Inspanningsgebonden pijnsyndromen van het onderbeen

Initiatief: VSG Aantal modules: 12

Conservatieve behandelingen bij inspanningsgebonden pijnsyndromen

Uitgangsvraag

Hoe dient de conservatieve behandeling van inspanningsgebonden pijnsyndromen van het onderbeen eruit te zien?

Aanbeveling

Start de conservatieve behandeling met educatie van de patiënt over de aard van de vermoedelijke aandoening en het doseren van beenbelasting.

 

Bespreek met de patiënt welke barrières (fysiek, psychisch en/of sociaal) het herstel mogelijk tegenwerken, bijvoorbeeld (irreële) gedachten over de blessure, pijn en prestaties.

 

Start bij patiënten met MTSS, CECS en myogene kuitklachten met therapie gericht op pijnvermindering en oefentherapie. Stel het oefenprogramma samen gebaseerd op geobjectiveerde beperkingen of afwijkende bewegingspatronen.

 

Streef naar verhoging van belastbaarheid van de onderste extremiteit.

 

Overweeg loopscholing (verandering van wandel- of hardlooptechniek), verandering van schoeisel, of het verstrekken van zolen of compressiekousen bij patiënten die hun klachten ervaren bij hardlopen, springen, (snel) wandelen of lang staan.

 

Informeer de patiënt over de lage bewijskracht van conservatieve behandelingen.

 

Evalueer de behandeling na 6 weken en na 12 weken op pijn, functioneren en herstel naar sport/werk/ADL. Indien er na 12 weken conservatieve behandeling geen klachtenreductie of progressie in belastbaarheid plaatsvindt, heroverweeg de diagnose en het beleid, of draag de patiënt over aan een medisch specialist.

 

Verwijs een patiënt met (verdenking op) inklemming van een (onder-)been zenuw of PAES naar een specialist met interesse en ervaring in de problematiek zonder een conservatief traject op te starten.

Overwegingen

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

De bewijskracht in de literatuur ten aanzien van conservatieve behandelingen voor patiënten met inspanningsgebonden pijnsyndromen van de onderbenen is zeer beperkt. De lage tot zeer lage bewijskracht wordt met name veroorzaakt door beperkingen in de studieopzet en kleine aantallen patiënten. Het aantal RCT’s is ook erg beperkt (n=6) en er worden verschillende interventies besproken. De meest eenvoudige interventies zijn niet experimenteel onderzocht, bovendien werden er alleen studies gevonden voor MTSS en CECS, en niet voor de andere aandoeningen die in deze richtlijn zijn opgenomen. Op basis van de gevonden literatuur kunnen er geen conclusies worden getrokken over het effect van een behandeling met ESWT, zolen of oefentherapie op de cruciale uitkomstmaten pijn, functie en herstel naar werk/sport/vrije tijd. Ook voor de effecten op de belangrijke uitkomstmaten tevredenheid, kwaliteit van leven en complicaties kunnen er geen conclusies worden getrokken. Pijnmedicatie en injectietherapie zijn niet meegenomen in de literatuursearch. Samenvattend: er kan op basis van de gevonden literatuur niet beschreven worden hoe de conservatieve behandeling van inspanningsgebonden pijnsyndromen van het onderbeen eruit dient te zien.

 

Deze groep aandoeningen wordt gekenmerkt door overbelasting. Het verminderen en doseren van de provocerende belasting in sport of werk, naast het verbeteren van de belastbaarheid is het primaire advies (Winters, 2018). Er is kennis en ervaring vereist bij de zorgverlener omtrent de behandeling van de verschillende pijnsyndromen van het onderbeen en over het doseren van beenbelasting in sport en werk. Overleg en samenwerking met een bedrijfsarts kan helpen de fysieke belasting in werk te reduceren. Het is vervolgens belangrijk om uit te vragen welke vormen van conservatieve behandelingen een patiënt mogelijk al heeft ondergaan, wat de inhoud en duur van deze behandeling was en wat de resultaten waren. Om recidief klachten te voorkomen is het van belang risicofactoren voor het ontstaan van onderbeenklachten zo mogelijk weg te nemen. Een biomechanische analyse kan een afwijkende anatomie, functionele beperkingen, of ongunstige bewegingspatronen identificeren en de basis vormen voor een individueel oefentherapeutisch programma. Zo kan bij hardlopers de hardlooptechniek worden aangepast (loopscholing) om de schokbelasting per stap te reduceren (Zimmermann, 2019) en met zolen kan de risicofactor overpronatie worden tegengegaan (Newman, 2013). Als oefentherapie niet mogelijk is door pijn, dan wordt door sommige specialisten in Nederland lokale injectie therapie toegepast (bv. dextrose prolotherapie of lidocaine/kenacort). Vervolgens kan de zorgverlener coachen (educatie) bij het geleidelijk opbouwen van de belasting om terugkeer naar sport/werk/activiteitenniveau te bereiken. Hierbij moet uiteraard rekening worden gehouden met de wensen en mogelijkheden van de patiënt. Uit de literatuuranalyse komt naar voren dat van alle conservatieve behandelvormen nog moet blijken dat zij superieur zijn boven rust. Probleem is dat het moeilijk is om patiënten te vinden voor een studie waarin een studiegroep een vorm van behandeling krijgt terwijl de controlegroep geen therapie ontvangt.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en eventueel hun verzorgers)

Het doel voor de patiënt is erg afhankelijk van de populatie. De oudere patiënt met onderbeenklachten wil pijnvrij kunnen bewegen, een topsporter wil terug naar het oude prestatieniveau, militairen willen terugkeren naar hun werk, patiënten met een zenuwinklemming willen weer kunnen slapen zonder pijn. Er zijn weinig ongewenste bijwerkingen van conservatieve behandelingen bekend wat het voor patiënten interessant maakt om hiermee te starten. De vragenlijst die is uitgezet onder patiënten met inspanningsgebonden pijnsyndromen (n=30) laat zien dat veel verschillende conservatieve behandelingen zijn toegepast; sportcompressiekousen met een voetgedeelte (n=9), zonder voetgedeelte (n=4); oefeningen om spieren te versterken (n=20); oefeningen om spieren te rekken (n=18); op maat gemaakte zolen (n=14), een opbouwend belastingsschema (n=16); loopscholing (n=13).

 

Kosten (middelenbeslag)

Verschillende conservatieve behandelingen zijn vergelijkbaar in kosten. De kosten van conservatieve interventies zijn lager dan van chirurgische interventies. Daarom zijn conservatieve behandelingen een goed startpunt voor een behandeling, gezien de mogelijke effectiviteit, de niet-invasieve aard en beperkte kosten ten opzichte van meer invasieve interventies zoals (echogeleide) injecties of operatie. Bovendien zijn de kosten voor behandeling in de eerste lijn goedkoper dan medisch specialistische zorg in de tweede lijn. Veel conservatieve zorg, denk aan fysiotherapie en registerpodologie, wordt vergoed vanuit de aanvullende zorgverzekeringen en niet vanuit de basisverzekering. Dit kan van invloed zijn op de duur van de behandeling doordat de patiënt de overweging maakt of hij/zij wel of niet de kosten kan maken voor de behandeling.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

Er is in deze richtlijn geen literatuuronderzoek gedaan naar de haalbaarheid van de conservatieve behandelingen. Door het ontbreken van overtuigend bewijs voor de effectiviteit van deze behandelingen worden de aanbevelingen voor de actieve interventies zoals oefentherapie in de vorm van loopscholing ondersteund door gepubliceerde case series en logische redenatie uit de vakgebieden biomechanica en fysiologie. Conservatieve behandelingen zouden ongeveer 12 weken ingezet moeten worden om verbetering te bewerkstelligen. Mogelijk heeft de patiënt met onderbeenklachten reeds in deze fase baat van een behandelteam waarin meerdere 1e lijn zorgverleners zijn vertegenwoordigd (huisarts, fysiotherapeut, sportpodotherapeut, registerpodoloog etc). In 12 weken zullen de meeste patiënten (nog) niet volledig klachtenvrij of volledig teruggekeerd zijn naar werk/sport/activiteitenniveau, maar er zou wel vooruitgang te zien moeten zijn. Als geen klachtenreductie of progressie in belastbaarheid plaatsvindt na 12 weken, dan moet overwogen worden om de patiënt naar een medisch specialist te sturen. Stuur de patiënt indien mogelijk naar een zorginstelling waar een multidisciplinair team (bijvoorbeeld sportarts, chirurg en radioloog) beschikbaar is om de patiënt met onderbeenklachten te beoordelen. Als ook door dit multidisciplinaire team de patiënt niet geholpen kan worden om van zijn klachten af te komen en participatiedoelen te bereiken (bijvoorbeeld mobiliteit, werk, hobby), of wanneer duidelijk wordt dat er naast de somatische component ook psychische of sociale factoren de klachten beïnvloeden, overweeg dan verwijzing naar multidimensionale behandeling onder supervisie van een revalidatiearts. Dit laatste wellicht niet om de stoornis (pijn, functieverlies) te verminderen maar om activiteitenniveau en participatie te verbeteren. De revalidatiearts zal onder andere orthesen, schoentechnische voorzieningen of multidisciplinaire behandelingen met principes van cognitieve gedragstherapie of exposure overwegen.

 

Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies

Op basis van de literatuur kunnen geen harde conclusies worden getrokken, de werkgroep is voor een actieve benadering van patiënten met inspanningsgebonden pijnsyndromen van het onderbeen, waarbij educatie een belangrijk onderdeel is. Een actieve benadering gedurende 12 weken zou vooruitgang moeten geven en de klachten moeten verminderen, als dit niet zo is kan worden doorverwezen naar een andere zorgverlener.

Onderbouwing

Zoals eerder besproken, kunnen inspanningsgebonden pijnsyndromen van de onderbenen ontstaan bij activiteiten waarbij hardlopen, springen, (snel) wandelen en lang staan veel voorkomen (bijvoorbeeld: zaalsporten, danssporten, atletiek, sportopleidingen, militaire opleidingen, beveiliging). In deze richtlijn worden zes aandoeningen besproken: Medial Tibial Stress Syndrome (MTSS), Chronic Exertional Compartment Syndrome (CECS), stressfracturen, zenuwinklemming, atraumatische myogene kuitklachten, zenuwinklemming en Popliteal Artery Entrapment Syndrome (PAES). In de praktijk worden verschillende soorten behandelingen door elkaar toegepast, maar het is onduidelijk welke behandeling, of combinatie van interventies, het beste werkt bij welk syndroom, en wanneer een chirurgische behandeling (module chirurgische behandeling) kan worden overwogen.

1.1 Pain (important)

Very low GRADE

The evidence is very uncertain about the effect of ESWT on pain when compared to control or placebo treatment in MTSS patients.

 

Sources: (Garcia , 2011; Newman, 2017)

 

1.2 Function (critical)

Very low GRADE

The evidence is very uncertain about the effect of ESWT on function when compared to control or placebo treatment in MTSS patients.

 

Sources: (Garcia, 2011)

 

1.3 Return to sport/work (critical)

Very low GRADE

The evidence is very uncertain about the effect of ESWT on return to sport/activity when compared to control or placebo treatment in MTSS patients.

 

Sources: (Garcia, 2011)

 

1.4 Patient satisfaction about recovery (important)

-

GRADE

The outcome measure ‘satisfaction’ was not reported in the included studies.

 

 

1.5 Quality of life (important)

-

GRADE

The outcome measure ‘quality of life’ was not reported in the included studies.

 

1.6 Complications/adverse events(important)

-

GRADE

The outcome measure ‘complications/adverse events’ was not reported in the included studies.

 

Conclusion’s orthosis and MTSS patients

2.1 Pain (critical)

Very low GRADE

The evidence is very uncertain about the effect of orthosis on pain in patients with MTSS, compared to control treatment.

 

Sources: (Kachanathu, 2018; Johnston, 2006)

 

2.2 Function (critical)

Very low GRADE

The evidence is very uncertain about the effect of orthosis on function in patients with MTSS, compared to control treatment.

 

Sources: (Johnston, 2006)

 

2.3 Return to sport/work/leisure (critical), 2.4 Patient satisfaction (about recovery) (important), quality of life (important), complications/adverse events (important)

-

GRADE

The outcome measures ‘return to sport/work/leisure’, ‘satisfaction’, ‘quality of life’, ‘complications/adverse events’ were not reported in the included studies.

 

Conclusions running versus exercises versus compression stockings in MTSS patients

3.2 Function (critical)

Very low

GRADE

The evidence is very uncertain about the effect of a running program, exercises, or compression stocking on function’ in patients with MTSS.

 

Sources: (Moen, 2012)

 

3.1 Pain (critical), 3.3 Return to sport/work/leisure (critical), 3.4 Patient satisfaction (with treatment) (important)3.5 Quality of life (important), 3.6 Complications/adverse events (important)

-

GRADE

The outcome measures ‘pain’, ‘return to sport/work/leisure’, ‘satisfaction’, ‘quality of life’, complications/adverse events were not reported in the included studies.

 

Conclusions CECS: Astym therapy versus massage

4.1 Pain (critical)

Very low GRADE

The evidence is very uncertain about the effect of Astym on ‘pain’ in patients with CECS, compared to massage therapy.

 

Sources: (Ragab, 2019)

 

4.2 Function (critical)

Very low GRADE

The evidence is very uncertain about the effect of Astym on ‘function’ in patients with CECS, compared to massage therapy.

 

Sources: (Ragab, 2019)

 

4.3 Return to sport/work/leisure (critical), 4.4 Satisfaction (important), 4.5 Quality of life (important), 4.6 Complications/adverse events (important)

-

GRADE

The outcome measures ‘return to sport/work/leisure’, ‘satisfaction’, ‘quality of life’, and ‘complications/adverse events’ were not reported in the included studies.

Six studies answered the search question. Five RCTs included patients with MTSS (medial tibial stress syndrome) and one RCT included patients with CECS (chronic exertional compartment syndrome). As different types of interventions were evaluated in these studies, we divided this summary in four parts:

  1. MTSS: Extracorporeal shockwave therapy versus a control condition.
  2. MTSS: Orthosis versus a control condition.
  3. MTSS: Running versus exercises versus compression stockings.
  4. CECS: Astym therapy versus massage .

 

The effectiveness of other interventions for exercise-related leg pain, such as sports tape, dry needling, acupuncture, gait retraining, ice therapy, ultrasound, or laser therapy has not been evaluated in a RCT.

 

1. MTSS: Extracorporeal shockwave therapy (ESWT) versus control

1. Description of studies

We found two RCTs that studied the effectiveness of ESWT in MTSS patients.

 

Garcia (2017) performed a single-blind RCT comparing ESWT plus an exercise programme (intervention) to an exercise programme alone (control) in Colombian military cadets diagnosed with MTSS. ESWT consisted of 1500 pulses (0.2mJ/mm2) at 5 Hz during one session. The exercise programme (muscle stretching and strengthening exercises) consisted of 40-minute training sessions and was administered 5x/week for a period of four weeks. The ESWT-group had 23 participants (mean age: 20 years, 20M/3F) and the control-group 19 participants (mean age: 19 years, 13M/6F). The authors assessed pain (VAS) after a running test, function as the duration of running, and satisfaction with treatment (Roles and Maudsley scale) over the study period of four weeks. The running test consisted of running on a treadmill at a fixed speed (10km/h). The running test was stopped if the patient indicated that the pain was too severe to continue or in case of fatigue.

 

Newman (2017) performed a pilot RCT comparing shockwave therapy (n=12, mean age: 34 years, 5M/7F) to sham-shockwave therapy (n=12, mean age: 36 years, 5M/7F) in active Australian adults diagnosed with MTSS. The ESWT dose progressed from 0.1 to 0.3mJ/mm2 (total cumulative dose in 5 sessions was 1450mJ/mm2). The control-group received a sham-dose ESWT, which consisted of 0.01mJ/mm2. The follow-up period was ten weeks. Outcomes included impairment level (pain using NRS) and participation level (self-perception of change using a global rating of change questionnaire). Pain was measured with the patient resting with an algometer (set at 5kg) to the tibia and muscle and during running with an NRS scale (0-10). The running test consisted of running on a treadmill at a fixed speed (7.5km/h for 2 minutes, followed by 10km/h) and was stopped when pain reached a NRS level of four (on a 0-10 scale) or at a maximum of 18 minutes of running.

 

1. Results

1.1 Pain

Both RCTs (Garcia 2017; Newman, 2017) assessed pain, but at different moments in time. Garcia (2011) used VAS and Newman (2017) used NRS.

 

Garcia (2017) measured pain before and after treatment, with the patient resting, or running. At rest, in the ESWT-group pain decreased from 3.78 (SE: 0.338) to 0.56 (SE: 0.206) at four weeks, whereas in the control-group pain decreased from 4.05 (SE: 0.408) to 1.47 (SE: 0.309) at four weeks (between-group analysis p=0.016). This between-group difference is statistically significant but deemed not clinically relevant.

 

During running, mean VAS score for the participants in the ESWT-group decreased from 6.78 (SE: 0.287) to 2.17 (SE:0.443) at four weeks, whereas the mean VAS score of the participants in the control-group decreased from 7.31 (SE: 0.412) to 4.26 (SE: 0.365) at four weeks (between-group analysis p=0.001).

 

Newman (2017) measured bone and muscle pain at rest with an algometer and pain during running with a subjective pain score (NRS). In the ESWT-group algometer bone pain decreased from 5.9 (SD: 2.4) to 5.3 (SD: 2.4) at ten weeks follow-up, whereas in the control-group pain decreased from 5.5 (SD: 2.0) to 3.6 (SD: 1.7), between-group difference was 1.1, 95%CI 0.0 to 2.3, p=0.05. This is a statistically significant difference, but not clinically relevant.

Regarding algometer muscle pain and running pain, nor statistically significant nor clinically relevant differences were reported: in the ESWT-group algometer muscle pain decreased from 3.6 (SD: 2.5) to 3.3 (SD: 1.6) at ten weeks follow-up, whereas the control-group decreased from 3.9 (SD: 1.8) to 3.2 (SD: 1.8), between-group difference 0.2, 95%CI -1.5 to 1.9. In the ESWT-group running pain scores decreased from 6.9 (SD: 1.3) to 3.2 (SD: 2.5) at ten weeks follow-up, whereas in the control-group running pain decreased from 6.6 (SD: 2.0) to 2.9 (SD: 3.0), between-group difference −0.1, 95%CI 2.9 to −2.7.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence regarding the outcome measure ‘pain’ started at high as it was based on RCTs but was downgraded by three levels because of study limitations (-1; risk of bias e.g., inadequate blinding) and imprecision (-2; the limited number of included patients and wide confidence intervals consisting of both no effect as well as clinical relevant effects). The level of evidence was assessed as “very low”.

 

1.2 Function

Both RCTs (Garcia 2017, Newman 2017) assessed function. Garcia (2011) measured the duration of running at 10km/h and Newman (2017) the distance of running until pain reached a specific level (4 on a scale of 0-10). The ESWT group in the study by Garcia (2011) was able to run for 17 min 33 s (SE: 2.36) at the end of follow-up, compared to 4 min 48 s (SE: 1.03) in the exercise-only group (p > 0.001). In the study by Newman (2017), the patients in the experimental group (n=12) could run 659 (SD 520) meters on average, and the patients in the control group (n=12) could run 1754 (1103) meters on average at week 10. There was no significant difference between groups in the pain-limited distance run (MD −583 m, 95% CI: −1260 to 94) at week 10.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence regarding the outcome measure ‘function’ started at high as it was based on RCTs but was downgraded by three levels because of study limitations (-1; risk of bias e.g., inadequate blinding) and imprecision (-2; the inclusion of a single study with a limited number of included patients). The level of evidence was assessed as “very low”.

 

1.3 Return to sport/work/leisure

One RCT (Garcia, 2011) assessed return to activity. Garcia (2017) reported that all patients had returned to activity and running in the military academy 4 weeks after treatment.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence regarding the outcome measure ‘return to sport/work/leisure’ started at high as it was based on an RCT but was downgraded by three levels because of study limitations (-1; risk of bias) and imprecision (-2; the inclusion of a single study with a limited number of included patients). The level of evidence was assessed as “very low”.

 

1.4 Satisfaction (about recovery)

The outcome measure satisfaction with recovery was not reported in the included studies.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence regarding the outcome measure ‘satisfaction’ was not assessed due to lack of data.

 

1.5 Quality of life

Garcia (2017) and Newman (2017) did not include this outcome measure.

Level of evidence of the literature

The level of evidence regarding the outcome measure ‘quality of life’ was not assessed due to lack of data.

 

1.6 Complications/adverse events

Both Garcia (2011) and Newman (2017) reported that no complications or adverse effects were observed in the groups. Both studies did not specify how, and which type of complications were measured.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence regarding the outcome ‘complications/adverse events’ was not graded, because no cases with complications or adverse events were reported.

 

2. MTSS: Orthosis versus control

2. Description of studies

We found two RCTs that studied the effectiveness of orthosis in MTSS patients.

 

 

Kachanathu (2018) performed an RCT which compared kinesio taping and exercises (n=20) to non-custom standard orthotics and exercises (n=20). All participants were diagnosed with shin splints. Both groups were asked to perform stretching and strengthening exercise three times a day for 1 week. The intervention consisted of anti-pronation kinesio taping, which was applied by a certified athletic trainer, instructed to perform this specific tape application. Orthotics (control) consisted of non-custom semi-rigid shoe insoles with medial arch support, and the participants performed the exercises with the insoles in their shoes.

 

Outcomes were assessed using VAS (pain free distance during a 6-metre single leg distance hop test) over a study period of one week. No statements were made regarding adverse events or complications. The study duration was 1 week, which might be too short to assess the long-term effectiveness.

 

Johnston (2006) performed a pilot RCT and included 25 American soldiers diagnosed with shin splints. Patients were randomly assigned to a traditional treatment plus shin orthosis group (n=12, mean age: 22) or a traditional treatment (control) group (n=13, mean age: 22). From day seven onward all participants completed a walk-to-run program. The primary outcome measure was the number of treatment days before a patient could run half a mile without pain. Maximum duration of the study was six weeks. Authors assessed running pain with a VAS score after each session. No statements were made regarding adverse events or complications. Six (46%) intervention group subjects and six (50%) control group subjects did not complete the study, due to various reasons.

 

Results

2.1 Pain

Both studies (Kachanathu, 2018; Johnston, 2006) assessed pain using VAS.

 

Kachanathu (2018) detected a statistically significant difference between the taping-group and orthotics-group at 1 week. Pain was measured during a single leg hop for distance test. In the taping-group VAS decreased from 6.26 (SD: 1.43) to 3.46 (SD: 1.18), whereas in the orthotics-group VAS decreased from 5.66 (SD: 1.63) to 4.53 (SD: 1.35). Inter-group analysis revealed significant improvement in the taping-group compared to the orthotics-group (p<0.05). This inter-group difference is statistically significant but deemed not clinically relevant.

 

Johnston (2006) reported that the VAS scores revealed no significant improvement in both groups, but no raw data was provided in the article.

 

2.2 Function

Johnston (2006) reported that there was no significant difference between treatment groups in days to finish a half mile run pain free. Kachanathu (2018) did not include this outcome.

 

2.3 Return to sport/work/leisure

Kachanathu (2018) and Johnston (2006) did not include this outcome.

 

2.4 Satisfaction about recovery

Kachanathu (2018) and Johnston (2006) did not include this outcome.

 

2.5 Quality of life

Kachanathu (2018) and Johnston (2006) did not include this outcome.

 

 

2.6 Complications/adverse events

Kachanathu (2018) and Johnston (2006) did not include this outcome.

 

2. Level of evidence of the literature

The level of evidence regarding the outcome measure ‘pain’ started at high as it was based on RCTs but was downgraded by three levels because of study limitations (-1; risk of bias e.g., inadequate blinding, relatively large loss to follow-up) and imprecision (-2; the limited number of included patients and wide confidence intervals consisting of both no effect as well as clinical relevant effects). The level of evidence was assessed as “very low”.

 

The level of evidence regarding the outcome measure ‘function’ started at high as it was based on RCTs but was downgraded by three levels because of study limitations (-1; risk of bias e.g., inadequate blinding, relatively large loss to follow-up) and imprecision (-2; the limited number of included patients and wide confidence intervals consisting of both no effect as well as clinical relevant effects). The level of evidence was assessed as “very low”.

 

The level of evidence regarding outcome measures ‘return to sport/work’, ‘patient satisfaction about recovery’, ‘quality of life’, and ‘complications/adverse events’ were not assessed due to lack of data.

 

3. MTSS: Running versus exercises versus compression stockings

3. Description of study

Moen (2012) performed a multicentre RCT in Dutch athletes diagnosed with MTSS. Patients were randomized into three groups. All groups performed a graded running program which consisted of a six-phase graded running program three times per week. Group one performed a graded running program only (n=25, mean age: 22, 9M/16F). Group two performed a graded running program with additional exercises (n=24, mean age: 21, 10M/14). The exercises were performed at home five times per week and consisted of stretching and strengthening exercises for the calve muscles. Group three performed a graded running program wearing compression stockings (n=25, mean age: 23, 12M/13F). The compression stockings were worn only when athletes were walking or running. The assessed outcome was the number of treatment days to reach a functional standard. Function was defined as being able to run 18 minutes outdoor consecutively at a speed in which speech becomes difficult. Follow-up took place at week 2, 4, 6, 8, 10, 12, 16, 22, 28, 34, 42, and 50.

 

3. Results

3.1 Pain

Moen (2012) did not include this outcome.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence regarding outcome measure ‘pain’ was not assessed due to lack of data.

 

3.2 Function

Moen (2012) measured the number of days until the patient was able to complete 18 consecutive minutes of running with high intensity. Treatment duration in the running program group was 105.2 (SD: 54.6) days, in the running program with exercises group 117.6 (SD: 64.2) days, and in the running program with sports compression stocking 102.1 (SD: 52.3) days. The difference between these groups was not significant.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence regarding the outcome measure ‘function’ started at high as it was based on an RCT but was downgraded by three levels because of study limitations (risk of bias -1) and the inclusion of a single study with a limited number of included patients (imprecision, -2). The level of evidence was assessed as “very low”.

 

3.3 Return to sport/work/leisure

Moen (2012) did not include this outcome measure.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence regarding outcome measure ‘return to sports/work/leisure’ was not assessed due to lack of data.

 

3.4 Satisfaction (with recovery)

Moen (2012) did not report satisfaction with recovery.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence regarding the outcome ‘satisfaction’ was not assessed due to lack of data.

 

3.5 Quality of life

Moen (2012) did not include this outcome measure.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence regarding outcome measure ‘quality of life’ was not assessed due to lack of data.

 

3.6 Complications/adverse events

Moen (2012) reported that no complications or adverse effects were observed in the groups.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence regarding the outcome measure ‘complications’ was not graded because no cases with complications or adverse events were reported.

 

4. Description of study

Ragab (2019) performed an RCT which compared effects of Astym therapy and massage in athletes with ant-CECS. A total of 30 patients were included, clinically diagnosed with bilateral anterior chronic exertional compartment syndrome of the lower leg. 15 patients were randomly allocated to the Astym-group (intervention) and 15 patients were allocated to the massage-group (control). Astym therapy is a manual technique with specific strokes through the application of specialized instruments to enhance tissue healing, alleviate pain, and facilitate mobility. During the study period of 4 weeks, both groups received 8 sessions. In addition, all patients received a physiotherapy program including ice, ultrasound on the lower lateral leg, and stretching and strengthening exercises. Authors assessed pain (VAS) and function (Lower Extremity Functional Scale, LEFS) before starting the treatment program and at the end of the program.

 

4. Results

4.1 Pain

Ragab (2019) measured pain with VAS. A statistically significant difference in VAS scores was detected (p=0.03) after the four weeks study period. The Astym-group decreased from 3.18 (SD: 1.09) to 1.08 (SD: 0.61), whereas the massage-group decreased from 3.06 (SD: 0.86) to 1.68 (SD: 0.85). However, this difference is not considered clinically relevant.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence regarding the outcome measure ‘pain’ started at high as it was based on an RCT but was downgraded by three levels because of study limitations (risk of bias due to e.g., inadequate blinding, -1) and the inclusion of a single study with a limited number of included patients (imprecision, -2). The level of evidence was assessed as “very low”.

 

4.2 Function

Ragab (2019) measured function using a functional scale (Lower Extremity Functional Scale, LEFS) A statistically significant difference in LEFS scores was detected (p=0.001) after the four weeks study period. In the Astym-group the function score increased from 69.26 (SD: 5.33) to 79 (SD: 1.41) and the massage-group increased from 68.66 (SD: 5.78) to 74.93 (SD: 3.95).

Level of evidence of the literature

The level of evidence regarding the outcome ‘function’ started at high as it was based on an RCT but was downgraded by three levels because of study limitations (risk of bias due to e.g., inadequate blinding, -1) and the inclusion of a single study with a limited number of included patients (imprecision, -2). The level of evidence was assessed as “very low”.

 

4.3 Return to sport/work/leisure

Ragab (2019) did not include this outcome measure.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence regarding outcome measure ‘return to sport/work/leisure’ was not assessed due to lack of data.

 

4.4 Satisfaction (with treatment)

Ragab (2019) did not include this outcome measure.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence regarding outcome measure ‘satisfaction’ was not assessed due to lack of data.

 

4.5 Quality of life

Ragab (2019) did not include this outcome measure.

Level of evidence of the literature

The level of evidence regarding outcome measure ‘quality of life’ was not assessed due to lack of data.

 

4.6 Complications/adverse events

Ragab (2019) did not include this outcome measure.

 

Level of evidence of the literature

The level of evidence regarding outcome measure ‘complications’ was not assessed due to lack of data.

A systematic review of literature was performed to answer the following question:

What is the comparative effectiveness of various conservative treatments in exercise-related lower leg pain syndromes on pain, function, return to sport/work/leisure, patient satisfaction about recovery, quality of life, complications/adverse events?

 

P:        patients with exercise-related pain syndromes of the lower leg (MTSS, CECS, stress fractures, myogenic calf complaints, nerve entrapment, PAES);

I:         conservative treatment (for example: exercise therapy, orthotics, shockwave, taping, dry needling, compression socks, acupuncture, gait retraining, ice therapy, braces, ultrasound, running therapy, laser therapy);

C:        control group/ placebo/ wait and see policy/ or other conservative treatment;

O:       pain, function/performance, return to sport/work/leisure, patient satisfaction (about recovery), quality of life, complications/adverse events.

 

Relevant outcome measures

The working group defined the outcome measures as following:

  • 1. Pain: as determined with the Visual Analogue Scale (VAS), Numeric Rating Scale (NRS), Visual Rating Scale, or pain free run time (duration to start of pain).
  • 2. Function/performance: as determined with (e.g.) PSK (“patient specifieke klachten”), Visual Analogue Scale (VAS), Numeric Rating Scale (NRS), MTSS score (Medial Tibial Stress Syndrome), SANE score (Single Assessment Numeric Evaluation), GPE score (Global Perceived Effect), or LEFS score (Lower Extremity Functional Scale).
  • 3. Return to sport/work/exercise/leisure.
  • 4. Patient satisfaction (about recovery).
  • 5. Quality of life: as determined with the SF-36.
  • 6. Complications/adverse events due to treatment.

A priori, the working group did not define the outcome measure ‘return to sport/work’, ‘patient satisfaction about recovery’, and ‘complications’, but used the definitions used in the studies.

 

The working group considered pain, function/performance, and return to sport/work/leisure as critical outcome measures for decision making; and quality of life, patient satisfaction (about recovery) and complications/adverse events as important outcome measures for decision making.

 

The working group defined a minimal clinically important difference of 2 cm (out of 10 cm) change on the VAS or NRS scale, in accordance with Crossley (2004). A minimal clinically important difference for return to sport/work, functional outcomes, patient satisfaction about recovery, and complications/adverse was not predefined and the working group used the definitions that were proposed in the studies (i.e., ad hoc assessment based on outcome measures).

 

Search and select (Methods)

The databases Medline, CINAHL, and Embase were searched with relevant search terms from January 2000 to September 2020. The detailed search strategy is presented under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 877 hits. Studies were selected based on the following inclusion criteria:

  • Systematic reviews of randomized controlled trials (RCTs) (searched in at least two databases, detailed search strategy, risk of bias assessment, and results of individual studies available) or RCTs.
  • Answering the search question described above.
  • At least 20 patients included.
  • full text article available in English.

 

Initially, 18 studies were selected based on title and abstract screening. After reading the full text, 12 studies were excluded (see Table “reasons for exclusion”, tab Methods) and six RCTs were included.

 

Results

Six RCTs were included in the literature analysis. Important study characteristics and results were summarized in the evidence tables. The risk of bias assessment is presented in the risk of bias tables.

 

 

  1. Garcia S.G., Rona S.R., Gomez Tinoco M.C., Rodriguez M.B., Ruiz D.M.C, Letrado F.P.C., Ruiz A.L.I. 7, Garcia J.M.G. (2017). Shockwave treatment for medial tibial stress syndrome in military cadets: A single-blind randomized controlled trial. Trial Int J Surg. 2017 Oct;46:102-109. D
  2. Johnston, E., Flynn, T., Bean, M., Breton, M., Scherer, M., Dreitzler, G., & Thomas, D. (2006). A randomized controlled trial of a leg orthosis versus traditional treatment for soldiers with shin splints: a pilot study. Military medicine, 171(1), 40-44.
  3. Kachanathu S.J., Algarni F.S., Nuhmani S., Alenazi A.M., Hafez A.R., Algarni A.D. (2018) Functional outcomes of kinesio taping versus standard orthotics in the management of shin splint. J Sports Med Phys Fitness. 2018 Nov;58(11):1666-1670.
  4. Moen M.H., Holtslag L., Bakker E., Barten C., Weir A., Tol J.L., Backx F. (2012) The treatment of medial tibial stress syndrome in athletes; a randomized clinical trial. Sports Med Arthrosc Rehabil Ther Technol . 2012 Mar 30;4:12.
  5. Newman P, Witchalls J, Waddington G, Adams R. Risk factors associated with medial tibial stress syndrome in runners: a systematic review and meta-analysis. Open Access J Sports Med. 2013 Nov 13;4:229-41. doi: 10.2147/OAJSM.S39331. PMID: 24379729; PMCID: PMC3873798.
  6. Newman, P., Waddington, G., & Adams, R. (2017). Shockwave treatment for medial tibial stress syndrome: a randomized double blind sham-controlled pilot trial. Journal of science and medicine in sport, 20(3), 220-224.
  7. Ragab, I. M., Ali, O. I., Hamada, H. A., Radwan, R., & Mosaad, D. (2017) ASTYM versus massage in the treatment of chronic exertional anterior compartment syndrome of the lower leg: a randomized controlled trial. Journal of Clinical and Analytical Medicine.
  8. Winters M. Critically appraising the evidence to help our patients with overload syndromes: should we prioritise knowledge from observational studies and focus on the essentials? British journal of sports medicine, 2018, 52, 22, 1414-1415.
  9. Zimmermann WO, van Valderen NRI, Linschoten CW et al. (2019). Gait retraining reduces vertical ground reaction forces in running shoes and military boots. Transl Sports Med 2:90-97.

 

Study reference

Study characteristics

Patient characteristics 2

Intervention (I)

Comparison / control (C) 3

Follow-up

Outcome measures and effect size 4

Comments

Garcia 2017

Type of study:

RCT

 

Setting and country:

MTSS, Military

School,

Colombia

 

Funding and conflicts of interest:

Storz Medical AG lent the device no other potential conflicts reported.

Inclusion criteria:

- age >18y,

- diagnosed MTSS per Yates/ White criteria (with pain posterior medial part of the tibia, and diffuse pain palpation >5cm,

- Pain >3weeks,

- Pain elicited by exercise,

- Unilateral pain,

- X-Ray to rule out fracturs

 

Exclusion criteria:

- current or

prior fractures,

- local infection or osteomyelitis,

- tumour in the region,

- compartment syndrome,

- prior surgery on same leg,

- prior use of EWST for MTSS,

- rheumatic disease,

- coagulation disorders,

- pregnancy

 

N total at baseline:

Intervention: 23

Control: 19

 

Important prognostic factors2:

age (SEM)

I: 20 (0.29)

C: 19 (0.35)

 

Sex

I: 87% M

C: 68% M

 

BMI (SEM)

I: 24 (0.56)

C: 24 (0.64

 

Groups comparable at baseline? No baseline differences.

ESWT + Exercise programme.

 

1500 impulses at 0.2mJ/mm2, one session. Device: Epidat 4.0.

Exercise programme

 

Length of follow-up:

4wk

 

Loss-to-follow-up:

Intervention: 0

Control: 0

 

Incomplete outcome data:

Intervention: 0

Control: 0

 

 

 

 

 

Pain (VAS at rest)

Before treatment

I - high level (≥4): 16 (70%)

I - low level (≤3): 7 (30%)

C - high level: 12 (63%)

C - low level: 7 (37%)

After treatment

I - high level: 0 (0%)

I - low level: 23 (100%)

C - high level: 2 (11%)

C - low level: 17 (89%)

 

Pain (VAS end of running)

Before treatment

I - high level (≥4): 23 (100%)

I - low level (≤3): 0 (0%)

C - high level: 19 (100%)

C - low level: 0 (0%)

After treatment

I - high level: 7 (30%)

I - low level: 16 (70%)

C - high level: 17 (90%)

C - low level: 2 (10%)

*No p-values or mean VAS scores provided.

Mean VAS

I: 2.17 (SE: 0.44)

C: 4.26 (SE: 0.36)

P=0.001

 

Satisfaction (Roles/Maudsley)

I: 83% excellent/good

C: 37% excellent/good

P=0.002

 

No complications or adverse effects were observed.

Conclusions:

Single ESWT in combination with a specific exercise

programme accelerates clinical and functional recovery in military cadets with MTSS.

 

Limitations:

- Small sample size

- Short follow-up

 

Considerations:

- No blinding patients?

- Random allocation: physiotherapist using Epidat 4.0. Allocation was concealed from the recruiter and participants.

- Clinical assessments were performed by an orthopaedic surgeon blinded to patients'

treatment allocation.

 

Johnston 2006

Type of study:

Pilot RCT

 

Setting and country: MTSS,

Brooke Army Medical Center, USA

 

Funding and conflicts of interest:

Not reported. Shin Saver shin orthoses were donated by the manufacturer

(Alimed).

Inclusion criteria:

- Active-duty soldiers diagnosed with shin splints.

 

Exclusion criteria:

- Soldiers who

were diagnosed with a stress fracture with triple-phase bone

scans,

- <6wk remaining in training,

- lower extremity pathological conditions that limits ability 0.5-mile run.

 

N total at baseline:

Intervention: 12

Control: 13

 

Important prognostic factors2:

age (SD)

I: 22 (4)

C: 22 (5)

Sex Not reported.

Height (SD)

I: 68 (4)

C: 68 (4)

Weight (SD)

I: 159 (36)

C: 169 (24)

 

Groups comparable at baseline? No baseline differences.

Orthotic device:

Orthotic device (Shin Saver shin orthoses), a prescription for activity modification, and ice massage after each biweekly assessment

 

Control:

Identical, except no orthotic device

 

Length of follow-up:

6wks

 

Loss-to-follow-up:

Intervention: 6 (46%)

Control: 6 (50%)

Reasons:

3 tibial stress fracture,

2 positive bone scintigraphy findings,

1 bone scintigraphy,

? failure to return for follow-up visits,

? change of station

*no distinction made between groups.

 

 

Incomplete outcome data:

See above, further not reported.

N total at outcome:

Intervention: 7

Control: 6

 

Pain (VAS) (1wk follow-up)

No data provided, only “at intake versus after 1 week of relative rest (before and after runs) revealed no significant improvement in symptoms in either group.”

 

Global rating of change (GRC)

I: 4.71 (3.1)

C: 5.5 (1.4)

P=0.578

 

Conclusions:

Could not be drawn regarding the use of the Shin

Saver orthotic device in an active-duty training population. Authors recommend ice and rest as primary strategy for shin splints.

 

Limitations:

- Small sample size

- Short follow-up

 

Considerations:

- Slightly unclear, inconsistency in reporting outcomes.

- Large LTFU, resulting in a very small study population.

- Only men included?

 

Kachanathu 2018

Type of study:

RCT

 

Setting and country: Adults with MTSS, Athletic stadiums, Saudi Arabia

 

Funding and conflicts of interest: N.A.

Inclusion criteria:

- Aged 20-30 years,

- hyper-pronated foot (≥10mm),

- Atraumatic history of 1wk medial tibial pain,

- >10cm diffuse palpatory tenderness,

- pain during ankle flexion.

 

Exclusion criteria:

- stress fractures,

- bone tumours,

- compartment syndrome,

- congenital anomalies,

- vascular insufficiencies,

- allergy to tape,

- other injuries of lower extremities.

 

N total at baseline:

Intervention: 20

Control: 20

 

Important prognostic factors2:

Age (SD)

I + C: 24.16 (2.6)

 

VAS (SD)

I: 6.26 (1.43)

C: 5.66 (1.63)

 

NDT (SD)

I: 12.13 (2.13)

C: 12.13 (2.23)

 

HOP (SD)

I: 2.60 (0.73)

C: 3.26 (1.16)

 

Sex Not reported.

 

Groups comparable at baseline?

No baseline differences.

Intervention:

Kinesio taping + stretching and strengthening exercises

(n=20)

 

Both groups were asked to performed stretching and strengthening exercise three times a day along with the respective intervention.

Control:

Orthotics + stretching and strengthening exercises

(n=20)

Length of follow-up:

1wk

 

Loss-to-follow-up:

Not reported.

 

Incomplete outcome data:

Not reported.

 

 

Pain (VAS 0-10)

I: 3.46 (1.18)

C: 4.53 (1.35)

Significant changes were observed in Taping group compared to Orthotics group at day 7 (p<0.05).

 

 

Conclusions:

- Taping plays a vital role in improving functional outcomes compared to orthotics by reducing pain an improving functional activity in patients with shin splint.

- Authors recommend taping over orthotics in the management of shin splint.

 

Limitations:

- short follow-up

- use of non-custom orthotics

 

Moen 2012

Type of study:

RCT (3 groups)

 

Setting and country:

Athletes with MTSS,

Sports medicine clinics in the Netherlands.

 

Funding and conflicts of interest: N.A.

Inclusion criteria:

- Pain present during/after exercise;

- Pain posterior-medial border of the tibia; - Aged > 16y;

- Diffuse pain on palpation of the postero-medial tibia for > 5cm;

- Weekly active in sport;

- Complaints >3wks

 

Exclusion criteria:

- Tibial fracture in the past

- History of paraesthesia

- Clinical suspicion of a tibial stress fracture or stress fracture on x-ray

- Clinical suspicion of exercise induced compartment syndrome or increased intra-compartment pressure

 

N total at baseline:

Running: 25

Running + Exercises: 24

Running + compression: 25

 

Important prognostic factors2:

Age (SD)

Running: 22.2 (6.8)

Exercise: 20.7 (6.4)

Stocking: 23.0 (8.2)

 

Sex (% females)

Running: 65.2%

Exercise: 72.7%

Stocking: 53.5%

 

BMI (SD)

Running: 22.2 (1.8)

Exercise: 22.9 (2.6)

Stocking: 22.3 (2.6)

 

Groups comparable at baseline?

No baseline differences.

Group 2 Running program + exercises

Additional: exercises at home 5x per week: stretching and strengthening exercises of the calves.

 

Group 3 Running program + compression stocking

Additional: a sports compression stocking for the leg (Herzog Medical, Woudenberg, the Netherlands) during walking or running.

Group 1 Running program

Running program was performed three times per week, with a day off between each session. It consisted of six phases of the graded running

program

Length of follow-up:

Follow-up took place at week 2, 4, 6, 8, 10, 12, 16, 22,

28, 34, 42, 50

 

Loss-to-follow-up:

14 did not complete the study due a lack of progress (19%).

Running: 1 LTFU, 4 quit due a lack of progress

Exercises: 0 LTFU, 5 quit due a lack of progress

Stocking: 1 LTFU, 5 quit due a lack of progress

 

 

Satisfaction with treatment (VAS 0-10)

Running: 6.5 (1.3)

Exercises: 5.9 (1.6)

Stocking: 6.8 (2.0)

Not significant

 

No complications

were reported after the treatments.

Conclusions:

No differences were found between the groups for the time to complete a running program.

 

Considerations:

- intention-to-treat analysis

- No significant differences in

number of meters able to run on quitting the study in

athletes that withdrew between the groups. 19% relatively large.

- lack of blinding

- Self- reported adherence to the treatment was used to

quantify compliance = sensitive for bias

- study might be underpowered (as a time to recovery of 60-100

days is likely to be more realistic in athletes with MTSS).

Newman 2017

Type of study:

Pilot RCT

 

Setting and country: active

MTSS adults,

University clinic, Canberra, Australia. Recruited from general community.

 

Funding and conflicts of interest: N.A.

Inclusion criteria:

- Pain >21d posteromedial tibia spread over >5cm associated with running.

- Pain lasted hours/ days after exercise.

- No indication for paraesthesia.

- MTSS diagnosis determined by clinical examination + consultation physiotherapist

 

Exclusion criteria:

- Previous ESWT for treatment of symptoms.

- Another concurrent diagnosis of lower limb injury (e.g. compartment syndrome, stress fracture, joint sprain).

 

N total at baseline:

Intervention: 12

Control: 12

 

Important prognostic factors2:

Age (SD)

I: 34 (11)

C: 36 (9)

 

Sex

I: 58% F

C: 58% F

 

Height (SD)

I: 1.71 (0.07)

C: 1.78 (0.11)

 

Weight (SD)

I: 74.7 (10.4)

C: 77.7 (9.7)

 

Groups comparable at baseline?

No baseline differences.

ESWT

 

Progressed from 0.1 to 0.3 mJ/mm2 (total cumulative dose in 5 sessions was 1450 mJ/mm2).

Sham-ESWT

 

0.01 mJ/mm2 (1×1000 pulses week 1, 4x1500 pulses other weeks. Rotal cumulative dose delivered of 70mJ/mm2).

Length of follow-up:

1-3, 5 and 9wks

 

Loss-to-follow-up:

I: 2

C: 2

Reasons: 2 moved away for work related reasons, 2 could not attend follow up appointments.

 

Intention-to-treat analyses performed.

 

 

Pain NRS During bone pressure

Week 1

14 I: 5.9 (2.4)

14 C: 5.5 (2.0)

Week 10

12 I: 5.3 (2.4)

12 C: 3.6 (1.7)

Difference between groups:

1.1 (95%CI 0.0 to 2.3)

 

Pain NRS During muscle pressure

Week 1

I: 3.6 (2.5)

C: 3.9 (1.8)

Week 10

I: 3.3 (1.6)

C: 3.2 (1.8)

Difference between groups:

0.2 (95%CI −1.5 to 1.9)

 

Pain NRS During running

Week 1

I: 6.9 (1.3)

C: 6.6 (2.0)

Week 10

I: 3.2 (2.5)

C: 2.9 (3.0)

Difference between groups:

−0.1 (95%CI 2.9 to −2.7)

 

Running Pain-limited distance

Week 1

I: 471 (281)

C: 864 (772)

Week 10

I: 659 (520)

C: 1754 (1103)

Difference between groups:

−583 (95%CI −1260 to 94)

 

 

Self-perception Global Rating of Change score

Week 10

I: 2.6 (2.3)

C: 3.3 (2.3)

Difference between groups:

−0.7 (95%CI −2.6 to 1.3)

Conclusions: Standard dose shockwave therapy is not more effective than sham dose at improving pain or

running distance in MTSS.

 

Limitations:

- Small sample size

 

Considerations:

- Is it possible to assess sham-ESWT with blinding?

 

Ragab 2019

Type of study:

RCT

 

Setting and country:

CECS patients, Beni-Suef University, Egypt.

 

Funding and conflicts of interest: N.A.

Inclusion criteria:

- Aged 18-35y.

- Diagnosed with CECS >3mo ago.

- VAS pain score >4.

- No history of previous trauma

to their legs.

- Normal roentgenograms of the tibia and fibula.

- Gradual cessation of offending activity.

 

Exclusion criteria:

- Medical history

of haemophilia or other blood coagulation disorders.

- Medical history of cardiovascular disease incl. previous

cardiovascular surgery and uncontrolled hypertension.

- Use of prescription blood thinners.

- History of metastatic disease.

- Neuropathy of the lower extremity.

- Active infection.

- Conditions affecting lower extremities.

- Previous treatment that included fasciotomy,

massage or Astym.

 

N total at baseline:

Intervention: 15

Control: 15

 

Important prognostic factors2:

Age (SD)

I: 25.18 (5.33)

C: 25.07 (5.69)

 

BMI (SD)

I: 24.08 (1.96)

C: 24.79 (1.88)

 

Groups comparable at baseline?

No baseline differences.

ASTYM

After a 5min warm-up on a lower leg, Astym® treatment starts.

 

Both groups: physiotherapy program included ice (20min), ultrasound on the lower lateral leg (5min, 2 days/week), stretching before exercise (calf muscles, anterior tibial

group) and strengthening exercises (dorsiflexors and evertors, core stability exercises).

Massage

8 sessions over a

four-week period healing

 

Length of follow-up:

4w

 

Loss-to-follow-up:

I: 0

C: 0

 

Pain (VAS)

Pre-treatment

I: 3.18 (1.09)

C: 3.06 (0.86)

Post-treatment

C: 1.08 (0.61)

I: 1.68 (0.85)*

*p=0.03

 

Functional scale

Pre-treatment

I: 69.26 (5.33)

C: 68.66 (5.78)

Post-treatment

C: 79 (1.41)

I: 74.93 (3.95)*

*p=0.001

 

Adverse events

There are no adverse events occurred during the study.

Conclusions:

ASTYM treatment is more effective than massage therapy in reducing pain, improving overall functional level for CECS patients.

 

Limitations:

- The conventional program which was followed by both groups is already effective by itself.”

- Short term effects (4w)

 

Risk of bias table for intervention studies (randomized controlled trials)

Study reference

 

Describe method of randomisation1

Bias due to inadequate concealment of allocation?2

 

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of participants to treatment allocation?3

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of care providers to treatment allocation?3

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of outcome assessors to treatment allocation?3

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to selective outcome reporting on basis of the results?4

 

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to loss to follow-up?5

 

 

 

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to violation of

intention to treat analysis?6

 

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Garcia 2017

Unlikely

Random allocation

was performed by the physiotherapist using Epidat 4.0.

Unclear

Not reported.

Likely

ESWT+exercise versus exercise-only.

Likely

Allocation was concealed from recruiter and participants.

Unlikely

Assessor blinded to patients' treatment allocation.

Likely

In abstract only mean values reported.

Unlikely

No LTFU or missings.

Unlikely

No LTFU or missings.

Newman 2017

Unlikely

Random-number generator and were

blocked in groups of four

Unlikely

Allocation concealed from recruiter.

Likely

Participants might feel difference.

Likely

 

Unlikely

Blinding for assessor and statistician.

Unlikely

Alle data presented, statistician blinded.

Unlikely

4 LTFU (equal in both groups)

Unlikely

intention-to-treat analysis

Johnston 2006

Unlikely

Random-number generator and were

blocked in groups of four

Unclear

Not reported.

Likely

Orthotic device versus no device (no blinding)

Likely

Orthotic device versus no device (no blinding)

Likely

Orthotic device versus no device (no blinding)

Likely

Methods unclear, VAS results not provided.

Likely

Large LTFU

I: 6 (46%)

C: 6 (50%)

 

Likely

Large LTFU

Kachanathu 2018

Unclear

Not reported.

Unclear

Not reported.

Likely

Orthotics versus taping (no blinding)

Likely

Orthotics versus taping (no blinding)

Likely

Orthotics versus taping (no blinding)

Likely

No raw baseline data provided.

Unlikely

No LTFU or missings.

Unlikely

No LTFU or missings.

Moen 2012

Likely

3 identical opaque blank envelopes containing a letter (A, B, C). After the athlete had been allocated the letter was returned to the envelope to be used again by the next athlete.

Likely

Not reported.

Likely

No blinding of participants (running versus running+exercises versus running+stocking)

 

Likely

No blinding

Likely

No blinding

 

Unlikely

Alle data presented, statistician blinded.

Unlikely

No significant differences in

number of meters able to run on quitting the study in

athletes that withdrew between the groups.

Unlikely

intention-to-treat analysis

Ragab 2019

Unlikely

Sealed envelopes containing a

computer-generated randomization card.

Unlikely

Allocation was blinded.

Unlikely

“Patients were blinded” Astym versus massage

= not feasible to blind the patients for their treatment.

Likely

Providers not blinded

 

Likely

Assessors not blinded

 

Unlikely

Alle data presented, statistician blinded.

Unlikely

No LTFU reported.

Unlikely

No LTFU or missings.

 

Table of excluded studies (n=12)

Author and year

Reason for exclusion

de Jong 2018

Other PICO (too broadly formulated, relevant studies missing)

de la Fuente 2019

Cross-sectional design and irrelevant outcomes irrelevant

Galbraith 2009

Narrative review

Korakakis 2018

Other PICO (too broadly formulated, relevant studies missing)

Lohrer 2019

Narrative review

Moen 2009

Critical review

Moen 2010

Sample size too small (>10 per group)

Mohile 2020

Narrative review

Sharma 2014

Irrelevant outcomes

Thomas 2018

No systematic review, no relevant comparisons

Vogels 2020

Other PICO (too broadly formulated, relevant studies missing)

Winters 2013

Other PICO (too broadly formulated, relevant studies missing)

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 26-08-2022

Laatst geautoriseerd  : 26-08-2022

Geplande herbeoordeling  : 26-08-2025

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Vereniging voor Sportgeneeskunde
Geautoriseerd door:
  • Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie
  • Nederlandse Orthopaedische Vereniging
  • Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Neurologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Vereniging voor Sportgeneeskunde
  • Patiëntenfederatie Nederland
  • Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten

Algemene gegevens

De ontwikkeling van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodules is in 2020 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met inspanningsgebonden pijnsyndromen van het onderbeen.

 

Werkgroep

  • Prof. dr. Wessel O. Zimmermann, sportarts, bedrijfsarts, hoogleraar militaire geneeskunde, Koninklijke Landmacht, VSG (voorzitter)
  • Dr. Eric W.P. Bakker, epidemioloog, (sport-)fysiotherapeut, KBC Haaglanden, KNGF
  • Dr. Johan de Bruijn, huisarts, Leidsche Rijn Julius gezondheidscentra, deelname op persoonlijke titel
  • Dr. Henk van der Hoeven, orthopedisch chirurg, Bergman kliniek Naarden, NOV
  • Ingrid Janssen BSc, klinisch gezondheidswetenschapper i.o. podotherapeut en manueel therapeut, Profysic Sportpodotherapie, NVvP
  • Drs. Arjan Kokshoorn, sportarts, Jeroen Bosch Ziekenhuis, VSG
  • Drs. Peter JCM van Leeuwen, revalidatiearts. Libra revalidatie en audiologie (tot 1 augustus 2021), VRA
  • Drs. Frank Nap, radioloog, Centraal Militair Hospitaal Utrecht en UMC Utrecht, NVvR
  • BSc. Rayko Piepers, patiënt-deelnemer werkgroep en fysiotherapeut
  • Dr. Marc Scheltinga, chirurg, Máxima MC Veldhoven/Eindhoven, NVVH
  • Dr. Erik van Wensen, neuroloog, Gelre ziekenhuizen, NVN
  • Drs. Michael van der Werve, sportarts, Alrijne Ziekenhuis, VSG
  • Dr. Marinus Winters, sportfysiotherapeut, Onder de Knie Haarlem, KNGF

 

 

Met methodologische ondersteuning van

  • Dr. Josefien Buddeke, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. Mirre den Ouden - Vierwind, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Drs. Miriam van der Maten, literatuurspecialist, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Drs. Toon Lamberts, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

 

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Zimmermann

Luitenant kolonel sportarts, bedrijfsarts,

Koninklijke Landmacht, Utrecht

Hoogleraar militaire geneeskunde, Uniformed Services University of the Health Sciences, Bethesda, Maryland, USA; onbetaald.

Extern gefinancierd onderzoek: geen deelname aan onderzoek waarbij de opdrachtgever invloed heeft op de uitkomst.

Intellectuele belangen: Ik ben voor deze werkgroep gevraagd vanwege mijn expertise over dit onderwerp. Het is mogelijk dat mijn gepubliceerde onderzoek deel zal uitmaken van de literatuurlijst voor dit project. De werkgroep zal als groep beslissen welke informatie in de te ontwikkelen richtlijn komt.

Er is geen mogelijkheid tot vermarkting.

Geen actie

Bakker

Sportfysiotherapeut, maatschapslid KBC Haaglanden, klinisch epidemioloog

"Lector domein opleidingen gezondheidszorg NCOI opleidingsgroep (betaald)

Klinisch epidemioloog Amsterdam UMC locatie AMC (betaald)"

Geen

Geen actie

De Bruijn

Huisarts Leidsche rijn julius gezondheidscentra

 

Geen

Intellectuele belangen: In hoeverre ik dit zelf kan beoordelen zal ik geen baat ondervinden van het advies of de richtlijn waarbij ik betrokken ben

Geen actie

Van der Hoeven

Orthopedisch chirurg, Bergman kliniek Naarden

Docent SOMT University (1x per jaar) betaald

Voorzitter medische commissie KNHB

Geen

Geen actie

Janssen

Eigenaar Profysic sportpodotherapie Podo-/manueel therapeut

Geen

Geen

Geen actie

Kokshoorn

Sportarts Jeroen Bosch Ziekenhuis (JBZ)

Geen

Intellectuele belangen: Doel van dit project is om met alle betrokken zorgverleners te komen tot een actuele evidence-based richtlijn voor de behandeling van inspanningsgebonden pijnsyndromen van het onderbeen, om zo de zorg voor deze groep patiënten op een kwalitatief hoger niveau te brengen. Ik dien en vertegenwoordig hierbij mijn specialisme sportgeneeskunde en mijn vakgenoten.

Geen actie

van Leeuwen

Revalidatiearts bij Libra revalidatie en audiologie, locatie Blixembosch te Eindhoven. Vanuit Libra detachering naar St Annaziekenhuis te Geldrop en Catharina ziekenhuis te Eindhoven.

(niet meer werkzaam sinds 1 augustus 2021)

Als vrijwilliger werkzaam bij World Para Athletics (hoofdlokatie Bonn), functie is internationaal classifier atletiek, onkostenvergoeding. Als vrijwilliger werkzaam bij de atletiekunie als classifier gehandicaptensport, onkostenvergoeding. Trainer bij Eindhoven atletiek (verspringen) onbetaald.

Geen

Geen actie

Nap

Kolonel-arts, radioloog Centraal Militair Hospitaal Utrecht

Radioloog UMC Utrecht

Geen

Geen

Geen actie

Piepers

Geen

Geen

Geen

Geen actie

Scheltinga

chirurg, Máxima MC Veldhoven/Eindhoven

copromotor van meerdere proefschriften over onderbeens- pijnsyndromen waaronder CECS en claudicatio

Intellectuele belangen: dr. Scheltinga is initiatiefnemer van NIAPS, een multidisciplinaire werkgroep gericht op verbetering van zorg rondom patienten met onderbeenspijnsyndromen; als chirurg heeft hij een bovenregionale functie voor analyse van patiënten die mogelijk een operatie moeten ondergaan.

Geen actie

Van Wensen

Neuroloog Gelre Ziekenhuizen 0.75 FTE

Neuroloog-onderzoeker 0.4 FTE

"Voorzitter werkgroep Sport & Neurologie van de NVN: onbetaald

Lid Medisch Advies Raad Dystonie Vereniging: onbetaald

Eigenaar Sport Dystonie Centrum: onbetaald

Ziekenhuis commissies 4 x: onbetaald"

Intellectuele belangen: Dat zou inderdaad een logisch gevolg kunnen zijn van mijn werkzaamheden binnen deze werkgroep

Geen actie

Van der Werve

Sportarts Alrijne Ziekenhuis

geen

Intellectuele belangen: het deelnemen aan de werkgroep is wellicht van belang voor aanzien of patiëntenstroom, maar de uitkomst van de richtlijn heeft hier geen invloed op

Geen actie

Winters

Sportfysiotherapeut, Onder de Knie, Haarlem

Onbetaald:

- (voormalig) Associate Editor British Journal of Sports Medicine

- (voormalig) Senior onderzoeker 'Center for General Practice in Aalborg, Aalborg University, Denmark'

Geen

Geen actie

Inbreng patiëntenperspectief

Er is aandacht besteed aan het patiëntperspectief door een vragenlijst uit te zetten onder patiënten. De respons op de vragenlijst is besproken in de werkgroep en de verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de overwegingen (zie waarden en voorkeuren voor patiënten). Daarnaast is een patiënt betrokken bij de richtlijn door plaats te nemen in de werkgroep. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Patiëntenfederatie Nederland en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst kwalitatieve raming

Toelichting

Module Anamnese

geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module Lichamelijk onderzoek

geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module Aanvullend onderzoek

geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module Drukmeting

geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module Conservatieve behandeling

geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module Chirurgische behandeling

geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Module Secundaire preventie

geen substantiële financiële gevolgen

Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

 

Implementatieplan

Aanbeveling

Tijdspad voor implementatie:
< 1 jaar,

1 tot 3 jaar of

> 3 jaar

Verwacht effect op kosten

Randvoorwaarden voor implementatie (binnen aangegeven tijdspad)

Mogelijke barrières voor implementatie1

Te ondernemen acties voor implementatie2

Verantwoordelijken voor acties3

Overige opmerkingen

Start met educatie van de patiënt over de aard van de vermoedelijke aandoening en het doseren van beenbelasting.

< 1 jaar

Nihil

Voorlichting op de website sportzorg.nl en patiënteninformatie op thuisarts.nl

 

Publicatie richtlijn

Voorlichting, educatie en nascholing van (sport)artsen, (sport)fysiotherapeuten, oefentherapeuten en registerpodologen.

Voorlichting op de website sportzorg.nl en patiënteninformatie op thuisarts.nl

VSG, KNGF, NVN, NVvP ((sport) podotherapeuten), LOOP

 

Bespreek met de patiënt welke barrières (fysiek, psychisch en/of sociaal) het herstel mogelijk tegenwerken, bijvoorbeeld (irreële) gedachten over de blessure, pijn en prestaties.

< 1 jaar

Nihil

Voorlichting op de website sportzorg.nl en patiënteninformatie op thuisarts.nl

 

Publicatie richtlijn

Voorlichting, educatie en nascholing van (sport)artsen, (sport)fysiotherapeuten, oefentherapeuten en registerpodologen.

Voorlichting op de website sportzorg.nl en patiënteninformatie op thuisarts.nl

VSG, KNGF, VRA, NVN, NVvP ((sport) podotherapeuten), LOOP

 

Start bij patiënten met MTSS, CECS en myogene kuitklachten met therapie gericht op pijnvermindering en oefentherapie. Stel het oefenprogramma samen gebaseerd op geobjectiveerde beperkingen of afwijkende bewegingspatronen.

< 1 jaar

Nihil

Voorlichting op de website sportzorg.nl en patiënteninformatie op thuisarts.nl

 

Publicatie richtlijn

Voorlichting, educatie en nascholing van (sport)artsen, (sport)fysiotherapeuten, oefentherapeuten en registerpodologen..

Voorlichting op de website sportzorg.nl en patiënteninformatie op thuisarts.nl

VSG, KNGF, NVN, NVvP ((sport) podotherapeuten), LOOP

 

Streef naar verhoging van belastbaarheid van de onderste extremiteit.

< 1 jaar

Nihil

Voorlichting op de website sportzorg.nl en patiënteninformatie op thuisarts.nl

 

Publicatie richtlijn

Voorlichting, educatie en nascholing van (sport)artsen, (sport)fysiotherapeuten, oefentherapeuten en registerpodologen..

Voorlichting op de website sportzorg.nl en patiënteninformatie op thuisarts.nl

VSG, KNGF, NVN, NVvP ((sport) podotherapeuten), LOOP

 

Overweeg loopscholing (verandering van wandel- of hardlooptechniek), verandering van schoeisel, of het verstrekken van zolen of compressiekousen bij patiënten die hun klachten ervaren bij hardlopen, springen, (snel) wandelen of lang staan.

< 1 jaar

Nihil

Kennis van (sport)zorgverleners, patiënten en trainers, bekendheid met de richtlijn.

Gebrek aan afspraken tussen verwijzers uit eerste lijn

Publicatie richtlijn

Voorlichting, educatie en nascholing van (sport)artsen, (sport)fysiotherapeuten, oefentherapeuten en registerpodologen.

Voorlichting op de website sportzorg.nl en patiënteninformatie op thuisarts.nl

VSG, KNGF, NVN, NVvP ((sport) podotherapeuten), LOOP

 

Informeer de patiënt over de lage bewijskracht van conservatieve behandelingen.

< 1 jaar

Nihil

Kennis van (sport)zorgverleners, patiënten en trainers, bekendheid met de richtlijn.

 

Publicatie richtlijn

Voorlichting, educatie en nascholing van (sport)artsen, (sport)fysiotherapeuten, oefentherapeuten en registerpodologen.

Voorlichting op de website sportzorg.nl en patiënteninformatie op thuisarts.nl

VSG, KNGF, NVN, NVvP ((sport) podotherapeuten), LOOP

 

Evalueer de behandeling na 6 weken en na 12 weken op pijn, functioneren en herstel naar sport/werk/ADL. Indien er na 12 weken conservatieve behandeling geen klachtenreductie of progressie in belastbaarheid plaatsvindt, heroverweeg de diagnose en het beleid, of draag de patiënt over aan een medisch specialist.

< 1 jaar

Nihil

Kennis van (sport)zorgverleners, patiënten en trainers, bekendheid met de richtlijn.

Gebrek aan afspraken tussen verwijzers uit eerste lijn

Publicatie richtlijn

Voorlichting, educatie en nascholing van (sport)artsen, (sport)fysiotherapeuten, oefentherapeuten en registerpodologen.

Voorlichting op de website sportzorg.nl en patiënteninformatie op thuisarts.nl

VSG, KNGF, NVN, NVvP ((sport) podotherapeuten), LOOP

 

Verwijs een patiënt met (verdenking op) inklemming van een (onder-)been zenuw of PAES naar een specialist met interesse en ervaring in de problematiek zonder een conservatief traject op te starten.

1 tot 3 jaar

Nihil

Kennis van (sport)zorgverleners, patiënten en trainers, bekendheid met de richtlijn.

Gebrek aan afspraken tussen verwijzers uit eerste lijn en tweede lijn

Publicatie richtlijn

Voorlichting, educatie en nascholing van (sport)artsen, (sport)fysiotherapeuten, oefentherapeuten en registerpodologen.

Voorlichting op de website sportzorg.nl en patiënteninformatie op thuisarts.nl

VSG, KNGF, NVVH, NVN, NVvP ((sport) podotherapeuten), LOOP

 

1 Barrières kunnen zich bevinden op het niveau van de professional, op het niveau van de organisatie (het ziekenhuis) of op het niveau van het systeem (buiten het ziekenhuis). Denk bijvoorbeeld aan onenigheid in het land met betrekking tot de aanbeveling, onvoldoende motivatie of kennis bij de specialist, onvoldoende faciliteiten of personeel, nodige concentratie van zorg, kosten, slechte samenwerking tussen disciplines, nodige taakherschikking, et cetera.

2 Denk aan acties die noodzakelijk zijn voor implementatie, maar ook acties die mogelijk zijn om de implementatie te bevorderen. Denk bijvoorbeeld aan controleren aanbeveling tijdens kwaliteitsvisitatie, publicatie van de richtlijn, ontwikkelen van implementatietools, informeren van ziekenhuisbestuurders, regelen van goede vergoeding voor een bepaald type behandeling, maken van samenwerkingsafspraken.

3 Wie de verantwoordelijkheden draagt voor implementatie van de aanbevelingen, zal tevens afhankelijk zijn van het niveau waarop zich barrières bevinden. Barrières op het niveau van de professional zullen vaak opgelost moeten worden door de beroepsvereniging. Barrières op het niveau van de organisatie zullen vaak onder verantwoordelijkheid van de ziekenhuisbestuurders vallen. Bij het oplossen van barrières op het niveau van het systeem zijn ook andere partijen, zoals de NZA en zorgverzekeraars, van belang.

 

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met inspanningsgebonden pijnsyndromen van het onderbeen. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie, Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten, Vereniging voor Sportgeneeskunde, Zelfstandige Klinieken Nederland, Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde, Nederlandse Vereniging van Verzekeringsgeneeskunde, Nederlandse Vereniging voor Neurologie, Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen en Nederlandse Vereniging voor Heelkunde via een schriftelijke Invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten in de bijlage.

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (voor de patiënt) relevant vond.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur en de beoordeling van de risk-of-bias van de individuele studies is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (voor de patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello, 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE-methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet.

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Chirurgische behandeling bij inspanningsgebonden pijnsyndromen