Organisatie communicatie bij jicht
Uitgangsvraag
Hoe kan de communicatie tussen zorgverlener en jichtpatiënt optimaal worden georganiseerd?
Aanbeveling
Richt informatie aan patiënten primair op: leefstijladviezen, een juiste medicatie en medicatiegebruik en de zorg rond cardiovasculaire comorbiditeit.
Besteedt bij patiëntencontact uitgebreid aandacht aan het belang van therapietrouw voor urinezuurverlagende medicatie.
Het opzetten van een nationale website met de mogelijkheid tot het stellen van vragen wordt aanbevolen.
De website informeert patiënten ondermeer over reguliere en alternatieve behandelingen en de eventuele risico’s.
Betrek hierbij de overheid en patiëntenorganisaties om de informatie over jicht toegankelijk te maken voor een groot publiek.
Overwegingen
Uit interviews met patiënten die lijden aan jicht blijkt dat de voorlichting lacunes vertoont; deze kan worden verbeterd (zie verslag van de patiënteninterviews onder tabblad 'Verantwoording', kopje 'inbreng patientenperspectief'). Ook hiervoor is afstemming tussen de eerste- en tweedelijnszorg noodzakelijk. Patiënten ervaren een gebrek aan erkenning van hun ziekte en hebben veel behoefte aan informatie over de ziekte en behandeling ervan. Zij vragen ook aandacht voor het feit dat zij vanuit hun omgeving vaak ongevraagde adviezen krijgen over het wel of niet gebruiken van reguliere en niet-reguliere (‘alternatieve’) middelen.
Te vaak wordt jicht nog gezien zoals in de karikaturen en cartoons uit de negentiende eeuw: de welvarende, teveel alcohol drinkende dikke man. Dit beeld is onjuist. Veel vaker betreft het personen met een cardiovasculair risicoprofiel die weinig of geen alcohol drinken.
Patiënten geven aan dat zij buiten doktersadviezen om regelmatig niet-reguliere middelen gebruiken. Informeren naar het gebruik van deze middelen is belangrijk om de patiënt te kunnen waarschuwen voor eventuele nadelige effecten en heeft ook een signaalfunctie. Het gebruik van niet-reguliere middelen kan er immers ook op wijzen dat de behandeling van de betrokken patiënt nog niet optimaal is.
Het opzetten van een nationale website over frequent voorkomende ziekten zoals jicht, met een mogelijkheid tot het stellen van vragen (frequently asked questions; FAQ) zou in een grote behoefte voorzien. Bij patiëntencontact is het belangrijk uitgebreid aandacht te besteden aan: de werking en bijwerkingen van medicamenten; therapietrouw; (het risico op) cardiovasculaire comorbiditeit; leefstijladviezen ter preventie van jichtaanvallen en cardiovasculaire comorbiditeit en aan de zin, onzin en eventuele gevaren van niet-reguliere therapieën.
Onderbouwing
Samenvatting literatuur
Bij deze deelvraag is geen systematisch literatuuronderzoek verricht.
Referenties
- Janssens, H. J., Janssen. M., van de Lisdonk, E. H., Fransen, J., van Riel, P. L., & van Weel, C. (2010). Limited validity of the American College of Rheumatology criteria for classifying patients with gout in primary care. Ann Rheum Dis. 69:1255-1256.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 03-02-2014
Laatst geautoriseerd : 03-02-2014
Uiterlijk in 2018 bepaalt het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Reumatologie of deze richtlijn nog actueel is. Zo nodig wordt een nieuwe werkgroep geïnstalleerd om de richtlijn te herzien. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.
De Nederlandse Vereniging voor Reumatologie is als houder van deze richtlijn de eerstverantwoordelijke voor de actualiteit van deze richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijk verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de eerstverantwoordelijke over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.
Algemene gegevens
In samenwerking met
Nederlandse Federatie voor Nefrologie
De richtlijn is tot stand gekomen met ondersteuning van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten en met financiële steun van de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).
Doel en doelgroep
Doel
De richtlijn is geschreven ter ondersteuning van de zorgverlening aan patiënten met jicht. Specifieke doelen van deze richtlijn zijn: het verkrijgen van uniformiteit in preventie en diagnostiek van jicht en in behandeling en begeleiding van patiënten met jicht en het bieden van een handvat voor een betere inrichting van de praktijkvoering van zorgverleners betrokken bij de zorg voor patiënten met jicht. Deze richtlijn wil tevens bijdragen aan betere communicatie tussen behandelaars onderling en tussen de patiënt, diens naasten en behandelaars.
Afbakening van de richtlijn
Deze richtlijn is een richtlijn voor de tweedelijnszorg van patiënten met jicht. Voor de eerstelijnszorg wordt verwezen naar de richtlijn ‘Artritis’ (Nederlands Huisartsen Genootschap, 2009). Er is naar gestreefd de richtlijn zoveel mogelijk te laten aansluiten bij deze NHG-standaard.
Doelgroep
De richtlijn is bedoeld voor alle zorgverleners in de tweedelijn die bij de behandeling van patiënten met jicht betrokken zijn.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2011 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met jicht. De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname. De werkgroep werkte gedurende twee jaar aan de totstandkoming van de richtlijn. De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.
Samenstelling van de werkgroep
-
Dr. M. Janssen, reumatoloog, Nederlandse Vereniging voor Reumatologie, voorzitter
-
Dr. T.L.Th.A Jansen, reumatoloog, Nederlandse Vereniging voor Reumatologie
-
Dr. C.J. Haagsma, reumatoloog, Nederlandse Vereniging voor Reumatologie
-
Dr. H. Baan, reumatoloog, Nederlandse Vereniging voor Reumatologie
-
Prof. dr. M.A.F.J. van de Laar, reumatoloog, Nederlandse Vereniging voor Reumatologie
-
Prof. dr. Sj. van der Linden, reumatoloog, Nederlandse Vereniging voor Reumatologie
-
Dr. M. Gerritsen, reumatoloog, Nederlandse Vereniging voor Reumatologie
-
Dr. J.W.G. Jacobs, reumatoloog, Nederlandse Vereniging voor Reumatologie
-
Dr. H.E.J.M. Janssens, huisarts, Nederlands Huisartsen Genootschap
-
Dr. C.E. Douma, internist-nefroloog, Nederlandse Internisten Vereniging, Nederlandse Federatie voor Nefrologie
-
Drs. P. Dubbeld, klinisch geriater, Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie
-
Dr. E.N. van Roon, ziekenhuisapotheker, Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
-
Dr. M.K. Reinders, ziekenhuisapotheker, Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
Met ondersteuning van:
-
Dr. K.N.J. Burger, medisch bioloog en epidemioloog, adviseur van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten
-
Drs. M. Wessels, medisch informatiespecialist van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten
-
S.K. Josso, secretaresse van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten
Met dank aan:
-
Drs. C.M.P.G. van Durme, AIOS
-
Drs. I.A.A.M. van Echteld, reumatoloog
-
Dr. Ir. I.C.W. Arts, epidemioloog
-
Drs. L.B.E. Kienhorst, arts-onderzoeker
Belangenverklaringen
De werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste vijf jaar een (financieel ondersteunde) betrekking onderhielden met commerciële bedrijven, organisaties of instellingen die in verband staan met het onderwerp van de richtlijn. Tevens is navraag gedaan naar persoonlijke financiële belangen, belangen door persoonlijke relaties, belangen door middel van reputatiemanagement, belangen vanwege extern gefinancierd onderzoek en belangen door kennisvalorisatie. De belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van Medisch Specialisten, een overzicht vindt u hieronder.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Persoonlijke financiele belangen |
Reputatie management |
Extern gefinancierd onderzoek |
Kennis valorisatie |
Irene van Echteld |
Meelezer |
Deelname 3e initiative sponsoring door Abbott |
nee |
nee |
ja, 3e initiative sponsoring door Abbott |
nee |
Dr. M.K. Reinders |
ziekenhuisapotheker |
geen |
nee |
nee |
nee |
nee |
Peter Dubbeld |
Klinisch geriater |
geen |
nee |
nee |
nee |
nee |
C.W. Arts |
Arts |
geen |
nee |
nee |
nee |
nee |
W.G. Jacobs |
reumatoloog |
geen |
nee |
nee |
nee |
nee |
H. Baan |
reumatoloog |
geen |
nee |
nee |
nee |
deelname 3e initiatief Gout (Abbott) vergoeding kosten |
T.L. Jansen |
reumatoloog |
lecture fee (sporadisch)/lid wetenschappelijke adviesraad voor de volgende firma's: - Abbive - BMS - Janssen - Menarini/ Ipsen - Pfizer - Savient - UCB |
nee |
lid medische adviesraad sarcoïdose belangen vereniging lid medische adviesraad Jichtpatiënten |
Projectleider van landelijke studie POEET (stappen van TNFi bij RA) met funding via ZonMW/VWS. Projectleider van POEET-substudies 1) POET-US met focus op voorspellende waarde van gewrichtsecho op succesvol stoppen TNFi, alsook 2) enotheelmetingen bij POEET, beide middels funding van Abbvie; Europacoordinator in Study of Update Gout criteria met funding acr/eulaR (SugaR) |
nee |
S.J. van der Linden |
Hoogleraard Reumatologie mama |
geen |
nee |
nee |
nee |
nee |
E.N. van Roon |
Ziekenhuisapotheker/Hoogleraar Klinische Farmacotherapie |
geen |
nee |
nee |
nee |
nee |
H. Janssens |
Huiarts en senior onderzoeker |
lid redatiecommissie Geneesmiddelenbulletin (onbetaald) |
nee |
nee |
nee |
nee |
Dr. C.E. Douma |
Internist nefroloog |
Lid Kwaliteitscommissie NfN |
nee |
nee |
nee |
nee |
C.J. Haagsma |
Meelezer |
geen |
nee |
nee |
nee |
nee |
L.B.E. Kienhorst |
arts-onderzoeker |
geen |
nee |
nee |
nee |
nee |
M. Gerritsen |
reumatoloog |
geen |
Eenmalige deelname adviesraad Sobi. Geen directe financiële belangen in bovengenoemd of ander bedrijf. |
nee |
Geen. Geplande studie naar effect Anakinna op therapie-resistente jicht aanval. Medicament en placebo geleverd door Sobi. Geen verdere financiële belangen firma. |
geen |
Matthijs Janssen |
reumatoloog |
geen |
geen |
nee |
nee |
nee |
Mart van de Laar |
hoogleraar Reumatologie Universiteit Twente |
vz consilium Ned. Ver. van Reumatologie (onbetaald), eigenaar Transparency-in-Health bv (betaald), vz Dream register (onbetaald) |
eigenaar Transparency-in Healthcare bv. Adviseert van Novartis terzake Canakinumab |
vz Dreamregister, vz Concilium Ned. Ver. Van Reumatologie |
nee |
nee |
Caroline van Durme |
|
geen |
nee |
nee |
nee |
nee |
Inbreng patiëntenperspectief
Er is aandacht besteed aan het patiëntenperspectief met patiënteninterviews (deels telefonisch). Een verslag van de patiënteninterviews is besproken in de werkgroep en de belangrijkste knelpunten zijn geadresseerd in de richtlijn. Het verslag is hieronder terug te vinden. Ook is in de oriënterende fase gezocht naar literatuur vanuit patiëntenperspectief, hierbij is gebruik gemaakt van een gestandaardiseerd zoekfilter (zie onder het verslag van de knelpunten). De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de deelnemers aan de patiënteninterviews, het Reumafonds en de Nederlandse Vereniging voor Jichtpatiënten.
Verslag patiënteninterviews (plenair + telefonisch)
Datum: 12 april 2012
Tijd: 16.00-19.00 uur
Aanwezigen: twee patiënten; dr. K.N.J. Burger (OMS / OPK; adviseur); dr. M. Janssen (reumatoloog; voorzitter werkgroep richtlijn Jicht)
Afwezig maar telefonisch geraadpleegd (telefonisch interview): twee patiënten
Patiëntkarakteristieken: man (4), 65 tot 67 jaar, 7 tot 25 jaar na diagnose
Onderwerpen die tijdens de plenaire sessie en telefonische interviews als verbeterpunten in de zorg geïdentificeerd zijn en voorstellen om deze te verbeteren:
Algemeen
- ondanks het feit dat jicht relatief vaak voorkomt, met name onder ouderen, en de incidentie van jicht toeneemt door de vergrijzing, is jicht slecht bekend onder niet-patiënten. Jicht lijkt een ‘vergeten’ ziekte. Hierdoor ondervinden patiënten vaak weinig begrip van hun omgeving, en praten niet graag over hun ziekte;
- patiënten zijn gebaat bij meer openheid en een betere voorlichting over de ziekte jicht onder de algemene bevolking;
- een bredere en betere kennis van veelvoorkomende ziektes zoals jicht zou bereikt kunnen worden door het starten van een centrale website onder het motto ‘ken uw ziekte’, en meer aandacht in de media. Zo’n centrale website zou moeten worden ondersteund door de overheid en medische beroepsverenigingen.
Patiëntenvoorlichting
- er is veel onduidelijkheid bij patiënten welke factoren de kans op een jichtaanval vergroten of juist verkleinen en in welke mate:
- relatie tussen dagelijkse activiteiten (lichamelijke en psychische belasting, werk, sport, lange vliegreizen) en de kans op een jichtaanval;
- relatie tussen levensstijl en voedingfactoren (alcohol; seafood; Nieuwe Haring) en de kans op een jichtaanval;
- welke factoren belangrijk zijn, en welke (veel) minder of nauwelijks.
- er is vaak onduidelijkheid bij patiënten over de bijwerkingen van jichtmedicatie:
- bijsluiters bevatten zeer uitgebreide informatie over tal van bijwerkingen, vaak zeer ernstige. De patiënt heeft moeite om deze informatie op waarde te schatten in relatie tot de voorgeschreven dosering, en de ziekte jicht;
- één patiënt geeft aan dat de apotheker zeer goede informatie verstrekt met betrekking tot risico’s en bijwerkingen (onder andere in de vorm van print-outs).
- door de ernst en het chronisch verloop van de ziekte zijn patiënten erg gevoelig voor (goedbedoelde) adviezen uit hun omgeving;
- mede door de onduidelijkheid die bestaat bij patiënten over risicofactoren en (bijwerkingen van) medicatie, zijn patiënten snel geneigd om af te wijken van doktersvoorschriften, alternatieve middelen te testen, of hun levensstijl en voedingspatroon aan te passen:
- verhogen van de colchicine dosering op advies van de omgeving: ‘een lage dosering helpt niet’ (: is de patiënt voldoende op de hoogte van de risico’s van colchicine?);
- niet gebruiken van prednison op advies van de omgeving: ‘paardenmiddel’, ‘opgeblazen gezicht’ (: realiseert de patiënt zich voldoende dat het om een lage dosering prednison gaat en een relatief korte behandelduur?);
- gebruik van alternatieve (‘wonder’) middelen: Alkalife, glucosamine, …;
- gebruik van alternatieve pijnstillers.
- er is behoefte aan betere voorlichting:
- welke factoren verhogen of verlagen de kans op een jichtaanval, en hoe sterk? Welke algemene adviezen vloeien hier uit voort, rekening houdend met de algemene gezondheid van de patiënt?
- welke behandelopties zijn er, en wat zijn de belangrijkste bijwerkingen van de voorgeschreven medicijnen. Deze voorlichting moet worden toegespitst op de jichtpatiënt (relevante dosering);
- aandacht voor vragen van de patiënt (FAQ; vraag en antwoord, in brochure of op website);
- aandacht voor omgevingsgeluiden: hoe om te gaan met de goedbedoelde adviezen die de patiënt bereiken vanuit de omgeving?
- aandacht voor alternatieve middelen (Alkalife, glucosamine, ‘wondermiddelen’);
- aandacht voor de relatie tussen jicht en een verhoogd risico op hart- en vaatziektes;
- niet alleen gericht op de patiënt, maar ook op de betrokkenen (vergroten van begrip). Aandacht voor de grote invloed die de ziekte kan hebben op het dagelijks functioneren (werken, sport);
- niet alleen bij het stellen van de diagnose, maar gedurende het hele behandeltraject. Informatie verstrekt bij de 1e diagnose wordt vaak slecht verwerkt door de patiënt;
- niet alleen mondeling, maar ook schriftelijk (goede brochure; website).
Behandelaar (algemeen)
- patiënten zijn vaak niet voorgelicht over de relatie tussen jicht en een verhoogd risico op hart- en vaatziektes. Onduidelijk is of patiënten voldoende worden gecontroleerd op hart- en vaatziektes;
- door het chronisch verloop van de ziekte jicht en vaak terugkerende en ernstige symptomen (aanvallen), bestaat er bij patiënten vaak de behoefte aan een second opinion. Deze onafhankelijke analyse van het ziekteverloop en medicatiebeleid wordt door patiënten zeer verhelderend gevonden;
- patiënten geven aan dat aanvallen vaak optreden op bepaalde momenten, wanneer er sprake is van grote lichamelijke en psychische belasting, bijvoorbeeld bij piekbelasting op het werk. Zo’n jichtaanval komt dan op het slechts denkbare moment. Patiënten zouden graag beschikken over extra medicatie (profylaxe) om deze voor hun ‘voorspelbare’ jichtaanvallen te voorkomen;
- betere voorlichting over hart- en vaatziekterisico, en meer aandacht voor preventie van hart- en vaatziekte bij jichtpatiënten is gewenst.
Huisarts
- één patiënt met chronische jicht (25 jaar jicht) en regelmatige jichtaanvallen is nooit doorverwezen door de huisarts en min of meer door toeval (ziekenhuisopname i.v.m. ernstige infectie) recent in contact gekomen met de reumatoloog die de definitieve diagnose (kristalbewijs) heeft gesteld en de behandeling (nu ook met urinezuur-verlagende therapie) heeft overgenomen;
- de patiënt verklaard niet te zijn voorgelicht door de huisarts over (of gecontroleerd op) hart- en vaatziekterisico, en wordt pas recent behandeld voor hoge bloeddruk;
- de patiënt is ontevreden over de procedure die gevolgd wordt bij een jichtaanval. Na telefonisch contact met de huisartspraktijk volgt geen consult met de huisarts, maar wordt een herhaalrecept (pijnstiller) verstrekt door de praktijkassistent. De patiënt geeft aan behoefte te hebben aan meer contact met de huisarts;
- een tweede chronische jichtpatiënt is op eigen verzoek recent doorverwezen naar de reumatoloog vanwege pijn in het polsgewricht, met name om meer zekerheid te krijgen over de diagnose (reuma versus jicht). De reumatoloog heeft de definitieve diagnose gesteld (kristalbewijs) en behandeling met urinezuurverlagende therapie gestart;
- eerder werd de patiënt door de huisarts uitsluitend behandeld met pijnstillers, in eerste instantie naproxen, waar de patiënt ernstige bijwerkingen van ondervond. De patiënt verklaard het gevoel te hebben dat huisartsen betrekkelijk weinig kennis hebben van de ziekte jicht;
- de organisatie van zorg rond jichtpatiënten verdient extra aandacht, met name het samenspel en verwijsbeleid tussen eerstelijns en tweedelijns zorg. Dit lijkt in het bijzonder te gelden bij patiënten met langdurige chronische jicht, die gebaad zouden zijn bij een betere (persoonlijke) begeleiding, en een regelmatige herevaluatie van hun behandelplan.
Zoekfilter patiëntenperspectief
46. exp Consumer Participation/
47. ((patient or consumer*) adj3 (participat* or decisi* or decid*)).ti,ab.
48. "Patient Acceptance of Health Care"/
49. exp Attitude to Health/
50. *exp consumer satisfaction/ or patient preference/
51. "patient-focused".ti,ab.
52. "patient-centred".ti,ab.
53. (patient adj3 (attitude? or preference)).ti,ab.
54. "patient satisfaction".ti.
55. cooperative behavior/
56. exp self efficacy/ or self-efficacy.ti,ab.
57. exp Adaptation, Psychological/
58. coping.ti,ab.
59. ("self perception" or "self concept").ti,ab.
60. exp health education/ or patient education as topic/
61. exp attitude to health/ or health knowledge, attitudes, practice/
62. ("informed choice" or "shared decision making").ti,ab.
63. empowerment.tw.
64. ("focus group*" adj3 (patient* or parent* or famil* or spouse*)).ti,ab.
65. *"Quality of Life"/ or "Quality of Life"/px [Psychology]
66. (QoL or "Quality of life").ti.
67. Personal Autonomy/ or self concept/
68. consumer advocacy/ or freedom/
69. Needs Assessment/
70. Patient Advocacy/
71. Self-Help Groups/
72. Life Change Events/
73. Attitude to Death/
74. Patient-Centered Care/
75. exp Professional-Patient Relations/
76. Self Care/
77. self-management.ti.
78. ((patient* or consumer* or parent* or famil* or spouse*) adj (attitude* or involvement or desir* or
perspective* or activation or view* or preference*)).ti,ab.
79. "expert patient*".ti,ab.
80. or/45-79
81. exp Decision Making/
82. exp Communication/
83. Stress, Psychological/
84. Emotions/
85. vignette*.ti,ab.
86. or/81-85
87. exp Patients/px [Psychology]
88. (patient* or consumer*).ti.
89. 87 or 88
90. 86 and 88
91. "focus group*".ti,ab.
92. focus groups/ or narration/
93. qualitative.ti.
94. 91 or 92 or 93
95. 80 or 90 or 94
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren.
De richtlijn wordt digitaal verspreid onder alle relevante beroepsgroepen. Ook is de richtlijn te downloaden vanaf de website van de Richtlijnendatabase.
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen volgens het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; AGREE Next Steps Consortium, 2009; www.agreecollaboration.org), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is en op ‘Richtlijn voor Richtlijnen’ van de Regieraad Kwaliteit van Zorg voor het ontwikkelen en implementeren van richtlijnen (www.cvz.nl).
Knelpuntenanalyse
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten.
Uitgangsvragen en uitkomstmaten
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse hebben de voorzitter en de adviseur concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij naar gewenste en ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang als kritiek, belangrijk en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep voor zover mogelijk wat zij voor een bepaalde uitkomstmaat een klinisch relevant verschil vond, dat wil zeggen wanneer de verbetering in uitkomst een verbetering voor de patiënt is.
Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur
Er werd eerst oriënterend gezocht naar bestaande buitenlandse richtlijnen in Medline (OVID) en in de databases van Guidelines International Network,Trip en van het National guideline clearinghouse (USA) en naar systematische reviews via Medline (OVID). Vervolgens werd voor de afzonderlijke uitgangsvragen aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen met op voorhand opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekactie of gebruikte trefwoorden van de zoekactie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in het hoofdstuk van desbetreffende uitgangsvraag.
Kwaliteitsbeoordeling individuele studies
Individuele studies werden systematisch beoordeeld met op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria om zo het risico op vertekende studieresultaten (bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de methodologische checklijsten.
Samenvatten van de literatuur
De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidencetabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij voldoende overeenkomsten tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
Voor interventievragen:
de kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/) (Atkins et al., 2004).
Voor vragen over de waarde diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose:
bij dit type vraagstelling kan GRADE (nog) niet gebruikt worden. De bewijskracht van de conclusie is bepaald volgens de gebruikelijke EBRO-methode (Van Everdingen et al., 2004), waarbij de bewoording van de GRADE methode is gebruikt zoals hieronder weergegeven (tabellen 1 en 2).
Tabel 1. Methodologische kwaliteit van individuele studies volgens de EBRO-methode
Bewijs niveau |
Interventie |
Diagnostisch accuratesse onderzoek |
Schade of bijwerkingen, etiologie, prognose |
A1 |
Systematische review van min. 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau |
||
A2 |
Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit van voldoende omvang |
Onderzoek ten opzichte van een referentietest (‘gouden standaard’) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van resultaten, met voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad |
Prospectief cohort onderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor ‘confounding’ en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten. |
B |
Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 (ook patiënt-controle onderzoek, cohort-onderzoek) |
Onderzoek ten opzichte van een referentietest, maar niet met alle kenmerken die onder A2 zijn genoemd |
Prospectief cohort onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 of retrospectief cohort onderzoek of patiënt-controle onderzoek |
C |
Niet-vergelijkend onderzoek |
Tabel 2. Niveau van bewijskracht van de conclusie volgens de EBRO-methode
EBRO |
Conclusie gebaseerd op |
Bewoording |
Niveau 1 |
Onderzoek van niveau A1 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2 |
Hoog |
Niveau 2 |
1 onderzoek van niveau A2 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B |
Matig |
Niveau 3 |
1 onderzoek van niveau B of C |
Laag |
Niveau 4 |
Mening van deskundigen |
Zeer laag |
Formuleren van de conclusies
Voor vragen over waarde diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose is het wetenschappelijke bewijs samengevat in een of meer conclusies, waarbij het niveau van het meest relevante bewijs is weergegeven.
Bij interventievragen verwijst de conclusie niet naar een of meer artikelen, maar wordt deze getrokken op basis van alle studies samen (body of evidence). Hierbij maakten de werkgroepleden de balans op van elke interventie. Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen.
Overwegingen
Voor een aanbeveling zijn naast het wetenschappelijke bewijs nog andere aspecten van belang, zoals de expertise van de werkgroepleden, patiëntenvoorkeuren, kosten, beschikbaarheid van voorzieningen of organisatorische facetten. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting vermeld onder het kopje ‘Overwegingen’.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven een antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op zowel het beschikbare wetenschappelijke bewijs als op de belangrijkste overwegingen.
Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg, zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur. Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de modules 'Randvoorwaarden (Organisatie van de zorg)'.
Indicatorontwikkeling
Gelijktijdig met het ontwikkelen van de conceptrichtlijn werden interne kwaliteitsindicatoren ontwikkeld om het toepassen van de richtlijn in de praktijk te volgen en te versterken. Meer informatie over de methode van indicatorontwikkeling is op te vragen bij het Kennisinstituut van Medisch Specialisten.
Kennislacunes
Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is. Een overzicht van aanbevelingen voor nader of vervolg onderzoek staat in bijlage 'Kennislacunes'.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor commentaar. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de deelnemers aan de patiënteninterviews, het Reumafonds, de Nederlandse Vereniging voor Jichtpatiënten (NVvJ) en de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie (NVVC). De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd.