Vasculitis en het maag-darmkanaal
Uitgangsvraag
a) Welke gastro-intestinale klachten en klinische verschijningsvormen kunnen voorkomen in het kader van een (bekende) systemische vasculitis? Hoe vaak komen deze voor?
b) Welke systemische vasculitiden kunnen gepaard gaan met betrokkenheid van de tractus digestivus? En hoe vaak komt dit voor?
c) Welke systemisch vasculitiden kunnen gepaard gaan met betrokkenheid van de tractus digestivus? En hoe vaak komt dit voor?
d) Welke klachten buiten de tractus digestivus kunnen wijzen op een systemische vasculitis? Hoe vaak komen deze klachten voor?
e) Welke diagnostiek is nodig voor het stellen van de diagnose vasculitis van het maag-darmkanaal?
Aanbeveling
Bij onbegrepen endoscopisch gevonden ulceraties of petechieën behoort een vasculitis in de differentiële diagnostiek te staan.
Bij een patiënt die zich presenteert met voor vasculitis verdachte symptomen in het maag-darmkanaal dient de behandelende arts bedacht te zijn op het bestaan van een systemische vasculitis en dient altijd een uitgebreide anamnese en lichamelijk onderzoek gericht op interne organen, gewrichten, huid en zenuwstelsel te worden verricht, alsmede laboratorium- en ander aanvullend onderzoek, omdat tezamen met andere symptomen en/of verschijnselen de kans op de aanwezigheid van een andere aandoening, zoals vasculitis, toeneemt.
Bij een acuut abdominale catastrofe bij een patiënt zonder relevante voorgeschiedenis, dan wel een patiënt met bekende systeemvasculitis kan een acute 3-fasen-CT-scan met dunne coupes onderscheid maken tussen arteriële occlusie, veneuze occlusie en een eventuele vasculitis.
Overwegingen
Bij deze uitgangsvragen werden geen overwegingen geformuleerd.
Onderbouwing
Achtergrond
Gastro-intestinale (GI) vasculitiden komen weinig frequent voor. Om die reden is er geen goed prospectief onderzoek voorhanden naar diagnostiek of behandeling. In dit hoofdstuk zal ingegaan worden op de mogelijk presentatievormen van GI-vasculitis, de meest voorkomende vormen en de diagnostiek. Uitgangspunt is om de lezer de klinische achtergrond te verschaffen om de, zeldzame, patiënt met vasculitis vroegtijdig te kunnen herkennen.
Conclusies
Niveau 4 |
Een gastro-intestinale lokalisatie bij systemische vasculitis komt frequent voor, voor de definitieve diagnose is meestal een transmuraal biopt of resectiepreparaat noodzakelijk.
D Guillevin, 1988; Pagnoux, 2005 |
Niveau 4 |
Mucosale biopten zijn voor het aantonen van een gastro-intestinale vasculitis weinig gevoelig.
D Pagnoux, 2005; Ebert, 2008; Brogan, 2006; Garcia-Porrua, 2006 |
Niveau 4 |
Er zijn aanwijzingen dat specifieke kleuring op IgA bij mucosale bij verdenking op een vasculitis de diagnostische opbrengst voor Henoch-Schönlein kan verbeteren.
D Kato, 2004 |
Niveau 4 |
De zeer matige prognose van een gastro-intestinale vasculitis bij met name necrotiserende vasculitis lijkt de laatste jaren sterk verbeterd te zijn. Het ligt voor de hand dat agressieve behandeling met immunosuppressiva en prednison hiervoor verantwoordelijk zijn. Vroege herkenning is dan ook cruciaal.
D Pagnoux, 2005 |
Samenvatting literatuur
Uitgangsvraag a
Er is een beperkt aantal grote artikelen dat de vraag naar het voorkomen van maag-darmproblemen bij vasculitis beantwoord. In studies bij cohorten met bekende vasculitis wordt 13-36% gastro-intestinale klachten gevonden. [Guillevin, 1988; Pagnoux, 2005; Scott, 1982] Het soort klachten hangt af van de lokalisatie. Buikpijn en bloedingen komen het meest frequent voor. De frequentie van voorkomen alsmede de ernst van de afwijkingen is afhankelijk van de onderliggende vasculitis. Bij de necrotiserende vasculitiden van de middelgrote en kleine arteriën (PAN, Wegener) worden vaker ernstige bloedingen en perforaties gezien dan bij de vaataandoeningen die beperkt blijven tot de kleine vaatjes (bijvoorbeeld henoch-schönleinvasculitis). Een overzicht van de belangrijkste klachten (tabel 1), endoscopische bevindingen ( tabel 2) en complicaties van gastro-intestinale vasculitis (tabel 3) worden in de studie van Pagnoux bij 62 patiënten met een astro-intestinale vasculitis gegeven. Bij het merendeel van de patiënten waren de gastro-intestinale verschijnselen waren vanaf het begin aan klinisch relevant. [Pagnoux, 2005]
Een geïsoleerde vasculitis van het maag-darmkanaal is uiterst zeldzaam. De kans op het ontwikkelen van een latere systeemvasculitis lijkt klein. [Burke, 1995] Vrijwel alle delen van het maag-darmkanaal kunnen betrokken zijn, inclusief, galblaas en pancreas. [Burke, 1995]
Tabel 1. Belangrijkste klachten vasculitis tractus digestivus [Pagnoux, 2005]
Buikpijn |
97% |
Misselijkheid en braken |
34% |
Diarree |
27% |
Melena-bloedbraken |
16% |
Rectale bloeding |
6%. |
Tabel 2. Endoscopische afwijkingen bij vasculitis tractus digestivus [Pagnoux, 2005]
Ulceraties slokdarm |
11% |
Ulceraties maag en duodenum |
27% |
Ulceraties colon |
10% |
Aspecifieke gastritis |
6% |
Tabel 3 Complicaties bij vasculitis tractus digestivus [Pagnoux, 2005]
Peritonitis |
18% |
Perforaties |
15% |
Darminfarct |
16% |
Darmstenosen |
6% |
Appendicitis |
10% |
Cholecystitis |
8% |
Acute pancreatitis |
5%. |
Noodzaak chirurgie |
34% |
Uitgangsvraag b
De frequentie van voorkomen van gastro-intestinale lokalisatie bij verschillende systeemvasculitiden varieert van 1-60% (tabel 4).
Tabel 4 Voorkomen van GI-vasculitiden bij bekende systeemziekten
Type vasculitis |
Percentage |
Wegener [Haworth, 1984; Walton, 1958] |
10-24% |
Polyarteriitis nodosa |
40-60% |
Churg-Strauss |
20-50% |
Cutane kleinevatenvasculitis |
? |
SLE [Lee, 2002] |
22-50% |
Microscopische polyangiitis |
30-56% |
Cutane PAN |
? |
Vasculitis bij RA |
1-10% |
Henoch-schönleinpurpura |
50-60% |
Uitgangsvragen c & d
Overzicht van klachten buiten de tractus digestivus duidend op een mogelijke systeemvasculitis met gastro-intestinale betrokkenheid
Een aantal klachten bij een patiënt met een onbegrepen gastro-intestinale ontsteking of complicatie kunnen op een systeemvasculitis wijzen. Hieronder worden de belangrijkste beschreven.
Op de eerste plaats huidafwijkingen, met name purpura en noduli, en artritis en artralgie. Deze kunnen bij vrijwel alle systeemvasculitiden worden gezien. Een voorgeschiedenis met allergische rinitis en astma, gepaard gaand met eosinofilie zou kunnen duiden op het syndroom van Churg-Strauss. [Scott, 1982; Suzuki, 2005] Nierfunctiestoornissen en nefritis, zich uitend in bv. een afwijkend urinesediment, kan duiden op verschillende aandoeningen waaronder Henoch-Schönlein, PAN of SLE. Onbegrepen koorts, gewichtsverlies en met name spierpijnen zouden kunnen duiden op een PAN. Dat elfde geldt voor onbegrepen hartfalen of CVA. Ten slotte kan de combinatie van sinusitis, longinfiltraten, dan wel longnoduli en hemoptoë duiden op de ziekte van Wegener.
Gastro-intestinale klachten in detail bij systeemvasculitis
PAN
Het merendeel van de patiënten met PAN heeft een gastro-intestinale lokalisatie. Zij komt het meest voor in de dunne darm, gevolgd door mesenterium en colon. De meest voorkomende klachten zijn buikpijn, misselijkheid en braken. Ook kunnen klachten passend bij ischemie of infarct worden gezien: maaltijdgerelateerde buikpijn, bloederige diarree, acute buik. Complicaties zijn relatief veelvoorkomend en betreffen met name ernstige gastro-intestinale bloedingen in 6%, maag-darmperforatie in 5%, en focale darminfarcten in 1 tot 2%. [Nuzum, 1954; Cabal, 1971]
Ziekte van Wegener
De ziekte van Wegener kan in principe in het gehele maag-darmkanaal voorkomen. Complicaties zijn massale bloedingen en perforaties bij ischemische ulcera en infarcten. [Guillevin, 1988; Pagnoux, 2005; Scott, 1982; Shaikh, 2006; Srinivasan, 1999; Storesund, 1998, Strivens, 2005, Veinot, 2003]
Syndroom van Churg-Strauss
Bij het syndroom van Churg-Strauss komen frequent mildere gastro-intestinale klachten voor, maar ze kan ook aanleiding geven tot erosies, ulcera, fistels of darminfarcten. Complicaties betreffen perforaties en fistels. [Hayashi, 2005]
Intermezzo: SLE De vasculitis behorend bij SLE kan aanleiding geven tot erosies en ulceraties in het gehele maag-darmkanaal. De mogelijke complicaties betreffen bloedingen, infarct en perforatie. [Lee, 2002; White, 2003; Kistin, 1978]
Reumatoïde vasculitis Bij RA kan een leukocytoclastische vasculitis van het maag-darmkanaal voorkomen. Deze aandoening is zeldzaam en treedt meestal op bij langbestaande RA. [Parker, 2007] Het kan bij aantreffen van ulcus of perforatie bij een patiënt met RA uiterst lastig zijn onderscheid te maken tussen een vasculitis of gebruik van NSAIDs als oorzaak. [Parker, 2007; Scott, 1981]. De belangrijkste complicatie is een perforatie van het ulcus. |
Ziekte van Behçet
De ziekte van Behçet is een necrotiserende vasculitis van onbekende origine, die vooral voorkomt bij jonge mannen en met name gekenmerkt wordt door recidiverende orale en/of genitale ulceraties. Daarnaast komen oog en huidafwijkingen voor. Darmbetrokkenheid wordt gezien in 10-40% van de patiënten. De voorkeursplaats is het terminale ileum en rechter colon. Endoscopisch kan het beeld op M Crohn lijken met diepe ulcera tot in de spierlaag, met frequent fistels en perforaties. Met CT-scan kunnen gastro-intestinale laesies worden aangetoond met typisch een verdikte darmwand met wandaankleuring na contrast ten teken van actieve ontsteking.
Ziekte van Henoch-Schönlein
De ziekte van Henoch-Schönlein komt in het maag-darmkanaal met name voor in het distale duodenum. De combinatie met palpabele non-trombocytopene purpura waarin IgA-deposities, vaak gecombineerd met buikpijn, artralgie of artritis of nefritis is karakteristiek [Ebert, 2008].
Uitgangsvraag e
Endoscopie
Endoscopie bij een patiënt met een gastro-intestinale vasculitis kan verschillende bevindingen opleveren (zie uitgangsvraag c). De beelden zijn verder niet specifiek en kunnen lijken op ziekte van Crohn (grillige ulcera zoals bij PAN, ziekte van Wegener of ziekte van Behçet), aspecifieke gastritis of duodenitis (syndroom van Henoch-Schönlein, RA-geassocieerde vasculitis).
Mucosale biopten
Omdat de standaard mucosale biopten in de meeste gevallen slechts de oppervlakkige darmwandlagen bereiken tonen ze in de regel geen vasculitis. Bij het syndroom van Henoch-Schönlein worden soms wel afwijkingen passend bij de vasculitis gezien, maar lijkt met name kleuring op IgA van belang te kunnen zijn.
Radiodiagnostiek
Radiodiagnostiek zal met name een plaats hebben bij verdenking op een acute peritoneale prikkeling. Hierbij kan een CT-scan met voldoende dunne coupes (maximaal 2 mm) en gemaakt in 3 fasen (blanco, arterieel en veneus) van grote waarde kunnen zijn. Onderscheid met een acuut darminfarct door arteriële of veneuze obstructie kan dan worden gemaakt. Bij een gastro-intestinale vasculitis wordt in de regel een verdikte darmwand gezien, vaak met aankleuring van de wand als teken van ontsteking. De hoeveelheid vetinfiltratie is gering (in tegenstelling tot met name de ziekte van Crohn). Veelal zullen de bevindingen echter aspecifiek zijn en zelden diagnostisch. Voor een PAN is de rol van een diagnostische angiografie wel specifieker. De bevindingen zijn tamelijk kenmerkend. [Ha, 2000]
Histopathologie
Histopathologisch onderzoek van resectiepreparaten zal in de meeste gevallen diagnostisch zijn, mits goed gezocht wordt naar tekenen van vasculitis van de grote, middelgrote en kleinere vaten.
Laboratoriumdiagnostiek
Hiervoor wordt verwezen naar de bijlage Samenvatting/diagnostisch stroomdiagram en de modules over histologische en immunologische diagnostiek.
Referenties
- 1 - Brogan PA, Malik M, Shah N, Kilday JP, Ramsay A, Shah V, et al. Systemic vasculitis: a cause of indeterminate intestinal inflammation. J Pediatr Gastroenterol Nutr 2006; 42: 405-15.
- 2 - Burke AP, Sobin LH, Virmani R. Localized vasculitis of the gastrointestinal tract. Am J Surg Pathol 1995;19: 338-49.
- 3 - Cabal E, Holtz S. Polyarteritis as a cause of intestinal hemorrhage. Gastroenterology 1971; 61: 99-105.
- 4 - Ebert EC. Gastrointestinal Manifestations of Henoch-Schonlein Purpura. Dig Dis Sci 2008.
- 5 - Garcia-Porrua C, Gutierrez-Duque O, Soto S, Garcia-Rodeja E, Gonzalez-Gay MA. Localized vasculitis of the gastrointestinal tract. Semin Arthritis Rheum 2006; 35: 403-6.
- 6 - Guillevin L, Le Thi Huong D, Godeau P, Jais P, Wechsler B. Clinical findings and prognosis of polyarteritis nodosa and Churg-Strauss angiitis: a study in 165 patients. Br J Rheumatol 1988; 27: 258-64.
- 7 - Ha HK, Lee SH, Rha SE, Kim JH, Byun JY, Lim HK, et al. Radiologic features of vasculitis involving the gastrointestinal tract. Radiographics 2000; 20:779-94.
- 8 - Haworth SJ, Pusey CD. Severe intestinal involvement in Wegener's granulomatosis. Gut 1984; 25:1296-1300.
- 9 - Hayashi K, Horie Y, Takahata H, Adachi Y, Kitamura Y, Kato M. Ileal ulcers and cytomegalovirus infection in a case of Churg-Strauss syndrome. Arch Pathol Lab Med 2005; 129: e141-e3.
- 10 - Kato S, Ozawa K, Ando N, Naganuma H, Iinuma K, Nagura H. Immunoglobulin A enteropathy: a possible variant of Henoch-Schonlein purpura. Dig Dis Sci 2004; 49: 1777-81.
- 11 - Kistin MG, Kaplan MM, Harrington JT. Diffuse ischemic colitis associated with systemic lupus erythematosus--response to subtotal colectomy. Gastroenterology 1978; 75: 1147-51.
- 12 - Lee CK, Ahn MS, Lee EY, Shin JH, Cho YS, Ha HK, et al. Acute abdominal pain in systemic lupus erythematosus: focus on lupus enteritis (gastrointestinal vasculitis). Ann Rheum Dis 2002; 61: 547-50.
- 13 - Nuzum JW, Jr. Polyarteritis nodosa; statistical review of one hundred seventy-five cases from the literature and report of a typical case. AMA Arch Intern Med 1954; 94: 942-55.
- 14 - Pagnoux C, Mahr A, Cohen P, Guillevin L. Presentation and outcome of gastrointestinal involvement in systemic necrotizing vasculitides: analysis of 62 patients with polyarteritis nodosa, microscopic polyangiitis, Wegener granulomatosis, Churg-Strauss syndrome, or rheumatoid arthritis-associated vasculitis. Medicine 2005; 84: 115-28.
- 15 - Parker B, Chattopadhyay C. A case of rheumatoid vasculitis involving the gastrointestinal tract in early disease. Rheumatology 2007; 46: 1737-8.
- 16 - Scott DG, Bacon PA, Tribe CR. Systemic rheumatoid vasculitis: a clinical and laboratory study of 50 cases. Medicine 1981; 60: 288-97.
- 17 - Scott DG, Bacon PA, Elliott PJ, Tribe CR, Wallington TB. Systemic vasculitis in a district general hospital 1972-1980: clinical and laboratory features, classification and prognosis of 80 cases. Q J Med 1982; 51: 292-311.
- 18 - Shaikh FM, Sabu CB, Peirce TH, Naqvi SA. Extensive intestinal ischaemic necrosis in Wegener's granulomatosis. Gut 2006; 55: 1368-9.
- 19 - Srinivasan U, Coughlan RJ. Small intestinal perforation complicating Wegener's granulomatosis. Rheumatology 1999; 38: 289-90.
- 20 - Storesund B, Gran JT, Koldingsnes W. Severe intestinal involvement in Wegener's granulomatosis: report of two cases and review of the literature. Br J Rheumatol 1998; 37: 387-90.
- 21 - Strivens RL, Bateman A, Arden NK, Edwards CJ. Intestinal perforation and jejunal haemorrhage due to Wegener's granulomatosis. Clin Exp Rheumatol 2005; 23: 124.
- 22 - Suzuki M, Nabeshima K, Miyazaki M, Yoshimura H, Tagawa S, Shiraki K. Churg-Strauss syndrome complicated by colon erosion, acalculous cholecystitis and liver abscesses. World J Gastroenterol 2005; 11: 5248-50.
- 23 - Veinot JP, Logan CA, Thomas MJ. Wegener's granulomatosis arteritis causing small bowel infarction. Pathology 2003; 35: 268-9.
- 24 - Walton EW. Giant-cell granuloma of the respiratory tract (Wegener's granulomatosis). Br Med J 1958; 2: 265-270.
- 25 - White S, Merrie A. Recurrent bowel infarction in a patient with systemic lupus erythematosus. N Z Med J 2003; 116: U483.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 01-07-2010
Laatst geautoriseerd : 01-07-2010
Geplande herbeoordeling :
Een levende richtlijn is een richtlijn waarvan het onderhoud op continue basis plaatsvindt, op grond van systematische monitoring van zowel de medisch wetenschappelijke literatuur als praktijkgegevens en door gebruikers van de richtlijn aangeleverde commentaren. Voor deze richtlijn is de volgende procedure voor het actueel houden opgesteld. De richtlijn vasculitis zal tweejaarlijks worden getoetst aan de wetenschappelijke ontwikkelingen door de werkgroep die in zijn huidige samenstelling zal doorgaan als een landelijke multidisciplinaire commissie. De multidisciplinaire commissie bestaat uit een kerngroep en een werkgroep. De kerngroep draagt de verantwoordelijkheid om tussentijdse peilingen bij de beroepsgroepen te verrichten naar behoefte voor herziening(en) van de huidige richtlijn.
Algemene gegevens
Deze richtlijn is gestart met financiële steun van de Orde van Medisch Specialisten in het kader van het programma 'Evidence-Based Richtlijn Ontwikkeling (EBRO)'. In de laatste fase zijn de werkzaamheden bekostigd door de Nederlandse Vereniging voor Reumatologie en de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie. Daarnaast heeft de Friedrich Wegener Stichting een financiële bijdrage geleverd aan de distributie van de richtlijnen in boekvoerm en de uitgave van een cd met beeldmateriaal met betrekking tot vasculitis.
Doel en doelgroep
Doel
De werkgroep die deze richtlijn heeft ontwikkeld, heeft zich tot doel gesteld meer duidelijkheid te verschaffen over de diagnose vasculitis en de verschillende aandoeningen die onder de noemer vasculitis vallen. Daarnaast heeft de werkgroep er naar gestreefd een beschrijving te geven van het optimale diagnostische traject van mensen bij wie aan vasculitis gedacht zou moeten worden. Het uiteindelijke doel hiervan is het bekorten van de tijd tot het stellen van de juiste diagnose en het eerder starten met de aangewezen behandeling.
Doelgroep
De richtlijn is bestemd voor leden van de medische beroepsgroep, zoals huisartsen, dermatologen, internisten, kinderartsen, kno-artsen, longartsen, mdl-artsen, neurologen, oogartsen, pathologen, radiologen en reumatologen. Deze richtlijn is geautoriseerd door de verenigingen die aan de ontwikkeling van deze richtlijn hebben bijgedragen. Daarmee is deze richtlijn deel geworden van de professionele standaard van de leden van die verenigingen.
Samenstelling werkgroep
De werkgroep vasculitis bestaat uit gemandateerde vertegenwoordigers van de beroepsverenigingen die betrokken zijn met de diagnostiek van vasculitis. Bij het samenstellen van de werkgroep is rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden, met een evenredige vertegenwoordiging van de diverse betrokken verenigingen en instanties. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en waren gemandateerd door hun vereniging. In een later stadium van de richtlijnontwikkeling zijn patiënten aan de richtlijnwerkgroep toegevoegd.
De werkgroep ‘Vasculitis’ bestaat uit onderstaande personen, die allen namens hun wetenschappelijke verenigingen zijn afgevaardigd:
- Dr. H.B. Thio, dermatoloog, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam, voorzitter
- Dr. A.E. Voskuyl, reumatoloog, Vrije Universiteit Medisch Centrum, Amsterdam, voorzitter
- Dr. J.J.E. van Everdingen, directeur Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie, Utrecht en,algemeen secretaris Regieraad kwaliteit van zorg, secretaris vanaf september 2006
- Mw. M.K. Tuut, epidemioloog, Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, Utrecht, secretaris tot september 2006
- J.G. Bollemeijer, oogarts, Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden
- Dr. C.T. Buiter, kno-arts, Haren (Gn)
- Prof. dr. J.W. Cohen Tervaert, internist-klinisch immunoloog, Maastricht Universitair Medisch Centrum, Maastricht
- Dr. J.G.M.C. Damoiseaux, medisch immunoloog, Maastricht Universitair Medisch Centrum, Maastricht
- Dr. R. Goldschmeding, patholoog, Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht
- Dr. J.C. Grutters, longarts, St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein
- Dr. A.H.M. Heurkens, reumatoloog, Meander Medisch Centrum, Amersfoort
- Mw. dr. E.M.G.J. de Jong, dermatoloog, Universitair Medisch Centrum St Radboud, Nijmegen
- Dr. J.J. Kolkman, mdl-arts, Medisch Spectrum Twente, Enschede
- Dr. J.F. Meilof, neuroloog, Martini Ziekenhuis, Groningen
- Prof. dr. P.M.T. Pattynama, radioloog, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam
- Mw. dr. A. van Royen-Kerkhof, kinderarts-immunoloog, Wilhelmina Kinderziekenhuis, Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht
- Dr. C.A. Stegeman, internist-nefroloog, Universitair Medisch Centrum Groningen, Groningen
De heer P. Verhoeven is door de Friedrich Wegener Stichting afgevaardigd als vertegenwoordiger van de vasculitispatiëntenvereniging.
Met dank aan:
- Mw. I. Coumou die de werkgroep tot 2008 ondersteunde
- dhr. R.J. Borgonjen die haar taak heeft overgenomen.
In samenwerking met:
- Nederlandse Federatie voor Nefrologie (NFI)
- Nederlandse Vereniging voor Immunologie (NVVI)
Inbreng patiëntenperspectief
In 2002 heeft de Friedrich Wegner Stichting (FWS) in samenwerking met het Academisch Ziekenhuis van Maastricht een enquête gehouden onder 600 patiënten die bij patiëntenvereniging FWS zijn aangesloten. 478 retourneerden de enquête (80% respons)
De belangrijkste bevindingen waren:
- Bij 65% van de patiënten duurde het meer dan 3 maanden voordat ze doorverwezen werden naar een specialist; gemiddeld duurde dit 13 maanden;
- Eenmaal bij een specialist beland duurde het gemiddeld bijna 6 maanden voordat de juiste diagnose was gesteld;
- Meer dan 70% van de patiënten werd na doorverwijzing naar een specialist door deze specialist doorverwezen naar een andere specialist;
- Ten tijde van de diagnose waren gemiddeld 3,5 orgaansystemen aangetast;
- De meest genoemde orgaansystemen ten tijde van de diagnose zijn: neus/neusbijholten, nieren, oren en longen. Ook de gewrichten en ogen doen vaak mee;
- Artsen die ervaring hebben met vasculitis stellen significant sneller de diagnose;
- Ten tijde van de doorverwijzing naar de specialist zit 25% al een paar weken in de ziektewet;
- De kwaliteit van leven van vasculitispatiënten is lager dan 50 op een schaal van 0-100;
- 96% van de patiënten heeft last van bijwerkingen tijdens de behandeling van de vasculitis;
- De meest gerapporteerde bijwerkingen tijdens behandeling van de vasculitis zijn gewichtstoename, stemmingswisselingen, haaruitval, water- en zoutretentie en spierzwakte.
Visie patiëntenvereniging op de kwaliteitsaspecten van de diagnostiek bij vasculitis
Inleiding
De Friedrich Wegener Stichting (FWS) is de patiëntenorganisatie voor mensen met een primaire vasculitis, waaronder die vormen die onderwerp zijn van de Richtlijn Diagnostiek Vasculitis. Het bekorten van de diagnosetijd is één van de speerpunten van de FWS omdat daardoor onnodige orgaanschade kan worden voorkomen. Een primaire vasculitis verloopt zonder behandeling in korte tijd fataal. Om voortschrijdende orgaanschade in een zo vroeg mogelijk stadium te stoppen is een snelle diagnose geboden. Toch duurt het diagnosetraject nog vaak erg lang.
Het diagnosetraject
Vasculitis is een relatief onbekende aandoening die zich in de aanloopfase vaak presenteert met weinig specifieke klachten. Hierdoor meldt de patiënt zich vrij laat bij de huisarts, die op zijn beurt pas na enige tijd doorverwijst naar een specialist. Doordat de ziekte betrekkelijk weinig voorkomt, denkt ook de specialist vaak niet direct aan vasculitis. Daar komt nog bij dat de specialist vaak onvoldoende bekend is met de nomenclatuur en classificatie van vasculitis en met het best mogelijke diagnosetraject.
In 2001 heeft de FWS in samenwerking met het Academisch Ziekenhuis Maastricht een enquête onder haar leden gehouden (600 vragenlijsten - 478 respondenten), die liet zien dat het bij 65% van de patiënten meer dan 3 maanden duurde voordat ze doorverwezen werden naar een specialist. Tegen die tijd werd 90% van de patiënten al in meer of mindere mate gehinderd bij het uitvoeren van normale activiteiten en zat 25% al een paar weken in de ziektewet.
Eenmaal bij een specialist beland duurde het gemiddeld bijna 6 maanden voordat de juiste diagnose was gesteld. Meer dan 70% van de patiënten werd na doorverwijzing opnieuw doorverwezen naar een andere specialist voordat de diagnose werd gesteld.
Dit lange diagnosetraject had voor patiënten tot gevolg dat ten tijde van de diagnose gemiddeld 3,5 orgaansystemen waren aangetast. Het gevolg daarvan was ondermeer dat patiënten hun kwaliteit van leven gemiddeld beoordeelden als niet meer dan 50 op een schaal van 0 tot 100.
Dezelfde enquête laat zien dat bij de juiste maatregelen het diagnosetraject sneller kan. Zo zakt bij specialisten die al eerder een patiënt met systeemvasculitis hebben gehad de gemiddelde diagnoseduur van 33 weken naar 19 weken.
Het is daarom dat de FWS de Richtlijn Diagnostiek Vasculitis ziet als een uiterst belangrijke stap in de zorg voor toekomstige vasculitispatiënten.
Kwaliteitsaspecten
Om te komen tot een optimaal diagnosetraject bepleit de FWS de volgende maatregelen en kwaliteitscriteria:
De Richtlijn
- De Richtlijn Diagnostiek Vasculitis zou voortdurend onder de aandacht moeten worden gebracht van zowel medisch specialisten als huisartsen;
- Wetenschappelijk onderzoek zorgt voor voortschrijdend inzicht. Daarom zou de Richtlijn elke twee of drie jaar moeten worden aangepast aan de laatste inzichten;
- Ook de patiëntenversie van de Richtlijn kan in dat tempo worden herzien en onder de aandacht worden gebracht.
De Huisarts
Snelle doorverwijzing naar een specialist is alleen mogelijk als:
- De huisarts op de hoogte is van de Chapel-Hill-indeling van vasculitiden en het daarbij gehanteerde onderscheid tussen:
- primaire en secundaire vasculitis;
- lokale en systemische vasculitis;
- wel of niet ANCA-geassocieerde vormen van vasculitis.
- De huisarts op de hoogte is van die combinatie van klachten en symptomen die de verdenking van een systemische vasculitis rechtvaardigen. Patiënten met een actieve vorm van systemische vasculitis voelen zich doorgaans ziek en presenteren zich met klachten als algehele malaise, gewichtsverlies, vermoeidheid en verminderde eetlust. Bovendien is er vaak sprake van het syndroom febris e causa ignota. Bij febris e.c.i. is er sprake is van ten minste drie weken koorts met minimaal driemaal een rectale temperatuur van minstens 38,3 ˚C, waarbij na drie dagen van klinisch onderzoek of ten minste drie poliklinische controles, geen diagnose kan worden gesteld;
- De huisarts ook in staat is om zo snel mogelijk door te verwijzen bij het vermoeden van een vasculitis. Belangrijk daarbij is dat de huisarts ook snel de juiste specialist(en) weet te vinden. Hiertoe moet een lijst met dergelijke specialisten voor iedere huisarts toegankelijk zijn.
De medisch specialist
Voor een adequate en snelle behandeling zou het goed zijn als:
- Medisch specialisten op de hoogte zijn van de Richtlijn Diagnostiek Vasculitis en de belangrijkste conclusies en aanbevelingen daarin;
- Bij een vermoeden van vasculitis medisch specialisten met weinig of geen vasculitiservaring hulp in kunnen roepen van ervaren collega’s. Deze lijst van ervaren specialisten moet dan wel bekend en toegankelijk zijn;
- Er een goede uitwisseling van kennis en ervaring is tussen specialisten met en zonder vasculitiservaring. Belangrijke uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek kunnen expliciet onder de aandacht van perifere ziekenhuizen worden gebracht. De twee- of driejaarlijkse update van de Richtlijn kan hierbij een goed instrument zijn.
Naast het stellen van de feitelijke diagnose is het belangrijk dat de patiënt en andere betrokkenen:
- Zorgvuldig worden geïnformeerd over de diagnose en het traject dat hen te wachten staat;
- Worden gewezen op het bestaan van de FWS als bron van informatie, als behartiger van belangen van vasculitispatiënten en als een mogelijkheid voor lotgenotencontact. Primair communicatiekanaal daarbij is haar website www.vasculitis.nl;
- Expliciet aandacht krijgen voor de sociaal-psychologische aspecten van de diagnose en gewezen worden op voorhanden zijnde hulp op dit gebied.
De patiënt en de mantelzorger(s)
Meer nog dan bij veel andere aandoeningen gaat het bij primaire vasculitiden om een complexe materie met veel variabelen en onbekenden. Nog te vaak ontbreekt het patiënten en direct betrokkenen daardoor aan een zelfbewuste, door kennis geschraagde houding die hen tot een gerespecteerd gesprekspartner maakt als het gaat om hoog opgeleide en vaak onder tijdsdruk werkende specialisten. Dit geldt zowel voor het traject voorafgaande aan de diagnose als voor de periode rond de diagnose.
Daarom is het uiterst belangrijk dat:
- De patiënt zich goed kan informeren over alle aspecten die met de ontwikkeling van zijn ziektebeeld te maken hebben.
Registratie
Tot slot is de FWS van mening dat er:
- Een meldingsplicht zinvol is voor elke nieuwe diagnose van een primaire vasculitis. Dit vanwege het gebrek aan voldoende epidemiologische gegevens over primaire vasculitiden in Nederland. Hiertoe zou een centrale database en een formele aanmeldingsprocedure moeten worden ontwikkeld;
- Een lijst noodzakelijk is van alle medisch specialisten die ervaring hebben met primaire vasculitiden. Deze lijst bevat een indicatie over het aantal patiënten dat bij iedere specialist onder behandeling is.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
Voor publicatie is de richtlijn van commentaar voorzien en beoordeeld door de wetenschappelijke verenigingen die bij de ontwikkeling van deze richtlijn betrokken waren. De richtlijn is na vaststelling door de werkgroep door de verenigingen geautoriseerd, zodat deze richtlijn geldt als standaard voor de beroepsgroep. Deze richtlijn is onder andere verkrijgbaar bij de NVR, de NVDV en de andere deelnemende verenigingen. Een samenvatting van deze richtlijn wordt ter publicatie aangeboden aan het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.
Werkwijze
In het beginstadium van de ontwikkeling van deze richtlijn is het onderwerp van de richtlijn zoveel mogelijk afgebakend waarbij uitgangsvragen zijn vastgesteld. De werkgroep is opgesplitst in subgroepen per orgaan(systeem) met als doel de uitgangsvragen te beantwoorden en aanbevelingen voor de richtlijn voor te bereiden. Hiertoe is uitgebreid literatuuronderzoek verricht om zo veel mogelijk relevante artikelen te verkrijgen. Na selectie van de literatuur is het resultaat op gestandaardiseerde wijze geanalyseerd waarbij de inhoudelijke en kwalitatieve resultaten van de gevonden artikelen in evidence tabellen en toelichtende teksten zijn samengevat. Deze resultaten zijn besproken in de werkgroep, waarna aanbevelingen voor de praktijk zijn opgesteld.
Na vaststelling van de conceptrichltijn door de richtlijnwerkgroep is deze richtlijn voor commentaar verzonden naar de verenigingen van wie gemandateerde vertegenwoordigers zitting hadden in de werkgroep. Na verwerking van de commentaren is de richtlijn ter autorisatie aan de verenigingen voorgelegd.
Opbouw van de richtlijn
Elk hoofdstuk van de richtlijn is volgens een vast stramien opgebouwd, dat onderstaand is weergegeven. Het doel hiervan is om de richtlijn transparant te laten zijn, zodat elke gebruiker kan zien op welke literatuur en overwegingen bepaalde aanbevelingen zijn gebaseerd.
Uitgangsvragen
In subgroepen is gewerkt aan de uitwerking van de uitgangsvragen per orgaan(systeem). Binnen elk hoofdstuk worden deze vragen besproken:
1a. Welke orgaanklachten/symptomen kunnen passen bij een vasculitis van het betreffende orgaan? En hoe vaak?
1b. Welke klachten/symptomen buiten dat orgaan kunnen passen bij een vasculitis van het betreffende orgaan? En hoe vaak?
1c. Welke orgaanklachten/symptomen kunnen passen bij een systemische vasculitis? En hoe vaak?
1d. Welke systemische klachten/symptomen kunnen passen bij een systemische vasculitis? En hoe vaak?
2a. Welke diagnostiek is nodig voor het stellen van de orgaanvasculitis?
2b. Welke diagnostiek is nodig voor het stellen van de systemische vasculitis?
Inleiding
In de inleiding wordt kort geschetst wat het onderwerp van het hoofdstuk is en welke specifieke problemen in dit hoofdstuk aan bod komen.
Samenvatting literatuur
De antwoorden op de uitgangsvragen (derhalve de aanbevelingen in deze richtlijn) zijn voor zover mogelijk gebaseerd op gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. Hiertoe werden relevante Nederlands-, Duits-, Frans- en Engelstalige artikelen gezocht door het raadplegen van bestaande richtlijnen over vasculitis en het verrichten van systematische zoekacties in de Cochrane Database, Medline en Embase. De literatuursearches zijn volgens de PICO-methode opgebouwd. Er is gezocht naar literatuur verschenen in de periode 1996 tot en met 2007.Voor de geïnteresseerde lezer zijn de zoekacties bij het CBO opvraagbaar. Deze zijn samengevat in Bijlage 5. Beschrijving van de literatuursearches.
Na het zoeken van literatuur is het resultaat hiervan door de werkgroepleden beoordeeld. In principe is bij de selectie op basis van abstract gekeken naar de inhoud van het abstract. Wanneer de mogelijkheid bestond dat de uitgangsvraag met het artikel zou kunnen worden beantwoord, werd het artikel geselecteerd.
De geselecteerde artikelen zijn door werkgroep beoordeeld op kwaliteit van het onderzoek en gegradeerd naar mate van bewijs, waarbij onderstaande indeling is gebruikt.
Tabel 1. Indeling van methodologische kwaliteit van individuele studies
|
Interventie |
Diagnostisch accuratesseonderzoek |
Schade/bijwerkingen*, etiologie, prognose |
A1 |
Systematische review van ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau. |
||
A2 |
Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit van voldoende omvang |
Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een ‘gouden standaard’) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad |
Prospectief cohortonderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor ‘confounding’ en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten. |
B |
Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 (hieronder valt ook patiëntcontroleonderzoek, cohortonderzoek). |
Onderzoek ten opzichte van een referentietest, maar niet met alle kenmerken die onder A2 zijn genoemd. |
Prospectief cohortonderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 of retrospectief cohortonderzoek of patiëntcontroleonderzoek. |
C |
Niet-vergelijkend onderzoek. |
||
D |
Mening van deskundigen. |
* Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om ethische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk dan geldt de classificatie voor interventies.
Conclusie
Het wetenschappelijk materiaal is samengevat in een conclusie, waarbij het niveau van het meest relevante bewijs is weergegeven. Hiervoor is onderstaande indeling gehanteerd:
Tabel 2. Niveau van conclusies
|
Conclusie gebaseerd op |
1 |
Onderzoek van niveau A1 of ten minste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2 |
2 |
1 onderzoek van niveau A2 of ten minste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B |
3 |
1 onderzoek van niveau B of C |
4 |
Mening van deskundigen |
Aanbeveling
De uiteindelijk geformuleerde aanbeveling is het resultaat van de wetenschappelijke conclusie, waarbij de overige overwegingen in acht zijn genomen.
Referentie
Elk hoofdstuk eindigt met een literatuurlijst van de in dat hoofdstuk aangehaalde referenties.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.