Laparoscopische Hysterectomie voor benigne indicaties

Initiatief: NVOG Aantal modules: 28

Hoofdstuk 4 Chirurgische benaderingen voor hysterectomie

Algemene uitgangsvraag

Welk type hysterectomie is te prefereren op basis van klinische uitkomsten?

 

Inleiding

Veelvuldig is aangetoond, dat de laparoscopische hysterectomie (LH) en de vaginale hysterectomie (VH) betere uitkomsten bieden voor de patiënt dan de abdominale hysterectomie (AH). In de Cochrane over dit onderwerp, wordt de VH beschouwd als eerste keus, gevolgd door de LH en uiteindelijk de AH (Aarts et al. 2015). Echter, in Nederland en ook in veel andere landen wordt de laatste jaren een forse toename van de laparoscopische benadering gezien. Deze toename gaat ten koste van de AH maar ook van de VH (Driessen et al. 2015). In 2012 werden in Nederland voor het eerst meer LH’s uitgevoerd dan VH’s. Omdat deze ontwikkelingen haaks staan op de aanbevelingen van de Cochrane, is het belangrijk om de ingrepen opnieuw te evalueren. Bij deze evaluatie is het belangrijk om een aantal beperkingen van de Cochrane review in acht te nemen. Zo richt de Cochrane review zich op alle studies ooit gepubliceerd over het onderwerp. Echter, bij chirurgische ingrepen verandert de techniek en daarmee ook de uitkomsten naar mate de techniek zich verder ontwikkelt. Daarbij baseert de Cochrane zich enkel op gerandomiseerde studeis en voor sommige uitkomsten, zoals zeldzame complicaties is dit studiedesign waarschijnlijk niet het beste.

 

Het doel van deze PICO is om overzicht te geven van de belangrijkste verschillen in klinische uitkomsten tussen de TLH en VH, gebaseerd op recente literatuur (vanaf het jaar 2000). Omdat de voordelen van LH en VH ten opzichte van AH duidelijk zijn, wordt hier niet meer verder op in gegaan.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 08-12-2017

Laatst geautoriseerd  : 08-12-2017

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
  • BeroepsBelangenCommissie
  • Werkgroep Gynaecologische Endoscopie

Samenstelling werkgroep

Samenstelling van de richtlijncommissie

•             Dr. P.M.A.J Geomini, gynaecoloog, Maxima Medisch Centrum, Veldhoven

•             Dr. W.J.K. Hehenkamp, gynaecoloog, VU Medisch Centrum, Amsterdam

•             Prof. Dr. F.W. Jansen, gynaecoloog, LUMC, Leiden

•             Drs. E.M. Sandberg, AIOS gynaecologie, LUMC, Leiden

•             Dr. A.R.H. Twijnstra, gynaecoloog, LUMC, Leiden (voorzitter)

 

Ondersteuning

•             Drs. J. W. Schoones, informatiespecialist, LUMC, Leiden

•             Drs. C.F la Chapelle, AIOS gynaecologie en epidemioloog, LUMC, Leiden

 

Werkgroep 1: Hoofdstuk 4 en 5

•             Dr. J.M. Briët, gynaecoloog, Medisch Spectrum Twente, Enschede

•             Dr. F.A. Groenman, gynaecoloog, VU Medisch Centrum, Amsterdam

•             Dr. H.S. Kok, gynaecoloog, Alrijne Ziekenhuis, Leiden

•             Dr. A. Vollebregt, gynaecoloog, Spaarne Gasthuis, Hoofdorp

•             Drs. S. Dedden, AIOS gynaecologie, Maxima Medisch Centrum, Veldhoven

Werkwijze

Voor meer informatie over de richtlijnmethodiek en de commentaar- en autorisatiefase van de oorspronkelijke richtlijn vindt u in Hoofdstuk 2 Methodiek modelprotocol ontwikkeling.

Volgende:
Hoofdstuk 5 De verschillende vormen van LH