Laboratoriumtechnische aspecten bij lipidendiagnostiek

Initiatief: NVKC Aantal modules: 3

Post-analytische aspecten bij lipidendiagnostiek

Uitgangsvraag

Dienen referentie-intervallen of streefwaarden gerapporteerd te worden bij uitslagen van lipidendiagnostiek?

Aanbeveling

Rapporteer bij lipidenprofielen de leeftijds- en geslachtsafhankelijke referentie-intervallen.

 

Overweeg om een opmerking bij het resultaat te plaatsen dat streefwaarden te vinden zijn in de betreffende richtlijn.

Overwegingen

Uit inventarisatie van de werkgroep blijkt dat laboratoria in Nederland wisselend omgaan met het rapporteren van referentie-intervallen of streefwaarden bij lipidenprofielen. Het advies van de werkgroep is om dit in nauwe afstemming met de aanvragers van diagnostiek te doen. De werkgroep is van mening dat vanuit de literatuur daar een extra onderbouwing aan toegevoegd kan worden om tot een weloverwogen keuze te komen. Met betrekking tot het lipidenprofiel wordt in de literatuur een onderscheid gemaakt op basis van het doel van de analyse, zoals diagnostiek, therapiebewaking of risico-inschatting.

In het kader van diagnostiek, waarbij gekeken wordt naar een mogelijke afwijking t.o.v. de gezonde bevolking, kan het gebruik van referentie-intervallen meer informatie opleveren dan streefwaarden. De werkgroep adviseert daarbij om leeftijds- en geslachtsafhankelijke referentie-intervallen te hanteren voor lipidenprofielen. Daarbij is het relevant dat de nuchtere status van de patiënt ook meegenomen wordt in de rapportage, zijnde van belang voor eventuele vervolgstappen. Gezien de complexiteit van het vaststellen van goede leeftijds- en geslachtsafhankelijke referentie-intervallen, wordt er in de praktijk meestal gebruik gemaakt van nuchtere referentie intervallen. Dit dient duidelijk te zijn voor de aanvrager en patiënt.

Is er sprake van therapiebewaking, dan wordt vanuit de literatuur geadviseerd om streefwaarden te hanteren voor de rapportage. Voor verschillende patiëntencategorieën worden andere streefwaarden gehanteerd.

Voor risico-inschatting is het aan te bevelen grenswaarden te gebruiken voor de rapportage, conform de aanbeveling van de EFLM/EAS consensus (Langlois 2020). Deze grenswaarden zijn geassocieerd met verhoogd risico op CVRM, en daarmee op klinische uitkomst. Net als bij streefwaarden t.b.v. therapiebewaking zijn ook voor de grenswaarden verschillende patiëntencategorieën gedefinieerd met een eigen risicoscore. Welke categorie het betreft wordt echter niet meegeleverd bij de aanvraag. Bovendien is bij het laboratorium is (meestal) niet bekend in welk kader het onderzoek wordt aangevraagd (diagnostiek, risico inschatting of therapiebewaking). Hierdoor is het meeleveren van patiëntspecifieke streefwaarden of grenswaarden niet mogelijk.

 

Waarde en voorkeuren van patiënten

Het is vaak onduidelijk of in het rapport referentie-intervallen worden gehanteerd voor risico-inschatting of voor therapiebewaking. Bij cholesteroldiagnostiek zijn de streefwaarden en grenswaarden voor risico-inschatting strikter dan de referentie-intervallen en zullen daardoor eerder een signalering geven van een afwijking.

Patiënten hebben veelal toegang tot hun eigen laboratoriumresultaten en zouden minder (onterechte) onrust kunnen ervaren als referentie-intervallen worden gerapporteerd. Daarnaast kan de rapportage van generieke streefwaarden leiden tot een verkeerd therapeutisch beleid. Echter, bij rapportage van geslachts- en leeftijdsafhankelijke referentie- intervallen kan door patiënten onterecht geconcludeerd worden dat er geen sprake is van een mogelijk verhoogd cardiovasculair risico.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

De werkgroep verwacht dat er een verschil zal zijn tussen het willen en kunnen toepassen van de aanbevelingen en daarmee de implementatie. Het is namelijk in gezamenlijk belang dat bij de uitslag een passend(e) referentie-interval of streefwaarde wordt gerapporteerd. Dit is echter afhankelijk van het doel van het laboratoriumonderzoek en aanvullende gegevens. Deze informatie is normaliter niet standaard beschikbaar voor het laboratorium. Er wordt daarom door de laboratoria vaak pragmatisch gekozen voor (leeftijds- en geslachtsafhankelijke) referentie-intervallen of de meest generieke streefwaarde. Wanneer er meer klinische informatie van de patiënt beschikbaar is bij de aanvraag van laboratoriumdiagnostiek, bijvoorbeeld vanuit het elektronisch patiëntendossier (EPD), kan de meest passende streefwaarde gerapporteerd worden.

Het nadeel van de rapportage van referentie-intervallen voor het lipidenprofiel, is dat de bovengrens van het referentie-interval de streefwaarden doorkruist. Dit maakt de alarmering niet betrouwbaar, omdat de markering van afwijkende uitslagen onterecht aan- of afwezig kan zijn.

Onderbouwing

Het proces van laboratoriumdiagnostiek kan globaal worden ingedeeld in drie fases; pre-analyse, analyse en post-analyse, waarbij de rapportage van laboratoriumresultaten plaatsvindt in de post-analytische fase. Ook vindt in de post-analytische fase de interpretatie plaats van deze rapportage door de aanvrager.

Laboratoriumresultaten worden normaal gesproken voorzien van een interval gebaseerd op criteria waarbinnen bij een bepaald onderzoek de uitkomst van dat onderzoek 'hoort te vallen'. Het meest gebruikte criterium voor een referentie-interval is het bereik waarbinnen 95% van de resultaten van gezonde personen valt. Zo nodig wordt gebruik gemaakt van leeftijds- en geslachtsafhankelijke referentie-intervallen.

Daarnaast bestaan er klinische beslisgrenzen (bijv. afkapwaarden, streefwaarden, grenswaarden), die geassocieerd zijn met klinisch risico en/of resultaat dat met behandeling wordt nagestreefd en die vindbaar zijn in richtlijnen. Laboratoriumresultaten worden door laboratoria soms voorzien van klinische beslisgrenzen in plaats van referentie-intervallen, zoals bijvoorbeeld streefwaarden voor LDL-C bij behandeling. Het wordt echter steeds moeilijker om op groepsniveau uitspraken te kunnen doen over algemene streefwaarden bij behandeling, die veelal afhankelijk zijn van andere parameters dan leeftijd en geslacht.

 

Deze submodule geeft overwegingen m.b.t. het gebruik van referentie intervallen of streefwaarden bij de rapportage van lipidenprofielen en beoogt meer uniformiteit te bewerkstelligen tussen de rapporten vanuit de klinisch chemische laboratoria.

In de publicatie van Langlois (2020) worden, namens het gezamenlijk consensus panel van de European Atherosclerosis Society (EAS) en de European Federation of Clinical Chemistry and Laboratory Medicine (EFLM), uitdagingen beschreven in laboratoriumonderzoek van atherogene lipiden, waaronder ook de rapportagevorm. Voor de post-analytische fase geven zij de volgende aanbevelingen:

  • Laboratoria moeten de non-HDL-C concentratie berekenen en rapporteren bij aanvragen van lipidenprofielen.
  • Laboratoriumresultaten moeten gemarkeerd worden als afwijkend op basis van grenswaarden voor besluitvorming (zie Tabel 1).
  • Bij kinderen dienen resultaten voorzien te worden van leeftijds- en geslachtsafhankelijke referentie intervallen.
  • Extreem afwijkende laboratoriumresultaten dienen onder de aandacht gebracht te worden van de aanvrager, bijv. door middel van interpretatief commentaar bij de uitslag (zie Tabel 1).

Tabel 1. Signalering van afwijkende waarden voor het lipidenprofiel, gebaseerd op grenswaarden voor besluitvorming (aangepast naar Langlois, 2020).

 

 

Resultaten uit de Nederlandse Lifelines studie (Balder, 2017), waarbij 152.180 inwoners van het noordelijke gedeelte van Nederland zijn gerekruteerd via hun huisarts, geven een overzicht van de leeftijds- en geslachtsafhankelijkheid van referentie intervallen van (nuchter gemeten) lipidenprofielen (zie Tabel 2).

Ook voor kinderen zijn leeftijds- en geslachtsafhankelijke referentie intervallen vastgesteld in diverse studies (Colantonio, 2012; Balder, 2018; Higgins, 2018). Deze zijn relevant om dyslipidemieën vroegtijdig te kunnen detecteren.

In de publicatie van Hutchesson (2007) wordt ingegaan op de ondersteunende rol die het laboratorium kan hebben bij lipidendiagnostiek. Aanbevelingen voor de post-analytische fase zijn onder andere:

  • Rapporteer totaal cholesterol, triglyceriden en HDL-C routinematig, evenals de ratio ‘totaal cholesterol : HDL-C, bij een aanvraag voor een lipidenprofiel.
  • Rapporteer ook non-HDL-C.
  • Neem in het uitslagenrapport ook streefwaarden op.

In de door de European Society of Cardiology (ESC) ontwikkelde richtlijn over preventie van hart- en vaatziekten (Visseren, 2021) wordt in alle scenario’s gebruik gemaakt van streefwaarden, in plaats van referentie intervallen. Voor verschillende patiëntencategorieën worden verschillende streefwaarden gehanteerd.

 

Tabel 2. Leeftijds- en geslachtsafhankelijke referentie intervallen lipidenprofiel* (aangepast naar Balder, 2017).

* Nuchter lipidenprofiel bepaald op Roche Modular P analyzer (Mannheim, Duitsland). Getoonde waarden voor LDL-C zijn gebaseerd op een directe meting. Waarden voor LDL-C berekend met behulp van de Friedewald formule zijn beschikbaar in het originele artikel van Balder (2017).

 

Sikaris (2015) beschrijft de prestatiekarakteristieken van de post-analytische fase. Van oudsher worden referentie intervallen gehanteerd die zijn gebaseerd op een populatie gezonde personen om de gezondheidsstatus van een individu in kaart te brengen. Steeds vaker worden in plaats daarvan streefwaarden gerapporteerd, omdat deze zoals bijv. bij cholesterol, geassocieerd zijn met risico en klinisch resultaat/uitkomst. Dit is in lijn met de Milaan Consensus Statement voor het bepalen van de analytische kwaliteit (Sandberg, 2015).

In 2018 publiceerde de Committee on Reference Intervals and Decision Limits van de IFCC (International Federation of Clinical Chemistry and Laboratory Medicine) een review over het onderscheid tussen referentie intervallen en streefwaarden (Ozarda, 2018). Zoals eerder genoemd zijn referentie intervallen afgeleid van het bereik van waarden die verwacht worden in een normale populatie. Laboratoriumresultaten buiten het referentie interval wijzen niet noodzakelijkerwijs op een ziekte, maar geven aan dat follow-up en/of behandeling wenselijk kan zijn.

Ook Hyltoft Petersen (2011) maakt een onderscheid tussen referentie intervallen en streefwaarden. Daarnaast vinden ze het van groot belang dat er analytische kwaliteitsspecificaties voor streefwaarden opgesteld worden, aangezien er aanzienlijke bias kan bestaan tussen bepalingsmethoden. Balder (2017) concluderen dat er voor LDL-C hogere referentiewaarden worden gevonden bij bepaling middels een directe methode (Roche) dan wanneer LDL-C wordt berekend met behulp van de Friedewald formule.

Aanbevelingen uit deze submodule zijn tot stand gekomen op basis van een (niet-systematische) literatuuranalyse in bestaande (inter)nationale richtlijnen en wetenschappelijke publicaties over de post-analytische fase van laboratoriumonderzoek. Aanvullend is specifiek gezocht naar literatuur met betrekking tot het algemeen gebruik van referentie intervallen en streefwaarden in laboratoriumdiagnostiek.

  1. Balder JW, de Vries JK, Nolte IM, Lansberg PJ, Kuivenhoven JA, Kamphuisen PW. Lipid and lipoprotein reference values from 133,450 Dutch Lifelines participants: Age- and gender-specific baseline lipid values and percentiles. J Clin Lipidol. 2017 Jul-Aug;11(4):1055-1064.e6. doi: 10.1016/j.jacl.2017.05.007. Epub 2017 Jun 1.
  2. Balder JW, Lansberg PJ, Hof MH, Wiegman A, Hutten BA, Kuivenhoven JA. Pediatric lipid reference values in the general population: The Dutch lifelines cohort study. J Clin Lipidol. 2018 Sep-Oct;12(5):1208-1216. doi: 10.1016/j.jacl.2018.05.011. Epub 2018 May 26.
  3. Colantonio DA, Kyriakopoulou L, Chan MK, Daly CH, Brinc D, Venner AA, Pasic MD, Armbruster D, Adeli K. Closing the gaps in pediatric laboratory reference intervals: a CALIPER database of 40 biochemical markers in a healthy and multiethnic population of children. Clin Chem. 2012 May;58(5):854-68. doi: 10.1373/clinchem.2011.177741. Epub 2012 Feb 27.
  4. Higgins V, Asgari S, Chan MK, Adeli K. Pediatric reference intervals for calculated LDL cholesterol, non-HDL cholesterol, and remnant cholesterol in the healthy CALIPER cohort. Clin Chim Acta. 2018 Nov;486:129-134. doi: 10.1016/j.cca.2018.07.028. Epub 2018 Jul 17.
  5. Hutchesson ACJ, O'Kane MJ, Neely, RD, Oleesky DA. Provision of laboratory services for lipid analysis in the United Kingdom. Ann Clin Biochem. 2007 May;44(Pt 3):273-80. doi: 10.1258/000456307780480891.
  6. Hyltoft Petersen P, Jensen EA, Brandslund I. Analytical performance, reference values and decision limits. A need to differentiate between reference intervals and decision limits and to define analytical quality specifications. Clin Chem Lab Med. 2011 Dec 23;50(5):819-31. doi: 10.1515/cclm-2011-0844.
  7. Langlois MR, Nordestgaard BG, Langsted A, Chapman MJ, Aakre KM, Baum H, Borén J, Bruckert E, Catapano A, Cobbaert C, Collinson P, Descamps OS, Duff CJ, von Eckardstein A, Hammerer-Lercher A, Kamstrup PR, Kolovou G, Kronenberg F, Mora S, Pulkki K, Remaley AT, Rifai N, Ros E, Stankovic S, Stavljenic-Rukavina A, Sypniewska G, Watts GF, Wiklund O, Laitinen P; European Atherosclerosis Society (EAS) and the European Federation of Clinical Chemistry and Laboratory Medicine (EFLM) Joint Consensus Initiative. Quantifying atherogenic lipoproteins for lipid-lowering strategies: consensus-based recommendations from EAS and EFLM. Clin Chem Lab Med. 2020 Mar 26;58(4):496-517. doi: 10.1515/cclm-2019-1253.
  8. Ozarda Y, Sikaris K, Streichert T, Macri J; IFCC Committee on Reference intervals and Decision Limits (C-RIDL). Distinguishing reference intervals and clinical decision limits - A review by the IFCC Committee on Reference Intervals and Decision Limits. Crit Rev Clin Lab Sci. 2018 Sep;55(6):420-431. doi: 10.1080/10408363.2018.1482256. Epub 2018 Jul 26.
  9. Sandberg S, Fraser CG, Horvath AR, Jansen R, Jones G, Oosterhuis W, Petersen PH, Schimmel H, Sikaris K, Panteghini M. Defining analytical performance specifications: Consensus Statement from the 1st Strategic Conference of the European Federation of Clinical Chemistry and Laboratory Medicine. Clin Chem Lab Med. 2015 May;53(6):833-5. doi: 10.1515/cclm-2015-0067. PMID: 25719329
  10. Sikaris K. Performance criteria of the post-analytical phase. Clin Chem Lab Med. 2015 May;53(6):949-58. doi: 10.1515/cclm-2015-0016.
  11. Visseren FLJ, Mach F, Smulders YM, Carballo D, Koskinas KC, Bäck M, Benetos A, Biffi A, Boavida JM, Capodanno D, Cosyns B, Crawford C, Davos CH, Desormais I, Di Angelantonio E, Franco OH, Halvorsen S, Hobbs FDR, Hollander M, Jankowska EA, Michal M, Sacco S, Sattar N, Tokgozoglu L, Tonstad S, Tsioufis KP, van Dis I, van Gelder IC, Wanner C, Williams B; ESC National Cardiac Societies; ESC Scientific Document Group. 2021 ESC Guidelines on cardiovascular disease prevention in clinical practice. Eur Heart J. 2021 Sep 7;42(34):3227-3337. doi: 10.1093/eurheartj

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 10-11-2023

Laatst geautoriseerd  : 10-11-2023

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde
  • Harteraad

Algemene gegevens

De ontwikkeling van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS, projectnummer 61245588). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.

De Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde (NVKC) is regiehouder van deze richtlijnmodule en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling. De module valt binnen het cluster Cardiovasculair risicomanagement (CVRM).

 

Aanleiding voor het maken van de richtlijnmodule

In de richtlijnen Cardiovasculair risicomanagement (CVRM) en Erfelijke dyslipidemie in de 2e en 3e lijn werd op meerdere plekken beschrijvingen gedaan over lipidendiagnostiek. Om versnippering te voorkomen en een eenduidig beeld te geven over de keuze voor diagnostiek, de gebruikte methoden en inzicht in interpretatie van laboratoriumresultaten, is gekomen tot een integrale module Laboratoriumtechnische aspecten van lipidendiagnostiek. Keuze en interpretatie van diagnostiek wordt beïnvloed door laboratoriumtechnische facetten die de pre-analyse (voorbereiding patiënt, afname tijdstip en andere aspecten met betrekking tot de bloedafname), analyse (keuze analysemethodiek en mogelijke interferenties) en post-analyse (interpretatie, streefwaarden, normaalwaarden, eenheden) betreffen (Aakre, 2013).

 

Doel van de richtlijnmodule

Deze module, met drie submodules, is gericht op de meest relevante aspecten van laboratoriumdiagnostiek van lipiden en beoogt algemeen toepasbaar te zijn, ook voor andere richtlijnen waar deze aspecten van laboratoriumdiagnostiek aan de orde zijn.

 

Afbakening van de richtlijnmodule

De module beschrijft lipidendiagnostiek ten behoeve van risicoschatting en behandeling in het kader van cardiovasculair risicomanagement. Dit zijn primair de analyses van totaal cholesterol, HDL-cholesterol, triglyceriden, LDL-cholesterol (gemeten met de directe assay of berekend met de Friedewald formule) en non-HDL cholesterol. Voor de tweede en derde lijn is analyse van apolipoproteïne B (ApoB) en lipoproteïne(a) (Lp(a)) voor specifieke gevallen van toegevoegde waarde; voor verdere toelichting verwijzen we naar de Richtlijn Erfelijke dyslipidemie in de 2e en 3e lijn.

 

In de drie submodules wordt ingegaan op de volgende onderwerpen:

  • Pre-analytische fase, waarin onder andere de niet-nuchtere bloedafname staat beschreven;
  • Analytische fase, waarin onder andere de verschillende LDL-C analyses staan beschreven;
  • Post-analytische fase, waarin onder andere aandacht is voor het verschil tussen referentie intervallen en streefwaarden van lipidendiagnostiek.

Doel en doelgroep

Doel van de richtlijnmodule

Deze module, met drie submodules, is gericht op de meest relevante aspecten van laboratoriumdiagnostiek van lipiden en beoogt algemeen toepasbaar te zijn, ook voor andere richtlijnen waar deze aspecten van laboratoriumdiagnostiek aan de orde zijn.

 

Beoogde gebruikers van de richtlijn

De richtlijnmodule is bedoeld voor 2e lijns zorgprofessionals die betrokken zijn bij lipidendiagnostiek in het kader van cardiovasculair risicomanagement.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is medio 2020 een NVKC-werkgroep ingesteld. Deze is – na afstemming met Cluster Cardiovasculair risicomanagement (CVRM) – gestart met de uitwerking.

 

  • Dr. W.P.H.G. (Wilhelmine) Verboeket-van de Venne (voorzitter), wetenschappelijk onderzoeker klinische chemie, Zuyderland Medisch Centrum, Heerlen / Sittard-Geleen; beleidsadviseur kwaliteit NVKC, Utrecht
  • Dr. ir. A.J. (Arjan) van Adrichem (secretaris), klinisch chemicus, Accureon, Bravis Ziekenhuis, ZorgSaam
  • Dr. A. (Angela) Bikker, klinisch chemicus, Sint Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein; Saltro Unilabs B.V., Utrecht
  • Dr. J. (Joyce) Curvers, klinisch chemicus, Catharina Ziekenhuis, Eindhoven
  • Dr. F.A.L. (Frans) van der Horst, klinisch chemicus, Reinier de Graaf Groep, Delft
  • Dr. ir. M.L.P. (Marloes) Langelaan, klinisch chemicus, Result laboratorium, Amphia Ziekenhuis, Breda
  • Dr. drs. W.P. (Wytze) Oosterhuis, arts klinische chemie, epidemioloog, Reinier de Graaf Groep Delft

Met ondersteuning van

  • Dr. N.L. (Nikita) van der Zwaluw, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten, Utrecht
  • Dr. B.H. (Bernardine) Stegeman, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten, Utrecht

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad.

 

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Dr. W.P.H.G. Verboeket-van de Venne (voorzitter)

Wetenschappelijk onderzoeker klinische chemie, Zuyderland Medisch Centrum, Heerlen / Sittard-Geleen; beleidsadviseur kwaliteit NVKC, Utrecht

Geen

Deelname aan onderzoek CoLab-score and viability PCR for SARS-CoV-2: routine blood test algorithm proven by elimination of viable SARS-CoV-2 to identify patients in order to facilitate discharge and/or de-isolation (geen projectleider), financier: ZonMw

Geen restricties

Dr. ir. A.J. van Adrichem (secretaris)

Klinisch chemicus, Accureon, Bravis Ziekenhuis, ZorgSaam

Geen

Geen

Geen restricties

Dr. A. Bikker

Klinisch chemicus, Sint Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein; Saltro Unilabs B.V., Utrecht

- Lid NVKC Commissie Zelftesten (onbetaald)

- Lid NVKC Commissie Publieksvragen (onbetaald)

Geen

Geen restricties

Dr. J. Curvers

Klinisch chemicus, Catharina Ziekenhuis, Eindhoven

Geen

Projectleider van onderzoek Sepsis biomarkers on the VTLi, financier: Siemens Healthineers

Geen restricties

Dr. F.A.L. van der Horst,

Klinisch chemicus, Reinier de Graaf Groep, Delft

- Voorzitter Wetenschapsraad Reinier de Graaf Gasthuis (onbetaald)

- Auditor Raad voor Accreditatie (betaald)

Geen

Geen restricties

Dr. ir. M.L.P. Langelaan

Klinisch chemicus, Result laboratorium, Amphia Ziekenhuis, Breda

Lid SKML sectie Algemene chemie (onbetaald)

Deelname aan Big Promise: onderzoek naar biomarkers om het operatierisico te voorspellen, zie www.bigpromise.nl (geen projectleider), financier: Roche

Geen restricties

Dr. drs. W.P. Oosterhuis

Arts klinische chemie, epidemioloog, Reinier de Graaf Groep Delft

- Morgagni BV: uitvoeren van gesubsidieerde projecten in de gezondheidszorg (betaald, niet BTW-plichtig)

- Oosterhuis Medisch Advies: uitvoeren van medisch-inhoudelijke werkzaamheden (betaald); werk voor commissies en werkgroepen binnen de klinische chemie, peer-reviews (onbetaald); onderzoek m.b.t. software ontwikkeling kennissystemen

De uitkomsten van dit project kunnen bijdragen aan versterking van de wetenschappelijke positie c.q. aanzien.

Geen restricties

Inbreng patiëntenperspectief

De conceptmodule is ter commentaar voorgelegd aan Patiëntenfederatie Nederland en Harteraad.

Werkwijze

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de huidige richtlijn Cardiovasculair risicomanagement en Erfelijke dyslipidemie in de 2e en 3e lijn. Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn – in samenspraak met Cluster Cardiovasculair risicomanagement – concept uitgangsvragen opgesteld, die betrekking hebben op de pre-analyse, analyse, en post-analyse. De uitgangsvragen zijn in de schrijffase definitief vastgesteld.

 

Methode literatuursamenvatting

Een beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur en de beoordeling van de individuele studies is te vinden onder het kopje ‘Methoden – zoeken en selecteren’.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. Gedurende het proces is er regelmatig afstemming geweest met leden van het cluster CVRM.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De concept richtlijnmodule wordt aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt)organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren worden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren wordt de concept richtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule wordt aan relevante wetenschappelijke verenigingen voorgelegd voor autorisatie.

 

Literatuur

Aakre KM, Langlois MR, Watine J, Barth JH, Baum H, Collinson P, Laitinen P, Oosterhuis WP. Critical review of laboratory investigations in clinical practice guidelines: proposals for the description of investigation. Clin Chem Lab Med 2013; 51(6): 1217–1226. doi: 10.1515/cclm-2012-0574