Kwaliteitsstandaard Intramurale Spoedzorg

Initiatief: NIV / NVVH Aantal modules: 7

Overdracht van intramurale spoedzorg

Uitgangsvraag

Overdracht

Aanbeveling

Overdracht op SEH

  • Draag bij wisseling van behandelend arts of verpleegkundige op de SEH mondeling en gestructureerd over, bij voorkeur in aanwezigheid van de patiënt. Maak daarvan verslag in het EPD.
  • Draag bij de overdracht van behandelend arts of verpleegkundige van kinderen bij voorkeur over in aanwezigheid van het kind en de ouders/verzorgers (binnen de kaders van de WGBO).
  • Draag bij de overdracht van behandelend arts of verpleegkundige van (kwetsbare) ouderen bij voorkeur over in aanwezigheid van de eerste contactpersoon.
  • Doe de overdracht bij wisseling van dienst (bijvoorbeeld de teamoverdracht van de ochtenddienst naar de avonddienst) in een rustige omgeving met zo min mogelijk verstoringen.

 

Overdracht SEH naar andere locatie in het ziekenhuis

  • Draag bij opname in het ziekenhuis mondeling en gestructureerd over, bij voorkeur in aanwezigheid van de patiënt. Draag bij instabiele patiënten face-to-face over. Bij stabiele patiënten kan de overdracht ook telefonisch plaatsvinden. Maak een verslag van de medische status in het EPD.
  • Indien er nog zaken voor de volgende visite moeten worden gedaan of gecontroleerd, benoem deze dan apart en verwoord deze SMART. Maak een verslag van de medische status in het EPD.

 

Overdracht naar ander ziekenhuis/locatie

  • Zorg tijdig voor goede schriftelijke en mondelinge overdracht van informatie.
  • Zorg ervoor dat op de ontvangende locatie duidelijk is waar de patiënt wordt opgenomen.
  • Zorg dat voor de patiënt helder is wie op welk moment de hoofdbehandelaar is.
  • Zorg bij vervoer van patiënt door de ambulance voor een volledige overdracht (inclusief. eventuele behandelwensen en -grenzen) naar het ambulancepersoneel.

 

 

Standaardiseer mondelinge en schriftelijke overdracht met behulp van een systeem, bijvoorbeeld SBAR (Situation, Background, Assessment and Recommendation).

 

Voor de ambulanceverpleegkundige moet direct duidelijk zijn aan wie moet worden overgedragen.

Overwegingen

De werkgroep onderschrijft het belang van de overdracht in aanwezigheid van de patiënt, in het geval van kinderen in aanwezigheid van het kind en de ouders/verzorgers (binnen de kaders van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO)) en in het geval van de oudere patiënt in aanwezigheid van de oudere en zijn of haar eerste contactpersoon. Verder vindt de werkgroep het belangrijk dat de overdracht mondeling plaatsvindt en bij de verpleegkundige overdracht zelfs face-to-face.

Onderbouwing

Het is van groot belang dat vanuit de SEH wordt gezorgd voor goede informatieoverdracht. Er zijn verschillende overdrachtsmomenten te benoemen: overdracht tussen diensten op de SEH en overdracht naar een andere afdeling bij opname, of naar de eerste lijn.

 

Toegankelijkheid van de informatie is essentieel: het ziekenhuis moet ervoor zorgdragen dat alle informatie op ieder moment toegankelijk is voor de zorgverlener van de patiënt.

 

Er zijn verschillende systemen beschikbaar die de overdracht kunnen structureren, bijvoorbeeld SBAR (Situation, Background, Assessment, Recommendation), RSVP (Reason, Story, Vital Signs, Plan) en ATMIST (Age, Time, Mechanisms, Injury, Signs and Treatments). Welke systemen werken goed, bij wie ligt de verantwoordelijkheid van deze overdracht en welke eisen kunnen worden gesteld aan de veiligheid, toegankelijkheid en beschikbaarheid van deze informatie?

Uit de literatuur blijkt dat het belangrijk is om de overdracht te standaardiseren met een systeem, zodat belangrijke zaken niet vergeten worden. Het is hierbij van belang voor de overdracht dat er respectvol en effectief gecommuniceerd wordt. Naast de mondelinge overdracht moet de overdracht vastgelegd worden in het dossier.

Er is een brede literatuursearch uitgevoerd voor de organisatie van de SEH en daarnaast zijn er een aantal meer verdiepende searches uitgevoerd; deze waren niet specifiek gericht op overdracht, wel op triage, capaciteit en doorlooptijd. Binnen deze searches werden een aantal artikelen gevonden die ook over overdracht gingen. Verder is gebruik gemaakt van interviews met ziekenhuizen die werken met zogenaamde ‘goede voorbeelden’ (best practices). Hier zijn ook goede elementen voor de overdracht uitgehaald. Op basis van deze literatuur en expert opinion is de werkgroep tot een aanbeveling gekomen.

 

Farhan (2012) ontwikkelde op basis van literatuurstudie, observaties van overdrachten en interviews met SEH-medewerkers een ‘best practice’ voor een gestructureerde overdracht tussen diensten op de SEH. Deze methode is ‘ABC of handover’ genoemd (Areas and Allocation; Beds, Bugs and Breaches; Colleagues and Consultant on call; Deaths and Disasters, including Deserters; Equipment and External Events). Om goede implementatie te bevorderen is een gestructureerd formulier wenselijk. Daarnaast wordt aanbevolen dat er op vaste momenten een overdracht zou moeten plaatsvinden, in een goede ruimte waar privacy en vertrouwelijkheid gewaarborgd kunnen worden en waar ook goede toegang is tot ICT, dat er zo min mogelijk onderbrekingen zijn, dat personeel getraind wordt om een goede overdracht te kunnen realiseren, en dat de overdracht wordt opgeslagen in een veilige omgeving.

 

Sujan (2015) observeerde 270 klinische overdrachten voor drie spoedeisende zorgpaden in drie ziekenhuizen en twee ambulancediensten. Daarnaast werden focusgroepen, interviews en discussies gebuikt. Drie soorten overdrachten werden geobserveerd: van ambulance naar SEH (dokter of reanimatieteam) voor reanimatie, van ambulance naar SEH voor ‘major’ probleem (senior verpleegkundige), en telefonische overdracht van SEH naar afdeling. De grootste bedreigende factoren voor de kwaliteit van de overdracht waren de organisatorische problemen, zoals het ‘managen’ van patiëntenstromen en druk door tijdgerelateerde prestatiedoelstellingen. Commitment van leidinggevenden om meer als partners op te treden zal helpen bij het verbeteren van de overdracht.

 

De studie van Mullan (2015) is een beschrijvende observationele studie in een academisch kinderziekenhuis, waarin de invoering van een gestandaardiseerde checklist voor de overdracht tussen diensten wordt geëvalueerd (Physician Active Shift Signout in the Emergency Department). Van de 732 overdrachten werd de checklist in 98% van de gevallen gebruikt, waarvan in 89% compleet. De gebruikers vonden dat de checklist een positief effect had op de communicatie en op kwaliteit, veiligheid en effectiviteit van de zorg.

 

Het literatuuronderzoek van Dawson richt zich op het identificeren van thema’s geassocieerd met aspecten van ziekenhuisoverdracht tussen paramedici en SEH-staf die verbeterd kunnen worden. Uit de literatuur kwam met name naar voren dat er behoefte is aan meer complete en tegelijk beknopte overdracht en aan respectvolle en effectieve communicatie. Daar kan een gestructureerd overdrachtsinstrument zoals SBAR goed bij ondersteunen. Daarnaast is er behoefte aan betere observatiesystemen voor het vastleggen en overdragen van vitale parameters vooral om early warning systems te incorporeren. Verder wordt geadviseerd om het personeel een communicatietraining te laten volgen om zo effectiever teamwork te realiseren.

 

In de handreiking verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg van KMMG, V&VN, KNOV, KNGF, KNMP, NIP, NVZ, NFU, GGZ Nederland en Patiëntenfederatie wordt ook kort aandacht besteed aan de overdracht.

  • Een zorgverlener die deelneemt in een samenwerkingstraject vergewist zich ervan dat hij/zij beschikt over relevante gegevens van collega’s of informeert collega’s over gegevens en bevindingen die zij nodig hebben om verantwoorde zorg te kunnen verlenen (aandachtspunt 4).
  • Relevante gegevens worden aangetekend in een dossier betreffende de cliënt. Bij voorkeur is dit een geïntegreerd dossier, dat door alle bij de samenwerking betrokken zorgverleners kan worden geraadpleegd en aangevuld. Zo niet, dan worden afspraken gemaakt over de wijze waarop samenwerkingspartners relevante informatie uit een dossier kunnen verkrijgen (aandachtspunt 5).
  • Overdracht van taken en verantwoordelijkheden vindt expliciet plaats. Bij de inrichting van overdrachtsmomenten is van belang om zowel rekening te houden met bij overdrachtssituaties in het algemeen veel voorkomende risico’s als met eventuele specifieke kenmerken van de cliëntsituatie (aandachtspunt 9).
  1. Dawson S, King L, Grantham H. Review article: Improving the hospital clinical handover between paramedics and emergency department staff in the deteriorating patient. Emergency Medicine Australasia. 2013;25(5):393-405 (alleen abstract).
  2. Farhan M, Brown R, Woloshynowych M, et al. The ABC of handover: a qualitative study to develop a new tool for handover in the emergency department. Emerg Med J. 2012;29:941-946.
  3. KNMG, V&VN, KNOV, KNGF, KNMP, NIP, NVZ, NFU, GGZ Nederland, Patiëntenfederatie. Handreiking Verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg. 2010.
  4. Mullan PC, Macias CG, Hsu D, et al. A novel briefing checklist at shift handoff in an emergency department improves situational awareness and safety event identification. Pediatric Emergency Care. 2015;31(4):231-8 (alleen abstract).
  5. Sujan MA, Chessum P, Rudd M, et al. Managing competing organizational priorities in clinical handover across organizational boundaries. J Health Serv Res Policy. 2015;20(1 Suppl):17-25.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 30-08-2019

Laatst geautoriseerd  : 30-08-2019

Geplande herbeoordeling  :

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp Artsen
  • Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Cardiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging Spoedeisende Hulp Verpleegkundigen

Algemene gegevens

De richtlijnontwikkeling werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).

Doel en doelgroep

Doel

Deze kwaliteitsstandaard intramurale spoedzorg richt zich op de verbetering van de kwaliteit van de spoedeisende hulp binnen de Nederlandse ziekenhuizen. De kwaliteitsstandaard geeft aanbevelingen met betrekking tot minimale eisen waaraan een SEH moet voldoen om deze kwalitatief hoogwaardige zorg efficiënt te kunnen bieden aan de patiënt die op de spoedeisende hulp binnen komt met een nog onduidelijke zorgvraag. Voor een aantal aanbevelingen in dit document geldt dat er tijd nodig is om deze te kunnen implementeren.

 

Doelgroep

De standaard is bestemd voor alle intramuraal werkende zorgverleners die betrokken zijn bij de spoedeisende hulp. Dit betreft primair alle SEH-artsen en medisch specialisten die betrokken zijn bij de spoedeisende zorg in de Nederlandse ziekenhuizen. Maar ook andere beroepsgroepen die betrokken zijn bij de Intramurale Spoedzorg (verpleegkundigen, ketenpartners) worden als belangrijke gebruikers gezien. De werkgroep realiseert zich dat er tijd nodig is voor implementatie, ieder ziekenhuis zal een aantoonbaar implementatietraject moeten opstellen.

Samenstelling werkgroep

  • Drs. S.J. Huisman, Nederlands Internisten Vereniging (NIV), (voorzitter)
  • Dr. D. den Hartog, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH), (vicevoorzitter),
  • Drs. L.F.M. Beenen, Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVVR)
  • Dr. S.A.A. Berben, Nederlandse Vereniging Spoedeisende Hulp Verpleegkundigen (NVSHV)
  • W.M.E. Bil MANP, Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)
  • Drs. M. Gaakeer, Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulpartsen (NVSHA) tot augustus 2017
  • M. ten Horn, Patiëntenfederatie Nederland
  • Dr. N. Hoogerwerf, Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA)
  • Dr. W.E. Hueting, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVVH)
  • Dr. K. Jellema, Nederlandse Vereniging voor Neurologie (NVN)
  • Prof. Dr. H.A.H. Kaasjager, Nederlandse Internisten Vereniging (NIV)
  • Dr. N. van Mello, Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG)
  • Dr. B.J.H.B. de Pont, Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVVP)
  • Prof. Dr. M. Schalij, Nederlandse Vereniging voor Cardiologie (NVVC)
  • Drs. H. Stokvis, Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie (NVKG)
  • Drs. H. Ticheler, Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulpartsen (NVSHA) vanaf augustus 2017
  • Drs. P.G. Valerio, Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK)
  • Drs. J. Zewald, Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulpartsen (NVSHA)

 

Met ondersteuning van:

  • Dr. M.A. Pols, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. M. de Weerd, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiënten perspectief door een afgevaardigde van de Patiëntenfederatie Nederland in de werkgroep op te nemen. Daarnaast is gebruik gemaakt van informatie uit het rapport: https://www.patientenfederatie.nl/over-de-zorg/spoedzorg.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Volgende:
Beschikbaarheid en max wachttijd diagnostiek