Luchtwegmanagement bij de vitaal bedreigde patiënt buiten de operatiekamer

Initiatief: NVIC Aantal modules: 15

Uitgangsvraag

Wat is de optimale techniek voor emergency Front-of-neck-access (eFONA) bij de vitaal bedreigde patiënt waarbij het niet gelukt is te intuberen?

Aanbeveling

Gebruik de scalpel – bougie methode als eerste keus voor het plaatsen van een cricothyrotomie.

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

Er is literatuuronderzoek gedaan naar de optimale techniek voor eFONA bij vitaal bedreigde patiënten buiten de OK waarbij intubatie niet gelukt is. De gunstige en ongunstige effecten van chirurgische of scalpel techniek werden vergeleken met naaldtechniek. Als cruciale uitkomstmaat werd gekeken naar mortaliteit. Als belangrijke uitkomstmaten zijn complicaties, succes van de procedure en tijdsduur van de procedure meegenomen. Er werden geen studies gevonden die overeenkomen met de PICO. Hier ligt een kennislacune. De literatuur kan daarom geen richting geven aan de besluitvorming. De aanbeveling is daarom gebaseerd op expert opinie en aanpalende literatuur.

 

In de aanpalende literatuur zijn er wel systematische reviews en meta-analyse gepubliceerd. Morton (2023) heeft een review uitgevoerd in de prehospitale setting. De succesratio van de scalpelmethodiek was 100% terwijl de naald cricothyrotomie in 50% van de gevallen succesvol was. Succes werd gedefinieerd als toegang tot de luchtweg, maar het was daarbij niet duidelijk in hoeverre dit resulteerde in een verbeterde oxygenatie c.q. ventilatie. In de studie zijn voornamelijk patiënten geïncludeerd waarbij gebruik werd gemaakt van de scalpelmethodiek ten opzichte van de naald cricothyriodie (603 vs. 19). Hieruit blijkt dat de scalpelmethode de meest toegepaste methode is.

 

In een systematische review en meta-analyse door Duan (2023) werd scalpel cricothyrotomie vergeleken met naald cricothyrotomie. De conclusie van de studie was dat hoewel de scalpelmethode sneller was ten opzichte van de naaldmethode, er geen significante verschillen waren in de algemene succespercentage en complicaties tussen de twee methoden. Een beperking van de studie was de diversiteit aan modellen waaronder kadavers, dieren en mannequins.

 

Naast bovenstaande meta-analyse zijn er diverse retrospectieve studies met als uitkomstmaat succespercentage van de procedure. De scalpelmethode kent een hoog succespercentage. Peters (2015) en Kyle (2016) vonden een succespercentage variërend tussen de 92% en 97%.

 

In een retrospectieve studie heeft Bye (2022) het succespercentage van een wijde canule cricothyrotomie (Quicktrach) kunnen verbeteren door toepassing van een incisie met behulp van een scalpel. Zonder incisie was het succespercentage 50% en met incisie 82,4%.

 

Cricothyrotomie kent diverse complicaties. In een retrospectieve studie (Okada, 2022) werden 1 longintubatie, misplaatsing, bloeding, pneumothorax, afgeknikte tube, tube obstructie of cuff laesie als complicaties geïdentificeerd. In deze studie werden 31 patiënten geïncludeerd. In totaal ondergingen 25 patiënten de scalpelmethode en slechts 5 de naaldmethode. Eén patiënt werd primair chirurgisch behandeld. Bij 13 patiënten werd een complicatie geregistreerd. Daarvan zijn 12 patiënten met een scalpel behandeld en 1 patiënt met de naaldmethode. Gezien de onevenredige verdeling kan geen vergelijking worden gemaakt. Daarnaast zijn complicaties mede afhankelijk van andere factoren zoals nek anatomie, antistolling gebruik, trauma en de locatie waar de procedure plaatsvindt. Milde complicaties zijn van secundair belang. Misplaatsing is de meest relevante en gevreesde complicatie.

 

Waarden en voorkeuren van de patiënt (en evt. verzorgers).

Omdat het hier gaat om een zeldzame, levensreddende noodprocedure, waarbij tijd een cruciale rol speelt, wordt er niet met de patiënt overlegd welke techniek wordt gebruikt.

 

Kosten (middelenbeslag)

Vanuit kostenoogpunt en duurzaamheid is een bougie, endotracheale tube en een scalpel goedkoper dan een naaldcricothyrotomie set. In tegenstelling tot de bougie, endotracheale tube en scalpel is er geen andere indicatie voor het gebruik van een naaldconiotomie set. Vanwege de lage incidentie worden de cricothyrotomie setjes vaak ongebruikt vernietigd nadat de vervaldatum is verlopen.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

De benodigde materialen voor de scalpelmethode (tube 6, bougie en scalpel) zijn reeds in elk ziekenhuis beschikbaar. Extra aanschaf van materialen is niet noodzakelijk. Omdat de bougie, tube en scalpel reeds voor andere indicaties (endotracheale intubaties en plaatsen van een tracheotomie) worden gebruikt, is men vertrouwd met de gebruikte materialen. Een cricothyroidotomie is een zeldzame levensreddende handeling die elke hulpverlener die zich bezighoudt met luchtweg management moet beheersen. Frequent trainen en kennis van materialen is een voorwaarde voor succesvolle toepassing.

 

Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies

De werkgroep adviseert om de scalpelmethode te gebruik voor het verrichten van een cricothyrotomie. Deze methode is de meest toegepaste methode met een hoog succespercentage en het risico op complicaties is te overzien. Er hoeft geen extra materiaal te worden aangeschaft dat periodiek vervangen moet worden vanwege verlopen van de houdbaarheid. De benodigde materialen (tube 6, bougie en scalpel) zijn reeds in elk ziekenhuis beschikbaar.

Onderbouwing

Can’t intubate can’t oxygenate (CICO) is een zeldzame complicatie van luchtwegmanagement die gepaard gaat met een hoge mortaliteit en morbiditeit, meestal door hypoxische hersenschade. eFONA kan in een dergelijke situatie toegepast worden, wanneer andere opties om de luchtweg vrij te maken niet zijn geslaagd. Er zijn drie verschillende technieken voor het toepassen van eFONA: 1) scalpel cricothyroïdotomie 2) canule cricothyroïdotomie en 3) chirurgische tracheostomie. De scalpel cricothyroïdotomie wordt door de Difficult Airway Society (DAS) als eerste keus aanbevolen. De canule cricothyroïdotomie kan uitgevoerd worden met een smalle canule (diameter <3 mm of een wijde canule (diameter >3 mm). Bij een smalle canule dient een hogedruk ventilatiesysteem worden toegepast. Een chirurgisch tracheostomie is een moeilijke procedure die specifieke ervaring vereist en wordt daarom niet aanbevolen als eerste keus. Omdat CICO een zeldzame complicatie is, hebben maar weinig hulpverleners er ervaring mee. Daarom is de drempel om eFONA toe te passen vrij hoog. Daarnaast zijn er amper studies naar de meest effectieve eFONA-methode.

No GRADE

No evidence was found regarding the effect of surgical eFONA or scalpel cricothyroidotomy on mortality, complications, success rate, and duration of procedure when compared with punctured eFONA in critically ill patients outside of the operating room with failed intubation and oxygenation.

 

Source: -

Description of studies

No studies were included in the analysis of the literature.

 

Results

No results could be reported as no studies were found that met the inclusion criteria.

 

Level of evidence of the literature

Regarding all outcome measures, the level of evidence could not be assessed as no studies were included in the current literature analysis.

A systematic review of the literature was performed to answer the following question:

What are the benefits and harms effects of eFONA through surgical technique or scalpel cricothyroidotomy when compared with punctured technique in the critically ill patient in need of an emergency airway?

P:

Critically ill patient outside of the operating room with failed intubation and oxygenation

I:

Surgical eFONA or scalpel cricothyroidotomy

C:

Punctured eFONA

O:

Mortality, complications, success rate, duration of procedure

Relevant outcome measures

The guideline development group considered mortality as a critical outcome measure for decision making; and complications, success rate and duration of the procedure as important outcome measures for decision making.

 

Complications were defined as malposition, bleeding, damage to laryngo-tracheal structures, pneumothorax, subcutaneous emphysema, pneumomediastinum during canula use, and subglottic stenosis.

 

A priori, the working group did not define the other outcome measures listed above but used the definitions used in the studies.

 

The working group defined the following as a minimal clinically (patient) important difference:

Mortality: 5% difference between groups (RR <0.95 or >1.05).

Complications, success rate, and duration of procedure: 25% difference between groups (RR <0.8 or >1.25).

 

Search and select (Methods)

The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms from 2008 until September 11th, 2023. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 1,166 hits. Studies were selected based on the following criteria: comparative observational studies, randomized controlled studies or systematic reviews thereof, comparing surgical eFONA or scalpel cricothyroidotomy with punctured eFONA in critically ill patients outside of the operating room with failed intubation and oxygenation, reporting the predefined outcomes. Six studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, six studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and zero studies were included.

 

Results

No studies were included in the analysis of the literature.

  1. Bye R, St Clair T, Delorenzo A, Bowles KA, Smith K. Needle Cricothyroidotomy by Intensive Care Paramedics. Prehosp Disaster Med. 2022 Oct;37(5):625-629. doi: 10.1017/S1049023X22001157. Epub 2022 Aug 12. PMID: 35959773; PMCID: PMC9470526.
  2. Duan Q, Yang D, Gao H, Liu Q, Zhi J, Xu J, Xia W. Scalpel cricothyrotomy versus punctured cricothyrotomy in the context of the CICO crisis. A systematic review and Meta-analysis. Anaesth Crit Care Pain Med. 2023 Aug;42(4):101211. doi: 10.1016/j.accpm.2023.101211. Epub 2023 Mar 5. PMID: 36871625.
  3. Kyle T, le Clerc S, Thomas A, Greaves I, Whittaker V, Smith JE. The success of battlefield surgical airway insertion in severely injured military patients: a UK perspective. J R Army Med Corps. 2016 Dec;162(6):460-464. doi: 10.1136/jramc-2016-000637. Epub 2016 Jun 6. PMID: 27273615.
  4. Morton S, Avery P, Kua J, O'Meara M. Success rate of prehospital emergency front-of-neck access (FONA): a systematic review and meta-analysis. Br J Anaesth. 2023 May;130(5):636-644. doi: 10.1016/j.bja.2023.01.022. Epub 2023 Feb 28. PMID: 36858888; PMCID: PMC10170392.
  5. Okada A, Okada Y, Kandori K, Ishii W, Narumiya H, Iizuka R. Adverse events of emergency surgical front of neck airway access: an observational descriptive study. Acute Med Surg. 2022 Apr 15;9(1):e750. doi: 10.1002/ams2.750. PMID: 35441035; PMCID: PMC9012838.
  6. Peters J, Bruijstens L, van der Ploeg J, Tan E, Hoogerwerf N, Edwards M. Indications and results of emergency surgical airways performed by a physician-staffed helicopter emergency service. Injury. 2015 May;46(5):787-90. doi: 10.1016/j.injury.2014.11.024. Epub 2014 Nov 27. PMID: 25496855.
  7. Price T.M., E.P. McCoy. Emergency front of Neck access in airway management. BJA Education 19(8):246-253.

Table of excluded studies

Reference

Reason for exclusion

Morton S, Avery P, Kua J, O'Meara M. Success rate of prehospital emergency front-of-neck access (FONA): a systematic review and meta-analysis. Br J Anaesth. 2023 May;130(5):636-644. doi: 10.1016/j.bja.2023.01.022. Epub 2023 Feb 28. PMID: 36858888; PMCID: PMC10170392.

no comparison, and pre-hospital setting

Macêdo MB, Guimarães RB, Ribeiro SM, Sousa KM. Emergency cricothyrotomy: temporary measure or definitive airway? A systematic review. Rev Col Bras Cir. 2016 Dec;43(6):493-499. Portuguese, English. doi: 10.1590/0100-69912016006010. PMID: 28273224.

no comparison

Hubble MW, Wilfong DA, Brown LH, Hertelendy A, Benner RW. A meta-analysis of prehospital airway control techniques part II: alternative airway devices and cricothyrotomy success rates. Prehosp Emerg Care. 2010 Oct-Dec;14(4):515-30. doi: 10.3109/10903127.2010.497903. PMID: 20809690.

no comparison, and pre-hospital setting

Duan Q, Yang D, Gao H, Liu Q, Zhi J, Xu J, Xia W. Scalpel cricothyrotomy versus punctured cricothyrotomy in the context of the CICO crisis. A systematic review and Meta-analysis. Anaesth Crit Care Pain Med. 2023 Aug;42(4):101211. doi: 10.1016/j.accpm.2023.101211. Epub 2023 Mar 5. PMID: 36871625.

P is cadavers, animals, mannequins

Langvad S, Hyldmo PK, Nakstad AR, Vist GE, Sandberg M. Emergency cricothyrotomy--a systematic review. Scand J Trauma Resusc Emerg Med. 2013 May 31;21:43. doi: 10.1186/1757-7241-21-43. PMID: 23725520; PMCID: PMC3704966.

P is cadavers, animals, mannequins

Dimitriadis JC, Paoloni R. Emergency cricothyroidotomy: a randomised crossover study of four methods. Anaesthesia. 2008 Nov;63(11):1204-8. doi: 10.1111/j.1365-2044.2008.05631.x. PMID: 19032254.

Wrong comparison

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 23-02-2025

Laatst geautoriseerd  : 23-02-2025

Geplande herbeoordeling  : 23-02-2028

De Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen heeft de richtlijn onder voorbehoud geautoriseerd.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Intensive Care
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Intensive Care
  • Patiëntenfederatie Nederland
  • Stichting Family and patient Centered Intensive Care

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2022 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor vitaal bedreigde patiënten die geïntubeerd worden buiten de OK.

 

Werkgroep

Dr. J.A.M. (Joost) Labout (voorzitter tot september 2023), intensivist, NVIC

Drs. J.H.J.M. (John) Meertens (interim-voorzitter), intensivist, NVIC

Drs. P. (Peter) Dieperink (interim-voorzitter), intensivist, NVIC

Drs. M.E. (Mengalvio) Sleeswijk (interim-voorzitter), intensivist, NVIC

Dr. F.O. (Fabian) Kooij, anesthesioloog/MMT-arts, NVA

Drs. Y.A.M. (Yvette) Kuijpers, anesthesioloog-intensivist, NVA

Drs. C. (Caspar) Müller, anesthesioloog/MMT-arts, NVA

Drs. M.E. (Mark) Seubert, internist-intensivist, NIV

Drs. S.J. (Sjieuwke) Derksen, internist-intensivist, NIV

Dr. R.M. (Rogier) Determann, internist-intensivist, NIV

Drs. H.J. (Harry) Achterberg, anesthesioloog-SEH-arts, NVSHA

Drs. M.A.E.A. (Marianne) Brackel, patiëntvertegenwoordiger, FCIC/IC Connect

 

Klankbordgroep

Dr. C.L. (Christiaan) Meuwese, cardioloog-intensivist, NVVC

Drs. J.T. (Jeroen) Kraak, KNO-arts, NVKNO

Drs. H.R. (Harry) Naber, anesthesioloog, NVA

Drs. H. (Huub) Grispen, anesthesiemedewerker, NVAM

 

Met ondersteuning van

dr. M.S. Ruiter, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

drs. I. van Dijk, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

 

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Caspar Müller

Anesthesioloog/MMT-arts ErasmusMC

Geen

Geen

Geen restricties.

Fabian Kooij

Anesthesioloog/MMT-arts, Amsterdam UMC

Chair of the Board, European Trauma Course Organisation
ALS, ETC, ATLS instructeur/cursusleider

Geen

Geen restricties.

Harry Achterberg

SEH-arts, Isala Klinieken, fulltime - 40u/w (~111%)

Geen

Geen

Geen restricties.

John Meertens

Intensivist-anesthesioloog, Intensive Care Volwassenen, UMC Groningen

Secretaris Commissie Luchtwegmanagement, Nederlandse Vereniging voor Intensive Care

Geen 

Geen restricties.

Joost Labout

Intensivist
Maasstadziekenhuis

Redacteur A & I

Geen

Geen restricties.

Marianne Brackel

Patiëntvertegenwoordiger Stichting FCIC en patiëntenorganisatie IC Connect

Geen

Voormalig voorzitter IC Connect

Geen restricties.

Mark Seubert

Internist-intensivist,
Intensivistnodig BV

Waarnemend internist en intensivist
Echo-instructeur NVIC

Lid Sectie IC van de NIV

Geen restricties.

Mengalvio Sleeswijk

Internist-intensivist, Flevoziekenhuis

Medisch Manager ambulancedienst regio Flevoland Gooi en Vecht / TMI
reanimatie instructeur

Voorzitter Commissie Luchtwegmanagement, Nederlandse Vereniging voor Intensive Care

Geen

Geen restricties.

Peter Dieperink

Intensivist-anesthesioloog, Intensive Care Volwassenen, UMC Groningen

Lid Commissie Luchtwegmanagement, Nederlandse Vereniging voor Intensive Care

Geen

Geen restricties.

Rogier Determann

Intensivist, OLVG, Amsterdam

Docent Amstelacademie en Expertcollege

Geen

Geen restricties.

Sjieuwke Derksen

Intensivist - MCL

Geen

Geen

Geen restricties.

Yvette Kuijpers

Anesthesioloog-intensivist, CZE en MUMC +

Geen

Geen

Geen restricties.

 

Klankbordgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Christiaan Meuwese

Cardioloog intensivist, Erasmus MC, Rotterdam

Section editor Netherlands Journal of Critical Care (onbetaald)

Extern gefinancierd onderzoek:

- REMAP ECMO (Hartstichting)

- PRECISE ECLS (Fonds SGS)

Geen restricties.

Jeroen Kraak

KNO-arts & Hoofd-halschirurgie
Amsterdam UMC

Geen

Geen

Geen restricties.

Huub Grispen

Anesthesiemedewerker Zuyderland MC

Geen

Geen

Geen restricties.

Harry Naber

Anesthesioloog MSB Isala

Geen

Geen

Geen restricties.

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van FCIC/IC Connect voor de schriftelijke knelpunteninventarisatie en deelname aan de werkgroep. Het verslag hiervan [zie aanverwante producten] is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. Ter onderbouwing van de module Aanwezigheid van naaste heeft IC Connect een achterbanraadpleging uitgevoerd. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan FCIC/IC Connect en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijnmodule is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd om te beoordelen of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling is de richtlijnmodule op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module eFONA

Geen substantiële financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor vitaal bedreigde patiënten die geïntubeerd worden buiten de OK. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door verschillende stakeholders via een schriftelijke knelpunteninventarisatie. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. 

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.


Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Aanwezigheid van naaste