 1495-1498.
  36. Goodlad,J.R., Davidson,M.M., Hollowood,K., Batstone,P. & Ho-Yen,D.O. (2000a) Borrelia burgdorferi-associated cutaneous marginal zone lymphoma: a clinicopathological study of two cases illustrating the temporal progression of B. Burgdorferi-associated B-cell proliferation in the skin. Histopathology 37, 501-508.
  37. Goodlad,J.R., Davidson,M.M., Hollowood,K., Ling,C., Mackenzie,C., Christie,I., Batstone,P.J. & Ho-Yen,D.O. (2000b) Primary cutaneous B-cell lymphoma and Borrelia burgdorferi infection in patients from the Highlands of Scotland. Am. J. Surg. Pathol. 24, 1279-1285.
  38. Grange,F., Wechsler,J., Guillaume,J.C., Tortel,J., Tortel,M.C., Audhuy,B., Jaulhac,B. & Cerroni,L. (2002) Borrelia burgdorferi-associated lymphocytoma cutis simulating a primary cutaneous large B-cell lymphoma. J. Am. Acad. Dermatol. 47, 530-534.
  39. Hansen,K. & Asbrink,E. (1989) Serodiagnosis of erythema migrans and acrodermatitis chronica atrophicans by the Borrelia burgdorferi flagellum enzyme-linked immunosorbent assay. J. Clin. Microbiol. 27, 545-551.
  40. Hofmann,H. & Schnopp,C. (2009) [Pediatric dermatology. New aspects of bacterial skin infections in children]. Hautarzt 60, 183-8, 190.
  41. Hopf,H.C. (1975) Peripheral neuropathy in acrodermatitis chronica atrophicans (Herxheimer). J. Neurol. Neurosurg. Psychiatry 38, 452-458.
  42. Hovmark,A. (1993) Role of Borrelia burgdorferi in lymphocytomas and sclerotic skin lesions. Clin. Dermatol. 11, 363-367.
  43. Hovmark,A., Asbrink,E. & Olsson,I. (1986) Joint and bone involvement in Swedish patients with Ixodes ricinus-borne Borrelia infection. Zentralbl. Bakteriol. Mikrobiol. Hyg. A 263, 275-284.
  44. Huppertz,H.I., Bohme,M., Standaert,S.M., Karch,H. & Plotkin,S.A. (1999) Incidence of Lyme borreliosis in the Wurzburg region of Germany. Eur. J. Clin. Microbiol. Infect. Dis. 18, 697-703.
  45. Kindstrand,E., Nilsson,B.Y., Hovmark,A., Pirskanen,R. & Asbrink,E. (1997) Peripheral neuropathy in acrodermatitis chronica atrophicans - a late Borrelia manifestation. Acta Neurol. Scand. 95, 338-345.
  46. Kuiper,H. (1995) Erythema migrans in Nederland; klinisch en epidemiologisch onderzoek bij 77 patienten. Ned. Tijdschr. Geneeskd. 139, 1537-1541.
  47. Kutting,B., Bonsmann,G., Metze,D., Luger,T.A. & Cerroni,L. (1997) Borrelia burgdorferiassociated primary cutaneous B cell lymphoma: complete clearing of skin lesions after antibiotic pulse therapy or intralesional injection of interferon alfa-2a. J. Am. Acad. Dermatol. 36, 311-314.
  48. Leinweber,B., Colli,C., Chott,A., Kerl,H. & Cerroni,L. (2004) Differential diagnosis of cutaneous infiltrates of B lymphocytes with follicular growth pattern. Am. J. Dermatopathol. 26, 4-13.
  49. Lipsker,D., Antoni-Bach,N., Hansmann,Y. & Jaulhac,B. (2002) Long-term prognosis of patients treated for erythema migrans in France. Br. J. Dermatol. 146, 872-876.
  50. MŸllegger,R.R. (2004) Dermatological manifestations of Lyme borreliosis. Eur. J. Dermatol. 14, 296-309.
  51. MŸllegger,R.R. & Glatz,M. (2008) Skin manifestations of lyme borreliosis: diagnosis and management. Am. J. Clin. Dermatol. 9, 355-368.
  52. MŸllegger,R.R., Schlupen,E.M., Millner,M.M., Soyer,H.P., Volkenandt,M., Kerl,H. (1996) Acrodermatitis chronica atrophicans in an 11-year-old girl. Br. J. Dermatol. 135, 609-612.
  53. Munksgaard,L., Obitz,E.R., Goodlad,J.R., Davidson,M.M., Ho-Yen,D.O., Hamilton-Dutoit,S. & Hjalgrim,H. (2004) Demonstration of B. Burgdorferi-DNA in two cases of nodal lymphoma. Leuk. Lymphoma 45, 1721-1723.
  54. Nadelman,R.B., Nowakowski,J., Forseter,G., Goldberg,N.S., Bittker,S., Cooper,D., AgueroRosenfeld,M. & Wormser,G.P. (1996) The clinical spectrum of early Lyme borreliosis in patients with culture-confirmed erythema migrans. Am. J. Med. 100, 502-508.
  55. Nadelman,R.B. & Wormser,G.P. (1995) Erythema migrans and early Lyme disease. Am. J. Med. 98, 15S-23S.
  56. Nadelman,R.B. & Wormser,G.P. (2007) Reinfection in patients with Lyme disease. Clin. Infect. Dis. 45, 1032-1038.
  57. Obihara,C.C., De Geer,D.B., Van Diemen-Steenvoorde,J.A. & De Jongh,B.M. (1997) [Borrelia lymphocytoma ('winter ears') in children]. Ned. Tijdschr. Geneeskd. 141, 482-484.
  58. Olsson,I., Asbrink,E., Von,S.M. & Von Stedingk,L.V. (1994) Changes in Borrelia burgdorferispecific serum igg antibody levels in patients treated for acrodermatitis chronica atrophicans. Acta Derm. Venereol. 74, 424-428.
  59. Ozkan,S., Atabey,N., Fetil,E., Erkizan,V. & Gunes,A.T. (2000) Evidence for Borrelia burgdorferi in morphea and lichen sclerosus. Int. J. Dermatol. 39, 278-283.
  60. Park,H.K., Jones,B.E. & Barbour,A.G. (1986) Erythema chronicum migrans of Lyme disease: diagnosis by monoclonal antibodies. J. Am. Acad. Dermatol. 15, 406-410.
  61. Ranki,A., Aavik,E., Peterson,P., Schauman,K. & Nurmilaakso,P. (1994) Successful amplification of DNA specific for Finnish Borrelia burgdorferi isolates in erythema chronicum migrans but not in circumscribed scleroderma lesions. J. Invest Dermatol. 102, 339-345.
  62. Roggero,E., Zucca,E., Mainetti,C., Bertoni,F., Valsangiacomo,C., Pedrinis,E., Borisch,B., Piffaretti,J.C., Cavalli,F. & Isaacson,P.G. (2000) Eradication of Borrelia burgdorferi infection in primary marginal zone B-cell lymphoma of the skin. Hum. Pathol. 31, 263-268.
  63. Schempp,C., Bocklage,H., Lange,R., Kolmel,H.W., Orfanos,C.E. & Gollnick,H. (1993) Further evidence for Borrelia burgdorferi infection in morphea and lichen sclerosus et atrophicus confirmed by DNA amplification. J. Invest Dermatol. 100, 717-720.
  64. Smith,R.P., Schoen,R.T., Rahn,D.W., Sikand,V.K., Nowakowski,J., Parenti,D.L., Holman,M.S., Persing,D.H. & Steere,A.C. (2002) Clinical characteristics and treatment outcome of early Lyme disease in patients with microbiologically confirmed erythema migrans. Ann. Intern. Med. 136, 421-428.
  65. Stanek,G., O'connell,S., Cimmino,M., Aberer,E., Kristoferitsch,W., Granstrom,M., Guy,E. & Gray,J. (1996) European Union Concerted Action on Risk Assessment in Lyme Borreliosis: clinical case definitions for Lyme borreliosis. Wien. Klin. Wochenschr. 108, 741-747.
  66. Stanek,G. & Strle,F. (2003) Lyme borreliosis. Lancet 362, 1639-1647.
  67. Steere,A.C. (2001) Lyme disease. N. Engl. J. Med. 345, 115-125.
  68. Steere,A.C., Bartenhagen,N.H., Craft,J.E., Hutchinson,G.J., Newman,J.H., Rahn,D.W., Sigal,L.H., Spieler,P.N., Stenn,K.S. & Malawista,S.E. (1983) The early clinical manifestations of Lyme disease. Ann. Intern. Med. 99, 76-82.
  69. Steere,A.C., Schoen,R.T. & Taylor,E. (1987) The clinical evolution of Lyme arthritis. Ann. Intern. Med. 107, 725-731.
  70. Steere,A.C., Sikand,V.K., Schoen,R.T. & Nowakowski,J. (2003) Asymptomatic infection with Borrelia burgdorferi. Clin. Infect. Dis. 37, 528-532.
  71. Steere,A.C., Taylor,E., Wilson,M.L., Levine,J.F. & Spielman,A. (1986) Longitudinal assessment of the clinical and epidemiological features of Lyme disease in a defined population. J. Infect. Dis. 154, 295-300.
  72. Strle,F., Nadelman,R.B., Cimperman,J., Nowakowski,J., Picken,R.N., Schwartz,I., Maraspin,V., Aguero-Rosenfeld,M.E., Varde,S., Lotric-Furlan,S. & Wormser,G.P. (1999) Comparison of culture-confirmed erythema migrans caused by Borrelia burgdorferi sensu stricto in New York State and by Borrelia afzelii in Slovenia. Ann. Intern. Med. 130, 32-36.
  73. Strle,F., Nelson,J.A., Ruzic-Sabljic,E., Cimperman,J., Maraspin,V., Lotric-Furlan,S., Cheng,Y., Picken,M.M., Trenholme,G.M. & Picken,R.N. (1996) European Lyme borreliosis: 231 cultureconfirmed cases involving patients with erythema migrans. Clin. Infect. Dis. 23, 61-65.
  74. Strle,F., Pleterski-Rigler,D., Stanek,G., Pejovnik-Pustinek,A., Ruzic,E. & CIMPERMAN,J. (1992) Solitary borrelial lymphocytoma: report of 36 cases. Infection 20, 201-206.
  75. Strle,F., Preac-Mursic,V., Ruzic,E., Wilske,B. & Cimperman,J. (1991) Isolation of Borrelia burgdorferi from a skin lesion in a patient with granuloma annulare. Infection 19, 351-352.
  76. Strle,F., Videcnik,J., Zorman,P., Cimperman,J., Lotric-Furlan,S. & Maraspin,V. (2002) Clinical and epidemiological findings for patients with erythema migrans. Comparison of cohorts from the years 1993 and 2000. Wien. Klin. Wochenschr. 114, 493-497.
  77. Tazelaar,D.J., Velders,A.J., De Koning,J., & Hoogkamp-Korstanje,J.A.A. (1991) Acrodermatitis chronica atrophicus; een bedrieglijke vrom van Lyme-borreliosis. NTvG 135, 1358-1363.
  78. Wahle,M. & Baerwald,C.G. (2004) Unusual differential diagnosis of a swollen toe. J. Rheumatol. 31, 617-619.
  79. Weber,K. & Neubert,U. (1986) Clinical features of early erythema migrans disease and related disorders. Zentralbl. Bakteriol. Mikrobiol. Hyg. A 263, 209-228.
  80. Weber,K., Schierz,G., Wilske,B. & Preac-Mursic,V. (1984) European erythema migrans disease and related disorders. Yale J. Biol. Med. 57, 463-471.
  81. Weide,B., Schittek,B., Klyscz,T., Schuz,K., Stark,M., Rassner,G., Wilske,B. & Garbe,C. (2000a) Morphoea is neither associated with features of Borrelia burgdorferi infection, nor is this agent detectable in lesional skin by polymerase chain reaction. Br. J. Dermatol. 143, 780-785.
  82. Weide,B., Walz,T. & Garbe,C. (2000b) Is morphoea caused by Borrelia burgdorferi? A review. Br. J. Dermatol. 142, 636-644.
  83. Wienecke,R., Neubert,U. & Volkenandt,M. (1993) Molecular detection of Borrelia burgdorferi in formalin-fixed, paraffin-embedded lesions of Lyme disease. J. Cutan. Pathol. 20, 385-388.
  84. Wilske,B. (2002) Microbiological diagnosis in Lyme borreliosis. Int. J. Med. Microbiol. 291 Suppl 33, 114-119.
  85. Zalaudek,I., Leinweber,B., Kerl,H. & MŸllegger,R.R. (2005) Acrodermatitis chronica atrophicans in a 15-year-old girl misdiagnosed as venous insufficiency for 6 years. J. Am. Acad. Dermatol. 52, 1091-1094.
  86. Ziemer,M., Grabner,T., Eisendle,K., Baltaci,M. & Zelger,B. (2008) Granuloma annulare--a manifestation of infection with Borrelia? J. Cutan. Pathol. 35, 1050-1057.
  87. Zollinger,T., Mertz,K.D., Schmid,M., Schmitt,A., Pfaltz,M. & Kempf,W. (2010) Borrelia in granuloma annulare, morphea and lichen sclerosus: a PCR-based study and review of the literature. J. Cutan. Pathol. 37, 571-577.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 01-07-2013

Laatst geautoriseerd  : 01-07-2013

Geplande herbeoordeling  : 01-01-2018

Uiterlijk in 2017 wordt door het CBO na raadpleging van of op advies van de aan de richtlijn participerende verenigingen, bepaald of deze richtlijn nog actueel is. Zo nodig wordt een nieuwe werkgroep geïnstalleerd om (delen van) de richtlijn te herzien. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Reumatologie
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde

Algemene gegevens

INITIATIEF:

Richtlijnconsortium Nederland

 

ORGANISATIE:

CBO

 

MANDATERENDE VERENIGINGEN/INSTANTIES:1

  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen 
  • Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde 
  • Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie 
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Reumatologie
  • Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde
  • Vereniging voor Infectieziekten, Sectie Infectieziektebestrijding

 

IN SAMENWERKING MET:

  • Centrum Infectieziektebestrijding/RIVM   
  • Nederlands Huisartsen Genootschap

 

FINANCIERING:

Deze richtlijn is tot stand gekomen met financiële steun van ZonMw in het kader van het  programma ‘Kennisbeleid Kwaliteit Curatieve Zorg’ (KKCZ).

 

                                    

1 De Nederlandse Vereniging voor Lymepatiënten (NVLP) heeft zich teruggetrokken als mandaterende vereniging. Mevr. M. Mud, Mevr. G.M. Pekel en drs. A.W.B. Klusman hebben de NVLP vertegenwoordigd bij de ontwikkeling van de richtlijn. Na vier jaar intensief overleg lag er een concepttekst waar zij achter konden staan. Zij vonden het resultaat van dit concept nog net acceptabel omdat deze aan de behandelend arts voldoende speelruimte bood om op genuanceerde wijze tot maatwerk te komen. In de laatste fase zijn naar aanleiding van de commentaren op voor de NVLP essentiële punten de nuanceringen weer uit de tekst/aanbevelingen verwijderd. Zij kunnen zich daarom niet meer vinden in de inhoud van de uiteindelijke richtlijn. Met name wat betreft de benadering van patiënten met persisterende klachten na behandeling en patiënten die niet eerder behandeld zijn voor lymeziekte maar bij wie diagnostisch laboratoriumonderzoek de diagnose lymeziekte niet bevestigt. Ook voldoet de gevolgde procedure naar hun mening niet aan de afgesproken doelstellingen en werkwijze. Naar de mening van de patiëntenvereniging wordt de zorg aan lymepatiënten met deze richtlijn niet optimaal vormgegeven.

Doel en doelgroep

Doelstelling

Deze herziening van de richtlijn Lyme-borreliose is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering waarin de werkgroep heeft getracht de impasse rond deze verschillen van inzicht te doorbreken en de wetenschappelijke gegevens, met inachtneming van de argumenten vanuit patiëntenperspectief, op objectieve en genuanceerde wijze te vertalen naar de klinische praktijk. Dat betekent dat de werkgroep zich in de richtlijn voor zover mogelijk baseert op resultaten uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. Waar overtuigend en eenduidig onderzoeksmateriaal ontbreekt, heeft de werkgroep met grote inzet getracht ook over de controversiële punten tot consensus te komen. Ten aanzien van de sensitiviteit van serologische testen bij vroege gedissemineerde lymeziekte met langer dan 8 weken bestaande klachten en late lymeziekte (paragraaf 3.1.1) is dit niet gelukt. Ten aanzien van antibiotische behandeling had de NVLP de wens adviezen op te nemen over behandeling van patiënten die niet eerder behandeld zijn voor lymeziekte maar bij wie diagnostisch laboratoriumonderzoek de diagnose lymeziekte niet bevestigt (paragraaf 4.1) en bij patiënten die lymeziekte-geassocieerde klachten hebben zonder organische afwijkingen en al eerder voor lymeziekte zijn behandeld (paragraaf 4.3.5 en 5.3). Er is in de richtlijn geen consensus bereikt over deze onderwerpen. In de genoemde paragraven worden overwegingen voor en tegen behandeling besproken zonder dat een aanbeveling wordt gegeven.     

De richtlijn beoogt een leidraad te geven voor de dagelijkse praktijk van de preventie, diagnostiek en behandeling van lymeziekte. De richtlijn is geschreven voor en door de zorgverleners in samenspraak met patiënten. De richtlijn biedt aanknopingspunten voor bijvoorbeeld transmurale afspraken of lokale protocollen, hetgeen voor de implementatie bevorderlijk is. 

 

Gebruikers richtlijn

De richtlijn is ontwikkeld voor alle zorgverleners in de eerste en tweede lijn die bij de diagnostiek, behandeling en begeleiding van patiënten met lymeziekte betrokken zijn zoals: huisartsen, SEH-artsen, internisten, infectiologen, dermatologen, neurologen, kinderartsen, medisch microbiologen, reumatologen, cardiologen, pathologen, bedrijfsartsen, verzekeringsartsen en zorgverleners werkzaam bij de GGD.

Samenstelling werkgroep

Voor de herziening van deze richtlijn is in 2008 een multidisciplinaire werkgroep samengesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle bij de diagnostiek, behandeling en begeleiding van patiënten met lymeziekte betrokken medische disciplines, vertegenwoordiging van de Nederlandse Vereniging voor Lymepatiënten en adviseurs van  het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO (zie ‘Belangenverklaringen’).

Bij het samenstellen van de werkgroep is rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden, met een evenredige vertegenwoordiging van de verschillende betrokken verenigingen en instanties, alsmede met een spreiding al dan niet in academische achtergrond. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en waren gemandateerd door hun vereniging. Een overzicht van de belangenverklaringen van werkgroepleden over mogelijke financiële belangenverstrengeling is als addendum bij de richtlijn gevoegd. 

 

De werkgroep is als volgt samengesteld:

  • Dr. J.P.J Bakker, Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
  • Dr. D. van de Beek, Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Dr. A.H. Brandenburg, Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie
  • Prof. dr. P.J. van den Broek, voorzitter, Nederlandse Internisten Vereniging 
  • Dr. A.P. van Dam, Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie
  • Dr. J.J.E. van Everdingen, Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Drs. R. Foekens, Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde
  • Dr. R.J. Hassink, Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
  • Dr. P.M. Houtman, Nederlandse Vereniging voor Reumatologie
  • Prof. dr. P. Portegies, Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Drs. A.C. Rönnau, Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Drs. C.J.G.M. Rosenbrand, CBO-TNO 
  • Dr. J.F.P. Schellekens, Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie
  • Dr. H.N. Sno, Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • Drs. M.V. Starink, Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Dr. J.E. van Steenbergen, Centrum Infectieziektebestrijding/RIVM
  • Drs. H.P.J. Stinis,  Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde
  • Drs. M.S. Tat, Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen
  • Drs. J.J. Tiessen, Vereniging voor Infectieziekten, Sectie Infectieziektebestrijding
  • Dr. D.J. Touw, Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Dr. Th.F.W. Wolfs, Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Drs. G. Wielink, Nederlands Huisartsen Genootschap

 

Prof Dr B.J. Kullberg en Dr H. ter Hofstede (NIV) hebben zich teruggetrokken uit de voorbereidingscommissie omdat zij de conceptrichtlijn niet konden onderschrijven: met name ten aanzien van de klinische benadering van patiënten met persisterende klachten.

Inbreng patiëntenperspectief

Bij het opstellen van de richtlijn is rekening gehouden met het patiëntenperspectief. In de knelpuntanalyse heeft de betrokken patiëntenvereniging, Nederlandse Vereniging voor Lymepatiënten,  eigen knelpunten ingebracht. De conceptrichtlijn is tevens voorgelegd aan de Nederlandse Vereniging voor Lymepatiënten voor commentaar. 

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de herziening van deze richtlijn is zoveel mogelijk rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de daadwerkelijke uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. De richtlijn wordt verspreid onder alle relevante beroepsgroepen en ziekenhuizen. Ook wordt een samenvatting van de richtlijn ter publicatie aangeboden aan het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde en zal er in verschillende specifieke vaktijdschriften aandacht worden besteed aan de richtlijn. Daarnaast wordt de integrale tekst van de richtlijn op de websites van het CBO en de betrokken beroepsverenigingen geplaatst.

Werkwijze

Werkwijze van de werkgroep

Gezien de omvang van het werk werd een aantal subgroepen gevormd met vertegenwoordigers van relevante disciplines. Er werd in 6 subwerkgroepen gewerkt: klinische uitingen, epidemiologie/profylaxe/preventie, diagnostiek, behandeling, persisterende lymeziekte/postlymeziektesyndroom en arbeid.

Daarnaast zorgde de voorzitter samen met adviseurs van het CBO en een ambtelijk secretaris, voor de coördinatie en onderlinge afstemming van de subgroepen. 

De werkgroep heeft gedurende een periode van ongeveer tweeënhalf jaar gewerkt aan de concepttekst van de herziening van deze richtlijn. De subgroepen schreven en beoordeelden de door werkgroepleden en epidemiologen geschreven wetenschappelijke onderbouwingen en formuleerden vervolgens de overige overwegingen en aanbevelingen. Tevens schreven de subgroepen consensusteksten wanneer wetenschappelijk bewijs voor het beantwoorden van de uitgangsvraag ontbrak. De teksten werden tijdens plenaire vergaderingen besproken en na verwerking van de commentaren geaccordeerd. De voltallige werkgroep is 17 maal bijeen geweest om de resultaten van de subgroepen in onderling verband te bespreken. De teksten van de subgroepen zijn door een redactieteam samengevoegd en op elkaar afgestemd tot één document: de conceptrichtlijn. Deze werd 1 november 2011 aan verenigingen verstuurd voor commentaar. Na verwerking van het commentaar is de richtlijn in juli 2012 door de werkgroep vastgesteld en ter autorisatie naar de relevante beroepsverenigingen gestuurd.

 

Wetenschappelijke onderbouwing

De aanbevelingen uit deze richtlijn zijn voor zover mogelijk gebaseerd op bewijs uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. Relevante artikelen werden gezocht door het verrichten van systematische zoekacties in de Cochrane Library, Medline, Embase en Psychinfo. Hierbij werd de taal gelimiteerd tot Nederlands, Engels en Duits. Daarnaast werden handmatige zoekacties verricht. Er werd gezocht vanaf 1980 tot 2009. Artikelen van later datum werden wel toegevoegd maar er werd geen systematisch literatuuronderzoek na 2009 gedaan. Als trefwoorden voor de  patiëntenpopulatie in Medline werden gebruikt: de MESH (Medical Subject Heading) termen: Lyme disease, Borrelia infections, Borrelia burgdorferi s.l. Group, Borreliosis, Neuroborreliosis, Lyme Neuroborreliosis, Ticks, Ixodidae, Tick-Toxicoses en als vrije tekstwoorden (lyme or borreliosis), Borrelia en Ixodes.

Belangrijke selectiecriteria hierbij waren: vergelijkend onderzoek met hoge bewijskracht, zoals meta-analyses, systematische reviews, randomized controlled trials (RCT’s) en controlled trials (CT). Waar deze niet voorhanden waren, werd verder gezocht naar vergelijkend cohort onderzoek, vergelijkende patiënt-controle studies of niet vergelijkend onderzoek. De kwaliteit van deze artikelen werd door werkgroepleden en/of epidemiologen beoordeeld aan de hand van ‘evidence-based richtlijnontwikkeling’ (EBRO)-beoordelingsformulieren. Artikelen van matige of slechte kwaliteit werden uitgesloten. Na deze selectie bleven de artikelen over die als onderbouwing bij de verschillende conclusies in de richtlijn staan vermeld. De geselecteerde artikelen zijn vervolgens gegradeerd naar de mate van bewijs, waarbij de volgende indeling is gebruikt (Tabel 1). De mate van bewijskracht en niveau van bewijs zijn in de conclusies van de verschillende hoofdstukken weergegeven. De belangrijkste literatuur waarop de conclusies zijn gebaseerd is daarbij vermeld.

 

Indeling van de onderbouwing naar mate van bewijskracht

(Tabel 1: tabel met niveau van bewijs artikelen en niveau van bewijs van de conclusies)

 

Tabel 1. Indeling van methodologische kwaliteit van individuele studies

 

Interventie

Diagnostisch accuratesse onderzoek

Schade             of         bijwerkingen,             etiologie, prognose*

A1

Systematische review van tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau

A2

Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit van voldoende omvang

Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een ‘gouden standaard’) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad

Prospectief cohort onderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor ‘confounding’ en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten.

B

Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 (hieronder valt ook patiënt-controle-onderzoek, cohortonderzoek)

Onderzoek ten opzichte van een referentietest, maar niet met alle kenmerken die onder A2 zijn genoemd

Prospectief cohort onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 of retrospectief cohort onderzoek of patiëntcontrole-onderzoek

C

Niet-vergelijkend onderzoek

D

Mening van deskundigen

* Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om ethische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk dan geldt de classificatie voor interventies.

 

Niveau van conclusies

 

Conclusie gebaseerd op

1

Onderzoek van niveau A1 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2, met consistent resultaat

2

1 onderzoek van niveau A2 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B

3

1 onderzoek van niveau B of C

4

Mening van deskundigen

 

De beschrijving en beoordeling van de verschillende artikelen staan in de verschillende teksten onder het kopje ‘Wetenschappelijke onderbouwing’. Het wetenschappelijk bewijs is samengevat in een ‘Conclusie’, waarbij het niveau van het meest relevante bewijs is weergegeven.

 

Totstandkoming van de aanbevelingen

Voor het komen tot een aanbeveling zijn er naast het wetenschappelijk bewijs vaak andere aspecten van belang, bijvoorbeeld: patiëntenvoorkeuren, beschikbaarheid van speciale technieken of expertise, organisatorische aspecten, maatschappelijke consequenties of kosten. Deze aspecten worden besproken na de ‘Conclusie’ in de ‘Overige overwegingen’. Hierin wordt de conclusie op basis van de literatuur in de context van de dagelijkse praktijk geplaatst en vindt een afweging plaats van de voor- en nadelen van de verschillende beleidsopties. De uiteindelijk geformuleerde aanbeveling is het resultaat van het beschikbare bewijs in combinatie met deze overwegingen. Het volgen van deze procedure en het opstellen van de richtlijn in dit ‘format’ heeft als doel de transparantie van de richtlijn te verhogen. Het bood ruimte voor een efficiënte discussie tijdens de werkgroepvergaderingen en vergroot bovendien de helderheid voor de gebruiker van de richtlijn.

 

Kosteneffectiviteit

Er is geen kosteneffectiviteitanalyse uitgevoerd.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Laboratoriumdiagnostiek bij lymeziekte