Centraal zenuwstelsel en vasculitis
Uitgangsvraag
a) Welke klachten of symptomen van het centraal zenuwstelsel kunnen passen bij een vasculitis van het centraal zenuwstelsel? En hoe vaak?
b) Welke klachten of symptomen buiten het centraal zenuwstelsel kunnen passen bij een vasculitis van het centraal zenuwstelsel? En hoe vaak?
c) Welke klachten of symptomen van het centraal zenuwstelsel kunnen passen bij een systemische vasculitis? En hoe vaak?
Aanbeveling
a) Aanbevelingen algemeen
Er zijn geen symptomen specifiek voor cerebrale vasculitis. Bij een patiënt bij wie gedacht wordt aan systemische vasculitis is elk neurologisch symptoom reden voor een neurologisch consult.
a) Aanbevelingen voor de neuroloog
Bij iedere patiënt met subacute, progressieve neurologische uitval van het centraal zenuwstelsel zonder andere duidelijke oorzaak moet de diagnose (geïsoleerde) cerebrale vasculitis overwogen worden.
a) Bij acuut ontstane, niet progressieve symptomatologie is een niet-inflammatoire genese waarschijnlijker.
Overwegingen
Bij deze uitgangsvragen werden geen overwegingen geformuleerd.
Onderbouwing
Achtergrond
Vasculitis van het zenuwstelsel is zeldzaam maar potentieel levensbedreigend met een grote kans op restverschijnselen gezien de zeer beperkte herstelcapaciteit van het centrale en perifere zenuwstelsel. De prognose van cerebrale vasculitis was dusdanig slecht dat de meeste gevallen van voor 1975 pas bij obductie werden gediagnosticeerd. Behandeling met steroïden en cyclofos-famide heeft deze situatie wel verbeterd als er tenminste op tijd gestart wordt met de behandeling. Tijdige diagnosestelling is dus zeer belangrijk maar kent een aantal niet onaanzienlijke horden. 1. De klachten en symptomen zijn, net zoals in een aantal andere organen, niet specifiek voor vasculitis. 2. Indien cerebrale vasculitis in de differentiaaldiagnose wordt opgenomen dient men zich wel te realiseren dat het een zeer zeldzaam voorkomend ziektebeeld is. Niet voor niets hebben ook tertiaire verwijzingscentra met een speciale belangstelling voor dit ziektebeeld meer dan tien jaar nodig om een serie van ten minste twintig patiënten te verzamelen. Tegelijkertijd met cerebrale vasculitis moeten dus ook andere zeer zeldzame ziektebeelden worden overwogen. 3. Het verkrijgen van materiaal voor een weefseldiagnose kent beperkingen. Een (open) hersenbiopt heeft een zekere morbiditeit. Een zenuwbiopsie geeft definitieve uitval van die zenuw en gebeurt derhalve eigenlijk alleen van de nervus suralis, wat het aantal mogelijke biopten tot twee beperkt.
Bij het bespreken van symptomatologie en diagnostiek wordt vooral gesproken over de geïsoleerde cerebrale vasculitis (PACNS, primaire angiitis of the central nervous system). Dit ziektebeeld is cerebrale vasculitis in zijn meest zuivere vorm waarbij de minste kans bestaat dat de gerapporteerde bevindingen het gevolg zijn van systemische ziekteactiviteit of metabole complicaties van een systemische vasculitis. De aanname is dan wel dat de symptomatologie en bevindingen bij aanvullend onderzoek bij een cerebrale vasculitis secundair aan een systemische vasculitis niet wezenlijk anders zullen zijn. Voor zover hiernaar door ons is gezocht werden er inderdaad geen verschillen gevonden. Deze redenering geldt ook voor vasculitis van het perifere zenuwstelsel.
Conclusies
Niveau 3 |
Subacute progressieve neurologische uitval, vaak in combinatie met hoofdpijn, moet de verdenking op cerebrale vasculitis doen rijzen.
C alle studies (evidencetabellen) |
Niveau 3 |
De afwezigheid van hoofdpijn sluit de diagnose cerebrale vasculitis niet uit.
C alle studies |
Niveau 3 |
Alleen angiografisch bewezen (in tegenstelling tot PA-bewezen) cerebrale vasculitis lijkt qua symptomatologie en beloop (acuut begin) op een andere ziekte. De meeste patiënten met alleen angiografisch vastgestelde cerebrale vasculitis hebben geen vasculitis.
C alle studies |
Samenvatting literatuur
De symptomatologie van cerebrale vasculitis kan worden ingedeeld in twee grote groepen. Ten eerste een diffuus encefalopathisch beeld met onder andere een veranderd of gedaald bewustzijn, soms epilepsie en tekenen van intracraniële drukverhoging (papiloedeem). Ten tweede focale neurologische uitval zoals een hemiparese en/of afasie, of een ruggenmergsyndroom met tetraparese, vaak ook gepaard gaande met hoofdpijnklachten. Geen van de gevonden symptomencomplexen is uniek voor cerebrale vasculitis. In absolute zin is hoofdpijn (70%) het meest voorkomende maar nooit het enige symptoom. Hersenzenuwuitval al of niet in combinatie met hoofdpijn kan passen bij een basale meningitis. Dit beeld wordt vooral bij de ziekte van Wegener beschreven maar komt natuurlijk ook voor bij sarcoïdose en tuberculose.
Vijf studies beschrijven patiënten bij wie meestal geen weefseldiagnose werd verkregen, en alleen op grond van angiografische bevindingen de diagnose werd gesteld. Met name de patiënten beschreven door Woolfenden lijken vooral een herseninfarct te hebben op basis van een trombo-embolie in plaats van vasculitis. Er zijn ook artikelen die patiënten beschrijven met een relatief mild beloop van de ziekte waarbij er twijfel bestaat of bij deze patiënten wel sprake is van vasculitis. Mogelijk betreft het hier toch een angiografische mimiek met een niet-inflammatoire oorzaak. Dit wordt nog eens geïllustreerd door de patiënten beschreven door Haji-Ali onder de diagnose benign Aagiopathy of the central nervous system (BACNS). Zij hadden als eerste symptoom meestal een acuut ontstane hoofdpijn, soms met neurologische uitval. Omdat verdere details over de symptomen ontbreken is deze groep niet opgenomen in de evidencetabellen. De prognose was gunstig met ook verbetering van het angiografische beeld met alleen behandeling met lage doses corticosteroïden of zelfs met alleen calciumantagonisten.
Hoewel het beloop van de klachten niet bij alle patiënten wordt beschreven valt wel op dat er eigenlijk altijd een subacuut beginnende, progressief toenemende neurologische uitval is voordat de diagnose cerebrale vasculitis wordt gesteld. Subacuut in deze context betekent het ontstaan van symptomen in dagen tot weken in tegenstelling tot acuut in minuten tot enkele uren. Zie de evidence tabellen.
Vraag b: Welke klachten of symptomen buiten het centraal zenuwstelsel kunnen passen bij een vasculitis van het centraal zenuwstelsel? En hoe vaak?
Gezien de bevindingen bij a zijn er geen symptomen buiten het CZS die wijzen op een vasculitis van het CZS.
Vraag c: Welke klachten of symptomen van het centraal zenuwstelsel kunnen passen bij een systemische vasculitis? En hoe vaak?
Bij literatuuronderzoek werden geen studies gevonden waaruit bleek dat er symptomen van het centraal zenuwstelsel zijn die een geïsoleerde CZS-vasculitis kunnen onderscheiden van een CZS-vasculitis in het kader van een systemische vasculitis. De verschijnselen genoemd bij a passen bij beide.
Zoeken en selecteren
Voor de zoekstrategie zie zoekverantwoording. In totaal zijn tien artikelen gevonden waarvan duidelijk was dat deze niet eerder beschreven patiënten betroffen. De bevindingen zijn samengevat in de evidencetabellen. Ter vergelijking worden de resultaten van drie reviews gegeven die elkaar voor wat betreft beschreven patiënten deels overlappen. Al deze studies betreffen retrospectief verzamelde patiëntenseries waarvoor soms meer dan tien jaar wordt teruggekeken om voldoende patiënten met deze aandoening te vinden. Dit illustreert de zeldzaamheid van de diagnose geïsoleerde cerebrale vasculitis.
Referenties
- 1 - Abu-Shakra M, Khraishi M, Grosman H, Lewtas J, Cividino A, Keystone EC. Primary angiitis of the CNS diagnosed by angiography. Q J Med 1994; 87: 351-8.
- 2 - Calabrese LH, Mallek JA. Primary angiitis of the central nervous system. Report of 8 new cases, review of the literature, and proposal for diagnostic criteria. Medicine 1988; 67: 20-39.
- 3 - Crane R, Kerr LD, Spiera H. Clinical analysis of isolated angiitis of the central nervous system. A report of 11 cases. Arch Intern Med 1991; 151: 2290-4.
- 4 - Cravioto H, Feigin I. Noninfectious granulomatous angiitis with a predilection for the nervous system. Neurology 1959; 9: 599-609.
- 5 - Cupps TR, Moore PM, Fauci AS. Isolated angiitis of the central nervous system. Prospective diagnostic and therapeutic experience. Am J Med 1983; 74: 97-105.
- 6 - Hajj-Ali RA, Furlan A, Abou-Chebel A, Calabrese LH. Benign angiopathy of the central nervous system: cohort of 16 patiënts with clinical course and long-term follow-up. Arthritis Rheum 2002; 47: 662-9.
- 7 - Hankey GJ. Isolated angiitis/angiopathy of the central nervous system. Cerebrovasc Dis 1991; 1: 2-15.
- 8 - Lie JT. Primary (granulomatous) angiitis of the central nervous system: a clinicopathologic analysis of 15 new cases and a review of the literature. Hum Pathol 1992; 23: 164-71.
- 9 - Moore PM. Diagnosis and management of isolated angiitis of the central nervous system. Neurology 1989; 39: 167-73.
- 10 - Singh S, John S, Joseph TP, Soloman T. Primary angiitis of the central nervous system: MRI features and clinical presentation. Australas Radiol 2003; 47: 127-34.
- 11 - Volcy M, Toro ME, Uribe CS, Toro G. Primary angiitis of the central nervous system: report of five biopsy-confirmed cases from Colombia. J Neurol Sci 2004; 227: 85-9.
- 12 - Woolfenden AR, Tong DC, Marks MP, Ali AO, Albers GW. Angiographically defined primary angiitis of the CNS: is it really benign? Neurology 1998; 51: 183-8.
- 13 - Younger DS, Hays AP, Brust JC, Rowland LP. Granulomatous angiitis of the brain. An inflammatory reaction of diverse etiology. Arch Neurol 1988; 45: 514-8.
Evidence tabellen
Evidence tabel symptomatologie cerebrale vasculitis
Auteur en jaartal |
Diagnose o.b.v.:* |
Aantal patiënten: |
Diffuse symptomatologie |
Focale symptomatologie |
Beloop |
|||||||||
Delier |
Encefalo-pathie |
Hoofdpijn |
Epilepsie |
Coma |
Papil-oedeem |
Afasie |
Hemi-beeld |
Ruggen-merg-syndroom |
Hersen-zenuw-uitval |
Subacuut begin |
Progres-sief |
|||
Cravioto 1959 |
PA |
8 |
|
|
8 |
4 |
6 |
|
|
|
|
|
8 |
8 |
Moore 1989 |
PA |
5 |
|
3 |
4 |
1 |
|
|
2 |
4 |
2 |
|
3 |
5 |
Lie 1992 |
PA |
15 |
3 |
1 |
12 |
1 |
3 |
|
3 |
9 |
2 |
1 |
4 |
10 |
Singh 2003 |
PA |
4 |
|
1 |
2 |
1 |
|
1 |
|
3 |
1 |
3 |
4 |
4 |
Volcy 2004 |
PA |
5 |
|
|
4 |
3 |
2 |
|
1 |
4 |
|
1 |
? |
5 |
Cupps 1983 |
Ang |
4 |
|
1 |
2 |
1 |
|
|
1 |
2 |
1 |
1 |
3 |
4 |
Crane 1991 |
Ang |
11 |
|
1 |
8 |
3 |
|
|
1 |
6 |
|
1 |
2 |
10 |
Calabrese 1988 |
Ang |
8 |
3 |
1 |
6 |
|
1 |
1 |
2 |
5 |
1 |
|
1 |
8 |
Abu-Shakra 1994 |
Ang |
13 |
|
3 |
9 |
3 |
2 |
|
|
3 |
|
2 |
2 |
? |
Woolfenden 1998 |
Ang |
10 |
|
3 |
3 |
|
|
|
|
9 |
|
|
0 |
5 |
Totaal |
|
83 |
**7 |
17 |
70 |
20 |
17 |
2 |
12 |
54 |
8 |
11 |
42 |
88 |
|
PA |
41 |
7 |
12 |
73 |
24 |
27 |
2 |
15 |
49 |
12 |
12 |
83 |
94 |
|
Ang |
42 |
7 |
21 |
67 |
17 |
7 |
2 |
10 |
60 |
5 |
10 |
20 |
82 |
* Diagnose op basis van: PA is biopt of obductie; Ang is angiografie zonder weefseldiagnose
** Vetgedrukt: percentages
Evidence-tabel symptomatologie patiëntenseries versus reviews
|
|
Reviews:* |
||||
Totaal patiënten series |
Calabrese 1988 |
Younger 1988 |
Hankey 1991 |
|||
Diagnose o.b.v: |
PA/Ang |
PA |
Ang |
PA |
PA |
PA |
Aantal patiënten: |
83 |
41 |
42 |
40 |
78 |
71 |
Diffuse symptomatologie |
|
|
|
|
|
|
Delier |
7 |
7 |
7 |
0 |
0 |
0 |
Encefalopathie |
17 |
12 |
21 |
30 |
58 |
70 |
Hoofdpijn |
70 |
73 |
67 |
58 |
54 |
59 |
Epilepsie |
20 |
24 |
17 |
10 |
12 |
30 |
Coma |
17 |
27 |
7 |
8 |
0 |
32 |
Papiloedeem |
2 |
2 |
2 |
0 |
0 |
14 |
Focale symptomatologie |
|
|
|
|
|
|
Afasie |
12 |
15 |
10 |
13 |
5 |
35 |
Hemiparese |
54 |
49 |
60 |
33 |
15 |
44 |
Ruggenmergsyndroom |
8 |
12 |
5 |
10 |
9 |
21 |
Hersenzenuwuitval |
11 |
12 |
10 |
15 |
9 |
25 |
Beloop |
|
|
|
|
|
|
Subacuut begin |
42 |
83 |
20 |
45 |
|
|
Progressief |
88 |
94 |
82 |
|
|
|
* Reviews beschrijven vooral eerder gepubliceerde single case reports
Vetgedrukt: percentages
Evidence tabel CZS vasculitis
Auteur |
Jaartal |
Studiedesign1 |
Type vasculitis2 |
Primaire vraagstelling3 |
Gouden standaard4 |
Studie-omvang |
Leeftijd patiënten |
Cravioto |
1959 |
RS |
PACNS |
Beschrijving sympt |
obductie |
N=8 |
18 - 64 |
Moore |
1989 |
RS |
” |
Voorstel diagnostische criteria |
Biopt |
N=5 |
35-68 |
Lie |
1992 |
RS |
“ |
Beschrijving kliniek en pathologie |
Biopt (8), obductie (7) |
N=15 |
28-79 |
Singh |
2003 |
RS |
” |
MRI bevindingen |
Biopt |
N=4 |
18-34 |
Volcy |
2004 |
RS |
” |
Beschrijving sympt |
Biopt |
N=5 |
16-35 |
Cupps |
1983 |
RS |
” |
Effect Cyclofosfamide |
Ang(3), Biopt(1) |
N=4 |
21-54 |
Crane |
1991 |
RS |
“ |
Beschrijving kliniek en follow-up |
Ang |
N=11 |
23-38 |
Calabrese |
1987 |
RS |
” |
Voorstel diagnostische criteria |
Ang(5), Biopt(3) |
N=8 |
10-74 |
Abu-Shakra |
1994 |
RS |
” |
Follow-up beloop |
Ang |
N=13 |
26-53 |
Woolfenden |
1998 |
RS |
” |
Follow-up angio-defined PACNS |
Ang |
N=10 |
33-71 |
Calabrese |
1987 |
RCR |
” |
Voorstel diagnostische criteria |
Ang(20), biopt(8), obductie(25) |
N=40 |
3-73 |
Younger |
1988 |
RCR |
” |
Review |
Biopt of obductie |
N=78 |
? |
Hankey |
1991 |
RCR |
” |
Review |
Biopt of obductie |
N=71 |
? |
1 RS = retrospectieve series; RCR = review case reports
2 PACNS: primary angiitis of the central nervous system
3 klinisch beeld, histopathologisch beeld, waarde diagnostiek, effect therapie, anders
4 Ang = angiografie
Evidence tabel diagnostiek cerebrale vasculitis
Auteur |
Jaartal |
Studiedesign* |
Type vasculitis |
OnderzochteTests** |
Gouden standaard*** |
Aantal ptn |
Leeftijd ptn |
Niveau bewijs |
|||
Felber |
2000 |
RS |
CNS |
MRA |
|
|
|
? |
5 |
|
D |
Call |
1988 |
RS |
RCSV |
Ang |
MRI |
CSF |
|
Ang |
4 |
19-47 |
C |
Abu-Shakr |
1994 |
RS |
CNS |
CSF |
MRI |
|
|
Ang |
16 |
26-53 |
C |
Haji-Ali |
2002 |
RS |
BACNS |
CSF |
MRI |
|
|
Ang |
16 |
10-66 |
B |
Stone |
1994 |
RS |
CNS |
CSF |
MRI |
|
|
Ang |
20 |
7-72 |
B |
Crane |
1991 |
RS |
CNS |
MRI |
CSF |
|
|
Ang |
11 |
23-38 |
C |
Woolfenden |
1998 |
RS |
CNS |
MRI |
CSF |
|
|
Ang |
10 |
33-71 |
B |
Cloft |
1999 |
RS |
CNS |
MRI |
|
|
|
Ang |
9 |
17-80 |
C |
Greenan |
1992 |
RS |
CNS |
MRI |
|
|
|
Ang |
7 |
3-44 |
C |
Imbesi |
1999 |
CR |
TIA |
MRI |
|
|
|
Ang |
1 |
39 |
C |
Pomper |
1999 |
RS |
CNS |
MRI |
|
|
|
Ang |
14 |
14-74 |
C |
Wassermann |
2001 |
RS |
CNS |
MRI |
|
|
|
Ang |
39 |
35-65 |
C |
Campi |
2001 |
RS |
CNS |
MRI |
|
|
|
Ang/Biopt |
6 |
18-50 |
C |
Demaerel |
2004 |
RS |
CNS |
MRA |
|
|
|
Ang |
14 |
|
C |
Hellmann |
1992 |
RS |
(BA)CNS |
|
|
|
|
Ang |
16 |
|
C |
Calabrese |
1992 |
RCR |
CNS |
|
|
|
|
Ang |
25 |
|
C |
Calabrese |
1992 |
RCR |
CNS |
Ang |
CSF |
|
|
Biopt |
83 |
|
C |
Volcy |
2004 |
RS |
CNS |
Ang |
MRI |
CSF |
|
Biopt |
5 |
16-36 |
B |
Berlit |
2003 |
RCR |
CNS |
Ang |
MRA |
|
|
Biopt |
13 |
|
D |
Kadkhodayan |
2004 |
RS |
CNS |
Ang |
|
|
|
Biopt |
38 |
29-88 |
B |
Vollmer |
1993 |
RCR |
CNS |
Ang |
|
|
|
Biopt |
40 |
3-78 |
C |
Alrawi |
1999 |
RS |
CNS |
Bng |
Ang |
CSF |
|
Biopt |
61 |
|
B |
Singh |
2003 |
RS |
CNS |
MRI |
|
|
|
Biopt |
4 |
20-34 |
B |
Duna |
1995 |
RS |
CNS |
Ang |
Biopt |
CSF |
MRI |
Klin |
30 |
|
B |
MacLaren |
2005 |
RS |
CNS |
Ang |
MRI |
CSF |
|
Klin |
12 |
16-55 |
C |
Chu |
1998 |
RS |
CNS |
Biopt |
MRI |
Ang |
CSF |
Ther |
12 |
|
C |
Alreshaid |
2004 |
RS |
CNS |
Biopt |
|
|
|
Ther |
25 |
|
C |
Nylen |
2002 |
RS |
CNS |
CSF |
|
|
|
Ther |
32 |
15-85 |
C |
Harris |
1994 |
RS |
CNS |
MRI |
Ang |
|
|
Klin |
11 |
28-78 |
C |
* Studie design: RS=retrospectieve serie; RCR=review case reports; CR=case reports.
** Testen: Ang=angiografie; CSF=liquor cerebrospinalis; MRA=MR angiografie.
*** Gouden standaard: Ang=angiografie zonder weefseldiagnose; Klin=klinisch door expert; Ther=reactie op immuunsuppressieve therapie
Evidence tabel symptomatologie vasculitis polyneuropathie
Auteur |
Jaartal |
Studiedesign |
Chapel Hill |
Type vasculitis |
Primaire vraagstelling |
Gouden standaard |
Leeftijd ptn |
Niveau bewijs |
Kararizou |
2004 |
Retrosp. serie |
n.v.t. |
NSVN |
beschrijving symptomen |
biopsie |
23-77 |
C |
Seo |
2004 |
Retrosp. serie |
n.v.t. |
NSVN |
beschrijving symptomen |
biopsie |
36-85 |
C |
Kissel |
1985 |
Retrosp. serie |
n.v.t. |
NSVN |
beschrijving symptomen |
biopsie |
21-76 |
C |
Collins |
2003 |
Retrosp. serie |
n.v.t. |
NSVN |
review |
biopsie |
21-88 |
C |
NSVN: nonsystemic vasculitic neuropathy (geïsoleerde vasculitis van het PZS); biopsie: zenuwbiopsie
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 01-07-2010
Laatst geautoriseerd : 01-07-2010
Geplande herbeoordeling :
Een levende richtlijn is een richtlijn waarvan het onderhoud op continue basis plaatsvindt, op grond van systematische monitoring van zowel de medisch wetenschappelijke literatuur als praktijkgegevens en door gebruikers van de richtlijn aangeleverde commentaren. Voor deze richtlijn is de volgende procedure voor het actueel houden opgesteld. De richtlijn vasculitis zal tweejaarlijks worden getoetst aan de wetenschappelijke ontwikkelingen door de werkgroep die in zijn huidige samenstelling zal doorgaan als een landelijke multidisciplinaire commissie. De multidisciplinaire commissie bestaat uit een kerngroep en een werkgroep. De kerngroep draagt de verantwoordelijkheid om tussentijdse peilingen bij de beroepsgroepen te verrichten naar behoefte voor herziening(en) van de huidige richtlijn.
Algemene gegevens
Deze richtlijn is gestart met financiële steun van de Orde van Medisch Specialisten in het kader van het programma 'Evidence-Based Richtlijn Ontwikkeling (EBRO)'. In de laatste fase zijn de werkzaamheden bekostigd door de Nederlandse Vereniging voor Reumatologie en de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie. Daarnaast heeft de Friedrich Wegener Stichting een financiële bijdrage geleverd aan de distributie van de richtlijnen in boekvoerm en de uitgave van een cd met beeldmateriaal met betrekking tot vasculitis.
Doel en doelgroep
Doel
De werkgroep die deze richtlijn heeft ontwikkeld, heeft zich tot doel gesteld meer duidelijkheid te verschaffen over de diagnose vasculitis en de verschillende aandoeningen die onder de noemer vasculitis vallen. Daarnaast heeft de werkgroep er naar gestreefd een beschrijving te geven van het optimale diagnostische traject van mensen bij wie aan vasculitis gedacht zou moeten worden. Het uiteindelijke doel hiervan is het bekorten van de tijd tot het stellen van de juiste diagnose en het eerder starten met de aangewezen behandeling.
Doelgroep
De richtlijn is bestemd voor leden van de medische beroepsgroep, zoals huisartsen, dermatologen, internisten, kinderartsen, kno-artsen, longartsen, mdl-artsen, neurologen, oogartsen, pathologen, radiologen en reumatologen. Deze richtlijn is geautoriseerd door de verenigingen die aan de ontwikkeling van deze richtlijn hebben bijgedragen. Daarmee is deze richtlijn deel geworden van de professionele standaard van de leden van die verenigingen.
Samenstelling werkgroep
De werkgroep vasculitis bestaat uit gemandateerde vertegenwoordigers van de beroepsverenigingen die betrokken zijn met de diagnostiek van vasculitis. Bij het samenstellen van de werkgroep is rekening gehouden met de geografische spreiding van de werkgroepleden, met een evenredige vertegenwoordiging van de diverse betrokken verenigingen en instanties. De werkgroepleden hebben onafhankelijk gehandeld en waren gemandateerd door hun vereniging. In een later stadium van de richtlijnontwikkeling zijn patiënten aan de richtlijnwerkgroep toegevoegd.
De werkgroep ‘Vasculitis’ bestaat uit onderstaande personen, die allen namens hun wetenschappelijke verenigingen zijn afgevaardigd:
- Dr. H.B. Thio, dermatoloog, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam, voorzitter
- Dr. A.E. Voskuyl, reumatoloog, Vrije Universiteit Medisch Centrum, Amsterdam, voorzitter
- Dr. J.J.E. van Everdingen, directeur Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie, Utrecht en,algemeen secretaris Regieraad kwaliteit van zorg, secretaris vanaf september 2006
- Mw. M.K. Tuut, epidemioloog, Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, Utrecht, secretaris tot september 2006
- J.G. Bollemeijer, oogarts, Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden
- Dr. C.T. Buiter, kno-arts, Haren (Gn)
- Prof. dr. J.W. Cohen Tervaert, internist-klinisch immunoloog, Maastricht Universitair Medisch Centrum, Maastricht
- Dr. J.G.M.C. Damoiseaux, medisch immunoloog, Maastricht Universitair Medisch Centrum, Maastricht
- Dr. R. Goldschmeding, patholoog, Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht
- Dr. J.C. Grutters, longarts, St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein
- Dr. A.H.M. Heurkens, reumatoloog, Meander Medisch Centrum, Amersfoort
- Mw. dr. E.M.G.J. de Jong, dermatoloog, Universitair Medisch Centrum St Radboud, Nijmegen
- Dr. J.J. Kolkman, mdl-arts, Medisch Spectrum Twente, Enschede
- Dr. J.F. Meilof, neuroloog, Martini Ziekenhuis, Groningen
- Prof. dr. P.M.T. Pattynama, radioloog, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam
- Mw. dr. A. van Royen-Kerkhof, kinderarts-immunoloog, Wilhelmina Kinderziekenhuis, Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht
- Dr. C.A. Stegeman, internist-nefroloog, Universitair Medisch Centrum Groningen, Groningen
De heer P. Verhoeven is door de Friedrich Wegener Stichting afgevaardigd als vertegenwoordiger van de vasculitispatiëntenvereniging.
Met dank aan:
- Mw. I. Coumou die de werkgroep tot 2008 ondersteunde
- dhr. R.J. Borgonjen die haar taak heeft overgenomen.
In samenwerking met:
- Nederlandse Federatie voor Nefrologie (NFI)
- Nederlandse Vereniging voor Immunologie (NVVI)
Inbreng patiëntenperspectief
In 2002 heeft de Friedrich Wegner Stichting (FWS) in samenwerking met het Academisch Ziekenhuis van Maastricht een enquête gehouden onder 600 patiënten die bij patiëntenvereniging FWS zijn aangesloten. 478 retourneerden de enquête (80% respons)
De belangrijkste bevindingen waren:
- Bij 65% van de patiënten duurde het meer dan 3 maanden voordat ze doorverwezen werden naar een specialist; gemiddeld duurde dit 13 maanden;
- Eenmaal bij een specialist beland duurde het gemiddeld bijna 6 maanden voordat de juiste diagnose was gesteld;
- Meer dan 70% van de patiënten werd na doorverwijzing naar een specialist door deze specialist doorverwezen naar een andere specialist;
- Ten tijde van de diagnose waren gemiddeld 3,5 orgaansystemen aangetast;
- De meest genoemde orgaansystemen ten tijde van de diagnose zijn: neus/neusbijholten, nieren, oren en longen. Ook de gewrichten en ogen doen vaak mee;
- Artsen die ervaring hebben met vasculitis stellen significant sneller de diagnose;
- Ten tijde van de doorverwijzing naar de specialist zit 25% al een paar weken in de ziektewet;
- De kwaliteit van leven van vasculitispatiënten is lager dan 50 op een schaal van 0-100;
- 96% van de patiënten heeft last van bijwerkingen tijdens de behandeling van de vasculitis;
- De meest gerapporteerde bijwerkingen tijdens behandeling van de vasculitis zijn gewichtstoename, stemmingswisselingen, haaruitval, water- en zoutretentie en spierzwakte.
Visie patiëntenvereniging op de kwaliteitsaspecten van de diagnostiek bij vasculitis
Inleiding
De Friedrich Wegener Stichting (FWS) is de patiëntenorganisatie voor mensen met een primaire vasculitis, waaronder die vormen die onderwerp zijn van de Richtlijn Diagnostiek Vasculitis. Het bekorten van de diagnosetijd is één van de speerpunten van de FWS omdat daardoor onnodige orgaanschade kan worden voorkomen. Een primaire vasculitis verloopt zonder behandeling in korte tijd fataal. Om voortschrijdende orgaanschade in een zo vroeg mogelijk stadium te stoppen is een snelle diagnose geboden. Toch duurt het diagnosetraject nog vaak erg lang.
Het diagnosetraject
Vasculitis is een relatief onbekende aandoening die zich in de aanloopfase vaak presenteert met weinig specifieke klachten. Hierdoor meldt de patiënt zich vrij laat bij de huisarts, die op zijn beurt pas na enige tijd doorverwijst naar een specialist. Doordat de ziekte betrekkelijk weinig voorkomt, denkt ook de specialist vaak niet direct aan vasculitis. Daar komt nog bij dat de specialist vaak onvoldoende bekend is met de nomenclatuur en classificatie van vasculitis en met het best mogelijke diagnosetraject.
In 2001 heeft de FWS in samenwerking met het Academisch Ziekenhuis Maastricht een enquête onder haar leden gehouden (600 vragenlijsten - 478 respondenten), die liet zien dat het bij 65% van de patiënten meer dan 3 maanden duurde voordat ze doorverwezen werden naar een specialist. Tegen die tijd werd 90% van de patiënten al in meer of mindere mate gehinderd bij het uitvoeren van normale activiteiten en zat 25% al een paar weken in de ziektewet.
Eenmaal bij een specialist beland duurde het gemiddeld bijna 6 maanden voordat de juiste diagnose was gesteld. Meer dan 70% van de patiënten werd na doorverwijzing opnieuw doorverwezen naar een andere specialist voordat de diagnose werd gesteld.
Dit lange diagnosetraject had voor patiënten tot gevolg dat ten tijde van de diagnose gemiddeld 3,5 orgaansystemen waren aangetast. Het gevolg daarvan was ondermeer dat patiënten hun kwaliteit van leven gemiddeld beoordeelden als niet meer dan 50 op een schaal van 0 tot 100.
Dezelfde enquête laat zien dat bij de juiste maatregelen het diagnosetraject sneller kan. Zo zakt bij specialisten die al eerder een patiënt met systeemvasculitis hebben gehad de gemiddelde diagnoseduur van 33 weken naar 19 weken.
Het is daarom dat de FWS de Richtlijn Diagnostiek Vasculitis ziet als een uiterst belangrijke stap in de zorg voor toekomstige vasculitispatiënten.
Kwaliteitsaspecten
Om te komen tot een optimaal diagnosetraject bepleit de FWS de volgende maatregelen en kwaliteitscriteria:
De Richtlijn
- De Richtlijn Diagnostiek Vasculitis zou voortdurend onder de aandacht moeten worden gebracht van zowel medisch specialisten als huisartsen;
- Wetenschappelijk onderzoek zorgt voor voortschrijdend inzicht. Daarom zou de Richtlijn elke twee of drie jaar moeten worden aangepast aan de laatste inzichten;
- Ook de patiëntenversie van de Richtlijn kan in dat tempo worden herzien en onder de aandacht worden gebracht.
De Huisarts
Snelle doorverwijzing naar een specialist is alleen mogelijk als:
- De huisarts op de hoogte is van de Chapel-Hill-indeling van vasculitiden en het daarbij gehanteerde onderscheid tussen:
- primaire en secundaire vasculitis;
- lokale en systemische vasculitis;
- wel of niet ANCA-geassocieerde vormen van vasculitis.
- De huisarts op de hoogte is van die combinatie van klachten en symptomen die de verdenking van een systemische vasculitis rechtvaardigen. Patiënten met een actieve vorm van systemische vasculitis voelen zich doorgaans ziek en presenteren zich met klachten als algehele malaise, gewichtsverlies, vermoeidheid en verminderde eetlust. Bovendien is er vaak sprake van het syndroom febris e causa ignota. Bij febris e.c.i. is er sprake is van ten minste drie weken koorts met minimaal driemaal een rectale temperatuur van minstens 38,3 ˚C, waarbij na drie dagen van klinisch onderzoek of ten minste drie poliklinische controles, geen diagnose kan worden gesteld;
- De huisarts ook in staat is om zo snel mogelijk door te verwijzen bij het vermoeden van een vasculitis. Belangrijk daarbij is dat de huisarts ook snel de juiste specialist(en) weet te vinden. Hiertoe moet een lijst met dergelijke specialisten voor iedere huisarts toegankelijk zijn.
De medisch specialist
Voor een adequate en snelle behandeling zou het goed zijn als:
- Medisch specialisten op de hoogte zijn van de Richtlijn Diagnostiek Vasculitis en de belangrijkste conclusies en aanbevelingen daarin;
- Bij een vermoeden van vasculitis medisch specialisten met weinig of geen vasculitiservaring hulp in kunnen roepen van ervaren collega’s. Deze lijst van ervaren specialisten moet dan wel bekend en toegankelijk zijn;
- Er een goede uitwisseling van kennis en ervaring is tussen specialisten met en zonder vasculitiservaring. Belangrijke uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek kunnen expliciet onder de aandacht van perifere ziekenhuizen worden gebracht. De twee- of driejaarlijkse update van de Richtlijn kan hierbij een goed instrument zijn.
Naast het stellen van de feitelijke diagnose is het belangrijk dat de patiënt en andere betrokkenen:
- Zorgvuldig worden geïnformeerd over de diagnose en het traject dat hen te wachten staat;
- Worden gewezen op het bestaan van de FWS als bron van informatie, als behartiger van belangen van vasculitispatiënten en als een mogelijkheid voor lotgenotencontact. Primair communicatiekanaal daarbij is haar website www.vasculitis.nl;
- Expliciet aandacht krijgen voor de sociaal-psychologische aspecten van de diagnose en gewezen worden op voorhanden zijnde hulp op dit gebied.
De patiënt en de mantelzorger(s)
Meer nog dan bij veel andere aandoeningen gaat het bij primaire vasculitiden om een complexe materie met veel variabelen en onbekenden. Nog te vaak ontbreekt het patiënten en direct betrokkenen daardoor aan een zelfbewuste, door kennis geschraagde houding die hen tot een gerespecteerd gesprekspartner maakt als het gaat om hoog opgeleide en vaak onder tijdsdruk werkende specialisten. Dit geldt zowel voor het traject voorafgaande aan de diagnose als voor de periode rond de diagnose.
Daarom is het uiterst belangrijk dat:
- De patiënt zich goed kan informeren over alle aspecten die met de ontwikkeling van zijn ziektebeeld te maken hebben.
Registratie
Tot slot is de FWS van mening dat er:
- Een meldingsplicht zinvol is voor elke nieuwe diagnose van een primaire vasculitis. Dit vanwege het gebrek aan voldoende epidemiologische gegevens over primaire vasculitiden in Nederland. Hiertoe zou een centrale database en een formele aanmeldingsprocedure moeten worden ontwikkeld;
- Een lijst noodzakelijk is van alle medisch specialisten die ervaring hebben met primaire vasculitiden. Deze lijst bevat een indicatie over het aantal patiënten dat bij iedere specialist onder behandeling is.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
Voor publicatie is de richtlijn van commentaar voorzien en beoordeeld door de wetenschappelijke verenigingen die bij de ontwikkeling van deze richtlijn betrokken waren. De richtlijn is na vaststelling door de werkgroep door de verenigingen geautoriseerd, zodat deze richtlijn geldt als standaard voor de beroepsgroep. Deze richtlijn is onder andere verkrijgbaar bij de NVR, de NVDV en de andere deelnemende verenigingen. Een samenvatting van deze richtlijn wordt ter publicatie aangeboden aan het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.
Werkwijze
In het beginstadium van de ontwikkeling van deze richtlijn is het onderwerp van de richtlijn zoveel mogelijk afgebakend waarbij uitgangsvragen zijn vastgesteld. De werkgroep is opgesplitst in subgroepen per orgaan(systeem) met als doel de uitgangsvragen te beantwoorden en aanbevelingen voor de richtlijn voor te bereiden. Hiertoe is uitgebreid literatuuronderzoek verricht om zo veel mogelijk relevante artikelen te verkrijgen. Na selectie van de literatuur is het resultaat op gestandaardiseerde wijze geanalyseerd waarbij de inhoudelijke en kwalitatieve resultaten van de gevonden artikelen in evidence tabellen en toelichtende teksten zijn samengevat. Deze resultaten zijn besproken in de werkgroep, waarna aanbevelingen voor de praktijk zijn opgesteld.
Na vaststelling van de conceptrichltijn door de richtlijnwerkgroep is deze richtlijn voor commentaar verzonden naar de verenigingen van wie gemandateerde vertegenwoordigers zitting hadden in de werkgroep. Na verwerking van de commentaren is de richtlijn ter autorisatie aan de verenigingen voorgelegd.
Opbouw van de richtlijn
Elk hoofdstuk van de richtlijn is volgens een vast stramien opgebouwd, dat onderstaand is weergegeven. Het doel hiervan is om de richtlijn transparant te laten zijn, zodat elke gebruiker kan zien op welke literatuur en overwegingen bepaalde aanbevelingen zijn gebaseerd.
Uitgangsvragen
In subgroepen is gewerkt aan de uitwerking van de uitgangsvragen per orgaan(systeem). Binnen elk hoofdstuk worden deze vragen besproken:
1a. Welke orgaanklachten/symptomen kunnen passen bij een vasculitis van het betreffende orgaan? En hoe vaak?
1b. Welke klachten/symptomen buiten dat orgaan kunnen passen bij een vasculitis van het betreffende orgaan? En hoe vaak?
1c. Welke orgaanklachten/symptomen kunnen passen bij een systemische vasculitis? En hoe vaak?
1d. Welke systemische klachten/symptomen kunnen passen bij een systemische vasculitis? En hoe vaak?
2a. Welke diagnostiek is nodig voor het stellen van de orgaanvasculitis?
2b. Welke diagnostiek is nodig voor het stellen van de systemische vasculitis?
Inleiding
In de inleiding wordt kort geschetst wat het onderwerp van het hoofdstuk is en welke specifieke problemen in dit hoofdstuk aan bod komen.
Samenvatting literatuur
De antwoorden op de uitgangsvragen (derhalve de aanbevelingen in deze richtlijn) zijn voor zover mogelijk gebaseerd op gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. Hiertoe werden relevante Nederlands-, Duits-, Frans- en Engelstalige artikelen gezocht door het raadplegen van bestaande richtlijnen over vasculitis en het verrichten van systematische zoekacties in de Cochrane Database, Medline en Embase. De literatuursearches zijn volgens de PICO-methode opgebouwd. Er is gezocht naar literatuur verschenen in de periode 1996 tot en met 2007.Voor de geïnteresseerde lezer zijn de zoekacties bij het CBO opvraagbaar. Deze zijn samengevat in Bijlage 5. Beschrijving van de literatuursearches.
Na het zoeken van literatuur is het resultaat hiervan door de werkgroepleden beoordeeld. In principe is bij de selectie op basis van abstract gekeken naar de inhoud van het abstract. Wanneer de mogelijkheid bestond dat de uitgangsvraag met het artikel zou kunnen worden beantwoord, werd het artikel geselecteerd.
De geselecteerde artikelen zijn door werkgroep beoordeeld op kwaliteit van het onderzoek en gegradeerd naar mate van bewijs, waarbij onderstaande indeling is gebruikt.
Tabel 1. Indeling van methodologische kwaliteit van individuele studies
|
Interventie |
Diagnostisch accuratesseonderzoek |
Schade/bijwerkingen*, etiologie, prognose |
A1 |
Systematische review van ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau. |
||
A2 |
Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit van voldoende omvang |
Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een ‘gouden standaard’) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad |
Prospectief cohortonderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor ‘confounding’ en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten. |
B |
Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 (hieronder valt ook patiëntcontroleonderzoek, cohortonderzoek). |
Onderzoek ten opzichte van een referentietest, maar niet met alle kenmerken die onder A2 zijn genoemd. |
Prospectief cohortonderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 of retrospectief cohortonderzoek of patiëntcontroleonderzoek. |
C |
Niet-vergelijkend onderzoek. |
||
D |
Mening van deskundigen. |
* Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om ethische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk dan geldt de classificatie voor interventies.
Conclusie
Het wetenschappelijk materiaal is samengevat in een conclusie, waarbij het niveau van het meest relevante bewijs is weergegeven. Hiervoor is onderstaande indeling gehanteerd:
Tabel 2. Niveau van conclusies
|
Conclusie gebaseerd op |
1 |
Onderzoek van niveau A1 of ten minste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2 |
2 |
1 onderzoek van niveau A2 of ten minste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B |
3 |
1 onderzoek van niveau B of C |
4 |
Mening van deskundigen |
Aanbeveling
De uiteindelijk geformuleerde aanbeveling is het resultaat van de wetenschappelijke conclusie, waarbij de overige overwegingen in acht zijn genomen.
Referentie
Elk hoofdstuk eindigt met een literatuurlijst van de in dat hoofdstuk aangehaalde referenties.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.