Kleine vaten vasculitis

Initiatief: NVR Aantal modules: 48

Klachten/symptomen vasculitis kinderleeftijd

Uitgangsvraag

Welke klachten of symptomen kunnen passen bij een vasculitis van de kleine vaten en polyarteriitis op de kinderleeftijd? En hoe vaak?

Aanbeveling

Gezien de lage incidentie van kleinevatenvasculitis is het aanbevolen om alle kinderen met een kleine vaten vasculitis te verwijzen naar een centrum met kindernefrologische en kinderimmunologische expertise.

 

Uitzondering op deze aanbeveling vormen kinderen met een ongecompliceerde Henoch Schönlein vasculitis, dat wil zeggen met kortdurende microscopische hematurie en minimale proteïnurie.

Overwegingen

Bij deze uitgangsvragen werden geen overwegingen geformuleerd.

Onderbouwing

De symptomatologie van vasculitis van de kleine vaten (small vessel vasculitis [SVV], primaire kleinevatenvasculitis) op de kinderleeftijd (i.e. ≤ 18 jaar bij debuut van de klachten) verschilt nauwelijks van die op de volwassen leeftijd.

 

Bij het stellen van de diagnose kleinevatenvasculitis op de kinderleeftijd dient vooral rekening te worden gehouden met verschillen in epidemiologische gegevens en differentiaaldiagnostische overwegingen ten opzichte van volwassenen. In dit hoofdstuk worden de meest in het oog springende verschillen in initiële klinische presentatie tussen volwassenen en kinderen besproken voor de verschillende vormen van vasculitis. Aangezien de symptomatologie van het specifieke orgaan bij het kind nauwelijks verschilt van die bij de volwassene, worden alleen bijzondere bevindingen van orgaangebonden symptomatologie besproken en worden vraag 10B en 10C niet afzonderlijk beantwoord. Voor specifieke orgaangebonden symptomatologie en diagnostiek wordt verwezen naar de desbetreffende hoofdstukken.

De werkgroep heeft ervoor gekozen om de ziekte van Kawasaki niet op te nemen in deze richtlijn, omdat deze aandoening zich vrijwel uitsluitend op de kinderleeftijd manifesteert. [Kogulan, 2001] Daarnaast staat bij de ziekte van Kawasaki (Kawasaki disease of KD) een vasculitis van de huid – door de werkgroep als ingangscriterium genomen – niet op de voorgrond. Henoch-schönleinpurpura (HSP), eveneens met name op de kinderleeftijd voorkomend, wordt wel voornamelijk gekenmerkt door een huidvasculitis en wordt derhalve wel besproken.

 

Een juiste classificatie voor vasculitiden op de kinderleeftijd ontbreekt. Recent werd een consensusrichtlijn uitgebracht door EULAR/PreS, verkregen door op de Delphi-methode en nominal group technique gebaseerde vragenlijsten met aansluitend een consensusbijeenkomst. De werkgroep heeft zich geconformeerd aan de classificatiecriteria zoals uit deze consensusbijeenkomst naar voren zijn gekomen. [Ozen, 2006]

 

Uit de systematische search kwamen met name artikelen over Kawasaki en Behçet naar voren, alsmede vele casereports (totaal na eerste search 499 artikelen). Er bleven uiteindelijk 23 artikelen over, die mogelijk geschikt waren om de uitgangsvragen te beantwoorden. Deze werden aangevuld met artikelen, verschenen na de search, waarin nieuwe classificatiecriteria voor vasculitis op de kinderleeftijd werden besproken en artikelen die betrekking hebben op een voorstel voor nieuwe indeling voor de oorzaken van cerebrale arteriopathie. [Ozen, 2006; Sebire, 2006; Braun, 2007]

In het algemeen is kleinevatenvasculitis een zeldzame aandoening op de kinderleeftijd. HSP en KD zijn de meest frequent voorkomende vasculitiden op de kinderleeftijd. [Ozen, 2002]

Een Engelse studie toont een incidentie van 22,4 per 105 voor alle primaire vasculitiden op de kinderleeftijd inclusief KD. [Gardner-Medwin, 2002] Grote epidemiologische studies naar de incidentie van de verschillende vormen van vasculitis op de kinderleeftijd zijn beperkt en overwegend uitgevoerd in populaties met een zelfde etnische achtergrond. [Ozen, 2006] Aangezien de incidentie van bepaalde vormen van vasculitis voor verschillende genetische achtergronden anders is hebben deze studies een beperkte waarde.

 

Koorts, algemene malaise en gewichtsverlies, met daarbij een verhoogde bezinking (bse) en eventueel leukocytose en trombocytose zijn algemene kenmerken, die kunnen wijzen in de richting van een kleinevatenvasculitis. Virale en bacteriële infecties vormen, meer dan bij volwassenen, belangrijke differentiaaldiagnostische overwegingen. Op de kinderleeftijd is er vaak sprake van een infectieus agens als uitlokkende factor voor het ontwikkelen van systemische vasculitis. [Ozen, 2004]

Niveau 4

Progressieve cPACNS kent zowel focale als diffuse neurologische verschijnselen en gaat vaker gepaard met hoofdpijn.

 

B       Benseler, 2006; Braun, 2007

 

Niveau 4

Transiënte cerebrale arteriopathie is een klinische beeld, waarbij varicella een belangrijke oorzaak is, dat initieel op het beeld van cPACNS kan lijken. Progressieve verslechtering bij beeldvormend onderzoek van de cerebrale vaten > 6 maanden na debuut wijst op een progressieve arteriopathie en kan worden veroorzaakt door cPACNS.

 

B         Benseler, 2006; Braun, 2007

Verschil in symptomatologie per ziektebeeld

 

Henoch-schönleinpurpura

De diagnose Henoch-Schönlein purpura (HSP) wordt op de kinderleeftijd ongeveer 100-maal frequenter gesteld dan op de volwassen leeftijd. De incidentie wordt geschat op 135 per 106 [Ozen, 2002]. De Engelse studie van Gardner-Medwin et al laat een jaarlijkse incidentie zien van 20,4 per 105, met een piek-leeftijd tussen 4 en 7 jaar [Gardner-Medwin, 2002]. De incidentie was hoger bij Kaukasiche en Aziatische kinderen. De enige studie die de Nederlandse situatie beschrijft [Aalberse, 2007] verscheen na afronding van de search voor deze richtlijn. Daarin werd een incidentie gevonden van 6.1 per 100.000 kinderen per jaar. Deze studie is gebaseerd op een maandelijks verzoek aan alle kinderartsen in Nederland om alle nieuwe patiënten met HSP te melden gedurende één jaar.

Er is een associatie met streptokokkeninfecties. Bij aanwezigheid van een positieve antistreptolysinetiter is de kans dat de diagnose HSP wordt gesteld tienvoudig verhoogd. [Trapani, 2005] De karakteristieke klinische symptomen bestaan uit: palpabele non-trombocytopenische purpura, buikpijn, artralgie en/of artritis en soms renale betrokkenheid. HSP bij kinderen jonger dan twee jaar toont met name symptomen van huid en gewrichten. [Trapani, 2005] Het klinisch beeld bij deze jonge kinderen wordt gekenmerkt door oedeem, koorts, grote medaillonachtige purpura op het gelaat, oorschelpen, extremiteiten en scrotum. Dit beeld van acute hemorrhagic edema of infancy (AHEI) wordt soms niet gezien als uiting van HSP op jonge leeftijd, maar wordt benoemd als een aparte ziekte-entiteit. [Legrain, 1991] Indien bij kinderen > 2 jaar een invaginatie optreedt, dient HSP overwogen te worden, zelfs zonder dat er huidverschijnselen zijn. De huidafwijkingen kunnen een aantal dagen later verschijnen. [Hu, 1991]

HSP-orchitis kan het beeld van een torsio testis nabootsen. Echografie is het onderzoek waarmee een torsio testis kan worden uitgesloten. [Hara, 2004; Ben-Sira, 2000] Perifere neuropathie kan ook een uiting zijn van HSP. [Bulun, 2001] Nefritis is frequenter en ernstiger bij kinderen ouder dan vier jaar en bij volwassenen. [Trapani, 2005; Scharer, 1999; White, 1994] In tegenstelling tot bij volwassenen is er nauwelijks associatie tussen HSP en maligniteit. [Sivak, 1995] De gereviseerde EULAR-/PreS-criteria worden weergegeven in tabel 1.

 

Tabel 1. Gereviseerde classificatiecriteria voor henoch-schönleinpurpura [Ozen, 2006]

Palpabele purpura (obligaat aanwezig) en de aanwezigheid van ten minste één van de volgende vier criteria:

-                 Diffuse buikpijn

-                 Biopt met overwegend IgA-depositie

-                 Srtritis (acuut, elk gewricht), of artralgie

-                 Betrokkenheid van de nieren (hematurie en/of proteïnurie)

 

Juveniele polyarteriitis nodosa

De gemodificeerde classificatiecriteria voor polyarteriitis op de kinderleeftijd volgens EULAR/PreS staan vermeld in tabel 2.

 

Tabel 2. Gereviseerde classificatiecriteria voor polyarteriitis op de kinderleeftijd [Ozen, 2006]

Systemische ziekte gekarakteriseerd door de aanwezigheid van hetzij een biopt met kleine en middelgrote arteriën met necrotiserende vasculitis OF angiografische afwijkingen (een van beide obligaat aanwezig), met daarbij ten minste twee van de volgende criteria:

-                 Huidsymptomen (livedo reticularis, pijnlijke subcutane noduli, andere vasculitislaesies)

-                 Myalgie,of spierpijn

-                 Systemische hypertensie, gerelateerd aan waarden voor de leeftijd, lengte en geslacht

-                 Mononeuropathie, polyneuropathie

-                 Sedimentsafwijkingen, of nierfunctiestoornissen

-                 Testiculaire pijn of gevoeligheid

-                 Symptomen passend bij vasculitis van een orgaan (bv. Gastro-intestinaal, cardiaal, pulmonaal of centraal zenuwstelsel)

 

De incidentie van juveniele PAN op de kinderleeftijd is laag. De mediane leeftijd bij debuut bedroeg 10,6 jaar in de Engelse studie van Garner-Medwin et al. (2002). Primaire systemische vasculitiden werden vaker gezien bij kinderen van Aziatische afkomst. Overall is de uitkomst van juveniele PAN gunstiger dan bij volwassenen. [Ozen, 2002]

In een studie van Ozen et al. werden 110 kinderen uit 21 centra geclassificeerd volgens de onderstaande categorieën:

  1. Cutane PAN, waarbij de symptomen beperkt blijven tot de huid, en is er geen betrokkenheid van organen met uitzondering van myalgieën en artritiden/artralgieën (30%);
  2. Microscopische polyangiitis, net als bij volwassenen MPO-ANCA-geassocieerd (8,1%);
  3. Hepatitis B-geassocieerde PAN (4,6%);
  4. Systemische PAN (57,2%).

Bij deze studie waren geen pediatrische nefrologieklinieken betrokken, waardoor er mogelijk een onderrapportage bestaat van kleinevatenvasculitis met overwegend niersymptomatologie (MPO-PAN en ziekte van Wegener).

Klachten van koorts, vermoeidheid en gewichtsverlies, evenals verhoogde bse en CRP kwam voor bij alle patiënten, met uitzondering van kinderen met cutane PAN, waar dit slechts bij tweederde van de patiënten werd gezien. [Ozen, 2002]

Ad 1. Cutane polyarteriitis komt relatief frequent voor op de kinderleeftijd, en de symptomatologie blijft beperkt tot huid en musculoskeletale systeem. Ontwikkeling van een cutane PAN in een systemische PAN is beschreven in ~ 6%. Er is een duidelijke associatie met infecties door Streptococcus pneumoniae. De gereviseerde kenmerken van dit ziektebeeld staan vermeld in tabel 3.

 

Tabel 3. Kenmerken van cutane polyarteriitis op de kinderleeftijd [Ozen, 2006]

-                 Cutane polyarteriitis, gekarakteriseerd door de aanwezigheid van subcutane noduli, pijnlijke, niet-purpuretische laesies met of zonder livedo reticularis, zonder systemische ziekte (met uitzondering van myalgie, artralgie, niet-erosieve artritis);

-                 Een huidbiopt met necrotiserende, niet-granulomateuze vasculitis;

-                 Negatieve ANCA;

-                 Cutane polyarteriitis is geassocieerd met serologisch en/of microbiologisch bewijs voor de aanwezigheid van streptokokkeninfectie.

 

Ad 2. Microscopische polyangiitis (MPO-PAN) kent meestal een ernstig beloop met betrokkenheid van nieren en/of longen. In de serie van Ozen bestond er bij 44,4% ook een bovensteluchtweginfecie als trigger voor het ontstaan van de ziekte.

Ad 3. In de groep met hepatitis B-geassocieerde vasculitis hadden alle patiënten een hypertensie. Door de verbeterde vaccinatieprogramma’s speelt hepatitis B-geassocieerde vasculitis een steeds minder belangrijke rol in de pathogenese van polyarteriitis nodosa. De aanwezigheid van Hepatitis B-surface-antigeen werd dan ook bij de gereviseerde criteria achterwege gelaten.

Ad 4. Systemische juveniele PAN kwam in deze studie in de hoogste frequentie voor. Er bestaat een klinische overlap tussen MPO-PAN en systemische PAN. In een latere studie naar systemische juveniele PAN wordt een overall betere overleving en een lagere recidieffrequentie gezien ten opzichte van volwassen patiënten. [Ozen, 2002]

 

Ziekte van Wegener

De gereviseerde classificatiecriteria volgens EULAR/PreS voor ziekte van Wegener op de kinderleeftijd staan vermeld in tabel 4.

 

Tabel 4. Gereviseerde classificatie criteria voor ziekte van Wegener op de kinderleeftijd [Ozen, 2006]*

Drie van de volgende zes criteria dienen aanwezig te zijn:

-                 Afwijkend urinesediment (hematurie, of proteïnurie);

-                 Granulomateuze ontsteking in biopt;

-                 Inflammatie van de nasale sinussen;

-                 Subglottische, tracheale, of endobronchiale stenose;

-                 Afwijkende X-thorax, of CT-thorax;

-                 PR3-ANCA, of c-ANCA.

*          Opmerking: bij de gereviseerde criteria wordt vermeld dat wanneer een nierbiopsie wordt gedaan er meestal een necrotiserende pauci-immuun glomerulonefritis wordt gezien (Laevitt et al, Arthritis & Rheumatism 1990;33:1101-7).

 

Belangrijke verschillen tussen volwassen en kinderen met ziekte van Wegener zijn: een vijfmaal zo hoge incidentie beschreven van het voorkomen van een subglottische stenose en een tweemaal zo hoge incidentie van nasale deformiteiten. [Roberti, 1993; Rottern, 1993; Belostotsky, 2002] Betrokkenheid van de nieren kan ontbreken bij het debuut van de ziekte, maar alsnog optreden in de loop van de ziekte. [Rottern, 1993] Nefritis aan het begin van de ziekte is vooral aanwezig bij kinderen met een debuutleeftijd > 6 jaar. [Belotstotsky, 2002] De lagere incidentie van sinusitis is voor een deel waarschijnlijk toe te schrijven aan de onderontwikkeling van de sinussen bij jonge kinderen. [Belostotsky, 2002] Net als bij volwassenen is het raadzaam bij alle kinderen met een verdenking ziekte van Wegener een X-thorax te verrichten, daar in ~ 40% er radiografische afwijkingen worden gevonden, ook bij afwezigheid van pulmonale klachten (zie ook de evidence tabel in bijlage 6). [Rottern, 1993]

Er waren geen studies die specifiek de klinische symptomatologie van microscopische polyangiitis op de kinderleeftijd hebben onderzocht.

 

Primaire angiitis van het centrale zenuwstelsel (PACNS)

De door Calabrese in 1987 geformuleerde diagnostische criteria voor PACNS worden tevens gebruikt voor PACNS op de kinderleeftijd (cPACNS). [Calabrese, 1992; Benseler, 2006]

 

Criteria Calabrese

Een verworven neurologische stoornis, plus angiografische of histopathologische kenmerken van een angiitis in het centraal zenuwstelsel, in afwezigheid van systemische vasculitis, of een andere aandoening als oorzaak voor de angiografische of pathologische afwijkingen.

 

Benseler et al. (2006) keken in een single-center-studie bij 62 kinderen met de diagnose cPACNS, gekeken naar de meest frequent voorkomende symptomen bij het debuut. Daarbij werd onderscheid gemaakt tussen progressieve cPACNS (3 maanden na debuut bij angiografisch onderzoek toename van de stenose met ten minste 25% van de diameter, of nieuwe stenoseringen elders, n=20) en niet-progressieve cPACNS (n=42). Kinderen met progressieve PACNS presenteerden zich in 75% van de gevallen met diffuse neurologische afwijkingen (concentratiestoornissen, cognitieve disfunctie en stemmingswisselingen) versus 20% van de kinderen met niet-progressieve cPACNS. Ook hoofdpijnklachten werden vaker gezien bij progressieve cPACNS (95% versus 38%). In deze studie is het onduidelijk in hoeverre kinderen met een transiënte cerebrale vasculitis (TCA), dan wel een postvaricella arteriopathie (PVA) werden gediagnosticeerd.

Sebire et al. beschrijven in een review de verschillende oorzaken van de cerebrale arteriopathiëen op de kinderleefijd en maken daarbij een indeling in arteriopathische en niet-arteriopathische oorzaken. [Sebrie, 2004] Van de arteriopathische oorzaken wordt een belangrijk deel gevormd door de TCA, gedefinieerd als een self-limiting arteriopathie. Beeldvorming van de cerebrale vaten kan binnen 3-6 maanden na debuut nog verslechtering laten zien, maar beeldvorming 6-12 maanden na debuut moet stabilisatie, dan wel een verbetering tonen. Is er verdere verslechtering aantoonbaar, dan is er sprake van een progressieve vasculopathie en kan cPACNS de oorzaak zijn. De meest voorkomende oorzaak van TCA is een grote- en middelgrotevatenvasculitis, veroorzaakt door een virale infectie. Met name varicella zoster is een belangrijke verwekker. Wanneer er binnen 12 maanden voorafgaand aan het cerebrovasculaire incident sprake is geweest van een infectie met varicella zoster, wordt TCA postvaricella arteriopathie genoemd.

In een recente studie van Braun et al., waarin retrospectief werd gekeken naar kinderen met een arterieel ischemisch cebraal infarct. [Braun, 2007. Er werd onderscheid gemaakt tussen arteriopathische en niet-arteriopathische oorzaken. Van de 56 kinderen bleken 38 kinderen een arteriopathische oorzaak te hebben, daarvan was bij 30 kinderen sprake van een transiënte cerebrale arteriopathie (n=10) of een postvaricella arteriopathie (n=20). Overigens hadden de kinderen met een arteriopathische oorzaak een wat minder acuut beloop, dan de kinderen met een niet-arteriopathische oorzaak.

  1. 1 - Aalberse J, Dolman K, Ramnath G, Pereira RR, Davin JC. Henoch Schonlein purpura in children: an epidemiological study among Dutch paediatricians on incidence and diagnostic criteria. Ann Rheum Dis. 2007; 66:1648-50.
  2. 2 - Askalan R, Laughlin S, Mayank S, Chan A, MacGregor D, Andrew M, et al. Chickenpox and stroke in childhood: a study of frequency and causation. Stroke 2001; 32: 1257-62.
  3. 3 - Aviv RI, Benseler SM, Silverman ED, Tyrrell PN, Deveber G, Tsang LM, et al. MR imaging and angiography of primary CNS vasculitis of childhood. Am J Neuroradiol 2006; 27: 192-9.
  4. 4 - Belostotsky VM, Shah V, Dillon MJ. Clinical features in 17 paediatric patients with Wegener granulomatosis. Pediatr Nephrol 2002; 17: 754-61.
  5. 5 - Benseler SM. Central nervous system vasculitis in children. Curr Rheumatol Rep 2006; 8: 442-9.
  6. 6 - Benseler SM, Silverman E, Aviv RI, Schneider R, Armstrong D, Tyrrell PN, et al. Primary central nervous system vasculitis in children. Arthritis Rheum 2006; 54: 1291-7.
  7. 7 - Ben-Sira L, Laor T. Severe scrotal pain in boys with Henoch-Schonlein purpura: incidence and sonography. Pediatr Radiol 2000; 30: 125-8.
  8. 8 - Braun KP, Rafay MF, Uiterwaal CS, Pontigon AM, DeVeber G. Mode of onset predicts etiological diagnosis of arterial ischemic stroke in children. Stroke 2007; 38: 298-302.
  9. 9 - Bulun A, Topaloglu R, Duzova A, Saatci I, Besbas N, Bakkaloglu A. Ataxia and peripheral neuropathy: rare manifestations in Henoch-Schonlein purpura. Pediatr Nephrol 2001; 16: 1139-41.
  10. 10 - Calabrese LH, Furlan AJ, Gragg LA, Ropos TJ. Primary angiitis of the central nervous system: diagnostic criteria and clinical approach. Cleve Clin J Med 1992; 59: 293-306.
  11. 11 - Connolly B, Manson D, Eberhard A, Laxer RM, Smith C. CT appearance of pulmonary vasculitis in children. AJR Am J Roentgenol 1996; 167: 901-4.
  12. 12 - Danchaivijitr N, Cox TC, Saunders DE, Ganesan V. Evolution of cerebral arteriopathies in childhood arterial ischemic stroke. Ann Neurol 2006; 59: 620-6.
  13. 13 - Fullmer JJ, Langston C, Dishop MK, Fan LL. Pulmonary capillaritis in children: a review of eight cases with comparison to other alveolar hemorrhage syndromes. J Pediatr 2005; 146: 376-81.
  14. 14 - Gardner-Medwin JM, Dolezalova P, Cummins C, Southwood TR. Incidence of Henoch-Schonlein purpura, Kawasaki disease, and rare vasculitides in children of different ethnic origins. Lancet 2002; 360: 1197-202.
  15. 15 - Hara Y, Tajiri T, Matsuura K, Hasegawa A. Acute scrotum caused by Henoch-Schonlein purpura. Int J Urol 2004; 11: 578-80.
  16. 16 - Hu SC, Feeney MS, McNicholas M, O'Halpin D, Fitzgerald RJ. Ultrasonography to diagnose and exclude intussusception in Henoch-Schonlein purpura. Arch Dis Child 1991; 66: 1065-7.
  17. 17 - Kaku Y, Nohara K, Honda S. Renal involvement in Henoch-Schonlein purpura: a multivariate analysis of prognostic factors. Kidney Int 1998; 53: 1755-9.
  18. 18 - Kogulan P, Mbualungu E, Villanueva E, Coe MD, Lucey DR. Kawasaki syndrome in an adult: case report and review of the literature in adolescents and adults. J Clin Rheumatol 2001; 7: 194-8.
  19. 19 - Legrain V, Lejean S, Taieb A, Guillard JM, Battin J, Maleville J. Infantile acute hemorrhagic edema of the skin: study of ten cases. J Am Acad Dermatol 1991; 24: 17-22.
  20. 20 - Ozen S. The spectrum of vasculitis in children. Best Pract Res Clin Rheumatol 2002; 16: 411-25.
  21. 21 - Ozen S, Ruperto N, Dillon MJ, Bagga A, Barron K, Davin JC, et al. EULAR/PReS endorsed consensus criteria for the classification of childhood vasculitides. Ann Rheum Dis 2006; 65: 936-41.
  22. 22 - Ozen S, Bakkaloglu A, Dusunsel R, Soylemezoglu O, Ozaltin F, Poyrazoglu H, et al. Childhood vasculitides in Turkey: a nationwide survey. Clin Rheumatol 2006.
  23. 23 - Ozen S, Anton J, Arisoy N, Bakkaloglu A, Besbas N, Brogan P, et al. Juvenile polyarteritis: results of a multicenter survey of 110 children. J Pediatr 2004; 145: 517-22.
  24. 24 - Rigante D, Candelli M, Federico G, Bartolozzi F, Porri MG, Stabile A. Predictive factors of renal involvement or relapsing disease in children with Henoch-Schonlein purpura. Rheumatol Int 2005; 25: 45-8.
  25. 25 - Roberti I, Reisman L, Churg J. Vasculitis in childhood. Pediatr Nephrol 1993; 7: 479-89.
  26. 26 - Rottem M, Fauci AS, Hallahan CW, Kerr GS, Lebovics R, Leavitt RY, et al. Wegener granulomatosis in children and adolescents: clinical presentation and outcome. J Pediatr 1993; 122: 26-31.
  27. 27 - Scharer K, Krmar R, Querfeld U, Ruder H, Waldherr R, Schaefer F. Clinical outcome of Schonlein-Henoch purpura nephritis in children. Pediatr Nephrol 1999; 13: 816-23.
  28. 28 - Sebire G. Transient cerebral arteriopathy in childhood. Lancet 2006; 368: 8-10.
  29. 29 - Sebire G, Fullerton H, Riou E, deVeber G. Toward the definition of cerebral arteriopathies of childhood. Curr Opin Pediatr 2004; 16: 617-22.
  30. 30 - Shin JI, Park JM, Shin YH, Hwang DH, Kim JH, Lee JS. Predictive factors for nephritis, relapse, and significant proteinuria in childhood Henoch-Schonlein purpura. Scand J Rheumatol 2006; 35: 56-60.
  31. 31 - Sivak LE, Virshup DM. Occurrence of Henoch-Schonlein purpura in a child with Wilms' tumor. Med Pediatr Oncol 1995; 24: 213-4.
  32. 32 - Trapani S, Micheli A, Grisolia F, Resti M, Chiappini E, Falcini F, et al. Henoch Schonlein purpura in childhood: epidemiological and clinical analysis of 150 cases over a 5-year period and review of literature. Semin Arthritis Rheum 2005; 35: 143-53.
  33. 33 - White RH. Henoch-Schonlein nephritis. A disease with significant late sequelae. Nephron 1994; 68: 1-9.

Evidence tabel HSP-pediatrie

Auteur

Jaar-tal

Studie-design

Chapel Hill

Type vasc.1

Primaire vraag-stelling2

Gouden standaard

Aantal ptn

Leeftijd ptn

Resultaten

Niveau bewijs

Trapani

2005

Retro-spectief Single center

ACR (Michel and co-workers

HSP

Epidemiologische, klin. en lab data, be-handeling en out-come kind. met HSP

Criteria

150

Mean 6,1 jaar ± 2,7 jaar

Sympt debuut: purpura 100%, artralgie/artritis 74%, abdo-minaal 51% (invaginatie 0,6%, oedeem 53%, scrotaal oedeem 13%), nieren 54% (ernstig 7%, acute nierinsuff. 2%), hoge BSE (57%), IgA verhoogd (37%), proteïnurie (42%). < 2 jaar: alleen huid en gewrichtsklachten

 

Nussino-vitch

1998

Retro-spectief

nee

HSP

Anatomische distributie en het patroon van de huidverschijnselen bij kinderen met HSP

Klin diag-nose niet-thrombocy-topenische palp. purp.

155

Mean 6,8 ±2,3 jaar

Symptomen debuut: 77,4% huidverschijnselen, 10,3% artralgie, 12,2 % buikpijn, 30% nierbetrokkenheid, 60% gastrointestinale symptomen, 4,5% oedemen (oedeem gelaat aleen bij kinderen < 1 jaar). Locatie: 90,3% OE, 14,8% rash armen, 10,3% rash romp, 6,4% rash gelaat

C

Shin

2005

Retro-spectief

Michel (1992)

HSP

Voorspellende factoren voor het ontwikkelen van nefritis bij HSP

Clinical criteria

206

7,2 ± 2,8 jr bij debuut

Oudere leeftijd, persisterende purpura, ernstige buikpijn en relapse zijn voorspellers voor nefritis

B/C

Balmetti

1996

Retro-spectief

?

HSP

Risico glomerulonefritis

 

172

 

GN hogere gemiddelde leeftijd en langer aanhoudende niet-renale verschijnselen

C

Kaku

1998

?

nee

HSP

Mulivariate analyse prognostische facto-ren voor nierfunctie

Kliniek

194

 

Persisterende purpura, ernstige buikklachten en verlaagd F XIII geven een verhoogd risico voor renale betrokkenheid

 

Gardner-Medwin

2002

Pro-spectief

ACR

Alle vasc. kinder-lft

Incidentie niet-infecti-euze vasc bij kind, relatie met etnische achtergrond en lft

Gemodificeerde ACR criteria

586

< 17 jaar bij debuut

HSP 20,4 per 105

 

 

Murali

2002

Pro-spectief

CHCC en ACR

HSP

Classificatie van patiënten ver-denking HSP volgens ACR/CHCC

Palpabele purpura

74 ptn in India

30,4 % < 20 jaar

Diagnose HSP volgens ACR 64,8%, volgens CHCC 31%. Slechts 12 voldeden aan beide sets criteria

 

Lin

1998

Retro-spectief

 

HSP

Verschillen in symptomatologie van HSP bij volwassenen en kinderen

 

84 kind, 38 volw

(China)

Bij kinderen meer buikpijn en minder betrokkenheid van de nieren

 

HSP: Henoch Schönlein purpura, Gemodificeerde HSP criteria, volgens Michel: OE: onderste extremiteiten, 1) Palpabele purpura, 2) Buikpijn, 3) GI bloeding, 4) Hematurie, 5) Leeftijd< 20 jr, 6) Geen voorafgaand medicatiegebruik; diagnose HSP ³ 3 criteria.

 

Evidence tabel neurologie-pediatrie

Auteur

Jaar-tal

Studie-design

Chapel Hill

Type vasc.1

Primaire vraagstelling2

Secundaire vraagstelling2

Gouden standaard

Studie-omvang

Leeftijd patiënten

Resultaten

Niveau bewijs

Aviv

2006

Retro-spectief single center

Cala-brese criteria

cPACNS

MRI en MRA afwijkingen bij kinderen met cPACNS

Correlatie tussen MRI en MRA afwijkingen

Cerebrale angio-grafie

45

0,7-16,5 jaar (mean 7,3 jaar)

93% multifocale, unilaterale parenchym-afw. 56% in laterale lenticulostriatale stroomgebied. geen infratentoriale lesies in afw. supratentoriale afw. 28,6% normale initiële MRA, maar wel MRI afwijkingen

B

Bense-ler

2006

Retro-spectief single center

Cala-brese criteria

cPACNS

Karakteris-tieken symptomen bij debuut, behandeling en neurologi-sche outcome bij cPACNS

Identificatie hoog-risico patiënten op grond van symptoma-tologie bij debuut.

Cerebrale angio-grafie

62 (20 pro-gressive cPACNS, 42 nonpro-gressive PACNS)

Mediaan 7,2 jaar

2 subgroepen: progr. (32%) en niet-progr. (68%) ziekte. Predictors progr. beloop cPACNS: neurocognitieve dysfunctie bij diagnose, multifocale parenchymale lesies op MRI, bilaterale of distale vaatstenose bij CA. Grote vaten vasculitis: goede correlatie MRA en CA. Echter bij distale afwijkingen MRA minder sensitief.

B

1       cPACNS = primary angiitis of the central nervous system of childhood

2       MR = magnetic resonance imaging, MRA MR angiography, CA = conventional angiography

 

Evidence tabel longen-pediatrie

Auteur

Jaar-tal

Studie-design

Chapel Hill

Type vasc.1

Primaire vraagstelling2

Gouden standaard

Studieomvang

Leeftijd patiënten

Resultaten

Niveau bewijs

Connolly

1996

retro-spec-tief

?

Pulmo-naire vasc.

CT scan patronen passend bij vroege of subtiele pulmonai-re vasc. bij kinderen

Biopten verschillende locaties

107 HR-CT scans, verch. indicaties, 54 conventionele CT-scans verdenking vasc.

5-16 jaar

centrilobular, perivascular verdichtingen geassocieerd met actieve vasculitis

C

Fullmer

2005

retro-spec-tief

ja

Pulmo-naire capillai-ritis

Vergelijking tussen kinderen met PC en IPH

longbiopt

Biopten 23 patiënten met DAH, daarvan n= 8 pulmonaire capillairitis

1 5/12 tot 12 jaar

Lage luchtwegklachten, afw. op X-thorax en anemie bij kinderen kunnen wijzen op PC. Geen klinische symptomen, die differentiëren tussen PC en IPH.

C

pulmonaire capillairitis (PC). idiopathische pulmonaire hemosiderrose (IPH)

 

Evidence-tabel M.Wegener-pediatrie

Auteur

Jaar-tal

Studie-design

Chapel Hill

Type vasc.1

Primaire vraagstelling2

Gouden standaard

Studie-omvang

Leeftijd patiënten

Resultaten

Niveau bewijs

Rottem

1993

Pro-spectief obser-vatio-neel

nee

M. Wegener

Verschil in kliniek, ziekte-beloop, behandeling, morbiditeit en mortaliteit tussen kinderen en volw. met M. Wegener

biopt

N= 23 kinderen

(in vgl met 135 volw)

< 19 jaar (mean 15,4 jaar, range 9,3-19,4 jaar)

Initiële symptomen: koorts 22%, gew. verlies 13%, BLW: 87%, SGS: 48% (vs 10% bij volw), longen 22%, nieren 9%, ogen 13%, CZS 4%, huid 9%, musculo-skeletaal 30%, 2x zo vaak nasale deformiteit

B

Steg-mayr

2000

Retro-spectief

neen

M. Wegener

Beschrijving klin. sympt bij presentatie kinderen en jong volw. met M. Wegener

Nierbiopt, luchtweg-ontstekingANCA pos.

N=10

11-30 jaar

Moeheid 100%, Sinusitis 80%, Longinfiltraat 80%, Renal 100%, Huid 40%, Artritis 50%

C

Belostot-sky

2001

Retro-spectief

ACR

M. Wegener

Beschrijving klinische symptomen bij presentatie van kinderen met M. Wegener

ACR

N = 17 (1981-1998)

2 weken /14 jaar (mean (6,3 yr)

Freq. betrokken organen: BLW: 58%, lon-gen 87%, nieren 53% (78% bij kinderen 6-14 jaar), ogen 53%, CZS 12%, huid 53%, cANCA 59%, 41% SGS en 41% nasale deformiteiten

B

BLWI = bovenste luchtwegen, CZS = centraal zenuwstelsel, SGS = subglottische stenose

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 01-07-2010

Laatst geautoriseerd  : 01-07-2010

Geplande herbeoordeling  :

Een levende richtlijn is een richtlijn waarvan het onderhoud op continue basis plaatsvindt, op grond van systematische monitoring van zowel de medisch wetenschappelijke literatuur als praktijkgegevens en door gebruikers van de richtlijn aangeleverde commentaren. Voor deze richtlijn is de volgende procedure voor het actueel houden opgesteld. De richtlijn vasculitis zal tweejaarlijks worden getoetst aan de wetenschappelijke ontwikkelingen door de werkgroep die in zijn huidige samenstelling zal doorgaan als een landelijke multidisciplinaire commissie. De multidisciplinaire commissie bestaat uit een kerngroep en een werkgroep. De kerngroep draagt de verantwoordelijkheid om tussentijdse peilingen bij de beroepsgroepen te verrichten naar behoefte voor herziening(en) van de huidige richtlijn.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Reumatologie
Geautoriseerd door:
  • Nederlands Oogheelkundig Gezelschap
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose
  • Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie
  • Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Reumatologie

Algemene gegevens

Deze richtlijn is gestart met financiële steun van de Orde van Medisch Specialisten in het kader van het programma 'Evidence-Based Richtlijn Ontwikkeling (EBRO)'. In de laatste fase zijn de werkzaamheden bekostigd door de Nederlandse Vereniging voor Reumatologie en de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie. Daarnaast heeft de Friedrich Wegener Stichting een financiële bijdrage geleverd aan de distributie van de richtlijnen in boekvoerm en de uitgave van een cd met beeldmateriaal met betrekking tot vasculitis. 

Doel en doelgroep

Doel

De werkgroep die deze richtlijn heeft ontwikkeld, heeft zich tot doel gesteld meer duidelijkheid te verschaffen over de diagnose vasculitis en de verschillende aandoeningen die onder de noemer vasculitis vallen. Daarnaast heeft de werkgroep er naar gestreefd een beschrijving te geven van het optimale diagnostische traject van mensen bij wie aan vasculitis gedacht zou moeten worden. Het uiteindelijke doel hiervan is het bekorten van de tijd tot het stellen van de juiste diagnose en het eerder starten met de aangewezen behandeling.

 

Doelgroep

De richtlijn is bestemd voor leden van de medische beroepsgroep, zoals huisartsen, dermatologen, internisten, kinderartsen, kno-artsen, longartsen, mdl-artsen, neurologen, oogartsen, pathologen, radiologen en reumatologen. Deze richtlijn is geautoriseerd door de verenigingen die aan de ontwikkeling van deze richtlijn hebben bijgedragen. Daarmee is deze richtlijn deel geworden van de professionele standaard van de leden van die verenigingen.

Samenstelling werkgroep

De werkgroep vasculitis bestaat uit gemandateerde vertegenwoordigers van de beroepsverenigingen die betrokken zijn met de diagnostiek van vasculitis. Bij het samenstellen van de werkgroep is rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden, met een evenredige vertegenwoordiging van de diverse betrokken verenigingen en instanties. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en waren gemandateerd door hun vereniging. In een later stadium van de richtlijnontwikkeling zijn patiënten aan de richtlijnwerkgroep toegevoegd.

 

De werkgroep ‘Vasculitis’ bestaat uit onderstaande personen, die allen namens hun wetenschappelijke verenigingen zijn afgevaardigd:

  • Dr. H.B. Thio, dermatoloog, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam, voorzitter
  • Dr. A.E. Voskuyl, reumatoloog, Vrije Universiteit Medisch Centrum, Amsterdam, voorzitter
  • Dr. J.J.E. van Everdingen, directeur Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie, Utrecht en,algemeen secretaris Regieraad kwaliteit van zorg, secretaris vanaf september 2006
  • Mw. M.K. Tuut, epidemioloog, Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, Utrecht, secretaris tot september 2006
  • J.G. Bollemeijer, oogarts, Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden
  • Dr. C.T. Buiter, kno-arts, Haren (Gn)
  • Prof. dr. J.W. Cohen Tervaert, internist-klinisch immunoloog, Maastricht Universitair Medisch Centrum, Maastricht
  • Dr. J.G.M.C. Damoiseaux, medisch immunoloog, Maastricht Universitair Medisch Centrum, Maastricht
  • Dr. R. Goldschmeding, patholoog, Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht
  • Dr. J.C. Grutters, longarts, St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein
  • Dr. A.H.M. Heurkens, reumatoloog, Meander Medisch Centrum, Amersfoort
  • Mw. dr. E.M.G.J. de Jong, dermatoloog, Universitair Medisch Centrum St Radboud, Nijmegen
  • Dr. J.J. Kolkman, mdl-arts, Medisch Spectrum Twente, Enschede
  • Dr. J.F. Meilof, neuroloog, Martini Ziekenhuis, Groningen
  • Prof. dr. P.M.T. Pattynama, radioloog, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam
  • Mw. dr. A. van Royen-Kerkhof, kinderarts-immunoloog, Wilhelmina Kinderziekenhuis, Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht
  • Dr. C.A. Stegeman, internist-nefroloog, Universitair Medisch Centrum Groningen, Groningen

De heer P. Verhoeven is door de Friedrich Wegener Stichting afgevaardigd als vertegenwoordiger van de vasculitispatiëntenvereniging.

 

Met dank aan:

  • Mw. I. Coumou die de werkgroep tot 2008 ondersteunde
  • dhr. R.J. Borgonjen die haar taak heeft overgenomen.

 

In samenwerking met:

  • Nederlandse Federatie voor Nefrologie (NFI)
  • Nederlandse Vereniging voor Immunologie (NVVI)

Inbreng patiëntenperspectief

In 2002 heeft de Friedrich Wegner Stichting (FWS) in samenwerking met het Academisch Ziekenhuis van Maastricht een enquête gehouden onder 600 patiënten die bij patiëntenvereniging FWS zijn aangesloten. 478 retourneerden de enquête (80% respons)

De belangrijkste bevindingen waren:

    • Bij 65% van de patiënten duurde het meer dan 3 maanden voordat ze doorverwezen werden naar een specialist; gemiddeld duurde dit 13 maanden;
    • Eenmaal bij een specialist beland duurde het gemiddeld bijna 6 maanden voordat de juiste diagnose was gesteld;
    • Meer dan 70% van de patiënten werd na doorverwijzing naar een specialist door deze specialist doorverwezen naar een andere specialist;
    • Ten tijde van de diagnose waren gemiddeld 3,5 orgaansystemen aangetast;
    • De meest genoemde orgaansystemen ten tijde van de diagnose zijn: neus/neusbijholten, nieren, oren en longen. Ook de gewrichten en ogen doen vaak mee;
    • Artsen die ervaring hebben met vasculitis stellen significant sneller de diagnose;
    • Ten tijde van de doorverwijzing naar de specialist zit 25% al een paar weken in de ziektewet;
    • De kwaliteit van leven van vasculitispatiënten is lager dan 50 op een schaal van 0-100;
    • 96% van de patiënten heeft last van bijwerkingen tijdens de behandeling van de vasculitis;
    • De meest gerapporteerde bijwerkingen tijdens behandeling van de vasculitis zijn gewichtstoename, stemmingswisselingen, haaruitval, water- en zoutretentie en spierzwakte.

 

 

Visie patiëntenvereniging op de kwaliteitsaspecten van de diagnostiek bij vasculitis

 

Inleiding

De Friedrich Wegener Stichting (FWS) is de patiëntenorganisatie voor mensen met een primaire vasculitis, waaronder die vormen die onderwerp zijn van de Richtlijn Diagnostiek Vasculitis. Het bekorten van de diagnosetijd is één van de speerpunten van de FWS omdat daardoor onnodige orgaanschade kan worden voorkomen. Een primaire vasculitis verloopt zonder behandeling in korte tijd fataal. Om voortschrijdende orgaanschade in een zo vroeg mogelijk stadium te stoppen is een snelle diagnose geboden. Toch duurt het diagnosetraject nog vaak erg lang.

 

Het diagnosetraject

Vasculitis is een relatief onbekende aandoening die zich in de aanloopfase vaak presenteert met weinig specifieke klachten. Hierdoor meldt de patiënt zich vrij laat bij de huisarts, die op zijn beurt pas na enige tijd doorverwijst naar een specialist. Doordat de ziekte betrekkelijk weinig voorkomt, denkt ook de specialist vaak niet direct aan vasculitis. Daar komt nog bij dat de specialist vaak onvoldoende bekend is met de nomenclatuur en classificatie van vasculitis en met het best mogelijke diagnosetraject.

In 2001 heeft de FWS in samenwerking met het Academisch Ziekenhuis Maastricht een enquête onder haar leden gehouden (600 vragenlijsten - 478 respondenten), die liet zien dat het bij 65% van de patiënten meer dan 3 maanden duurde voordat ze doorverwezen werden naar een specialist. Tegen die tijd werd 90% van de patiënten al in meer of mindere mate gehinderd bij het uitvoeren van normale activiteiten en zat 25% al een paar weken in de ziektewet.

Eenmaal bij een specialist beland duurde het gemiddeld bijna 6 maanden voordat de juiste diagnose was gesteld. Meer dan 70% van de patiënten werd na doorverwijzing opnieuw doorverwezen naar een andere specialist voordat de diagnose werd gesteld.

Dit lange diagnosetraject had voor patiënten tot gevolg dat ten tijde van de diagnose gemiddeld 3,5 orgaansystemen waren aangetast. Het gevolg daarvan was ondermeer dat patiënten hun kwaliteit van leven gemiddeld beoordeelden als niet meer dan 50 op een schaal van 0 tot 100.

Dezelfde enquête laat zien dat bij de juiste maatregelen het diagnosetraject sneller kan. Zo zakt bij specialisten die al eerder een patiënt met systeemvasculitis hebben gehad de gemiddelde diagnoseduur van 33 weken naar 19 weken.

Het is daarom dat de FWS de Richtlijn Diagnostiek Vasculitis ziet als een uiterst belangrijke stap in de zorg voor toekomstige vasculitispatiënten.

 

Kwaliteitsaspecten

Om te komen tot een optimaal diagnosetraject bepleit de FWS de volgende maatregelen en kwaliteitscriteria:

 

De Richtlijn

    • De Richtlijn Diagnostiek Vasculitis zou voortdurend onder de aandacht moeten worden gebracht van zowel medisch specialisten als huisartsen;
    • Wetenschappelijk onderzoek zorgt voor voortschrijdend inzicht. Daarom zou de Richtlijn elke twee of drie jaar moeten worden aangepast aan de laatste inzichten;
    • Ook de patiëntenversie van de Richtlijn kan in dat tempo worden herzien en onder de aandacht worden gebracht.

 

De Huisarts

Snelle doorverwijzing naar een specialist is alleen mogelijk als:

    • De huisarts op de hoogte is van de Chapel-Hill-indeling van vasculitiden en het daarbij gehanteerde onderscheid tussen:
      • primaire en secundaire vasculitis;
      • lokale en systemische vasculitis;
      • wel of niet ANCA-geassocieerde vormen van vasculitis.
    • De huisarts op de hoogte is van die combinatie van klachten en symptomen die de verdenking van een systemische vasculitis rechtvaardigen. Patiënten met een actieve vorm van systemische vasculitis voelen zich doorgaans ziek en presenteren zich met klachten als algehele malaise, gewichtsverlies, vermoeidheid en verminderde eetlust. Bovendien is er vaak sprake van het syndroom febris e causa ignota. Bij febris e.c.i. is er sprake is van ten minste drie weken koorts met minimaal driemaal een rectale temperatuur van minstens 38,3 ˚C, waarbij na drie dagen van klinisch onderzoek of ten minste drie poliklinische controles, geen diagnose kan worden gesteld;
    • De huisarts ook in staat is om zo snel mogelijk door te verwijzen bij het vermoeden van een vasculitis. Belangrijk daarbij is dat de huisarts ook snel de juiste specialist(en) weet te vinden. Hiertoe moet een lijst met dergelijke specialisten voor iedere huisarts toegankelijk zijn.

 

De medisch specialist

Voor een adequate en snelle behandeling zou het goed zijn als:

    • Medisch specialisten op de hoogte zijn van de Richtlijn Diagnostiek Vasculitis en de belangrijkste conclusies en aanbevelingen daarin;
    • Bij een vermoeden van vasculitis medisch specialisten met weinig of geen vasculitiservaring hulp in kunnen roepen van ervaren collega’s. Deze lijst van ervaren specialisten moet dan wel bekend en toegankelijk zijn;
    • Er een goede uitwisseling van kennis en ervaring is tussen specialisten met en zonder vasculitiservaring. Belangrijke uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek kunnen expliciet onder de aandacht van perifere ziekenhuizen worden gebracht. De twee- of driejaarlijkse update van de Richtlijn kan hierbij een goed instrument zijn.

Naast het stellen van de feitelijke diagnose is het belangrijk dat de patiënt en andere betrokkenen:

    • Zorgvuldig worden geïnformeerd over de diagnose en het traject dat hen te wachten staat;
    • Worden gewezen op het bestaan van de FWS als bron van informatie, als behartiger van belangen van vasculitispatiënten en als een mogelijkheid voor lotgenotencontact. Primair communicatiekanaal daarbij is haar website www.vasculitis.nl;
    • Expliciet aandacht krijgen voor de sociaal-psychologische aspecten van de diagnose en gewezen worden op voorhanden zijnde hulp op dit gebied.

 

De patiënt en de mantelzorger(s)

Meer nog dan bij veel andere aandoeningen gaat het bij primaire vasculitiden om een complexe materie met veel variabelen en onbekenden. Nog te vaak ontbreekt het patiënten en direct betrokkenen daardoor aan een zelfbewuste, door kennis geschraagde houding die hen tot een gerespecteerd gesprekspartner maakt als het gaat om hoog opgeleide en vaak onder tijdsdruk werkende specialisten. Dit geldt zowel voor het traject voorafgaande aan de diagnose als voor de periode rond de diagnose.

 

 

Daarom is het uiterst belangrijk dat:

    • De patiënt zich goed kan informeren over alle aspecten die met de ontwikkeling van zijn ziektebeeld te maken hebben.

 

Registratie

Tot slot is de FWS van mening dat er:

    • Een meldingsplicht zinvol is voor elke nieuwe diagnose van een primaire vasculitis. Dit vanwege het gebrek aan voldoende epidemiologische gegevens over primaire vasculitiden in Nederland. Hiertoe zou een centrale database en een formele aanmeldingsprocedure moeten worden ontwikkeld;
    • Een lijst noodzakelijk is van alle medisch specialisten die ervaring hebben met primaire vasculitiden. Deze lijst bevat een indicatie over het aantal patiënten dat bij iedere specialist onder behandeling is.

 

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

Voor publicatie is de richtlijn van commentaar voorzien en beoordeeld door de wetenschappelijke verenigingen die bij de ontwikkeling van deze richtlijn betrokken waren. De richtlijn is na vaststelling door de werkgroep door de verenigingen geautoriseerd, zodat deze richtlijn geldt als standaard voor de beroepsgroep. Deze richtlijn is onder andere verkrijgbaar bij de NVR, de NVDV en de andere deelnemende verenigingen. Een samenvatting van deze richtlijn wordt ter publicatie aangeboden aan het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.

Werkwijze

In het beginstadium van de ontwikkeling van deze richtlijn is het onderwerp van de richtlijn zoveel mogelijk afgebakend waarbij uitgangsvragen zijn vastgesteld. De werkgroep is opgesplitst in subgroepen per orgaan(systeem) met als doel de uitgangsvragen te beantwoorden en aanbevelingen voor de richtlijn voor te bereiden. Hiertoe is uitgebreid literatuuronderzoek verricht om zo veel mogelijk relevante artikelen te verkrijgen. Na selectie van de literatuur is het resultaat op gestandaardiseerde wijze geanalyseerd waarbij de inhoudelijke en kwalitatieve resultaten van de gevonden artikelen in evidence tabellen en toelichtende teksten zijn samengevat. Deze resultaten zijn besproken in de werkgroep, waarna aanbevelingen voor de praktijk zijn opgesteld.

Na vaststelling van de conceptrichltijn door de richtlijnwerkgroep is deze richtlijn voor commentaar verzonden naar de verenigingen van wie gemandateerde vertegenwoordigers zitting hadden in de werkgroep. Na verwerking van de commentaren is de richtlijn ter autorisatie aan de verenigingen voorgelegd.

 

Opbouw van de richtlijn

Elk hoofdstuk van de richtlijn is volgens een vast stramien opgebouwd, dat onderstaand is weergegeven. Het doel hiervan is om de richtlijn transparant te laten zijn, zodat elke gebruiker kan zien op welke literatuur en overwegingen bepaalde aanbevelingen zijn gebaseerd.

 

Uitgangsvragen

In subgroepen is gewerkt aan de uitwerking van de uitgangsvragen per orgaan(systeem). Binnen elk hoofdstuk worden deze vragen besproken:

1a.          Welke orgaanklachten/symptomen kunnen passen bij een vasculitis van het betreffende orgaan? En hoe vaak?

1b.         Welke klachten/symptomen buiten dat orgaan kunnen passen bij een vasculitis van het betreffende orgaan? En hoe vaak?

1c.          Welke orgaanklachten/symptomen kunnen passen bij een systemische vasculitis? En hoe vaak?

1d.         Welke systemische klachten/symptomen kunnen passen bij een systemische vasculitis? En hoe vaak?

2a.          Welke diagnostiek is nodig voor het stellen van de orgaanvasculitis?

2b.         Welke diagnostiek is nodig voor het stellen van de systemische vasculitis?

 

Inleiding

In de inleiding wordt kort geschetst wat het onderwerp van het hoofdstuk is en welke specifieke problemen in dit hoofdstuk aan bod komen.

 

Samenvatting literatuur

De antwoorden op de uitgangsvragen (derhalve de aanbevelingen in deze richtlijn) zijn voor zover mogelijk gebaseerd op gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. Hiertoe werden relevante Nederlands-, Duits-, Frans- en Engelstalige artikelen gezocht door het raadplegen van bestaande richtlijnen over vasculitis en het verrichten van systematische zoekacties in de Cochrane Database, Medline en Embase. De literatuursearches zijn volgens de PICO-methode opgebouwd. Er is gezocht naar literatuur verschenen in de periode 1996 tot en met 2007.Voor de geïnteresseerde lezer zijn de zoekacties bij het CBO opvraagbaar. Deze zijn samengevat in Bijlage 5. Beschrijving van de literatuursearches.

Na het zoeken van literatuur is het resultaat hiervan door de werkgroepleden beoordeeld. In principe is bij de selectie op basis van abstract gekeken naar de inhoud van het abstract. Wanneer de mogelijkheid bestond dat de uitgangsvraag met het artikel zou kunnen worden beantwoord, werd het artikel geselecteerd.

De geselecteerde artikelen zijn door werkgroep beoordeeld op kwaliteit van het onderzoek en gegradeerd naar mate van bewijs, waarbij onderstaande indeling is gebruikt.

 

Tabel 1. Indeling van methodologische kwaliteit van individuele studies

 

Interventie

Diagnostisch accuratesseonderzoek

Schade/bijwerkingen*, etiologie, prognose

A1

Systematische review van ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau.

A2

Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit van voldoende omvang

Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een ‘gouden standaard’) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad

Prospectief cohortonderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor ‘confounding’ en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten.

B

Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 (hieronder valt ook patiëntcontroleonderzoek, cohortonderzoek).

Onderzoek ten opzichte van een referentietest, maar niet met alle kenmerken die onder A2 zijn genoemd.

Prospectief cohortonderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 of retrospectief cohortonderzoek of patiëntcontroleonderzoek.

C

Niet-vergelijkend onderzoek.

D

Mening van deskundigen.

* Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om ethische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk dan geldt de classificatie voor interventies.

 

Conclusie

Het wetenschappelijk materiaal is samengevat in een conclusie, waarbij het niveau van het meest relevante bewijs is weergegeven. Hiervoor is onderstaande indeling gehanteerd:

 

Tabel 2. Niveau van conclusies

 

Conclusie gebaseerd op

1

Onderzoek van niveau A1 of ten minste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2

2

1 onderzoek van niveau A2 of ten minste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B

3

1 onderzoek van niveau B of C

4

Mening van deskundigen

 

Aanbeveling

De uiteindelijk geformuleerde aanbeveling is het resultaat van de wetenschappelijke conclusie, waarbij de overige overwegingen in acht zijn genomen.

 

Referentie

Elk hoofdstuk eindigt met een literatuurlijst van de in dat hoofdstuk aangehaalde referenties.

 

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Diagnostiek vasculitis op de kinderleeftijd