Pre-analytische aspecten bij laboratoriumonderzoek m.b.t. analyse bloedingsneiging

Initiatief: NVKC / VHL Aantal modules: 28

Methodes bloedafname bij analyse bloedingsneiging

Uitgangsvraag

Welke methode(s) van bloedafname is (zijn) het meest geschikt bij het afnemen van bloed dat gebruikt wordt voor bloedstollingstesten?

Aanbeveling

Venapunctie is de methode van eerste keuze voor stollingsonderzoek.

 

Venapunctie m.b.v. de vlindernaaldmethode kan als alternatief gebruikt worden.

 

Het gebruik van poortsystemen (veneuze/arteriële lijnen) wordt gedoogd; echter goede en gedocumenteerde afspraken dienen gemaakt te worden over het zogenaamde “discard” volume.

Overwegingen

Een capillaire bloedafname heeft beperkingen voor bloedstollingsonderzoek (Krleza et al., 2015). Een belangrijke beperking van capillair bloed is dat er mogelijk een grote hoeveelheid wondvocht vrij kan komen door te hard knijpen/drukken wat de bloedstolling kan activeren door het vrijkomen van weefselfactor (Stang en Mitchell, 2013). Daarnaast kan door het wondvocht ook een verdunningseffect kunnen optreden, vergelijkbaar met te lang stuwen met een stuwband (NVKC Richtlijn Veneuze bloedafname, 2013).

De point-of-care systemen, zoals de CoaguChek® voor het meten van de INR (van den Besselaar et al., 2000) in volbloed, zijn wel een betrouwbare methode om capillair bloed te meten, hetgeen blijkt uit meerdere onderzoeken (Bamford et al., 2000; Boehlen et al., 2005; Koerner en Fuller, 1998; Leiria et al., 2007). Verder heeft onderzoek uitgewezen dat patiënten de voorkeur geven aan een capillaire afname boven een afname via venapunctie (Woods et al., 2004). Daarom wordt vaak aanbevolen om deze buisjes alleen te gebruiken met veneus bloed en niet in geval van een capillaire bloedafname voor bloedstollingsonderzoek (Onelov et al., 2015).

In Nederland is er praktijkvariatie rondom het gebruik van capillair bloed voor stollingstesten. Dit varieert van ziekenhuizen die nooit capillair bloed gebruiken voor stollingstesten (m.u.v. POCT INR) tot centra die dit in uitzonderlijke gevallen (indien niet anders mogelijk) wel doen middels een gevalideerde methode en een duidelijke lokale procedure voor bepaalde testen. De werkgroep onthoudt zich van een aanbeveling over het gebruik van capillair bloed en wil de huidige situatie, methoden en werkwijzen eerst beter in kaart brengen.

Onderbouwing

Bloedafname

Methodes

Conclusies

(gradatie, aantal studies)

PT

Venapunctie wordt aangeraden.

(3B, n=7)

Alternatieve methode: vlindernaald.

(3B, n=3)

De literatuur biedt geen eenduidige adviezen over de bloedafname uit poortsystemen.

(3B, n=7)

aPTT

D-dimeren

Fibrinogeen

ROTEM

Venapunctie wordt aangeraden.

(3B, n=7)

Alternatieve methode: vlindernaald.

(3B, n=3)

De literatuur biedt geen eenduidige adviezen over de bloedafname uit poortsystemen.

(3B, n=7)

TEG

LTA

Stollingsfactoren

Onvoldoende literatuur.

vWF

Trombinetijd

PFA

Venapunctie wordt aangeraden.

(3B, n=7)

Alternatieve methode: vlindernaald.

(3B, n=3)

De literatuur biedt geen eenduidige adviezen over de bloedafname uit poortsystemen.

(3B, n=7)

De standaard voor het afnemen van bloed voor bloedstollingsonderzoek is een venapunctie. In de klinische praktijk is het echter vaak niet mogelijk om een bloedafname te realiseren via een venapunctie. Onderzoek heeft uitgewezen dat andere bloedafname technieken een verhoogde kans op het optreden van hemolyse met zich mee brengt, waardoor de voorkeur uit gaat naar de venapunctie (Cox et al., 2004; Dugan et al., 2005; Grant, 2003; Kennedy et al., 1996; Lowe et al., 2008; Pretlow et al., 2008; Stauss et al., 2012). Er is echter weinig literatuur waarbij verschillende bloedafname technieken onderling vergeleken worden voor de geschiktheid in bloedstollingsonderzoek.

Veelgebruikte afnamesystemen die gebruikt worden in de kliniek, voornamelijk op de eerste hulp en intensive care, zijn veneuze poortsystemen. Onderzoek door Hambleton et al. (2014) wees uit dat een gelimiteerd gebruik van NaCl 0,9%-lock systemen bij enkele stollingsbepalingen (aPTT, INR) geen grote verschillen liet zien ten opzichte van de venapunctie. Echter, in dit onderzoek werden niet de effecten van antistollingstherapie onderzocht en werd niet gekeken in patiënten met een stollingsprobleem. Daily et al. (2014) heeft beschreven hoe te handelen bij een bloedafname voor een aPTT bij patiënten met een heparine veneuze poortsysteem. Aanbevolen werd dat spoelen van de lijnen noodzakelijk is bij de aPTT, waarbij rekening gehouden moet worden met langere stoltijden bij het gebruik van deze poorten. Echter, Hinds et al. (2002) concludeerde dat verschillende heparine gevulde veneuze poortsystemen in combinatie met verschillende discard volumes 9 tot 12 ml) allen effecten hadden op de uitslagen van de PT, aPTT en fibrinogeen concentraties. Daarnaast is er onderzoek gedaan naar het gebruik van perifeer ingebrachte centrale katheters (PICC) bij stollingsonderzoek. Materiaal van 30 patiënten met een heparine PICC werden onderzocht en vergeleken met venapunctie. Het volgen van een evidence-based afname procedure resulteerde in betrouwbare uitslagen van PT, aPTT en fibrinogeen. Echter, de beperking van deze studie is dat, hoewel deze patiënten een heparine PICC hadden, er geen continue heparine toediening plaats vond. Daarnaast zijn de effecten bij het gebruik van antistollingstherapie niet bekend. Ook geven de auteurs aan dat meerdere medewerkers betrokken zijn geweest in de bloedafname van deze patiënten wat kan leiden tot variatie in testresultaten (Humphries et al., 2012). Verder werden er ook verschillende afnametechnieken onderzocht in patiënten die een cardiovasculaire operatie moesten ondergaan. Bij deze patiënten werd bloed afgenomen op vier verschillende manieren: veneus, arterieel, centraal veneuze lijn en door middel van een venapunctie. Het bloed werd opgevangen in een spuit of vacuümbuis waarna vervolgens verschillende bloedplaatjesfunctietesten uitgevoerd werden. Zowel bij de Multiplate® als bij de PFA-100 werden er geen klinische relevante verschillen aangetoond tussen de verschillende afnametechnieken. Contactactivatie vond altijd plaats bij de verschillende afnametechnieken maar dit beïnvloedde niet de uiteindelijke uitslagen. Bovendien werden de uitslagen niet beïnvloedt als het bloed werd opgevangen in een vacuümbuis of in een spuit (Lancé et al, 2013). Het gebruik van veneuze en perifere katheterisaties in de kliniek voor bloedstollingsonderzoek is goed samengevat in een systematische review door Dalton et al. (2015). De conclusies van de auteurs waren dat, ondanks de vele richtlijnen gepubliceerd zijn over bloedafname bij deze poortsystemen, er geen duidelijk handvaten gegeven worden wanneer dit materiaal gebruikt mag worden voor bloedstollingsonderzoek. Vergelijkbare conclusies worden ook gedaan in een review van Frey (2003). Indien bloed afgenomen moet worden via dit soort systemen moet heparinecontaminatie en verdunning worden voorkomen door de lijn te spoelen met 5 ml NaCl en de eerste 6 ml bloed of 6 maal het dode volume van het systeem weg te gooien (CLSI, 2008: H21-A5; Stichting Kwaliteitsbevordering Stollingsonderzoek, 2016)

 

In sommige klinische situaties wordt er gebruik gemaakt van vlindernaalden. Dit is een dunne, kleine naald met flexibele vleugels aan weerzijden van de naaldhouder. Het gebruik van deze naalden is niet ideaal door een hoge frequentie van ondervulling van de afnamebuis, hemolyse en pre-activatie van de stolling (Lippi et al., 2005a, 2005b). Het gebruik van deze naalden in bloedstollingsonderzoek is echter onderzocht door Lippi et al. (2005) in 30 gezonde vrijwilligers en vergeleken met de resultaten na een standaard venapunctie. Alle bloedafnames in het onderzoek werden verricht door dezelfde persoon. Bloedafname middels een vlindernaald leidde niet tot significante verschillen in PT, aPTT, fibrinogeen en D-dimeer uitslagen ten opzichte van een venapunctie. Daarbij kan de PFA-100 ook betrouwbaar gemeten worden wanneer bloed is afgenomen via een vlindernaald, mits een voorbuis wordt afgenomen voor de buis die voor de test wordt gebruikt (Mani et al., 2004). Het gebruik van de een vlindernaald kan daarom als goed alternatief fungeren mits goed opgeleid personeel de bloedafname uitvoert (Lippi et al., 2005a, 2005b).

De zoekverantwoording is weergegeven onder het tabblad Verantwoording. Zie de zoekverantwoording voor de uitgebreide zoekstrategieën per module.

  1. Adcock DA, Kressin DC, Marlar RA. Are discard tubes necessary in coagulation studies? Lab Med 1997a; 28(8):530-533.
  2. Adcock DM, Kressin DC, Marlar RA. Effect of 3.2% vs 3.8% sodium citrate concentration on routine coagulation testing. Am J Clin Pathol. 1997b;107(1):105-10.
  3. Adcock DM, Kressin DC, Marlar RA. Minimum specimen volume requirements for routine coagulation testing: dependence on citrate concentration. Am J Clin Pathol. 1998;109(5):595-9.
  4. Arambarri M, Oriol A, Sancho JM, Roncales FJ, Galan A, Galimany R. [Interference in blood coagulation tests on lipemic plasma. Correction using n-hexane clearing]. Sangre (Barc). 1998;43(1):13-9.
  5. Arora S, Kolte S, Dhupia J. Hemolyzed samples sould be processed for coagulation studies: the study of hemolysis effects on coagulation parameters. Ann Med Health Sci Res. 2014;4(2):233-7.
  6. Austin M, Ferrell C, Reyes M. Do elevated hematocrits prolong the PT/aPTT? Clin Lab Sci. 2013;26(2):89-94.
  7. Bai B, Christie DJ, Gorman RT, Wu JR. Comparison of optical and mechanical clot detection for routine coagulation testing in a large volume clinical laboratory. Blood Coagul Fibrinolysis. 2008;19(6):569-76.
  8. Bamberg R, Cottle JN, Williams JC. Effect of drawing a discard tube on PT and APTT results in healthy adults. Clin Lab Sci. 2003;16(1):16-9.
  9. Bamford EJ, Bowen RH, Broad JP, Hawken A, Morgan J, Owen CL, Powell L, Sullivan BC, Tollick H, Wakeman L, Lewis MS, Beddall AC. A capillary whole blood method for measuring the INR. Clin Lab Haematol. 2000;22(5):279-85.
  10. Boehlen F, Reber G, de Moerloose P. Agreement of a new whole-blood PT/INR test using capillary samples with plasma INR determinations. Thromb Res. 2005;115(1-2):131-4.
  11. Calam RR, Cooper MH. Recommended "order of draw" for collecting blood specimens into additive-containing tubes. Clin Chem. 1982;28(6):1399.
  12. Cattaneo M, Cerletti C, Harrison P, Hayward CP, Kenny D, Nugent D, Nurden P, Rao AK, Schmaier AH, Watson SP, Lussana F, Pugliano MT, Michelson AD. Recommendations for the standardization of light transmission aggregometry: a consensus of the working party from the Platelet Physiology Subcommittee of SSC/ISTH. J Thromb Haemost. 2013. Apr 10.
  13. Chuang J, Sadler MA, Witt DM. Impact of evacuated collection tube fill volume and mixing on routine coagulation testing using 2.5-ml (pediatric) tubes. Chest. 2004;126(4):1262-6.
  14. CLSI. Collection of diagnostic venous blood specimens. 7th ed. CLSI standard GP41. Wayne, PA: Clinical and Laboratory Standards Institute; 2017.
  15. CLSI. Collection, transport, and processing of blood specimens for testing plasma-based coagulation assays and molecular hemostasis assays; approved guideline – fifth edition. CLSI Document H21-A5. Wayne, PA: Clinical and Laboratory Standards Institute; 2008.
  16. CLSI. Platelet function testing by aggregometry; approved guideline. CLSI Document H58-A. Wayne, PA: Clinical and Laboratory Standards Institue; 2008.
  17. Cox SR, Dages JH, Jarjoura D, Hazelett S. Blood samples drawn from IV catheters have less hemolysis when 5mL (vs 10-mL) collection tubes are used. J Emerg Nurs. 2004;30(6):529-33.
  18. Dailey MS, Berger B, Dabu F. Activated partial thromboplastin times from venipuncture versus central venous catheter specimens in adults receiving continuous heparin infusions. Crit Care Nurse. 2014;34(5):27-42.
  19. Dalton KA, Aucoin J, Meyer B. Obtaining coagulation blood samples from central venous access devices: a review of the literature. Clin J Oncol Nurs. 2015;19(4):418-23.
  20. D'Angelo G, Villa C, Tamborini A, Villa S. Evaluation of the main coagulation tests in the presence of hemolysis in healthy subjects and patients on oral anticoagulant therapy. Int J Lab Hematol. 2015;37(6):819-33.
  21. D'Angelo G, Villa C. Comparison between siliconized evacuated glass and plastic blood collection tubes for prothrombin time and activated partial thromboplastin time assay in normal patients, patients on oral anticoagulant therapy and patients with unfractioned heparin therapy. Int J Lab Hematol. 2011;33(2):219-25.
  22. Dugan L, Leech L, Speroni KG, Corriher J. Factors affecting hemolysis rates in blood samples drawn from newly placed IV sites in the emergency department. J Emerg Nurs. 2005;31(4):338-45.
  23. Duncan EM, Casey CR, Duncan BM, Lloyd JV. Effect of concentration of trisodium citrate anticoagulant on calculation of the International Normalised Ratio and the International Sensitivity Index of thromboplastin. Thromb Haemost. 1994;72(1):84-8.
  24. Ernst DJ, Calam R. NCCLS simplifies the order of draw: a brief history. MLO Med Lab Obs. 2004;36(5):26-7.
  25. Favaloro EJ, Lippi G, Raijmakers MT, Vader HL, van der Graaf F. Discard tubes are sometimes necessary when drawing samples for hemostasis. Am J Clin Pathol. 2010;134(5):851.
  26. Fiebig EW, Etzell JE, Ng VL. Clinically relevant differences in prothrombin time and INR values related to blood sample collection in plastic vs glass tubes. Am J Clin Pathol. 2005;124(6):902-9.
  27. Flanders MM, Crist R, Rodgers GM. A comparison of blood collection in glass versus plastic vacutainers on results of esoteric coagulation assays. Lab Med. 2003;34(10):732-5.
  28. Frey AM. Drawing blood samples from vascular access devices: evidence-based practice. J Infus Nurs. 2003;26(5):285-93.
  29. Germanovich K, Femia EA, Cheng CY, Dovlatova N, Cattaneo M. Effects of pH and concentration of sodium citrate anticoagulant on platelet aggregation measured by light transmission aggregometry induced by adenosine diphosphate. Platelets. 2018;29(1):21-6.
  30. Gosselin RC, Janatpour K, Larkin EC, Lee YP, Owings JT. Comparison of samples obtained from 3.2% sodium citrate glass and two 3.2% sodium citrate plastic blood collection tubes used in coagulation testing. Am J Clin Pathol. 2004;122(6):843-8.
  31. Gottfried EL, Adachi MM. Prothrombin time and activated partial thromboplastin time can be performed on the first tube. Am J Clin Pathol. 1997;107(6):681-3.
  32. Grant MS. The effect of blood drawing techniques and equipment on the hemolysis of ED laboratory blood samples. J Emerg Nurs. 2003;29(2):116-21.
  33. Haas T, Spielmann N, Cushing M. Impact of incorrect filling of citrate blood sampling tubes on thromboelastometry. Scand J Clin Lab Invest. 2015;75(8):717-9.
  34. Hambleton VL, Gomez IA, Andreu FA. Venipuncture versus peripheral catheter: do infusions alter laboratory results? J Emerg Nurs. 2014;40(1):20-6.
  35. Harrison P, Mackie I, Mumford A, Briggs C, Liesner R, Winter M, Machin S; British Committee for Standards in Haematology. Guidelines for the laboratory investigation of heritable disorders of platelet function. Br J Haematol. 2011;155(1):30-44.
  36. Hayward CP, Harrison P, Cattaneo M, Ortel TL, Rao AK; Platelet Physiology Subcommittee of the Scientific and Standardization Committee of the International Society on Thrombosis and Haemostasis. Platelet function analyzer (PFA)-100 closure time in the evaluation of platelet disorders and platelet function. J Thromb Haemost. 2006;4(2):312-9.
  37. Hernaningsih Y, Akualing JS. The effects of hemolysis on plasma prothrombin time and activated partial thromboplastin time tests using photo-optical method. Medicine (Baltimore). 2017;96(38):e7976.
  38. Hinds PS, Quargnenti A, Gattuso J, Kumar Srivastova D, Tong X, Penn L, West N, Cathey P, Hawkins D, Wilimas J, Starr M, Head D. Comparing the results of coagulation tests on blood drawn by venipuncture and through heparinized tunneled venous access devices in pediatric patients with cancer. Oncol Nurs Forum. 2002;29(3):E26-34.
  39. Humphries L, Baldwin KM, Clark KL, Tenuta V, Brumley K. A comparison of coagulation study results between heparinized peripherally inserted central catheters and venipunctures. Clin Nurse Spec. 2012 NovDec;26(6):310-6.
  40. Indevuyst C, Schuermans W, Bailleul E, Meeus P. The order of draw: much ado about nothing? Int J Lab Hematol. 2015;37(1):50-5.
  41. Kennedy C, Angermuller S, King R, Noviello S, Walker J, Warden J, Vang S. A comparison of hemolysis rates using intravenous catheters versus venipuncture tubes for obtaining blood samples. J Emerg Nurs. 1996;22(6):566-9.
  42. Koepke JA, Rodgers JL, Ollivier MJ. Pre-instrumental variables in coagulation testing. Am J Clin Pathol. 1975;64(5):591-6.
  43. Koerner SD, Fuller RE. Comparison of a portable capillary whole blood coagulation monitor and standard laboratory methods for determining international normalized ratio. Mil Med. 1998;163(12):820-5.
  44. Kratz A, Stanganelli N, Van Cott EM. A comparison of glass and plastic blood collection tubes for routine and specialized coagulation assays: a comprehensive study. Arch Pathol Lab Med. 2006;130(1):39-44.
  45. Krekels JPM, Verhezen PWM, Henskens YMC. Platelet aggregation in healthy participants is not affected by smoking, drinking coffee, consuming a high-fat meal, or performing physical exercise. Clin Appl Thromb Hemost. 2019 Jan-Dec;25:1076029618782445.
  46. Krleza JL, Dorotic A, Grzunov A, Maradin M; Croatian Society of Medical Biochemistry and Laboratory Medicine. Capillary blood sampling: national recommendations on behalf of the Croatian Society of Medical Biochemistry and Laboratory Medicine. Biochem Med (Zagreb). 2015;25(3):335-58.
  47. Laga AC, Cheves TA, Sweeney JD. The effect of specimen hemolysis on coagulation test results. Am J Clin Pathol. 2006;126(5):748-55.
  48. Lancé MD, Henskens YM, Nelemans P, Theunissen MH, Oerle RV, Spronk HM, Marcus MA. Do blood collection methods influence whole-blood platelet function analysis? Platelets. 2013;24(4):275-81.
  49. Leiria TL, Pellanda LC, Magalhaes E, Lima GG. Comparative study of a portable system for prothrombin monitoring using capillary blood against venous blood measurements in patients using oral anticoagulants: correlation and concordance. Arq Bras Cardiol. 2007;89(1):1-5.
  50. Lima-Oliveira G, Lippi G, Salvagno GL, Gaino S, Poli G, Gelati M, Picheth G, Guidi GC. Venous stasis and whole blood platelet aggregometry: a question of data reliability and patient safety. Blood Coagul Fibrinolysis. 2015;26(6):665-8.
  51. Lima-Oliveira G, Lippi G, Salvagno GL, Montagnana M, Gelati M, Volanski W, Boritiza KC, Picheth G, Guidi GC. Effects of vigorous mixing of blood vacuum tubes on laboratory test results. Clin Biochem. 2013a;46(3):250-4.
  52. Lima-Oliveira G, Lippi G, Salvagno GL, Montagnana M, Picheth G, Guidi GC. Sodium citrate vacuum tubes validation: preventing preanalytical variability in routine coagulation testing. Blood Coagul Fibrinolysis. 2013b;24(3):252-5.
  53. Lippi G, Blanckaert N, Bonini P, Green S, Kitchen S, Palicka V, Vassault AJ, Plebani M. Haemolysis: an overview of the leading cause of unsuitable specimens in clinical laboratories. Clin Chem Lab Med. 2008;46(6):764-72.
  54. Lippi G, Fontana R, Avanzini P, Aloe R, Ippolito L, Sandei F, Favaloro EJ. Influence of mechanical trauma of blood and hemolysis on PFA-100 testing. Blood Coagul Fibrinolysis. 2012;23(1):82-6.
  55. Lippi G, Guidi GC. Effect of specimen collection on routine coagulation assays and D-dimer measurement. Clin Chem. 2004;50(11):2150-2.
  56. Lippi G, Ippolito L, Favaloro EJ. Technical evaluation of the novel preanalytical module on instrumentation laboratory ACL TOP: advancing automation in hemostasis testing. J Lab Autom. 2013b;18(5):382-90.
  57. Lippi G, Lima-Oliveira G, Guidi GC. Does fist pumping/clenching during venipuncture activate blood coagulation? Blood Coagul Fibrinolysis. 2016;27(3):357-8.
  58. Lippi G, Montagnana M, Salvagno GL, Guidi GC. Interference of blood cell lysis on routine coagulation testing. Arch Pathol Lab Med. 2006;130(2):181-4.
  59. Lippi G, Plebani M, Favaloro EJ. Interference in coagulation testing: focus on spurious hemolysis, icterus, and lipemia. Semin Thromb Hemost. 2013a;39(3):258-66.
  60. Lippi G, Salvagno GL, Brocco G, Guidi GC. Preanalytical variability in laboratory testing: influence of the blood drawing technique. Clin Chem Lab Med. 2005a;43(3):319-25.
  61. Lippi G, Salvagno GL, Guidi GC. No influence of a butterfly device on routine coagulation assays and D-dimer measurement. J Thromb Haemost. 2005b;3(2):389-91.
  62. Lippi G, Salvagno GL, Montagnana M, Guidi GC. Influence of primary sample mixing on routine coagulation testing. Blood Coagul Fibrinolysis. 2007;18(7):709-11.
  63. Lippi G, Salvagno GL, Montagnana M, Guidi GC. Short-term venous stasis influences routine coagulation testing. Blood Coagul Fibrinolysis. 2005c;16(6):453-8.
  64. Lottin L, Woodhams BJ, Saureau M, Robert A, Aillaud MF, Arnaud E, Martinoli J. The clinical relevance of the citrate effect on International Normalized Ratio determinations depends on the reagent and instrument combination used. Blood Coagul Fibrinolysis. 2001;12(5):399-404.
  65. Lowe G, Stike R, Pollack M, Bosley J, O'Brien P, Hake A, Landis G, Billings N, Gordon P, Manzella S, Stover T. Nursing blood specimen collection techniques and hemolysis rates in an emergency department: analysis of venipuncture versus intravenous catheter collection techniques. J Emerg Nurs. 2008;34(1):26-32.
  66. Majid A, Heaney DC, Padmanabhan N, Spooner R. The order of draw of blood specimens into additive containing tubes not affect potassium and calcium measurements. J Clin Pathol. 1996;49(12):1019-20.
  67. Mani H, Kirchmayr K, Kläffling C, Schindewolf M, Luxembourg B, Linnemann B, Lindhoff-Last E. Influence of blood collection techniques on platelet function. Platelets. 2004;15(5):315-8.
  68. Marlar RA, Potts RM, Marlar AA. Effect on routine and special coagulation testing values of citrate anticoagulant adjustment in patients with high hematocrit values. Am J Clin Pathol. 2006;126(3):400-5.
  69. McKay RJ, Jr. Diagnosis and treatment: risks of obtaining samples of venous blood in infants. Pediatrics. 1966;38(5):906-8.
  70. Nagant C, Rozen L, Demulder A. HIL interferences on three hemostasis analyzers and contribution of a preanalytical module for routine coagulation assays. Clin Lab. 2016;62(10):1979-87.
  71. NVKC Richtlijn Veneuze bloedafname, Werkgroep Preanalyse (van Dongen-Lases EC, Eppens EF, de Jonge N, Roelofs-Thijssen MAMA), 2013, https://www.nvkc.nl/kwaliteit/richtlijnen/normen-en-richtlijnen.
  72. Onelov L, Basmaji R, Svensson A, Nilsson M, Antovic JP. Evaluation of small-volume tubes for venous and capillary PT (INR) samples. Int J Lab Hematol. 2015;37(5):699-704.
  73. Pai SH, Michalaros K. Effect of sample volume on coagulation tests. Lab Med. 1990;21(6):371-3.
  74. Parenmark A, Landberg E. To mix or not to mix venous blood samples collected in vacuum tubes? Clin Chem Lab Med. 2011;49(12):2061-3.
  75. Peng Z, Mao J, Li W, Jiang G, Zhou J, Wang S. Comparison of performances of five capillary blood collection tubes. Int J Lab Hematol. 2015;37(1):56-62.
  76. Preanalytische voorschriften voor de stollingsbepalingen: PT, PT-INR, aPTT, fibrinogeen, FV, FVIII, antitrombine, D-dimeer en lupus anticoagulans: Stichting Kwaliteitsbevordering Stollingsonderzoek; 2016.
  77. Pretlow L, Gandy T, Leibach EK, Russell B, Kraj B. A quality improvement cycle: hemolyzed specimens in the emergency department. Clin Lab Sci. 2008;21(4):219-24.
  78. Pretorius L, Janse van Rensburg WJ, Conradie C, Coetzee MJ. Minimum citrate tube fill volume for routine coagulation testing. Int J Lab Hematol. 2014;36(4):493-5.
  79. Quehenberger P, Kapiotis S, Handler S, Ruzicka K, Speiser W. Evaluation of the automated coagulation analyzer SYSMEX CA 6000. Thromb Res. 1999;96(1):65-71.
  80. Raijmakers MT, Menting CH, Vader HL, van der Graaf F. Collection of blood specimens by venipuncture for plasma-based coagulation assays: necessity of a discard tube. Am J Clin Pathol. 2010;133(2):331-5.
  81. Reneke J, Etzell J, Leslie S, Ng VL, Gottfried EL. Prolonged prothrombin time and activated partial thromboplastin time due to underfilled specimen tubes with 109 mmol/L (3.2%) citrate anticoagulant. Am J Clin Pathol. 1998;109(6):754-7.
  82. Roß RS, Paar D. [Analytically and clinically significant interference effects in coagulation testing: lessons from MDA 180]. J Lab Med. 1998;22(2):90-6.
  83. Salvagno G, Lima-Oliveira G, Brocco G, Danese E, Guidi GC, Lippi G. The order of draw: myth or science? Clin Chem Lab Med. 2013;51(12):2281-5.
  84. Shah VS, Ohlsson A. Venepuncture versus heel lance for blood sampling in term neonates. The Cochrane database of systematic reviews. 2011(10):Cd001452.
  85. Siegel JE, Swami VK, Glenn P, Peterson P. Effect (or lack of it) of severe anemia on PT and APTT results. Am J Clin Pathol. 1998;110(1):106-10.
  86. Smock KJ, Crist RA, Hansen SJ, Rodgers GM, Lehman CM. Discard tubes are not necessary when drawing samples for specialized coagulation testing. Blood Coagul Fibrinolysis. 2010;21(3):279-82.
  87. Stang LJ, Mitchell LG. Specimen requirements for the haemostasis laboratory. Methods Mol Biol. 2013;992:4971.
  88. Stauss M, Sherman B, Pugh L, Parone D, Looby-Rodriguez K, Bell A, Reed CR. Hemolysis of coagulation specimens: a comparative study of intravenous draw methods. J Emerg Nurs. 2012;38(1):15-21.
  89. Sulaiman RA, Cornes MP, Whitehead SJ, Othonos N, Ford C, Gama R. Effect of order of draw of blood samples during phlebotomy on routine biochemistry results. J Clin Pathol. 2011;64(11):1019-20.
  90. Tang N, Jin X, Sun Z, Jian C. Effects of hemolysis and lipemia interference on kaolin-activated thromboelastography, and comparison with conventional coagulation tests. Scand J Clin Lab Invest. 2017;77(2):98-103.
  91. Tantanate C, Teyateeti M, Tientadakul P. Influence of plasma interferences on screening coagulogram and performance evaluation of the automated coagulation analyzer sysmex® CS-2100i. 2011.
  92. Toulon P, Aillaud MF, Arnoux D, Boissier E, Borg JY, Gourmel C. Multicenter evaluation of a bilayer polymer blood collection tube for coagulation testing: effect on routine hemostasis test results and on plasma levels of coagulation activation markers. Blood Coagul Fibrinolysis. 2006;17(8):625-31.
  93. van den Besselaar AM, Hoekstra MM, Witteveen E, Didden JH, van der Meer FJ. Influence of blood collection systems on the prothrombin time and international sensitivity index determined with human and rabbit thromboplastin reagents. Am J Clin Pathol. 2007;127(5):724-9.
  94. van den Besselaar AM, Meeuwisse-Braun J, Schaefer-van Mansfeld H, van Rijn C, Witteveen E. A comparison between capillary and venous blood international normalized ratio determinations in a portable prothrombin time device. Blood Coagul Fibrinolysis. 2000;11(6):559-62.
  95. van den Besselaar AM, Rutten WP, Witteveen E. Effect of magnesium contamination in evacuated blood collection tubes on the prothrombin time test and ISI calibration using recombinant human thromboplastin and different types of coagulometer. Thromb Res. 2005;115(3):239-44.
  96. van den Besselaar AM, van Vlodrop IJ, Berendes PB, Cobbaert CM. A comparative study of conventional versus new, magnesium-poor Vacutainer(R) Sodium Citrate blood collection tubes for determination of prothrombin time and INR. Thromb Res. 2014;134(1):187-91.
  97. van den Besselaar AM, van Zanten AP, Brantjes HM, Elisen MG, van der Meer FJ, Poland DC, Sturk A, Leyte A, Castel A. Comparative study of blood collection tubes and thromboplastin reagents for correction of INR discrepancies: a proposal for maximum allowable magnesium contamination in sodium citrate anticoagulant solutions. Am J Clin Pathol. 2012;138(2):248-54.
  98. ver Elst K, Vermeiren S, Schouwers S, Callebaut V, Thomson W, Weekx S. Validation of the minimal citrate tube fill volume for routine coagulation tests on ACL TOP 500 CTS(R). Int J Lab Hematol. 2013;35(6):614-9.
  99. Woods K, Douketis JD, Schnurr T, Kinnon K, Powers P, Crowther MA. Patient preferences for capillary vs. venous INR determination in an anticoagulation clinic: a randomized controlled trial. Thromb Res. 2004;114(3):161-5.
  100. Woolley A, Golmard JL, Kitchen S. Effects of haemolysis, icterus and lipaemia on coagulation tests as performed on Stago STA-Compact-Max analyser. Int J Lab Hematol. 2016;38(4):375-88.
  101. Yavas S, Ayaz S, Kose SK, Ulus F, Ulus AT. Influence of blood collection systems on coagulation tests. Turk J Haematol. 2012;29(4):367-75.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 05-11-2020

Laatst geautoriseerd  : 02-07-2020

Geplande herbeoordeling  :

Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn wordt (een deel van) de werkgroep in stand gehouden. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het afronden van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update). De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten. De NVKC is regiehouder van deze richtlijn(module) en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn(module).

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde
  • Vereniging Hematologische Laboratoriumdiagnostiek
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde
  • Patiëntenfederatie Nederland
  • Vereniging Hematologische Laboratoriumdiagnostiek

Algemene gegevens

De richtlijnontwikkeling werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

Doel en doelgroep

Doel

  • Het opstellen van laboratorium technische adviezen, voor zover mogelijk Evidence-Based met betrekking tot de pre-analyse van minimaal 10 testen die veel gebruikt worden in Nederland en die noodzakelijk zijn voor de analyse, diagnose en behandeling van patiënten met bloedingsneiging.
  • Een bijdrage leveren aan de standaardisatie van hemostase testen en de grotere uitwisselbaarheid van uitslagen en hemostase laboratoriumdiagnostiek tussen ziekenhuislaboratoria.
  • Een handreiking geven van de bekende literatuur op het gebied van de pre-analytische fase op het gebied van hemostase (t/m juli 2018).

 

Doelgroep

Deze richtlijn is een handreiking voor alle laboratoriumspecialisten klinische chemie (NVKC/VHL) die nauw in contact staan met de medisch specialist, waarbij de klinisch chemicus op het gebied van analyse bloedingsneigingen consultaties geeft en (eind)verantwoordelijk is voor de bloedafname, analyse en rapportage van stollingstesten. Indirecte gebruikers van deze voorschriften kunnen artsen en verpleegkundigen zijn, die de diagnose stellen en/of bloed afnemen ten behoeve van stollingsonderzoek. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen de huisartsen die basale testen aanvragen en aanvragers van het uitgebreide stollingspakket zoals internisten, internist-hematologen, gynaecologen, anesthesisten, kinderartsen, radiologen, tandartsen, en (kaak)chirurgen.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2017 een werkgroep ingesteld. De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.

  • Dr.ir. Y.M.C. (Yvonne) Henskens, laboratoriumspecialist klinische chemie, Maastricht UMC+, Maastricht (voorzitter), namens NVKC/VHL
  • Dr. Dr. M.L.J (Mike) Jeurissen, onderzoeker, Maastricht UMC+, Maastricht, namens NVKC
  • Dr. A.K. (An) Stroobants, laboratoriumspecialist klinische chemie, Amsterdam UMC, locatie AMC, Amsterdam, namens NVKC/VHL
  • Dr. M.P.M. (Moniek) de Maat, biochemicus, Erasmus MC, Rotterdam, namens VHL
  • C.A.M. (Caroline) Klopper, vakanalist, Amsterdam UMC, locatie AMC, namens NVTH werkgroep Hemostase
  • P.W.M. (Paul) Verhezen, vakanalist, Maastricht UMC+, Maastricht, namens NVTH werkgroep Hemostase
  • Dr. K.M.T. (Kim) de Bruyn, laboratoriumspecialist klinische chemie, Tergooi, Hilversum, Blaricum, namens NVKC/VHL
  • Dr. R.W.L.M. (René) Niessen, laboratoriumspecialist klinische chemie, OLVG, Amsterdam, namens NVKC/SKML

Belangenverklaringen

De KNMG-code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement, kennisvalorisatie) hebben. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden is in onderstaande tabel weergegeven; er zijn geen restricties m.b.t. deelname aan de werkgroep.

 

Naam

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen

actie

Y. Henskens

Klinisch chemicus

Lid LGR Sanquin

Voorzitter gebruikersraad Sanquin ZON/Limburg

Voorzitter concilium NVKC (opleiding)

Lid Kennisplatform Transfusiegeneeskunde ZO

Bestuurslid VHL

Lid werkgroep Hemostase VHL

(allen onbetaald)

Richtlijn commissie Antitrombotisch beleid FMS/NIV namens NVKC

Richtlijn werkgroep FMS Bloedtransfusie (massaal bloedverlies) (vacatiegeld)

Voor alle studies in het kader van MUMC+ onderzoekslijn

“laboratory predictors of bleeding” worden IVD gebruikt die geheel of gedeeltelijk worden gesponsord door IVD firma’s

Geen: het betreft geen IVD in het kader van preanalyse

M. Jeurissen

Onderzoeker

Geen

Geen

Geen

A. Stroobants

Klinisch chemicus

Bestuurslid VHL

Voorzitter werkgroep Hemostase VHL

Richtlijn commissie Antitrombotisch beleid FMS/NIV namens NVKC

Geen

Geen

M. de Maat

Biochemicus

Lid RvT ECAT (vacatievergoeding)

Lid Council International Fibrinogen Research (onbetaald)

Geen

Geen

C. Klopper

Vakanalist

Lid WHD: Werkgroep Hemostase Diagnostiek NVTH (onbetaald)

Geen

Geen

P. Verhezen

Vakanalist

Lid WHD: Werkgroep Hemostase Diagnostiek NVTH (onbetaald)

Geen

Geen

K. de Bruyn

Klinisch chemicus

ISO 15189 auditor (betaald)

Geen

Geen

R. Niessen

Klinisch chemicus

Bestuurslid:

SKML sectie Hematologie

Sectie SKS-SKML

FNT

(allen onbetaald)

Geen

Geen

Inbreng patiëntenperspectief

De richtlijn richt zich voornamelijk op de bloedstollingstesten die ingezet kunnen worden bij patiënten die verdacht worden van een congenitale (stollingsfactoren, trombopathie) of verworven (anticoagulantia, massaal bloedverlies) bloedingsneiging. In samenspraak met de Nederlandse Vereniging van Hemofilie Patiënten (NVHP) is uitleg opgesteld voor patiënten waarbij bloed wordt afgenomen voor stollingsonderzoek. De uitleg is op B1 niveau geformuleerd, met kernbegrippen waarop een patiënt zelf verder kan zoeken, indien gewenst.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

Tijdens de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn (module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is opgenomen bij de aanverwante producten.

Werkwijze

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase werden de knelpunten geïnventariseerd en een lange lijst van uitgangsvragen opgesteld. Tijdens een bijeenkomst werd door alle werkgroepleden een prioritering ingevuld van de verzamelde uitgangsvragen. De vragen met de hoogste prioriteit werden vervolgens gebruikt voor deze richtlijn.

 

Uitgangsvragen

De werkgroep heeft de volgende uitgangsvragen geprioriteerd:

  • Welke patiënten kenmerken (biologische status) kunnen de uitkomsten van bloedstollingstesten beïnvloeden?
  • Welke factoren kunnen invloed hebben op de (kwaliteit van de) bloedafname en hebben daardoor invloed op de uitkomsten van bloedstollingstesten?
  • Welke factoren kunnen invloed hebben op het transport van patiëntmateriaal waardoor ze hebben de uitkomst van bloedstollingstesten kunnen beïnvloeden?
  • Welke factoren kunnen invloed hebben op de verwerking van patiëntmateriaal tot plasma of plaatjes-rijk plasma waardoor ze de uitkomst van bloedstollingstesten kunnen beïnvloeden?
  • Hoe lang kan volbloed en plasma bewaard worden, zonder de uitkomst van bloedstollingstesten te beïnvloeden?

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

De zoekstrategieën die zijn verricht in het kader van de uitgangsvragen zijn systematisch uitgevoerd. De zoekstrategieën hebben plaats gevonden in het database Pubmed en/of Medline. Enkele zoektermen die veelvoudig zijn gebruikt zijn: blood coagulation, blood coagulation tests, blood clotting, hemostasis, blood collection, blood specimen. Deze zoektermen werden in combinatie gebruikt met specifiekere zoektermen gericht op het onderwerp. Zie de zoekverantwoording voor de uitgebreide zoek strategieën per module.

 

F1

 

Samenvatten van de literatuur

De belangrijkste bevindingen uit de wetenschappelijke literatuur zijn beschreven in de samenvatting van de literatuur.

 

De intentie voor het graderen van literatuur voor deze richtlijn was om gebruik te maken van GRADE. De beschikbare stollingstesten om de primaire en secondaire hemostase te analyseren zijn sterk afhankelijk van pre-analytische variabelen, die de uitslagen van deze testen sterk kunnen beïnvloeden. De literatuur biedt geen consensus in de optimale pre-analytische omstandigheden waarbij bloedstolling testen uitgevoerd kunnen worden. Om kwaliteit en de sterkte van aanbevelingen te kwantificeren werd eerst onderzocht of het GRADE-systeem implementeerbaar is in deze richtlijn. De vraag die wij ons hierbij eerst gesteld hebben is: is GRADE toepasbaar in een pre-analytische setting van de laboratoriumdiagnostiek? Bij GRADE wordt de kwaliteit van de studie per uitkomstmaat bepaald, geformuleerd via het PICO-principe. Vijf factoren bepalen de kwaliteit per uitkomstmaat: publicatiebias, beperking in studieopzet, imprecisie, indirectheid en inconsistentie (Guyatt et al., 2011, Boluyt et al., 2012). Om te kijken of GRADE toepasbaar is hebben we een kleine zoekopdracht uitgevoerd, waarbij gekeken is naar de interferentie van hemolyse op bloedstollingstesten om knelpunten van GRADE te identificeren. Knelpunten werden gevonden in de formulering van de PICO; keuze van populatie (patiënt en gezond), aangezien pre-analytische variaties in elke populatie kan voorkomen en daarbij de keuze van de juiste uitkomstmaat. De zoekopdracht resulteerde in drie studies die de juiste uitkomstmaat gebruikte uit een selectie van ±600 hits. Daarbij toonde de gekozen studies grote verschillen in apparatuur, reagentia, en methode van inductie en definitie van hemolyse. Op basis van de criteria volgens GRADE zou deze uitkomstmaten een zeer lage of geen gradatie krijgen. Onze conclusie was dat de PICO’s binnen GRADE zeer klinisch en patiëntgericht zijn waarbij voornamelijk gekeken wordt naar interventies; daardoor is GRADE niet toepasbaar binnen een preanalytische setting.

 

Op basis hiervan werd de literatuur gegradeerd m.b.v. het gradatiesysteem dat gebruikt is in de aanverwante richtlijn “Diagnostiek en behandeling van hemofilie en aanverwante hemostasestoornissen 2009”. Het gradatiesysteem dat in deze richtlijn wordt beschreven is gebaseerd op de US Agency for Health Care Policy and Research”. Zie voorbeeld in de onderstaande tabellen.

 

Tabel 1: Indeling van de literatuur naar mate van bewijskracht

Bewijskracht

Soort bewijs

Graad 1

Bewijs verkregen van meta-analyse van gerandomiseerd gecontroleerde onderzoeken (1a) of ten minste één geblindeerd gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek (1b)

Graad 2

Bewijs verkregen uit ten minste een goed gedefinieerd gecontroleerd onderzoek,

zonder randomisatie (2a) of een cohort- of patiëntcontrole-onderzoek van goede kwaliteit (2b) of een systematisch review zonder meta-analyse

Graad 3

Bewijs verkregen uit goed gedefinieerde, niet experimentele beschrijvende onderzoeken, zoals vergelijkende onderzoeken, correlatieonderzoeken of patiëntcontroleonderzoeken van slechte kwaliteit

Graad 4

Bewijs verkregen van expertpanels of opinies van deskundigen

 

Tabel 2: Niveau van aanbeveling

Niveau

Soort bewijs

A

Een onderzoek van graad 1a of 1b

B

Ten minste twee onderzoeken van graad 2a, 2b of graad 3

C

Berustend op bewijs van graad 4

 

Formuleren van de conclusies

Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in een of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt gewogen. De bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de kritieke uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje ‘Overwegingen’.

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast wetenschappelijke publicaties ook andere aspecten belangrijk om te worden meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld onder het kopje ‘Overwegingen’.

 

Kennislacunes

Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is. Een overzicht van de aanbevelingen voor nader/vervolgonderzoek is opgenomen onder het kopje ‘Kennislacunes’ (bij Aanverwante producten).

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn is aan de leden van de NVKC, VHL, SKML subcommissie stolling, NIV en aan Patiëntenfederatie Nederland voorgelegd ter commentaar. De commentaren zijn verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren is de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De autorisatieversie van de richtlijn is ter stemming gebracht tijdens de algemene ledenvergadering van de NVKC, en voorgelegd aan Patiëntenfederatie Nederland ter autorisatie c.q. instemming.

 

Literatuur

Boluyt N, Rottier BL, Langendam MW. [Guidelines are made more transparent with the GRADE method: considerations for recommendations are explicit in the new method]. Ned Tijdschr Geneeskd. 2012; 156: A4379.

Guyatt G, Oxman AD, Akl EA, Kunz R, Vist G, Brozek J, Norris S, Falck-Ytter Y, Glasziou P, DeBeer H, Jaeschke R, Rind D, Meerpohl J, Dahm P, Schünemann HJ. GRADE guidelines: 1. Introduction-GRADE evidence profiles and summary of findings tables. J Clin Epidemiol. 2011; 64: 383-394.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Transport van patiëntenmateriaal