Hoofdstuk 10 Voorkomen en vroegtijdig opsporen van ureterletsel
Uitgangsvraag
10.1 Wat zijn relevante adviezen ten aanzien van het voorkomen van ureterletsel bij een laparoscopische hysterectomie (LH)?
10.2.1 Wat is de effectiviteit van ureterstents tijdens LH met betrekking tot ureterletsel?
10.2.2 Is aan het einde van elke LH standaard een cystoscopie geïndiceerd om ureter en blaas letsel uit te sluiten?
10.3. Wat zijn belangrijke adviezen bij het vermoeden van ureterletsel postoperatief? |
Inleiding
Eén van de meest serieuze complicaties tijdens de LH is optreden van ureterletsel. Tijdens de implementatiefase van geavanceerde laparoscopische ingrepen, was het percentage ureterletsel na LH hoger dan bij de abdominale en vaginale benadering (Brummer et al. 2011). Echter, recent werd aangetoond dat inmiddels de incidentie van ureterletsel door laparoscopie (geschat tussen 0.02-0.4%) vergelijkbaar was met de andere twee modi (Adelman et al. 2014), wat impliceert dat de laparoscopische hysterectomie een leercurve doorlopen heeft.
In alle gevallen is snelle herkenning en diagnostiek van een ureterletsel (bij voorkeur peroperatief) bevorderlijk voor het voorkomen van uitgebreide morbiditeit. Helaas wordt ruim 80% van de ureterletsels pas postoperatief ontdekt (Janssen et al. 2013). Dit leidt vaak tot een herstelingreep. Om ureterletsels tijdens de LH te voorkomen, zijn er diverse technieken gesuggereerd.
Uterusmanipulator – zie hoofdstuk 9
Ureterstents: De stents worden preoperatief ingebracht, waarbij de gedachte is om ureterletsels te kunnen voorkomen door de aanwezigheid van tactiele terugkoppeling tijdens de ingreep.
Cystoscopie: Een peroperatieve cystoscopie zou urineweglaesies kunnen opsporen. De vraag is of een cystoscopie aan het einde van elke ingreep zou moeten worden uitgevoerd om mogelijke laesies aan te tonen of uit te sluiten.
Het doel van deze PICO is drieledig:
1. Adviezen geven ten aanzien van het voorkomen van ureterletsel.
2. De effectiviteit onderzoeken van stents, manipulator (zie hoofdstuk 9) en de cystoscopie met betrekking tot ureterletsel.
3. Advies geven bij het vermoeden van ureterletsels postoperatief.
Overige instrumenten die postoperatief worden gebruikt wanneer er een vermoeden op ureterletsel bestaat zoals echo-jetstream of pyelogram (IVP), zullen in dit hoofdstuk niet besproken worden.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 08-12-2017
Laatst geautoriseerd : 08-12-2017
Geplande herbeoordeling :
Samenstelling werkgroep
Samenstelling van de richtlijncommissie
• Dr. P.M.A.J Geomini, gynaecoloog, Maxima Medisch Centrum, Veldhoven
• Dr. W.J.K. Hehenkamp, gynaecoloog, VU Medisch Centrum, Amsterdam
• Prof. Dr. F.W. Jansen, gynaecoloog, LUMC, Leiden
• Drs. E.M. Sandberg, AIOS gynaecologie, LUMC, Leiden
• Dr. A.R.H. Twijnstra, gynaecoloog, LUMC, Leiden (voorzitter)
Ondersteuning
• Drs. J. W. Schoones, informatiespecialist, LUMC, Leiden
• Drs. C.F la Chapelle, AIOS gynaecologie en epidemioloog, LUMC, Leiden
Werkgroep 3: Hoofdstuk 8, 9 en 10
• Dr. J.J. van Beek, gynaecoloog, Vie Curi, Venlo
• Drs. L. van den Haak, AIOS gynaecologie, LUMC, Leiden
• Dr. E. Hiemstra, gynaecoloog, Lange Land Ziekenhuis, Zoetermeer
• Dr. P.F. Janssen, gynaecoloog, Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis, Tilburg
• Drs. W.B. Renes, gynaecoloog, IJsselland Ziekenhuis, Capelle aan den IJssel
• Drs. N.A. Kianmanesh Rad, gynaecoloog, IJsselland Ziekenhuis, Capelle aan den IJssel
Werkwijze
Voor meer informatie over de richtlijnmethodiek en de commentaar- en autorisatiefase van de oorspronkelijke richtlijn vindt u in Hoofdstuk 2 Methodiek modelprotocol ontwikkeling.