Regievoering en verantwoordelijkheid spoedzorg
Uitgangsvraag
Regievoering en verantwoordelijkheid
Aanbeveling
Direct na triage moet duidelijk zijn welke medisch specialist/SEH-arts eindverantwoordelijk is voor de zorg aan de patiënt op de SEH.
De medisch specialist /SEH-arts die eindverantwoordelijk is voor de zorg blijft dat totdat deze verantwoordelijkheid aantoonbaar is overgedragen.
Maak lokaal afspraken over gedelegeerde verantwoordelijkheid en leg deze vast.
Bij kinderen tot en met 17 jaar met kindergeneeskundige problematiek is de kinderarts eindverantwoordelijk; als het kind wordt opgevangen door SEH-arts zijn de afspraken over overdracht van verantwoordelijkheden schriftelijk vastgelegd in lokale protocollen.
Er dienen lokale afspraken te zijn vastgelegd over wanneer het hoofdbehandelaarschap van kinderen wordt overgedragen aan een volwassenenspecialisme.
Zorg dat de patiënt (en eventueel de begeleider) op de SEH maar ook na ontslag van de SEH is geïnformeerd over:
- wie de eindverantwoordelijke behandelaar is;
- wie het aanspreekpunt is voor vragen;
- wie de zorgcoördinator is;
- waar belangrijke informatie te vinden is;
- na ontslag: wanneer en met wie contact op te nemen.
Zorg dat bij ontslag naar huis de huisarts binnen 24 uur schriftelijk, of telefonisch wanneer dit noodzakelijk is voor de continuïteit van zorg, geïnformeerd wordt volgens de richtlijn HASP.
Overwegingen
De NVK stelt zich op het standpunt dat kinderen tot en met 17 jaar met kindergeneeskundige problematiek onder de verantwoordelijkheid van de kinderarts vallen. De werkgroep is van mening dat in uitzonderingsgevallen, bij niet duidelijk pediatrische diagnoses en indien de kwaliteit van zorg hierbij gebaat is, kan worden besloten de zorg voor kinderen over te dragen aan een specialisme voor volwassenen. Hier moeten dus lokaal afspraken over gemaakt worden.
Onderbouwing
Achtergrond
De SEH wordt gekarakteriseerd door vaak complexe processen en vele verstoringen. Hoewel de acute zorg globaal volgens een voorspelbaar patroon verloopt, is het op dagelijkse basis een onvoorspelbaar dynamisch proces. Er is in principe geen invloed op het aantal en type patiënten. Op de SEH is een scala aan zorgverleners werkzaam, of bij een behandeling betrokken. Dit maakt goede regievoering en heldere afspraken omtrent verantwoordelijkheden onontbeerlijk om de kwaliteit en doelmatigheid van zorg te waarborgen. Er dient logistiek en medisch inhoudelijk overzicht te zijn van de beschikbaarheid van de verschillende specialismen en beschikbaarheid van bedden. Daarnaast is het voor een patiënt van belang goed geïnformeerd te zijn over wie zijn/haar behandelaar is en welk proces hem/haar te wachten staat.
Conclusies
Het is van belang dat er goede afspraken worden gemaakt over de regievoering en verantwoordelijkheid. Deze afspraken zijn voor een belangrijk deel vastgelegd in de KNMG-handreiking. Elementen hieruit dienen als basis voor de aanbevelingen. Daarnaast moeten voor kinderen specifieke afspraken gemaakt worden, aansluitend op de Kwaliteitscriteria van de NVK. Voor uitwisseling van informatie en verdeling van verantwoordelijkheden tussen huisarts en specialist wordt aangesloten bij de richtlijn HASP.
Samenvatting literatuur
KNMG Handreiking verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg
In de gezondheidszorg komt het steeds vaker voor dat meerdere zorgverleners betrokken zijn bij de behandeling van een patiënt. Een goede samenwerking is daarom van groot belang, met name een duidelijke taak- en verantwoordelijkheidsverdeling ondersteunt een goede samenwerking. De handreiking beoogt randvoorwaarden te expliciteren en te verduidelijken. De volgende elementen zijn voor dit kader van belang.
- Voor de patiënt is te allen tijde duidelijk wie van de betrokken zorgverleners:
- het aanspreekpunt is voor vragen van de patiënt of diens vertegenwoordiger;
- de inhoudelijke (eind)verantwoordelijkheid heeft voor de zorgverlening aan de cliënt;
- belast is met de coördinatie van de zorgverlening aan de patiënt (zorgcoördinator).
Het is van belang dat deze drie taken over zo weinig mogelijk zorgverleners worden verdeeld. Zo mogelijk zijn deze taken in één hand.
- Alle bij de samenwerking betrokken zorgverleners beschikken zo nodig over een gezamenlijk en up-to-date zorg- of behandelplan betreffende de cliënt. En een zorgverlener die deelneemt in een samenwerkingstraject zorgt ervoor dat hij/zij beschikt over relevante gegevens van collega’s en informeert collega’s over gegevens en bevindingen die zij nodig hebben om verantwoorde zorg te kunnen verlenen. De relevante gegevens worden opgenomen in het dossier van de patiënt. Bij voorkeur is dit een geïntegreerd dossier, dat door alle bij de samenwerking betrokken zorgverleners kan worden geraadpleegd en aangevuld. Zo niet, dan worden afspraken gemaakt over de wijze waarop samenwerkingspartners relevante informatie uit een dossier kunnen verkrijgen.
- Zorgverleners die deelnemen aan een samenwerkingsverband maken duidelijke afspraken over de verdeling van taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot de zorgverlening aan de cliënt. En deze zorgverleners zijn alert op de grenzen van de eigen mogelijkheden en deskundigheid en verwijzen zo nodig tijdig door naar een andere zorgverlener.
- Overdracht van taken en verantwoordelijkheden vindt expliciet plaats. Bij de inrichting van overdrachtsmomenten is van belang om zowel rekening te houden met bij overdrachtssituaties in het algemeen veel voorkomende risico’s als met eventuele specifieke kenmerken van de cliëntsituatie. Afspraken die door samenwerkingspartners worden gemaakt over de aard en inrichting van de samenwerking en over ieders betrokkenheid worden schriftelijk vastgelegd.
NVK Kwaliteitscriteria Kindergeneeskunde 2014
Dit document zegt over de SEH-zorg: De kinderarts is eindverantwoordelijk voor patiënten met kindergeneeskundige problematiek die de SEH-afdeling bezoeken. Indien de SEH-arts (in opleiding) betrokken is bij de opvang van acuut zieke kinderen, zijn afspraken hierover schriftelijk vastgelegd.
Richtlijn Informatie-uitwisseling tussen Huisarts en Specialist bij verwijzingen (HASP)
Als wordt gekeken naar de samenwerking tussen huisarts en specialist op het moment dat een patiënt wordt verwezen, dan is duidelijk dat beiden behoefte hebben aan gerichte informatie van de andere partij. Het blijkt in de praktijk goed mogelijk om momenten in het zorgproces aan te wijzen waarop wordt stilgestaan bij de informatiebehoefte aan de andere kant. In het geval van de spoedeisende hulp informeert de huisarts de specialist op het moment van verwijzen; de specialist informeert de huisarts bij opname vanaf de spoedeisende hulp, bij ontslag of bij doorverwijzing naar een andere instelling. Deze update of overdracht vindt plaats zo snel als vereist is voor de continuïteit van zorg (uiterlijk binnen 24 uur).
De richtlijn HASP geeft ook aanbevelingen voor de verdeling van de verantwoordelijkheid. “In de periode dat de patiënt wordt gezien door zowel de huisarts als de medisch specialist, moet er duidelijkheid zijn over de verdeling van de verantwoordelijkheid. De huisarts en de medisch specialist volgen in het algemeen de regel dat de medisch specialist de verantwoordelijkheid overneemt voor de klacht waarvoor is verwezen terwijl de huisarts verantwoordelijk blijft voor de overige zorg. Gedurende een opname ligt ook voor de overige zorg de verantwoordelijkheid bij de specialist. Bij ontslag gaat deze verantwoordelijkheid weer terug of deels terug naar de huisarts. ”Indien hiervan wordt afgeweken wordt dit duidelijk vastgelegd”.
Referenties
- KNMG, V&VN, KNOV, KNGF, KNMP, NIP, NVZ, NFU, GGZ Nederland, Patiëntenfederatie. Handreiking Verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg. 2010.
- Kwaliteitscriteria Kindergeneeskunde, definitieve lijst kwaliteitscriteria algemene kindergeneeskunde, aangenomen door de ALV op 6 november 2014.
- Richtlijn Informatie-uitwisseling tussen huisarts en medisch specialist (Richtlijn HASP) Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), Rob Dijkstra, directeur-bestuursvoorzitter Federatie Medisch Specialisten (FMS), Marcel Daniëls, algemeen voorzitter. Derde, geheel herziene versie, 2017.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 30-08-2019
Laatst geautoriseerd : 30-08-2019
Geplande herbeoordeling :
Algemene gegevens
De richtlijnontwikkeling werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).
Doel en doelgroep
Doel
Deze kwaliteitsstandaard intramurale spoedzorg richt zich op de verbetering van de kwaliteit van de spoedeisende hulp binnen de Nederlandse ziekenhuizen. De kwaliteitsstandaard geeft aanbevelingen met betrekking tot minimale eisen waaraan een SEH moet voldoen om deze kwalitatief hoogwaardige zorg efficiënt te kunnen bieden aan de patiënt die op de spoedeisende hulp binnen komt met een nog onduidelijke zorgvraag. Voor een aantal aanbevelingen in dit document geldt dat er tijd nodig is om deze te kunnen implementeren.
Doelgroep
De standaard is bestemd voor alle intramuraal werkende zorgverleners die betrokken zijn bij de spoedeisende hulp. Dit betreft primair alle SEH-artsen en medisch specialisten die betrokken zijn bij de spoedeisende zorg in de Nederlandse ziekenhuizen. Maar ook andere beroepsgroepen die betrokken zijn bij de Intramurale Spoedzorg (verpleegkundigen, ketenpartners) worden als belangrijke gebruikers gezien. De werkgroep realiseert zich dat er tijd nodig is voor implementatie, ieder ziekenhuis zal een aantoonbaar implementatietraject moeten opstellen.
Samenstelling werkgroep
- Drs. S.J. Huisman, Nederlands Internisten Vereniging (NIV), (voorzitter)
- Dr. D. den Hartog, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH), (vicevoorzitter),
- Drs. L.F.M. Beenen, Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVVR)
- Dr. S.A.A. Berben, Nederlandse Vereniging Spoedeisende Hulp Verpleegkundigen (NVSHV)
- W.M.E. Bil MANP, Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)
- Drs. M. Gaakeer, Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulpartsen (NVSHA) tot augustus 2017
- M. ten Horn, Patiëntenfederatie Nederland
- Dr. N. Hoogerwerf, Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA)
- Dr. W.E. Hueting, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVVH)
- Dr. K. Jellema, Nederlandse Vereniging voor Neurologie (NVN)
- Prof. Dr. H.A.H. Kaasjager, Nederlandse Internisten Vereniging (NIV)
- Dr. N. van Mello, Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG)
- Dr. B.J.H.B. de Pont, Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVVP)
- Prof. Dr. M. Schalij, Nederlandse Vereniging voor Cardiologie (NVVC)
- Drs. H. Stokvis, Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie (NVKG)
- Drs. H. Ticheler, Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulpartsen (NVSHA) vanaf augustus 2017
- Drs. P.G. Valerio, Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK)
- Drs. J. Zewald, Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulpartsen (NVSHA)
Met ondersteuning van:
- Dr. M.A. Pols, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Dr. M. de Weerd, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiënten perspectief door een afgevaardigde van de Patiëntenfederatie Nederland in de werkgroep op te nemen. Daarnaast is gebruik gemaakt van informatie uit het rapport: https://www.patientenfederatie.nl/over-de-zorg/spoedzorg.
Methode ontwikkeling
Evidence based