Validatie Westleyscore Laryngitis Subglottica
Uitgangsvraag
Is de Westleyscore een gevalideerd meetinstrument om de ernst van laryngitis subglottica vast te stellen?
Aanbeveling
De Westleyscore is een geschikt instrument ter evaluatie van de ernst en het effect van therapie bij kinderen die zich presenteren met laryngitis subglottica op de SEH (nivo A2/1).
Overwegingen
In de praktijk is het toepassen van de Westleyscore goed uitvoerbaar en kan ik me voorstellen dat het een vollediger indruk geeft van de status van een kind met laryngitis subglottica dan de Geelhoedscore, die slechts berust op 2 parameters (intrekkingen / stridor).
Onderbouwing
Achtergrond
P: Kinderen met laryngitis subglottica
I: Objectieve meting van klinische symptomen en veranderingen met Westleyscore
C:
O: Interindividuele betrouwbaarheid, construct validity severity, good responsiveness to change
Conclusies
De Westleyscore is het best gevalideerde instrument ter objectieve beoordeling van (veranderingen van) de klinische status van een patient met laryngitis subglottica.
Samenvatting literatuur
Op pagina 6 van de ‘Glucocorticoids for croup’ (Cochrane Review) staat het volgende citaat: “The Westley score is the only method that has undergone validation and reliability testing and been shown to be sensitive to important changes in a patient’s clinical status.”
Meten van therapie-effect bij laryngitis subglottica, uit ‘The management of croup’, British Medical Bulletin 2002;61
Effectiviteit van therapie zal in trials naar behandeling van laryngitis subglottica gemeten moeten kunnen worden. Er bestaat geen ‘enkele’ klinische parameter die gebruikt kan worden als betrouwbaar bewijs van klinische verbetering bij laryngitis. Onderzoekers hebben ‘croupscores’ ontwikkeld door verschillende symptomen en tekenen te verzamelen, als objectieve metingen van klinische symptomen. Er zijn verschillende scores ontwikkeld, waarvan de meest gebruikte score de Westley is en de gemodificeerde Westley croup scores (zie tabel). Idealiter moet een croupscore consistente uitkomsten geven wanneer verschillende onderzoekers er mee werken (good inter-rater reliability), passen bij andere manieren om de ziekte-ernst te beschrijven (good construct validity severity), en te verwachten veranderingen kunnen aantonen met effectieve therapie (good responsiveness to change). Er zijn 4 studies die de validatie van croupscores hebben onderzocht (zie referenties).
De score van Geelhoed is twee maal beoordeeld op inter-rater reliability. In de eerste studie werd bij 17 at random geselecteerde laryngitispatienten, door triageverpleegkundige versus de onderzoeker, retrospectief de scores beoordeeld. De weighted kappa was 0.85, hetgeen duidt op een redelijke inter-observer agreement. In de tweede studie beoordeelden twee mensen prospectief de croupscores bij 15 kinderen. De weighted kappa was 0.87.
De Syracuse croupscore is prospectief getest bij 165 laryngitis patienten in een intensive care om te beoordelen hoe goed de score geschiktheid voorspelde om naar een algemene afdeling ontslagen te kunnen worden. (responsiveness to change). De auteurs vonden een sensitiviteit van 80% en een specificiteit van 100% om te beoordelen of een patiënt overplaatsbaar was.
De Westley croup score is geëvaluaeerd bij 54 patiënten, rekening houdend met inter-rater reliability, construct validity en responsiveness to change. Inter-rater reliability tussen 3 onderzoekers is prospectief onderzocht. De weighted kappa was 0.90 voor de the totale croupscore, 0.47 voor air entry, 0.93 voor stridor en 0.87 voor intrekkingen. Construct validity is geëvaluaeerd door de verandering in croupscore te correleren tijdens de behandeling aan andere metingen, waaronder een beoordeling van waargenomen veranderingen door ouders (correlation coefficient, r = 0.51), de globale beoordeling van verandering door de behandelend arts (r = 0.51), en assistent-onderzoeker (r = 0.76), de duur van verblijf op de SEH (r = 0.44), verandering van hartslag (r = 0.19) en ademhalingsfrequentie (r = 0.32). Responsiveness to change is beoordeeld door de sensitiviteit te meten van de verandering in croupscore bij de uiteindelijke status van de patient (mean [SD]) change in croupscore was 1.7 (1.7) in patiënten die werden ontslagen en 0.3 (1.0) in patiënten die werden opgenomen (P = 0.006).
In tabel 1 staan de verschillende croupscores met items waarop beoordeeld wordt.
Methodologische beoordeling
Niet verricht gezien duidelijk weergegeven resultaten in BMJ artikel.
Tot slot is er nog de Richtlijn van de SICK: ”behandeling matig – ernstige laryngitis subglottica”
De SICK heeft als aanbeveling: Om een inschatting te maken van de ernst kan gebruik gemaakt worden van de Westley croup score (tabel 2). Deze score wordt veelvuldig gebruikt en is gevalideerd. Op basis van de croup score kan in indeling naar mate van ernst worden gemaakt.
Zoeken en selecteren
Gezocht werd in PubMed met de zoekterm “Westley*” en “croup score”.
Systematische review:
In een 1 Cochrane review is een citaat te vinden met betrekking tot de validatie van de Westleyscore
In PubMed kon ik 5 artikelen of studies vinden waarin de croupscores, waaronder de Westleyscore, gevalideerd werden.
Referenties
- The management of croup, Brown J, British Medical Bulletin 2002;61: 189-202
- Oral and inhaled steroids in croup: a randomized, placebo-controlled trial. Geelhoed G, Macdonald W. Pediatr Pulmonol 1995; 20: 35561
- Efficacy of a small single dose of oral dexamethasone for outpatient croup: a double blind placebo controlled clinical trial. Geelhoed GC, Turner J, Macdonald WB. BMJ 1996;313:1402
- The croup score as an evaluative instrument in clinical trials. Klassen TP, Rowe PC. Arch Pediatr Adolesc Med 1995; 149: 601
- Validation of a croup score and its use in triaging children with croup. Jacobs S, Shortland G, Warner J, Dearden A, Gataure PS, Tarpey J. Anaesthesia 1994; 49: 9036
- The Westley croup score. Li SF. Acad Emerg Med. 2003 Mar;10(3):289
Evidence tabellen
Tabel 2 Westley Croup Score
Kenmerk
|
Score |
||||
Stridor
|
Intrekkingen |
Ademgeruis |
Cyanose (SpO2 < 92%) |
Bewustzijn |
|
Geen
|
Geen |
Normaal |
Geen |
Normaal |
0 |
Met stethoscoop
|
Gering |
Verminderd |
|
|
1 |
Zonder stethoscoop
|
Matig |
Sterk verminderd |
|
|
2 |
|
Ernstig
|
|
|
|
3 |
|
|
|
Bij opwinding
|
|
4 |
|
|
|
In rust
|
Verminderd |
5 |
Tabel 3 Mate van ernst
Mate van ernst
|
Symptomen |
Westley croup score |
Mild |
Incidenteel blafhoest, geen of milde stridor in rust, geen of milde intrekkingen
|
0 – 2 |
Matig |
Frequent blafhoest, hoorbare stridor in rust, intrekkingen in rust, geen ditress of agitatie
|
3 – 5 |
Ernstig |
Frequent blafhoest, evidente stridor in rust, intrekkingen, ernstige distress en agitatie
|
6 – 11 |
Dreigend respiratoir falen |
Blafhoest, hoorbare stridor in rust (minder dan bij ernstige vorm), intrekkingen, lethargie/uitputting/verminderd bewustzijnsniveau
|
12 - 17 |
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 29-01-2024
Laatst geautoriseerd : 01-06-2012
Geplande herbeoordeling : 01-01-2027
De richtlijnen dienen elke 3 jaar gereviseerd te worden. Dit zal in 2014 voor de eerste keer plaatsvinden. Zo nodig wordt een nieuwe werkgroep geïnstalleerd om de richtlijnen te herzien. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen als nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.
Algemene gegevens
De richtlijnontwikkeling werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).
Doel en doelgroep
Doel
1. Het nationaal ontwikkelen en implementeren van 5 richtlijnen van acute kindergeneeskundige problemen in 1 jaar tijd.
2. Een format ontwikkelen waarmee in een beperkte tijd 5 richtlijnen voor de opvang van (acuut) zieke kinderen door de kinderarts ontwikkeld en geïmplementeerd worden in de Nederlandse ziekenhuizen.
Doelgroep
De commissie Richtlijnen en indicatoren van de NVK heeft een prioritering van onderwerpen gemaakt waarvoor behoefte is aan een landelijke richtlijn. De 5 gekozen onderwerpen zijn: Bronchiolitis, Acuut Astma, Laryngitis Subglottica, Status Epilepticus en Dehydratie.
Samenstelling werkgroep
Samenstelling kernwerkgroep
- Mw. drs. C.C. de Kruiff, Emma Kinderziekenhuis/ AMC Amsterdam, projectleider
- Mw. dr. N. Boluyt, kinderarts, Emma Kinderziekenhuis/AMC Amsterdam, projecteigenaar
Samenstelling werkgroep
Academisch werkende kinderartsen
- Hr. prof. dr. E.H.H.M. Rings Beatrix kinderkliniek / UMCG; Groningen
- Mw. drs. B.C.M.Timmers Wilhelmina Kinderziekenhuis; Urecht
- Hr. drs. J. Fuijkschot UMCN; Nijmegen
- Mw. dr. R.N. van der Plas LUMC; Leiden, later VUMC, Amsterdam
- Hr. dr. D.A. van Waardenburg MUMC; Maastricht
- Mw. dr. R. Oostenbrink SKZ; Rotterdam
- Hr. dr. E.G. Haarman VUMC; Amsterdam
Niet academisch werkende kinderartsen
- Mw. drs. J. Bekhof Isala Ziekenhuis, Zwolle
- Mw. drs. C.M. Walhof Rijnstate Ziekenhuis, Arnhem
- Hr. drs. M.H. Jonkers Amphia Ziekenhuis, Breda
- Hr. drs. G. Brinkhorst Medisch Centrum Alkmaar, Alkmaar
- Hr. dr. J.A.M. Widdershoven Jeroen Bosch Ziekenhuis, Den Bosch
- Mw. drs. N. Dors Catharina ziekenhuis Eindhoven
- Mw. drs. C.A. Lasham Tergooiziekenhuizen, Blaricum, Hilversum
Vertegenwoordigers van verenigingen, NVK Secties
- Hr. dr. B.J. Thio Sectie Kinderlongziekten (SKL)
- Hr. dr. D.A. van Waardenburg Sectie Intensive Care bij Kinderen (SICK)
- Hr. dr. H. Stroink Ned. Vereniging voor Kinderneurologie (NVKN)
- Mw. drs. E. Dorresteijn, Hr. J. Groothoff Sectie Kindernefrologie
Stichting Spoedeisende Hulp Bij Kinderen
- Hr. dr. N.M. Turner APLS vertegenwoordiging
Met dank aan onderstaande kinderartsen voor het kritisch doorlezen en becommentariëren van een aantal richtlijnen.
Hr. Prof.dr. P.L.P. Brand, Mw. drs. M. L. Brouwer, Dhr. dr. B. van Ewijk, Dhr. dr. F.G.H. Versteegh, Mw. dr. S.W.J. Terheggen, Hr. dr. J.E. Hendriks, Hr.dr. M. de Hoog, Hr. dr. J.B.M. van Woensel, Hr dr. M.C.J. Kneyber, Mw. dr. H. Heijboer, Mw. dr. J.F. Niermeijer
Belangenverklaringen
De conceptrichtlijnen zijn aan alle relevante secties voorgelegd en de commentaren die hieruit zijn voortgekomen, zijn verwerkt tot de definitieve richtlijn. Ook is gezorgd voor afstemming met APLS, het werkboek Kinderlongziekten, het Nederlandse Kinderformularium en het Compendium Kindergeneeskunde, zodat op landelijk niveau overal dezelfde aanbevelingen voor deze 5 acuut kindergeneeskundige problemen worden gemaakt.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
Voor de 5 kindergeneeskundige problemen werden concept richtlijnen gemaakt, waarbij de (best-evidence) richtlijnen van het Emma Kinderziekenhuis als uitgangspunt zijn genomen, eventueel aangevuld met bestaande nationale richtlijnen van relevante NVK secties. Aanvullend werd naar internationale evidence-based richtlijnen gezocht. Deze 5 conceptrichtlijnen werden naar de werkgroepleden gestuurd ter bespreking in hun ziekenhuizen. Op basis van deze conceptrichtlijnen werden controversen geïdentificeerd met betrekking tot het lokale beleid.
Tijdens een eerste werkgroepvergadering zijn alle controversen besproken en omgezet in uitgangsvragen (PICO’s). Aangezien niet iedere uitgangsvraag door middel van literatuuronderzoek beantwoordt kan worden, werd per uitgangsvraag besloten of er al dan niet naar literatuur zou worden gezocht of dat de formulering van aanbevelingen op basis van consensus binnen de werkgroep tot stand zou komen.
Werkwijze
De projectgroep zocht per uitgangsvraag op systematische wijze naar de literatuur en beoordeelde de studies op methodologische kwaliteit met de daarvoor beschikbare scorelijsten (www.cochrane.nl/downloads). Aan elk artikel werd een mate van bewijskracht toegekend volgens onderstaande tabel 1. Er werd een samenvattend oordeel gegeven over de kwaliteit van de beschouwde evidence. Aan elke conclusie werd een niveau van bewijskracht toegekend volgens onderstaande tabel 2.
Tabel 1: Indeling van onderzoeksresultaten naar mate van bewijskracht
|
Interventie |
Diagnostisch accuratesse onderzoek |
Schade of bijwerkingen, etiologie, prognose* |
A1 |
Systematisch review van tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau. |
||
A2 |
Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit van voldoende omvang. |
Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een ‘gouden standaard’) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad. |
Prospectief cohort onderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor ‘confounding’ en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten. |
B |
Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 (hieronder valt ook patiënt-controle onderzoek, cohort-onderzoek. |
Onderzoek ten opzichte van een referentietest, maar niet met alle kenmerken die onder A2 zijn genoemd. |
Prospectief cohort onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 of retrospectief cohort onderzoek of patiënt- controle onderzoek. |
C |
Niet-vergelijkend onderzoek |
||
D |
Mening van deskundigen |
*Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om ethische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk dan geldt de classificatie voor interventies.
Tabel 2: Niveau van bewijskracht van de conclusie op basis van het aan de conclusie ten grondslag liggend bewijs
|
Conclusie gebaseerd op |
1 |
Onderzoek van niveau A1 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2. |
2 |
1 onderzoek van niveau A2 of ten minste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B. |
3 |
1 onderzoek van niveau B of C. |
4 |
Mening van deskundigen. |
Totstandkoming van de aanbevelingen
De werkgroepleden kregen voor de 5 richtlijnen de literatuuroverzichten per uitgangsvraag toegestuurd. Tijdens twee werkgroepvergaderingen werd per uitgangsvraag de beschikbare literatuur besproken.
Voor het komen tot een aanbeveling zijn er naast het wetenschappelijk bewijs vaak andere aspecten van belang, bijvoorbeeld: patiëntenvoorkeuren, beschikbaarheid van speciale technieken of expertise, organisatorische aspecten, maatschappelijke consequenties, veiligheid of kosten. Deze aspecten worden in het kopje ‘Overige Overwegingen’ besproken. De uiteindelijk geformuleerde aanbeveling is het resultaat van het beschikbare bewijs in combinatie met deze overwegingen.