Kleincellig longcarcinoom

Initiatief: NVALT Aantal modules: 58

Kleincellig longcarcinoom - Gastrointestinale manifestaties

Uitgangsvraag

zie voor de informatie over gastrointestinale manifestaties de literatuurbeschrijving

Onderbouwing

Algemeen
Kanker cachexie is een gevorderde proteïne en calorie ondervoedingtoestand veroorzaakt door anorexie, onvrijwillige gewichtsverlies, "wasting" van weefsels en slechte performance staat. Het kan ontstaan door mechanische obstructie, toxiciteit van de behandeling, psychologische stress en door het paraneoplastische verschijnsel dat opname en verwerking van voedsel belemmerd en ook de eetlust kan remmen [VIKC 2010; (1) (2)]

Epidemiologie
Van de patiënten met longkanker heeft 60% een substantieel gewichtsverlies (3). Van alle kankerpatienten heeft 15% een gewichtsverlies van meer dan 15%. De ervaring van de werkgroep is dat dit zeker ook voor het kleincellig longcarcinoom kan gelden, maar wordt niet apart beschreven in de literatuur.

Diagnostiek
Er moet aan het kanker anorexie-cachexie syndroom gedacht te worden, als een patiënt in de laatste 6 maanden >5% van het lichaamsgewicht heeft verloren. Bij obese patiënten wordt >10% genoemd.
Laboratoriumtesten zijn van zeer beperkte diagnostische waarde  (halfwaarde tijden van transferrine en transthyretine en de urine metabolieten als kreatinine). Serum albumine wordt toch wel gebruikt vanwege de lage kosten en gemakkelijke beschikbaarheid. Ook de bioimpedantie meting is een nuttig instrument hierbij.

Therapie
(Therapie met betrekking tot PNS en niet voor bijwerking van de therapie)
Het genezen of bestrijden van de kanker is de hoeksteen van de behandeling. Daarnaast is het ophogen van de voedselinname en het tegengaan van spier en vet " wasting" cruciaal. Hypercalorische voeding en agressieve voedingsmethoden leveren geen goed resultaat en worden niet aanbevolen (4) (5) (6). Voedings-, psychologische- en gedragstherapieën hebben aantoonbaar gunstige effect. Het is van belang een team van ondersteuners bij de behandeling van longkanker te betrekken, afhankelijk van de situatie per patiënt.
 
Tabel - Medicatie bij anorexie cachexie

medicamenten

effect

 

 

glucocorticosteroiden

Wel symptomatische verbetering op glucocorticoiden (7)  (8)  (9)  (10), maar beperkt effect op eetlust, voedsel inname, PS en welbeleven (11)  (12)  (13). Een bewezen gunstig resultaat op toegenomen eetlust wordt gezien bij prednisolon 15mg dd po, dexamethason 3-6mg dd po of op de kwaliteit van het leven met methlprednisolon 125mg dd iv. Testperiode op klinisch effect van 1 week is raadzaam.

Progestogenen

 

Megestrol (40mg 4dd tot totaal max 800mgdd) en Medroxy-progesteron acetaat (500mg 2dd) hebben een bewezen positief effect op eetlust, calorie inname, gewichtstoename (vet), en welbevinden. Cave de bijwerkingen bv toename van de kans op tromboembolische complicaties, (14)  (11)  (15)  (16)  (12)  (17)  (18)  (19)  (20)  (21)  (22)  (19)  (23).  

cyproheptadine e.a. antiserotonerge medicatie

Beperkt, maar gunstig effect gezien op de eetlust door deze middelen. Dit leverde geen afname van het gewichtsverlies op (12)  (13)  (24)  (25).

"Branched" chain aminozuren

Orale supplementen met hebben met succes de ernst van kanker anorexie kunnen reduceren   (26).

Prokinetica

metoclopramide (10mg 3dd) heeft geeft enige verbetering van anorexie en het gevoel van snelle verzadiging (27)  (13)  (28). Slow release variant (2dd) zou dit nog beter doen (29).

eicosapentanoic acid (EPA)

Toevoeging van EPA aan andere maatregelen levert een gunstige bijdrage aan gewichtstoename, lean-body mass en PS in oudere studies. B.v. visolie capsules (18% EPA en 12% docosahexaenoic acid), 12 dd po. (30)  (31)  (32)  (33). Echter EPA is slechter dan andere medicatie (34)  (35).

cannabis

Van Dronabinol (synthetische orale vorm van tetrahydrocannabinol) wordt in niet-gerandomiseerde studies een gunstig effect gezien op stemming en eetlust. Gewichtstoename in minder duidelijk. (14)  (11)  (15)  (12)

5'deoxy-5-fluorouridine

effect onvoldoende onderzocht voor klinisch gebruik.

melatonine

20mgdd heeft gunstig effect laten zien op gewichtsverlies (12)

Thalidomide

gunstig effect op slapeloosheid, rusteloosheid en misselijkheid, eetlust en verhoogd welbevinden (36)

restgroep

 

B2-agonisten: geen gecontroleerde studies bij kanker patiënten, maar na knieoperaties bleek dat clenbuterol de spierfunctie kan verbeteren (37). Voor indomethacine (2dd 50mg) is een bewezen gunstig effect op het stabiliseren van de PS en betere overleving. Pentoxifyllinen en hydazyne sulftaat werken niet. Nandrolon decanoate (anabool steroid) toont gunstig effect op gewichtsverlies bij longkanker. (38)

 

  1. 1 - Inoue A, Sugawara S, Yamazaki K et al. Randomized Phase II Trial Comparing Amrubicin With Topotecan in Patients With Previously Treated Small-Cell Lung Cancer: North Japan Lung Cancer Study Group Trial 0402. J Clin Oncol 2008; 26(33):5401-5406.
  2. 2 - Muscaritoli M, Bossola M, Aversa Z, Bellantone R, Rossi Fanelli F. Prevetion and treatment of cancer cachectia: new insights into an old problem. Eur J Cancer 2006;42:31-41.
  3. 3 - Bruera E. Anorexia, cachexia and nutrition. B Med J 1997;315:1219-1222.
  4. 4 - Body JJ. Methobolic sequelae of cancers (excluding bone marrow transplantations). Curr Clin Nutr Metab Care 1999;2:339-344
  5. 5 - Body JJ. The syndrome of anorexia-cachexia. Clin Opin Oncol 1999;11:255-260
  6. 6 - Ovesen L, Allingstrup L, Hannibal J, Mortensen EL, Hansen OP. Effect of dietary counseling on food intake, body weight, response rate, survival, and quality of life in cancer patients undergoing chemotherapy: a prospective, randomized study. J Clin oncol 1993;11:2043-9.
  7. 7 - Moertel CG, Schutt AJ, Reitemeier RJ, et al. Corticosteroid therapy of preterminal gastrointestinal cancer. Cancer 1974;33:1607–1609.
  8. 8 - Bruera E, Roca E, Cedaro L, et al. Action of oral methylprednisolone in terminal cancer patients: A prospective randomized double-blind study. Cancer Treat Rep 1985;69:751–754.
  9. 9 - Popiera T, Lucchi R, Giongo F. Methylprednisolone as palliative therapy for female terminal cancer patients. Eur J Cancer Clin Oncol 1989;25:1823–1829.
  10. 10 - Willox JC, Corr J, Shaw J, et al. Prednisolone as an appetite stimulant in patients with cancer. Br Med J 1984;288:27.
  11. 11 - Gagnon B, Bruera E. A review of the drug treatment of cachexia associated with cancer. Drugs 1998;55:675–688.
  12. 12 - Fainsinger R. Pharmacological approach to cancer anorexia and cachexia. In: Bruera E, Higginson I, eds. Cachexia-anorexia in cancer patients. Oxford, England: Oxford University Press;1996:128-140
  13. 13 - Mantovani G, Maccio A, Massa E, et al. Managing cancer-related anorexia / cachexia. Drugs 2001;61:499–514.
  14. 14 - Nelson KA. The cancer anorexia-cachexia syndrome. Semin Oncol 2000;27:64–68.
  15. 15 - Argiles JM, Meijsing SH, Pallares-Trujillo J, et al. Cancer cachexia: A therapeutic approach. Med Res Rev 2001;21:83–101.
  16. 16 - Bruera E. Pharmacological treatment of cachexia: Any progress? Support Care Cancer 1998;6:109–113.
  17. 17 - Loprinzi CL, Ellison NM, Schaid DJ, et al. Controlled trial of megestrol acetate for the treatment of cancer anorexia and cachexia. J Natl Cancer Inst 1990;82:1127–1132.
  18. 18 - Loprinzi CL, Schaid DJ, Dose AM, et al. Body-composition changes in patients who gain weight while receiving megestrol acetate. J Clin Oncol 1993;11:152–154.
  19. 19 - Loprinzi CL, Michalak JC, Schaid DJ, et al. Phase III evaluation of four doses of megestrol acetate as therapy for patients with cancer anorexia and/or cachexia. J Clin Oncol 1993;11:762–767.
  20. 20 - Bruera E, Macmillan K, Kuehn N, et al. A controlled trial of megestrol acetate on appetite, caloric intake, nutritional status, and other symptoms in patients with advanced cancer. Cancer 1990;66:1279–1282.
  21. 21 - Feliu J, Gonzalez-Baron M, Berrocal A, et al. Treatment of cancer anorexia with megestrol acetate: Which is the optimal dose? J Natl Cancer Inst 1991;83:449–450.
  22. 22 - Tchekmedyian NS, Hickman M, Siau J, et al. Megestrol acetate in cancer anorexia and weight loss. Cancer 1992;69:1268–1274.
  23. 23 - Rowland KM Jr, Loprinzi CL, Shaw EG, et al. Randomized double-blind placebo-controlled trial of cisplatin and etoposide plus megestrol acetate/placebo in extensive-stage small-cell lung cancer: A North Central Cancer Treatment Group study. J Clin Oncol 1996;14:135–141.
  24. 24 - Kardinal CG, Loprinzi CL, Schaid DJ, et al. A controlled trial of cyproheptadine in cancer patients with anorexia and/or cachexia. Cancer 1990;65:2657–2662.
  25. 25 - Edelman MJ, Gandara DR, Meyers FJ, et al. Serotonergic blockade in the treatment of the cancer anorexia-cachexia syndrome. Cancer 1999;86:684–688.
  26. 26 - Cangiano C, Laviano A, Meguid MM, et al. Effects of administration of oral branched-chain amino acids on anorexia and caloric intake in cancer patients. J Natl Cancer Inst 1996;88: 550–552.
  27. 27 - Davis MP, Dickerson D. Cachexia and anorexia: Cancer's covert killer. Support Care Cancer 2000;8:180–187.
  28. 28 - Pereira J, Bruera E. Chronic nausea. In: Bruera E, Higginson I, eds. Cachexia-anorexia in cancer patients. Oxford, England: Oxford University Press;1996:23-37.
  29. 29 - Bruera ED, MacEachern TJ, Spachynski KA, et al. Comparison of the efficacy, safety, and pharmacokinetics of controlled release and immediate release metoclopramide for the management of chronic nausea in patients with advanced cancer. Cancer 1994;74:3204–3211.
  30. 30 - Wigmore SJ, Ross JA, Falconer JS, et al. The effect of polyunsaturated fatty acids on the progress of cachexia in patients with pancreatic cancer. Nutrition 1996;12:27–30.
  31. 31 - Barber MD, Ross JA, Voss AC, Tisdale MJ, Fearon KC. The effect of an oral nutritional supplement enriched with fish oil on weight-loss in patients with pancreatic cancer. Br J Cancer 1999 ;81(1):80-6.
  32. 32 - Pratt VC, Watanabe S, Bruera E, Mackey J, Clandinin MT, Baracos VE, Field CJ. Plasma and neutrophil fatty acid composition in advanced cancer patients and response to fish oil supplementation. Br J Cancer. 2002 Dec 2;87(12):1370-8.
  33. 33 - Fearon KC, Von Meyenfeldt MF, Moses AG, Van Geenen R, Roy A, Gouma DJ, Giacosa A, Van Gossum A, Bauer J, Barber MD, Aaronson NK, Voss AC, Tisdale MJ. Effect of a protein and energy dense N-3 fatty acid enriched oral supplement on loss of weight and lean tissue in cancer cachexia: a randomised double blind trial. Gut. 2003;52:1479-86.
  34. 34 - Mantovani G, Macciò A, Madeddu C, Gramignano G, Serpe R, Massa E, Dessì M, Tanca FM, Sanna E, Deiana L, Panzone F, Contu P, Floris C. Randomized phase III clinical trial of five different arms of treatment for patients with cancer cachexia: interim results. Nutrition. 2008;24:305-13.
  35. 35 - Jatoi A, Rowland K, Loprinzi CL, Sloan JA, Dakhil SR, MacDonald N, Gagnon B, Novotny PJ, Mailliard JA, Bushey TI, Nair S, Christensen B; North Central Cancer Treatment Group. An eicosapentaenoic acid supplement versus megestrol acetate versus both for patients with cancer-associated wasting: a North Central Cancer Treatment Group and National Cancer Institute of Canada collaborative effort. J Clin Oncol. 2004 Jun 15;22(12):2469-76.
  36. 36 - Bruera E, Neumann CM, Pituskin E, et al. Thalidomide in patients with cachexia due to terminal cancer: Preliminary report. Ann Oncol 1999;10:857–859.
  37. 37 - Maltin CA, Delday MI, Watson JS, et al. Clenbuterol, a beta-adrenoceptor agonist, increases relative muscle strength in orthopaedic patients. Clin Sci 1993;84:651–654.
  38. 38 - DeVita VT, Hellman TS, Rosenberg SA, Cancer; principles and practice of oncology, 8th edition, 2008 Wolters Kluwer, Lippincott, Williams and Wilkens. H 55, paraneplastic syndromes, p 2346-7.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 10-05-2011

Laatst geautoriseerd  : 10-05-2011

Geplande herbeoordeling  :

Voorwaarden voor revisie en beoordelingsfrequentie zijn vastgelegd in de richtlijn. De geldigheidstermijn voor de richtlijn (maximaal 5 jaar na vaststelling) wordt bewaakt. Om verscheidene redenen kan actualisatie eerder dan beoogd nodig zijn. Zo nodig zal de richtlijn tussentijds op onderdelen worden bijgesteld.

De richtlijn bevat aanbevelingen van algemene aard. Het is mogelijk dat deze aanbevelingen in een individueel geval niet van toepassing zijn. Er kunnen zich feiten of omstandigheden voordoen waardoor het wenselijk is dat in het belang van de patiënt van de richtlijn wordt afgeweken.

Wanneer van de richtlijn wordt afgeweken, dient dit beargumenteerd gedocumenteerd te worden. Dit kan per patiënt of bij het maken van een lokaal protocol.
De toepasbaarheid en de toepassing van de richtlijnen in de praktijk is de verantwoordelijkheid van de behandelende arts.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie

Algemene gegevens

Het kleincellig longcarcinoom (Small Cell Lung Cancer of SCLC) is het onderwerp van de richtlijn. De richtlijn beschrijft de achtergrond, diagnostiek en behandeling en een aantal specifieke aspecten van de ziekte. Voor een aantal algemene onderwerpen die met deze ziekte samenhangen wordt verwezen naar de richtlijn "diagnostiek en behandeling van het niet-kleincellig longcarcinoom". Voorbeelden hiervan zijn de psychosociale begeleiding van de patiënt en de wachttijden.
De onderwerpen van deze richtlijn zijn aangedragen door de werkgroepleden en aangevuld door perifeer en academisch werkzame longartsen, radiotherapeuten, een algemeen chirurg en een cardiothoracaal chirurg, allen met aandachtsgebied longkanker. Deze specialisten is gevraagd vijf onderwerpen te noemen aangaande kleincellig longcarcinoom, die zij in de richtlijn wilden zien vermeld.

Actualisatie
De houder van de richtlijn (NVALT) moet kunnen aantonen dat de richtlijn zorgvuldig en met de vereiste deskundigheid tot stand is gekomen. Onder houder wordt verstaan de verenigingen van beroepsbeoefenaren die de richtlijn autoriseren.
De VIKC draagt zorg voor de ontsluiting van de richtlijn.

 

Doel en doelgroep

De richtlijn heeft als doel richting te geven aan de klinisch werkzame arts over hoe om te gaan met het kleincellig longcarcinoom met betrekking tot diagnostiek, therapie en prognose. Het gekozen aantal onderwerpen is niet volledig, maar sluit wel aan op een groot deel van de klinische vragen.
Een richtlijn is een aanbeveling ter ondersteuning van de belangrijkste knelpunten uit de dagelijkse praktijk. Deze richtlijn is zoveel mogelijk gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek of consensus.

De richtlijn richt zich op de klinisch werkzame professional die zich bezig houdt met de diagnostiek, behandeling en begeleiding van het kleincellig longcarcinoom. In de praktijk wordt hiermee voornamelijk de longarts (in opleiding), radiotherapeut (in opleiding), de longoncologisch geïnteresseerd (cardiothoracaal)chirurg (in opleiding) bedoeld, maar ook longoncologie verpleegkundigen, medisch oncologen, andere hulpverleners en patiënten kunnen gebruik maken van de richtlijn.

De patiëntenpopulatie betreft alle patiënten met een kleincellig longcarcinoom. Er bestaat voor dit onderwerp geen georganiseerde patiëntenvereniging. De mening van patiënten over dit onderwerp is niet specifiek gevraagd. Dit heeft onder andere te maken met de slechte prognose van deze patiëntengroep. Getracht is mede uit patiëntenperspectief te denken bij het maken van de richtlijn en aanbevelingen.

Samenstelling werkgroep

Initiatief

  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tubercolose (NVALT)

 

Mandaterende verenigingen:

  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie (NVRO)
  • Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tubercolose (NVALT)

 

Betrokken verenigingen:

  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH)
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie (NVvP)

 

Autoriserende verenigingen: NVALT en NVRO

 

Alle werkgroepleden zijn afgevaardigd namens wetenschappelijke verenigingen en hebben daarmee het mandaat voor hun inbreng. Bij de samenstelling van de werkgroep is rekening gehouden met landelijke spreiding, inbreng van betrokkenen uit zowel academische als algemene ziekenhuizen/instellingen en vertegenwoordiging van de verschillende verenigingen/disciplines. De richtlijn is in conceptvorm toegezonden aan 8 longartsen, 4 radiotherapeuten, een patholoog, een algemeen chirurg en een cardiothoracaal chirurg met specifieke kennis van en belangstelling voor het onderwerp. Na het verwerken van het commentaar is de richtlijn aan alle NVALT-leden en leden van de NVRO toegezonden voor beoordeling. Daarnaast is de mening van diverse wetenschappelijke verenigingen gevraagd (pathologie, chirurgie, radiotherapie, medische oncologie). De vereniging voor integrale kankercentra (VIKC) is gevraagd de concept tekst mee te herschrijven naar het format van de VIKC. De NVALT is houder van de richtlijn, maar de VIKC draagt mede de zorg voor actualisatie, beheer en ontsluiting van de richtlijn.

Werkgroepleden:

  • Prof Dr. E.F. Smit, longarts Vrije Universiteit Ziekenhuis, Amsterdam, voorzitter van de werkgroep
  • Dr J.S. Belderbos, radiotherapeute Antonie van Leeuwenhoekziekenhuis, Amsterdam
  • Dr B. Biesma, longarts Jeroen Bosch Ziekenhuis, Den Bosch
  • Dr A.C. Dingemans, longarts Academisch Ziekenhuis Maastricht, Maastricht
  • Dr T.C. van Engelenburg, chirurg, Slingeland Ziekenhuis, Doetinchem
  • Dr R.J. van Klaveren, longarts Erasmus MC Daniel den Hoed Kliniek, Rotterdam
  • Prof. Dr D. de Ruysscher, radiotherapeut Academisch Ziekenhuis Maarstricht, Maastricht
  • Dr F.M.N.H. Schramel, longarts Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein
  • Drs O.C.J. Schuurbiers, longarts Universitair Medisch Centrum St Radboud, Nijmegen
  • Drs J.A. Stigt, longarts Isala Klinieken, locatie de Weezenlanden, Zwolle
  • Dr F.B. Thunnissen, patholoog, Vrije Universiteit Ziekenhuis, Amsterdam
  • Drs F.J. Ubbels, radiotherapeut UMC Groningen, Groningen
  • Dr H.J.M. Smit, qq commissie richtlijnen Nederlandse Vereniging voor Artsen Longziekten en Tuberculose, longarts Alysis Zorggroep, locatie Rijnstate, Arnhem

 

Eindredactie:

  • Dr H.J.M. Smit, qq commissie richtlijnen Nederlandse Vereniging voor Artsen Longziekten en Tuberculose, longarts Alysis Zorggroep, locatie Rijnstate, Arnhem
  • Drs H.J. van Doorne-Nagtegaal, Vereniging van Integrale Kankercentra

Belangenverklaringen

Alle leden van de richtlijnwerkgroep hebben verklaard onafhankelijk gehandeld te hebben bij het opstellen van de richtlijn.

De richtlijn is niet beïnvloed door opvattingen of belangen van de financierende instantie (Orde van Medisch Specialisten), die een onkostenvergoeding heeft gegeven voor deze richtlijn. Binnen de werkgroep ad-hoc zijn geen conflicterende belangen geconstateerd.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Werkwijze

De richtlijn is multidisciplinair ontwikkeld en de kennis en kunde van relevante specialismen zijn nadrukkelijk meegenomen. De meest betrokken specialismen hebben geparticipeerd in de richtlijnwerkgroep. De leden van de werkgroep vertegenwoordigen perifere opleidingsklinieken, perifere niet-opleidingsklinieken en academische ziekenhuizen en zijn ook geografisch over Nederland verspreid. De samenstelling van de werkgroep is goedgekeurd door het bestuur van de NVALT en de Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie (NVRO). De chirurg is afgevaardigd door de commissie longchirurgie van de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde en de 3 radiotherapeuten door de NVRO. De interessegebieden van de leden zijn zo veel mogelijk uitgangspunt geweest bij de verdeling van onderwerpen. De gehele tekst is door de werkgroep gezamenlijk beoordeeld. Het bewijsniveau van de conclusies en aanbevelingen is telkens beoordeeld door minimaal twee werkgroepleden.
Op 8 oktober 2010 is de tekst door de ledenvergadering van de NVALT goedgekeurd. De Werkgroepleden hebben de beoordeling van de literatuur gedaan volgens de AGREE criteria voor richtlijnen. De richtlijn als geheel is getoetst aan de AGREE guidelines. Een juridische toetsing is verricht door een longarts met specifieke belangstelling voor de juridische aspecten van de richtlijn.

Wetenschappelijke onderbouwing

Elke module van de richtlijn is volgens een vast stramien opgebouwd, dat onderstaand is weergegeven.
Het doel hiervan is om de richtlijn transparant te laten zijn, zodat elke gebruiker kan zien op welke literatuur en overwegingen bepaalde aanbevelingen zijn gebaseerd.

Beschrijving van de literatuur
De antwoorden op de uitgangsvragen (derhalve de aanbevelingen in deze richtlijn) zijn voor zover mogelijk gebaseerd op gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. De geselecteerde artikelen zijn door de schrijvende werkgroepleden beoordeeld op kwaliteit van het onderzoek en gegradeerd naar mate van bewijs, waarbij onderstaande indeling is gebruikt.

Indeling van methodologische kwaliteit van individuele studies

Voor artikelen betreffende interventie

A1

Systematische reviews die tenminste enkele onderzoeken van A2-niveau betreffen, waarbij de resultaten van afzonderlijke onderzoeken consistent zijn.

A2

Gerandomiseerd vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit en met voldoende omvang en consistentie.

B

Gerandomiseerde klinische trials van matige kwaliteit of onvoldoende omvang of ander vergelijkend onderzoek (niet-gerandomiseerd: vergelijkend cohortonderzoek, patiënt-controle-onderzoek)

C

Niet-vergelijkend onderzoek

D

Mening van deskundigen (bijvoorbeeld de werkgroepleden)

 

Voor artikelen betreffende diagnostiek

A1

Onderzoek naar de effecten van diagnostiek op klinische uitkomsten bij een prospectief gevolgde goed   gedefinieerde patiëntengroep met een tevoren gedefinieerd beleid op grond van de te onderzoeken testuitslagen, of besliskundig onderzoek naar de effecten van diagnostiek op klinische uitkomsten, waarbij resultaten van onderzoek van A2-niveau als basis worden gebruikt en voldoende rekening wordt gehouden met onderlinge afhankelijkheid van diagnostische tests

A2

Onderzoek ten opzichte van een referentietest, waarbij van tevoren criteria zijn gedefinieerd voor de te   onderzoeken test en voor een referentietest, met een goede beschrijving van de test en de onderzochte klinische populatie; het moet een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten betreffen, er moet gebruik zijn gemaakt van tevoren gedefinieerde afkapwaarden en de resultaten van de test en de ‘gouden standaard' moeten onafhankelijk zijn beoordeeld. Bij situaties waarbij multipele, diagnostische tests een rol spelen, is er in principe een onderlinge afhankelijkheid en dient de analyse hierop te zijn aangepast, bijvoorbeeld met logistische regressie

B

Vergelijking met een referentietest, beschrijving van de onderzochte test en populatie, maar niet de kenmerken die   verder onder niveau A staan genoemd

C

Niet-vergelijkend onderzoek

D

Mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroepleden

Conclusie
Het wetenschappelijk materiaal is samengevat in een conclusie, waarbij het niveau van het meest relevante bewijs is weergegeven. Hiervoor is onderstaande indeling gehanteerd:

Niveau van bewijs van de daarop gebaseerde conclusies

1

1 systematische review (A1) of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A1 of A2

2

tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B

3

1 onderzoek van niveau A2, B of C

4

Mening van deskundigen (bijvoorbeeld de werkgroepleden)


Overige overwegingen
Voor het komen tot een aanbeveling zijn er naast het wetenschappelijk bewijs ook andere aspecten van belang zoals het patiëntenperspectief, organisatorische aspecten en kosten. Deze worden besproken onder het kopje ‘overige overwegingen'.

 

Aanbeveling
De uiteindelijk geformuleerde aanbeveling is het resultaat van de wetenschappelijke conclusie, waarbij de overige overwegingen in acht worden genomen.

 

Verantwoording

De NVALT richt zich in dit kader op de longoncologie en de patiënten die hieraan lijden. De richtlijnontwikkeling, ook binnen de longoncologie is een van de kwalitietsinstrumenten die NVALT aandraagt en stimuleert onder haar leden. Waar mogelijk wordt gestreeft naar multidisciplinaire aanpak zoals in deze richtlijn.

De leidraad voor de ontwikkeling van de is het AGREE instrument. Dit instrument is gemaakt voor de beoordeling van bestaande, nieuwe en herziene richtlijnen.

Het AGREE Instrument beoordeelt zowel de kwaliteit van de verslaglegging als de kwaliteit van bepaalde aspecten van de aanbevelingen. Het beoordeelt de kans dat een richtlijn zijn gewenste doel zal behalen, maar niet de daadwerkelijke impact op patiëntuitkomsten.

 

Het AGREE Instrument is opgebouwd uit 23 items verdeeld over zes domeinen. Elk domein beslaat een aparte dimensie van kwaliteit van richtlijnen, namelijk:

 

Onderwerp en doel betreft het doel van de richtlijn de specifieke klinische vragen waarop de richtlijn een antwoord geeft en de patiëntenpopulatie waarop de richtlijn van toepassing is.

Betrokkenheid van belanghebbenden richt zich op de mate waarin de richtlijn de opvattingen van de beoogde gebruikers weerspiegelt.

Methodologie hangt samen met het proces waarin bewijsmateriaal is verzameld en samengesteld en met de gebruikte methoden om aanbevelingen op te stellen en te herzien.

Helderheid en presentatie gaat over het taalgebruik en de vorm van de richtlijn.

Toepassing houdt verband met de mogelijke organisatorische, gedragsmatige en financiële consequenties van het toepassen van de richtlijn.

Onafhankelijkheid van de opstellers betreft de onafhankelijkheid van de aanbevelingen en erkenning van mogelijke conflicterende belangen van leden van de werkgroep.

Volgende:
Nacontrole en nazorg