Kleine vaten vasculitis

Initiatief: NVR Aantal modules: 48

Pulmonale vasculitis

Uitgangsvraag

a)      Welke klachten of symptomen van de longen kunnen passen bij een pulmonale vasculitis? En hoe vaak?

b)      Welke klachten of symptomen buiten de longen kunnen passen bij een pulmonale vasculitis? En hoe vaak?

c)       Welke klachten of symptomen van de longen kunnen passen bij een systemische vasculitis? En hoe vaak?

d)      Welke diagnostiek is nodig voor het stellen van de diagnose pulmonale vasculitis?

Aanbeveling

Wanneer men vermoedt dat er bij een patiënt mogelijk sprake is van pulmonale vasculitis dient het onderzoek van de longen te worden uitgebreid met gericht aanvullend onderzoek, zoals HRCT-thorax, een bronchoalveolaire lavage en eventueel een chirurgische longbiopsie. Snelle verwijzing en/of overleg met een centrum met ervaring in de diagnostiek en behandeling van deze potentieel levensbedreigende longaandoening wordt aanbevolen, m.n. bij patiënten die in korte tijd achteruitgaan.

 

Bij een patiënt die zich presenteert met voor vasculitis verdachte symptomen in de longen dient de behandelende arts bedacht te zijn op het bestaan van een systemische vasculitis en dient altijd een uitgebreide anamnese en lichamelijk onderzoek gericht op interne organen, gewrichten, huid en zenuwstelsel te worden verricht, alsmede laboratorium- en ander aanvullend onderzoek, omdat tezamen met andere symptomen en/of verschijnselen de kans op de aanwezigheid van een andere aandoening, zoals vasculitis, toeneemt.

Overwegingen

Bij deze uitgangsvragen werden geen overwegingen geformuleerd.

Onderbouwing

De anatomie van de long wordt gekenmerkt door een vertakkend stelsel van luchtwegen (trachea, bronchi, bronchioli en alveoli) en bloedvaten (arteriën, arteriolen, capillairen, venulen en venen). Gasuitwisseling vindt plaats op het grensvlak van alveoli en capillairen (alveolocapillaire membraan; oppervlak 40-80 m2 bij volwassenen). Wanneer er sprake is van een destructief ontstekingsproces in de wanden van arteriolen, venulen en/of capillairen in het longparenchym dan spreekt men van een kleinevatenvasculitis van de long. Hierover zal het ook in dit hoofdstuk gaan, waarbij gesproken zal worden van pulmonale vasculitis. Gezien de uitgebreidheid van het bloedvatstelsel, de grootte van het contactoppervlak met de buitenwereld en de vitale functie van het orgaan moet de verdenking hierop als een potentieel gevaarlijke klinische situatie worden aangemerkt. Verreweg de meeste vormen van pulmonale vasculitis zijn onderdeel van een primair systemische vasculitis, slechts enkele vormen komen alleen in de long voor (primair geïsoleerde vasculitis) of zijn secundair aan het gebruik van geneesmiddelen, infecties of een maligniteit (tabel 1; relatieve frequenties van pulmonale vasculitiden in het kader van een systemische vasculitis worden aangegeven). Bij verdenking op een pulmonale vasculitis is het van groot belang om binnen enkele dagen te besluiten tot het verrichten van een longbiopsie, waarna direct gestart wordt met immunosuppressieve therapie. Het verdient aanbeveling de longbiopsie te laten verrichten in een centrum met ervaring in de diagnostiek van interstitië immunosuppressieve longaandoeningen, waaronder pulmonale vasculitiden vallen. Beoordeling van het longbiopt dient bij voorkeur plaats te vinden tijdens een structurele klinisch-pathologische conferentie. Dit leidt vaak tot een verbeterde diagnosestelling bij patiënten met onbegrepen diffuse parenchymateuze longafwijkingen die een longbiopsie ondergingen. [Flaherty e.a. 2004, 2007]

 

Tabel 1. Pulmonale vasculitiden

 

Relatieve frequentie pulmonale vasculitis (%)*

Primair geïsoleerde vormen

 

Necrotiserende sarcoïdgranulomatose

100

Geïsoleerde pulmonale capillaritis

100

Primair systemische vormen

 

ANCA-geassocieerd

 

Ziekte van Wegener

90

Syndroom van Churg-Strauss

70

Microscopische polyangiitis

50

Anti-GBM-geassocieerd

 

Syndroom van Goodpasture

80#

Immuuncomplexgeassocieerd

 

Ziekte van Henoch-Schönlein

< 5

Essentiële cryoglobulinemie

< 5

Secundaire vormen$

 

Gegeneraliseerde bindweefselaandoeningen

 

Systemische lupus erythematodes

10

Reumatoïde artritis

< 5

Geneesmiddelengeïnduceerd

< 1

Para-infectieus

< 1

Paraneoplastisch

< 1

* afgeleid van Jennette, 1997; Donaghy, 1983; Thomeer, 2005; Specks, 2003

kan geassocieerd zijn met MPO-ANCA, maar niet met immuuncomplex (~ pauci-immuun) [Jennings, 1997; Fontenot, 2003]

# relatieve frequentie van pulmonale vasculitis in rokers is 100%

$ een secundaire pulmonale vasculitis kan zich geïsoleerd voordoen of in de context van een systemische vasculitisreactie; soms kan het de eerste manifestatie zijn van een gegeneraliseerde bindweefselaandoening.

Niveau 4

De belangrijkste pulmonale symptomen of verschijnselen waarbij men aan de mogelijkheid van een vasculitis moet denken zijn:

  • onverklaarde en aanhoudende hemoptoë;
  • onverklaarde diffuse longafwijkingen en (caviterende) noduli in de buurt van vaten;
  • de combinatie van astma en diffuse longafwijkingen (suggestief voor het syndroom van Churg-Strauss).

Daarnaast kan vasculitis zich in de longen presenteren op een andere niet-specifieke manier (pneumoniebeeld, tumorbeeld).

 

D         Mening van de werkgroep

 

Niveau 4

HRCT-thorax, bronchoalveolaire lavage en eventueel longbiopsie vormen de hoeksteen van de pulmonale diagnostiek bij de verdenking op vasculitis.

Longfunctieonderzoek is van belang voor het bepalen van de ernst van de vasculitis en kan soms aanwijzingen geven in de richting van de ziekte van Wegener (afname van het inspiratoire volume in 1 seconde (FIV1), passend bij een hoge obstructie in de luchtwegen) of het syndroom van Churg-Strauss (reversibele vermindering van het expiratoire volume in 1 seconde (FEV1), passend bij bronchiale astma)

 

D         Mening van de werkgroep

Uitgangsvraag a

Het meest kenmerkende symptoom van een pulmonale vasculitis is het ophoesten van niet-massale hoeveelheden bloed uit de luchtwegen (hemoptoë). Het bloedverlies wordt hierbij waarschijnlijk veroorzaakt door diffuse lekkage van erytrocyten via kapotte wanden van ontstoken longcapillairen naar de alveolaire ruimte (alveolaire hemorragie). Het symptoom hemoptoë heeft prognostische betekenis, omdat het is geassocieerd met een verhoogde kans op mortaliteit. Bij naar schatting 1/3 van de patiënten met intra-alveolair bloedverlies ten gevolge van een kleinevaten-vasculitis van de long is er geen sprake van het ophoesten van macroscopische hoeveelheden bloedig sputum, maar kan alveolaire hemorragie wel worden aangetoond bij bronchoscopie en/of bronchoalveolaire lavage.

Hemoptoë wordt in de algemene longartsenpraktijk slechts zeer zelden veroorzaakt door een pulmonale vasculitis (waarschijnlijk < 1%), maar veel vaker door een infectie, lekkage vanuit een pathologische tak van de arteriae bronchiales, longmaligniteit, longembolie of andere oorzaak. De overige klachten en verschijnselen van een pulmonale vasculitis en de belangrijkste röntgenbevindingen op de X-thorax die hierop kunnen wijzen staan weergegeven in tabel 2 en 3.

 

Tabel 2. De belangrijkste pulmonale klachten en verschijnselen, eventueel o.b.v. aanvullend onderzoek, die kunnen wijzen op een vasculitis in de long.

Klachten en/of verschijnselen

1

aanhoudende (> 1 week) en onverklaarde hemoptoë (meestal niet-massaal; kan progressief zijn)

2

diffuse alveolaire beschaduwing op X-thorax in combinatie met anemie en/of discrepante (verhoogde) diffusiecapaciteit van de long voor koolmonoxide (DlCO)

3

(caviterende) nodules (m.n. wanneer gerelateerd aan vaten) en/of consolidatie(s)/infiltra(a)t(en) > 1 maand bestaand

4

hemorragisch spoelvocht en/of ³ 20% siderofagen bij bronchoalveolaire lavage (lege artis uitgevoerd) [De Lassence, 1995]

5

endobronchiale pathologie bestaande uit ulceratieve tracheobronchitis, inflammatoire pseudotumor en/of stenose(s) (subglottis en/of segmenteel)

6

therapieresistent en/of op latere leeftijd ontstaan van astma met eosinofilie en zonder kenmerken van atopie

7

verlaagde waarde van het inspiratoire volume in 1 seconde (FIV1) (~ hoge obstructie)

 

Tabel 3. Röntgenbevindingen op X-thorax bij ANCA-geassocieerde pulmonale vasculitiden*

Lokalisatie

Röntgenbevinding

Geschatte frequentie (%)

Ziekte van Wegener

Syndroom van Churg-Strauss

Microscopische polyangiitis

Trachea/bronchi

stenose

< 10

 

zelden

Longparenchym

multipele nodi

> 30

< 10

 

solitaire nodus

> 15

 

 

cavitatie

> 30

 

 

gelokaliseerd/lobair infiltraat

> 30

 

> 15

diffuse alveolaire beschaduwing

> 15

zelden

> 50

verspringende/ vlekkige infiltraten

zelden

> 30

> 15

Pleura

pleuravocht

< 5

> 15

 

*afgeleid van Specks, 2003; Gohel, 1973; Daum, 1995.

 

Uitgangsvraag b

Een klein percentage patiënten met een systemische vasculitis met een manifestatie in de long heeft geen pulmonale klachten (voor ziekte van Wegener geschat op ± 5%. [Cordier, 1990]) Dergelijke gevallen zullen alleen kunnen worden gevonden door systematisch onderzoek van de long, wanneer klachten of symptomen buiten de long aanleiding geven om aan een systemische vasculitis met pulmonale betrokkenheid te denken. Het meest aangewezen routinematige onderzoek hiervoor is een X-thorax. Bij röntgenbevindingen verdacht voor pulmonale vasculitis of bij aanhoudende verdenking zal een HRCT-thorax, longfunctieonderzoek (longvolumes en diffusiecapaciteit), bronchoscopie met eventueel een bronchoalveolaire lavage, en in sommige gevallen een longbiopsie nodig zijn om de diagnose te stellen of uit te sluiten.

Bij de volgende klachten of symptomen buiten de long moet aan de mogelijkheid van een pulmonale vasculitis worden gedacht:

  • ANCA-geassocieerde purpura en splinterbloedingen van de huid (zie ook modules over huid);
  • Kno-afwijkingen verdacht voor de ziekte van Wegener (zie ook module over KNO);
  • Nierafwijkingen verdacht voor ANCA, anti-GBM, of immuuncomplexgeassocieerde systemische vasculitis (zie ook modules over nieren);
  • Scleritis en retinale vasculopathie (zie ook modules over oog);
  • Multipele mononeuropathie (zie ook modules over zenuwstelsel).

 

Uitgangsvraag c

Allergisch bronchiale astma en eosinofilie in de bronchoalveolaire lavagevloeistof bij een patiënt die verdacht wordt van een ANCA-geassocieerde systemische vasculitis, zijn sterke aanwijzingen voor het syndroom van Churg-Strauss. Van belang is om op te merken dat in ongeveer 30% van de gevallen van syndroom van Churg-Strauss geen positieve MPO-ANCA wordt gevonden. Verder zijn er geen duidelijke klachten of verschijnselen met betrekking tot de longen die helpen differentiëren tussen een specifieke diagnose binnen de systemische vasculitiden.

 

Uitgangsvraag d

Centraal binnen de diagnostiek staat een HRCT-thorax, een bronchoalveolaire lavage en eventueel een chirurgisch longbiopt. Longfunctieonderzoek is van belang voor het bepalen van de ernst van de pulmonale vasculitis en kan soms aanwijzingen geven in de richting van de ziekte van Wegener (afname van het inspiratoire volume in 1 seconde (FIV1), passend bij een hoge obstructie in de luchtwegen) of het syndroom van Churg-Strauss (reversibele vermindering van het expiratoire volume in 1 seconde (FEV1), passend bij bronchiale astma).

 

Welke voorwaarden kunnen worden gesteld aan het doen van een longbiopsie bij verdenking op pulmonale vasculitis?

  • Indicatiestelling en plaatsbepaling van de biopsie vindt plaats in een multidisciplinaire overlegsituatie;
  • Een VATS verdient als procedure de voorkeur boven een thoracotomie; transbronchiale longbiopsie bij de verdenking op vasculitis moeten worden afgeraden i.v.m. het hoge risico op bloedingen en omdat het biopt vaak te klein zal zijn voor een diagnose; het laatste geldt ook voor transthoracale naaldbiopsie;
  • De operatie wordt bij voorkeur verricht vóór het starten van eventuele immunosuppressieve therapie;
  • Er worden meerdere biopten genomen; bij voorkeur één midden uit een gebied met afwijkingen op de HRCT-thorax of peroperatief te bepalen bij inspectie en/of palpatie, en uit een overgangsgebied van normaal en afwijkend longparenchym;
  • Er worden geen biopten genomen uit de lingula van de linker bovenkwab en bij voorkeur ook niet uit de middenkwab (tenzij hier vooral de afwijkingen zichtbaar zijn op CT-thorax);
  • Biopten hebben een diameter van minstens 3 cm; de essentie is dat er één of meerdere bloedvaten in het biopt aanwezig moeten zijn voor beoordeling van ontstekingsverschijnselen in de wand van bloedvaten;
  • Een klein stukje van het biopt wordt ingezonden voor microbiologisch onderzoek;
  • HE, PAS, elastine, en eventueel IJzerkleuring zijn nuttig voor beoordeling van eventuele vasculitis; de histologische criteria verschillen in principe niet van die in andere organen.
  • Wat betreft pulmonale vasculitis (alsook pulmonaal-renaalsyndroom) is er vrijwel geen literatuur over de waarde van een ANCA- + anti-GBM-bepaling in het nier- dan wel longbiopt. Het heeft wel consequenties omdat bij een pulmonaal-renaalsyndroom op basis van anti-GBM intensieve plasmaferese (naast cyclofosfamide en prednisolon) aangewezen is terwijl dit bij ANCA-geassocieerde vasculitis of niet (creatinine < 500) of hooguit minder intensief (bij creatinine > 500 en/of dialyse afhankelijkheid) dient te gebeuren.

 

Verouderde en nieuwe technieken bij de diagnostiek van pulmonale vasculitis

Sinds de opkomst van de HRCT-scan van de thorax is het gebruik van de pulmonalisangiografie bij de diagnostiek van vasculitis sterk afgenomen. Daarenboven is pulmonalisangiografie weinig sensitief voor het afbeelden van ontstekingsverschijnselen of de gevolgen hiervan in de wand van longcapillairen.

De laatste jaren is een toenemend gebruik van FDG-PET-scintigrafie te zien bij de diagnostiek naar chronisch inflammatoire ziekten, inclusief vasculitiden. In een enkel geval kan dit zelfs pathognomische beelden opleveren zoals bij de ziekte van Wegener. Het betreft hier echter casuïstische meldingen en kleine series en de precieze waarde en plaats van de FDG-PET-scan binnen de diagnostiek van pulmonale vasculitiden zal verder moeten worden onderzocht.

Voor de zoekstrategie zie zoekverantwoording. Vanwege het heterogene en retrospectieve karakter van de gevonden patiëntenseries is een systematische analyse, bijvoorbeeld van de diagnostische waarde van symptomen van pulmonale vasculitiden niet mogelijk. Het hoogst haalbare is een beschrijving van de belangrijkste symptomen. Hetzelfde geldt voor de verschillende vormen van diagnostiek voor het stellen van de diagnose. De volgorde van belangrijkheid is deels bepaald op basis van de beperkte gegevens uit de literatuur, deels op basis van expert opinion.

  1. 1 - Cordier JF, Valeyre D, Guillevin L, Loire R, Brechot JM. Pulmonary Wegener's granulomatosis. A clinical and imaging study of 77 cases. Chest 1990; 97: 906-12.
  2. 2 - Daum TE, Specks U, Colby TV, Edell ES, Brutinel MW, Prakash UB, et al. Tracheobronchial involvement in Wegener's granulomatosis. Am J Respir Crit Care Med 1995; 151: 522-6.
  3. 3 - De Lassence A, Fleury-Feith J, Escudier E, Beane J, Bernaudin JF, Cordonnier C. Alveolar hemorrhage. Diagnostic criteria and results in 194 immunocompromised hosts. Am J Respir Crit Care Med 1995; 151: 157-63.
  4. 4 - Donaghy M, Rees AJ. Cigarette smoking and lung haemorrhage in glomerulonephritis caused by autoantibodies to glomerular basement membrane. Lancet 1983; 2: 1390-3.
  5. 5 - Flaherty KR, Andrei AC, King TE Jr, Raghu G, Colby TV, Wells A, et al. Idiopathic interstitial pneumonia: do community and academic physicians agree on diagnosis? Am J Respir Crit Care Med 2007; 175: 1054-60.
  6. 6 - Flaherty KR, King TE Jr, Raghu G, Lynch JP 3rd, Colby TV, Travis WD, et al. Idiopathic interstitial pneumonia: what is the effect of a multidisciplinary approach to diagnosis? Am J Respir Crit Care Med 2004; 170: 904-10.
  7. 7 - Flint A, Colby TV. Surgical pathology of diffuse infiltrative lung disease. Grune and Stratton, Inc, Orlando. 1987.
  8. 8 - Fontenot, AP, Schwarz MI. Diffuse alveolar hemorrhage. In Schwarz MI and King TE, editors Interstitial lung disease BC Decker Inc, Hamilton. 2003; pag. 632-56.
  9. 9 - Gohel VK, Dalinka MK, Israel HL, Libshitz HI. The radiological manifestations of Wegener's granulomatosis. Br J Radiol 1973; 46: 427-32.
  10. 10 - Jennette JC, Falk RJ. Small-vessel vasculitis. N Engl J Med 1997; 337: 1512-1523.
  11. 11 - Jennings CA, King TE, Jr., Tuder R, Cherniack RM, Schwarz MI. Diffuse alveolar hemorrhage with underlying isolated, pauciimmune pulmonary capillaritis. Am J Respir Crit Care Med 1997; 155: 1101-9.
  12. 12 - Specks, U. Pulmonary vasculitis. In Schwarz MI and King TE, editors Interstitial lung disease BC Decker Inc, Hamilton. 2003; pag. 599-631.
  13. 13 - Thomeer M, Harper L, Heeringa P, Saikku P, Savage CO, Wijngaarden E van, et al. Pathogenesis of vasculitis. 2005; 50-68.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 01-07-2010

Laatst geautoriseerd  : 01-07-2010

Geplande herbeoordeling  :

Een levende richtlijn is een richtlijn waarvan het onderhoud op continue basis plaatsvindt, op grond van systematische monitoring van zowel de medisch wetenschappelijke literatuur als praktijkgegevens en door gebruikers van de richtlijn aangeleverde commentaren. Voor deze richtlijn is de volgende procedure voor het actueel houden opgesteld. De richtlijn vasculitis zal tweejaarlijks worden getoetst aan de wetenschappelijke ontwikkelingen door de werkgroep die in zijn huidige samenstelling zal doorgaan als een landelijke multidisciplinaire commissie. De multidisciplinaire commissie bestaat uit een kerngroep en een werkgroep. De kerngroep draagt de verantwoordelijkheid om tussentijdse peilingen bij de beroepsgroepen te verrichten naar behoefte voor herziening(en) van de huidige richtlijn.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Reumatologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlands Oogheelkundig Gezelschap
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose
  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Reumatologie

Algemene gegevens

Deze richtlijn is gestart met financiële steun van de Orde van Medisch Specialisten in het kader van het programma 'Evidence-Based Richtlijn Ontwikkeling (EBRO)'. In de laatste fase zijn de werkzaamheden bekostigd door de Nederlandse Vereniging voor Reumatologie en de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie. Daarnaast heeft de Friedrich Wegener Stichting een financiële bijdrage geleverd aan de distributie van de richtlijnen in boekvoerm en de uitgave van een cd met beeldmateriaal met betrekking tot vasculitis. 

Doel en doelgroep

Doel

De werkgroep die deze richtlijn heeft ontwikkeld, heeft zich tot doel gesteld meer duidelijkheid te verschaffen over de diagnose vasculitis en de verschillende aandoeningen die onder de noemer vasculitis vallen. Daarnaast heeft de werkgroep er naar gestreefd een beschrijving te geven van het optimale diagnostische traject van mensen bij wie aan vasculitis gedacht zou moeten worden. Het uiteindelijke doel hiervan is het bekorten van de tijd tot het stellen van de juiste diagnose en het eerder starten met de aangewezen behandeling.

 

Doelgroep

De richtlijn is bestemd voor leden van de medische beroepsgroep, zoals huisartsen, dermatologen, internisten, kinderartsen, kno-artsen, longartsen, mdl-artsen, neurologen, oogartsen, pathologen, radiologen en reumatologen. Deze richtlijn is geautoriseerd door de verenigingen die aan de ontwikkeling van deze richtlijn hebben bijgedragen. Daarmee is deze richtlijn deel geworden van de professionele standaard van de leden van die verenigingen.

Samenstelling werkgroep

De werkgroep vasculitis bestaat uit gemandateerde vertegenwoordigers van de beroepsverenigingen die betrokken zijn met de diagnostiek van vasculitis. Bij het samenstellen van de werkgroep is rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden, met een evenredige vertegenwoordiging van de diverse betrokken verenigingen en instanties. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en waren gemandateerd door hun vereniging. In een later stadium van de richtlijnontwikkeling zijn patiënten aan de richtlijnwerkgroep toegevoegd.

 

De werkgroep ‘Vasculitis’ bestaat uit onderstaande personen, die allen namens hun wetenschappelijke verenigingen zijn afgevaardigd:

  • Dr. H.B. Thio, dermatoloog, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam, voorzitter
  • Dr. A.E. Voskuyl, reumatoloog, Vrije Universiteit Medisch Centrum, Amsterdam, voorzitter
  • Dr. J.J.E. van Everdingen, directeur Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie, Utrecht en,algemeen secretaris Regieraad kwaliteit van zorg, secretaris vanaf september 2006
  • Mw. M.K. Tuut, epidemioloog, Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, Utrecht, secretaris tot september 2006
  • J.G. Bollemeijer, oogarts, Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden
  • Dr. C.T. Buiter, kno-arts, Haren (Gn)
  • Prof. dr. J.W. Cohen Tervaert, internist-klinisch immunoloog, Maastricht Universitair Medisch Centrum, Maastricht
  • Dr. J.G.M.C. Damoiseaux, medisch immunoloog, Maastricht Universitair Medisch Centrum, Maastricht
  • Dr. R. Goldschmeding, patholoog, Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht
  • Dr. J.C. Grutters, longarts, St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein
  • Dr. A.H.M. Heurkens, reumatoloog, Meander Medisch Centrum, Amersfoort
  • Mw. dr. E.M.G.J. de Jong, dermatoloog, Universitair Medisch Centrum St Radboud, Nijmegen
  • Dr. J.J. Kolkman, mdl-arts, Medisch Spectrum Twente, Enschede
  • Dr. J.F. Meilof, neuroloog, Martini Ziekenhuis, Groningen
  • Prof. dr. P.M.T. Pattynama, radioloog, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam
  • Mw. dr. A. van Royen-Kerkhof, kinderarts-immunoloog, Wilhelmina Kinderziekenhuis, Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht
  • Dr. C.A. Stegeman, internist-nefroloog, Universitair Medisch Centrum Groningen, Groningen

De heer P. Verhoeven is door de Friedrich Wegener Stichting afgevaardigd als vertegenwoordiger van de vasculitispatiëntenvereniging.

 

Met dank aan:

  • Mw. I. Coumou die de werkgroep tot 2008 ondersteunde
  • dhr. R.J. Borgonjen die haar taak heeft overgenomen.

 

In samenwerking met:

  • Nederlandse Federatie voor Nefrologie (NFI)
  • Nederlandse Vereniging voor Immunologie (NVVI)

Inbreng patiëntenperspectief

In 2002 heeft de Friedrich Wegner Stichting (FWS) in samenwerking met het Academisch Ziekenhuis van Maastricht een enquête gehouden onder 600 patiënten die bij patiëntenvereniging FWS zijn aangesloten. 478 retourneerden de enquête (80% respons)

De belangrijkste bevindingen waren:

    • Bij 65% van de patiënten duurde het meer dan 3 maanden voordat ze doorverwezen werden naar een specialist; gemiddeld duurde dit 13 maanden;
    • Eenmaal bij een specialist beland duurde het gemiddeld bijna 6 maanden voordat de juiste diagnose was gesteld;
    • Meer dan 70% van de patiënten werd na doorverwijzing naar een specialist door deze specialist doorverwezen naar een andere specialist;
    • Ten tijde van de diagnose waren gemiddeld 3,5 orgaansystemen aangetast;
    • De meest genoemde orgaansystemen ten tijde van de diagnose zijn: neus/neusbijholten, nieren, oren en longen. Ook de gewrichten en ogen doen vaak mee;
    • Artsen die ervaring hebben met vasculitis stellen significant sneller de diagnose;
    • Ten tijde van de doorverwijzing naar de specialist zit 25% al een paar weken in de ziektewet;
    • De kwaliteit van leven van vasculitispatiënten is lager dan 50 op een schaal van 0-100;
    • 96% van de patiënten heeft last van bijwerkingen tijdens de behandeling van de vasculitis;
    • De meest gerapporteerde bijwerkingen tijdens behandeling van de vasculitis zijn gewichtstoename, stemmingswisselingen, haaruitval, water- en zoutretentie en spierzwakte.

 

 

Visie patiëntenvereniging op de kwaliteitsaspecten van de diagnostiek bij vasculitis

 

Inleiding

De Friedrich Wegener Stichting (FWS) is de patiëntenorganisatie voor mensen met een primaire vasculitis, waaronder die vormen die onderwerp zijn van de Richtlijn Diagnostiek Vasculitis. Het bekorten van de diagnosetijd is één van de speerpunten van de FWS omdat daardoor onnodige orgaanschade kan worden voorkomen. Een primaire vasculitis verloopt zonder behandeling in korte tijd fataal. Om voortschrijdende orgaanschade in een zo vroeg mogelijk stadium te stoppen is een snelle diagnose geboden. Toch duurt het diagnosetraject nog vaak erg lang.

 

Het diagnosetraject

Vasculitis is een relatief onbekende aandoening die zich in de aanloopfase vaak presenteert met weinig specifieke klachten. Hierdoor meldt de patiënt zich vrij laat bij de huisarts, die op zijn beurt pas na enige tijd doorverwijst naar een specialist. Doordat de ziekte betrekkelijk weinig voorkomt, denkt ook de specialist vaak niet direct aan vasculitis. Daar komt nog bij dat de specialist vaak onvoldoende bekend is met de nomenclatuur en classificatie van vasculitis en met het best mogelijke diagnosetraject.

In 2001 heeft de FWS in samenwerking met het Academisch Ziekenhuis Maastricht een enquête onder haar leden gehouden (600 vragenlijsten - 478 respondenten), die liet zien dat het bij 65% van de patiënten meer dan 3 maanden duurde voordat ze doorverwezen werden naar een specialist. Tegen die tijd werd 90% van de patiënten al in meer of mindere mate gehinderd bij het uitvoeren van normale activiteiten en zat 25% al een paar weken in de ziektewet.

Eenmaal bij een specialist beland duurde het gemiddeld bijna 6 maanden voordat de juiste diagnose was gesteld. Meer dan 70% van de patiënten werd na doorverwijzing opnieuw doorverwezen naar een andere specialist voordat de diagnose werd gesteld.

Dit lange diagnosetraject had voor patiënten tot gevolg dat ten tijde van de diagnose gemiddeld 3,5 orgaansystemen waren aangetast. Het gevolg daarvan was ondermeer dat patiënten hun kwaliteit van leven gemiddeld beoordeelden als niet meer dan 50 op een schaal van 0 tot 100.

Dezelfde enquête laat zien dat bij de juiste maatregelen het diagnosetraject sneller kan. Zo zakt bij specialisten die al eerder een patiënt met systeemvasculitis hebben gehad de gemiddelde diagnoseduur van 33 weken naar 19 weken.

Het is daarom dat de FWS de Richtlijn Diagnostiek Vasculitis ziet als een uiterst belangrijke stap in de zorg voor toekomstige vasculitispatiënten.

 

Kwaliteitsaspecten

Om te komen tot een optimaal diagnosetraject bepleit de FWS de volgende maatregelen en kwaliteitscriteria:

 

De Richtlijn

    • De Richtlijn Diagnostiek Vasculitis zou voortdurend onder de aandacht moeten worden gebracht van zowel medisch specialisten als huisartsen;
    • Wetenschappelijk onderzoek zorgt voor voortschrijdend inzicht. Daarom zou de Richtlijn elke twee of drie jaar moeten worden aangepast aan de laatste inzichten;
    • Ook de patiëntenversie van de Richtlijn kan in dat tempo worden herzien en onder de aandacht worden gebracht.

 

De Huisarts

Snelle doorverwijzing naar een specialist is alleen mogelijk als:

    • De huisarts op de hoogte is van de Chapel-Hill-indeling van vasculitiden en het daarbij gehanteerde onderscheid tussen:
      • primaire en secundaire vasculitis;
      • lokale en systemische vasculitis;
      • wel of niet ANCA-geassocieerde vormen van vasculitis.
    • De huisarts op de hoogte is van die combinatie van klachten en symptomen die de verdenking van een systemische vasculitis rechtvaardigen. Patiënten met een actieve vorm van systemische vasculitis voelen zich doorgaans ziek en presenteren zich met klachten als algehele malaise, gewichtsverlies, vermoeidheid en verminderde eetlust. Bovendien is er vaak sprake van het syndroom febris e causa ignota. Bij febris e.c.i. is er sprake is van ten minste drie weken koorts met minimaal driemaal een rectale temperatuur van minstens 38,3 ˚C, waarbij na drie dagen van klinisch onderzoek of ten minste drie poliklinische controles, geen diagnose kan worden gesteld;
    • De huisarts ook in staat is om zo snel mogelijk door te verwijzen bij het vermoeden van een vasculitis. Belangrijk daarbij is dat de huisarts ook snel de juiste specialist(en) weet te vinden. Hiertoe moet een lijst met dergelijke specialisten voor iedere huisarts toegankelijk zijn.

 

De medisch specialist

Voor een adequate en snelle behandeling zou het goed zijn als:

    • Medisch specialisten op de hoogte zijn van de Richtlijn Diagnostiek Vasculitis en de belangrijkste conclusies en aanbevelingen daarin;
    • Bij een vermoeden van vasculitis medisch specialisten met weinig of geen vasculitiservaring hulp in kunnen roepen van ervaren collega’s. Deze lijst van ervaren specialisten moet dan wel bekend en toegankelijk zijn;
    • Er een goede uitwisseling van kennis en ervaring is tussen specialisten met en zonder vasculitiservaring. Belangrijke uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek kunnen expliciet onder de aandacht van perifere ziekenhuizen worden gebracht. De twee- of driejaarlijkse update van de Richtlijn kan hierbij een goed instrument zijn.

Naast het stellen van de feitelijke diagnose is het belangrijk dat de patiënt en andere betrokkenen:

    • Zorgvuldig worden geïnformeerd over de diagnose en het traject dat hen te wachten staat;
    • Worden gewezen op het bestaan van de FWS als bron van informatie, als behartiger van belangen van vasculitispatiënten en als een mogelijkheid voor lotgenotencontact. Primair communicatiekanaal daarbij is haar website www.vasculitis.nl;
    • Expliciet aandacht krijgen voor de sociaal-psychologische aspecten van de diagnose en gewezen worden op voorhanden zijnde hulp op dit gebied.

 

De patiënt en de mantelzorger(s)

Meer nog dan bij veel andere aandoeningen gaat het bij primaire vasculitiden om een complexe materie met veel variabelen en onbekenden. Nog te vaak ontbreekt het patiënten en direct betrokkenen daardoor aan een zelfbewuste, door kennis geschraagde houding die hen tot een gerespecteerd gesprekspartner maakt als het gaat om hoog opgeleide en vaak onder tijdsdruk werkende specialisten. Dit geldt zowel voor het traject voorafgaande aan de diagnose als voor de periode rond de diagnose.

 

 

Daarom is het uiterst belangrijk dat:

    • De patiënt zich goed kan informeren over alle aspecten die met de ontwikkeling van zijn ziektebeeld te maken hebben.

 

Registratie

Tot slot is de FWS van mening dat er:

    • Een meldingsplicht zinvol is voor elke nieuwe diagnose van een primaire vasculitis. Dit vanwege het gebrek aan voldoende epidemiologische gegevens over primaire vasculitiden in Nederland. Hiertoe zou een centrale database en een formele aanmeldingsprocedure moeten worden ontwikkeld;
    • Een lijst noodzakelijk is van alle medisch specialisten die ervaring hebben met primaire vasculitiden. Deze lijst bevat een indicatie over het aantal patiënten dat bij iedere specialist onder behandeling is.

 

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

Voor publicatie is de richtlijn van commentaar voorzien en beoordeeld door de wetenschappelijke verenigingen die bij de ontwikkeling van deze richtlijn betrokken waren. De richtlijn is na vaststelling door de werkgroep door de verenigingen geautoriseerd, zodat deze richtlijn geldt als standaard voor de beroepsgroep. Deze richtlijn is onder andere verkrijgbaar bij de NVR, de NVDV en de andere deelnemende verenigingen. Een samenvatting van deze richtlijn wordt ter publicatie aangeboden aan het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.

Werkwijze

In het beginstadium van de ontwikkeling van deze richtlijn is het onderwerp van de richtlijn zoveel mogelijk afgebakend waarbij uitgangsvragen zijn vastgesteld. De werkgroep is opgesplitst in subgroepen per orgaan(systeem) met als doel de uitgangsvragen te beantwoorden en aanbevelingen voor de richtlijn voor te bereiden. Hiertoe is uitgebreid literatuuronderzoek verricht om zo veel mogelijk relevante artikelen te verkrijgen. Na selectie van de literatuur is het resultaat op gestandaardiseerde wijze geanalyseerd waarbij de inhoudelijke en kwalitatieve resultaten van de gevonden artikelen in evidence tabellen en toelichtende teksten zijn samengevat. Deze resultaten zijn besproken in de werkgroep, waarna aanbevelingen voor de praktijk zijn opgesteld.

Na vaststelling van de conceptrichltijn door de richtlijnwerkgroep is deze richtlijn voor commentaar verzonden naar de verenigingen van wie gemandateerde vertegenwoordigers zitting hadden in de werkgroep. Na verwerking van de commentaren is de richtlijn ter autorisatie aan de verenigingen voorgelegd.

 

Opbouw van de richtlijn

Elk hoofdstuk van de richtlijn is volgens een vast stramien opgebouwd, dat onderstaand is weergegeven. Het doel hiervan is om de richtlijn transparant te laten zijn, zodat elke gebruiker kan zien op welke literatuur en overwegingen bepaalde aanbevelingen zijn gebaseerd.

 

Uitgangsvragen

In subgroepen is gewerkt aan de uitwerking van de uitgangsvragen per orgaan(systeem). Binnen elk hoofdstuk worden deze vragen besproken:

1a.          Welke orgaanklachten/symptomen kunnen passen bij een vasculitis van het betreffende orgaan? En hoe vaak?

1b.         Welke klachten/symptomen buiten dat orgaan kunnen passen bij een vasculitis van het betreffende orgaan? En hoe vaak?

1c.          Welke orgaanklachten/symptomen kunnen passen bij een systemische vasculitis? En hoe vaak?

1d.         Welke systemische klachten/symptomen kunnen passen bij een systemische vasculitis? En hoe vaak?

2a.          Welke diagnostiek is nodig voor het stellen van de orgaanvasculitis?

2b.         Welke diagnostiek is nodig voor het stellen van de systemische vasculitis?

 

Inleiding

In de inleiding wordt kort geschetst wat het onderwerp van het hoofdstuk is en welke specifieke problemen in dit hoofdstuk aan bod komen.

 

Samenvatting literatuur

De antwoorden op de uitgangsvragen (derhalve de aanbevelingen in deze richtlijn) zijn voor zover mogelijk gebaseerd op gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. Hiertoe werden relevante Nederlands-, Duits-, Frans- en Engelstalige artikelen gezocht door het raadplegen van bestaande richtlijnen over vasculitis en het verrichten van systematische zoekacties in de Cochrane Database, Medline en Embase. De literatuursearches zijn volgens de PICO-methode opgebouwd. Er is gezocht naar literatuur verschenen in de periode 1996 tot en met 2007.Voor de geïnteresseerde lezer zijn de zoekacties bij het CBO opvraagbaar. Deze zijn samengevat in Bijlage 5. Beschrijving van de literatuursearches.

Na het zoeken van literatuur is het resultaat hiervan door de werkgroepleden beoordeeld. In principe is bij de selectie op basis van abstract gekeken naar de inhoud van het abstract. Wanneer de mogelijkheid bestond dat de uitgangsvraag met het artikel zou kunnen worden beantwoord, werd het artikel geselecteerd.

De geselecteerde artikelen zijn door werkgroep beoordeeld op kwaliteit van het onderzoek en gegradeerd naar mate van bewijs, waarbij onderstaande indeling is gebruikt.

 

Tabel 1. Indeling van methodologische kwaliteit van individuele studies

 

Interventie

Diagnostisch accuratesseonderzoek

Schade/bijwerkingen*, etiologie, prognose

A1

Systematische review van ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau.

A2

Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit van voldoende omvang

Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een ‘gouden standaard’) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad

Prospectief cohortonderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor ‘confounding’ en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten.

B

Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 (hieronder valt ook patiëntcontroleonderzoek, cohortonderzoek).

Onderzoek ten opzichte van een referentietest, maar niet met alle kenmerken die onder A2 zijn genoemd.

Prospectief cohortonderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 of retrospectief cohortonderzoek of patiëntcontroleonderzoek.

C

Niet-vergelijkend onderzoek.

D

Mening van deskundigen.

* Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om ethische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk dan geldt de classificatie voor interventies.

 

Conclusie

Het wetenschappelijk materiaal is samengevat in een conclusie, waarbij het niveau van het meest relevante bewijs is weergegeven. Hiervoor is onderstaande indeling gehanteerd:

 

Tabel 2. Niveau van conclusies

 

Conclusie gebaseerd op

1

Onderzoek van niveau A1 of ten minste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2

2

1 onderzoek van niveau A2 of ten minste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B

3

1 onderzoek van niveau B of C

4

Mening van deskundigen

 

Aanbeveling

De uiteindelijk geformuleerde aanbeveling is het resultaat van de wetenschappelijke conclusie, waarbij de overige overwegingen in acht zijn genomen.

 

Referentie

Elk hoofdstuk eindigt met een literatuurlijst van de in dat hoofdstuk aangehaalde referenties.

 

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Vasculitis en het maag-darmkanaal