Behandeling van perianale fistels bij de ziekte van Crohn
Uitgangsvraag
Hoe kunnen perianale fistels bij patiënten met de ziekte van Crohn het beste behandeld worden?
Aanbeveling
Gebruik een TNF-alfaremmer (met voorkeur voor infliximab) voor de inductie en het behoud van remissie bij patiënten complexe perianale fistels (ECCO, 2020).
Overweeg bij behandeling met infliximab/adalimumab hogere serum (dal)concentraties te bewerkstelligen.
Overweeg bij patiënten die antistofvorming hebben tegen infliximab, een behandeling met adalimumab (ECCO, 2020).
Er lijkt geen plek voor combinatietherapie van een immunomodulator en een TNF-alfaremmer in de behandeling van Crohnse perianale fisteling. Overweeg bij luminale activiteit en perianale fisteling wel een immunomodulator toe te voegen aan de behandeling met TNF-alfaremmers, om zo de effectiviteit te verhogen en de kans op antistofvorming tegen TNF te verlagen.
Overweeg aanvullend ciprofloxacine voor het behandelen van perineale sepsis (forse productie en infiltratieve afwijkingen). Metronidazol kan worden bij gestart. Er is geen bewijs voor antibiotica monotherapie.
Er is tot op het moment van de zoekstrategie geen bewijs voor effectieve behandeling van Crohnse perianale fistels met vedolizumab en/of ustekinumab (ECCO, 2020).
Pas bij retentie van pus/abcedering perianaal, chirurgische drainage toe, waarbij een seton wordt achter gelaten.
Overweeg de seton voor minimaal 12 weken na plaatsing te handhaven, aan te passen op klinische respons.
Overweeg chirurgische interventies bij patiënten waarbij sluiten of verminderen van productie / klachten van de fistel gewenst is.
Actieve proctitis is een contra-indicatie voor reconstructieve fistelchirurgie met het doel fistelsluiting. Behandel dan eerst de proctitis.
Bij chirurgische interventies moet de procedure worden aangepast aan de anatomie van de fistel, bijkomende sepsis en/of proctitis en de expertise van de behandelend chirurg. Het is aan te bevelen om te verwijzen naar een expertise centrum in geval van refractaire en/of complexe fisteling.
Overweeg om bij falen van de behandeling van de fistel (persisteren/recidiveren) de beeldvorming/endoscopie te herhalen en opnieuw te bepalen of er sprake is verdergaande fisteling en / of van actieve proctitis. De behandelcirkel (zie stroomdiagram) kan opnieuw worden aangehouden.
Overweeg om na eerdere poging tot chirurgisch sluiten en/of bij refractaire fistels allogene celtherapie (darvadstrocel) aan chirurgische vervolginterventies toe te voegen. Dit kan in daarvoor aangewezen centra. Andere vormen van celtherapie zijn momenteel alleen in experimentele setting voorhanden.
De behandeling van complexe perianale fistels dient multidisciplinair te worden aangepakt, met name voor het voorkomen van verdergaande fisteling en/of perianale sepsis.
Bespreek met de patiënt en met het behandelteam wat het doel van de behandeling is (sluiting fistel, niet producerende fistel, abcessen voorkomen).
Onderbreek tijdelijk afweer onderdrukkende medicatie bij patiënten met septische perianale complicaties. Chirurgische drainage dient eerst plaats te vinden alvorens immunomodulatoren weer te hervatten.
Volg het stroomschema ‘Behandeling van perianale fistels bij de ziekte van Crohn’.
Overwegingen
Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs
De kwaliteit van het bewijs voor de behandeling van perianale fistels bij patiënten met de ziekte van Crohn varieert van redelijk tot zeer laag. Veel van de besproken studies worden beperkt door de kleine aantallen geïncludeerde patiënten, korte follow-up tijd en een hoog risico op bias. Ook is er veel heterogeniteit tussen studies ten aanzien van de complexiteit van de fistels en hoe lang deze reeds bestaan en of er al dan niet al chirurgische interventies hebben plaats gevonden. Hierom is voorzichtigheid geboden in het interpreteren van de resultaten. Er is meer onderzoek nodig; met name gecontroleerde studies met een langere follow-up tijd.
In de ECCO wordt geconcludeerd dat er nog onvoldoende bewijs is voor of tegen het gebruik van immunomodulatoren in combinatie met een TNF-alfaremmer in de behandeling van perianale fistels. Wel zou de toevoeging van een immunomodulator de immunogeniciteit (kans op antistofvorming) op een TNF-alfaremmer kunnen verminderen, bij patienten met luminale ziekte. De gegevens uit de SONIC-studie suggereren daarnaast dat bij patiënten met matige tot ernstige ziekte van Crohn er bij het geven van combinatietherapie vaker remissie zou kunnen worden geinduceerd. Dit geldt in het bijzonder voor infliximab. Wel gaat deze combinatietherapie gepaard met een toename in bijwerkingen. Dit is echter niet specifiek onderzocht bij patienten met perianale fistels.
Op het moment van het uitvoeren van de zoekstrategie is er nog maar weinig bewijsvoering voor de werkzaamheid van de nieuwe(re) biologicals ustekinumab en vedolizumab in de sluiting van Crohnse perianale fistels. Ook dat zal verder onderzocht moeten worden. Van alle biologicals, en zeker indien hogere dalspiegels nagestreefd worden, moeten de mogelijke bijwerkingen en hoge kosten in overweging worden genomen. De rol van antibiotica (te weten ciprofloxacine en metronidazol) lijkt van beperkte waarde op de sluiting van fistels. Er is geen ondersteunend bewijs voor een positief effect op sluiting voor antibiotica. Wel kan met name ciprofloxacine ondersteunend worden gebruikt ter vermindering van de perianale of perineale sepsis die soms met fisteling gepaard gaat. Ook voor het (soms langdurig) gebruik van antibiotica geldt, dat de mogelijke bijwerkingen, zoals onder andere resistentie maar ook lichamelijke en psychische klachten, moeten worden afgewogen tegen de voordelen.
In het geval van een lage niet-complexe fistel waarbij een bijkomend abces is uitgesloten, kan een fistulotomie worden overwogen. Echter, fistulotomie bij een vrouw met Crohnse fistels aan de anterieure zijde wordt liever voorkomen om sfincter schade te voorkomen. Voor symptomatische fistels is saneren met setonplaatsing en zo nodig aanvullende medicamenteuze behandeling zoals boven beschreven geïndiceerd. Bijkomende proctitis moet worden behandeld om recidieven te voorkomen (Bemelman, 2018).
Helaas is de rol van chirurgie alleen versus behandeling met anti-TNF alleen gericht op fistelsluiting nog niet onderzocht. Ook de rol van alleen saneren en sluiten van de inwendige opening zonder aanvullende reconstructieve peroperatieve interventies is nog niet goed onderzocht. Zeker als we de hoge slagingspercentages in de placebo groep (38,6% door alleen het saneren en sluiten van de inwendige opening met hechtingen) in de ADMIRE-studie van Panes (2018) bezien, lijkt er een plek voor deze eenvoudige en weinig schadelijke behandeling in een behandelalgoritme. Gedacht kan worden aan een step-up approach, als behandeling voor patiënten die geen aanvullende medicatie willen of falen op TNF-alfaremmers, of wanneer aanvullende behandelingen te kostbaar worden geacht. Als het karakter van de fistel (weinig complex en welomschreven) volgens de behandelaar het toe laat, kan sluiting middels LIFT of mucosale verschuivingsplastiek worden overwogen. Een nadeel hiervan blijft de kans op verminderde continentie in een patiëntengroep die vaak multipele keren perianale operaties zullen ondergaan aangezien de fisteling dikwijls en/of op een andere plek recidiveert. Chirurgische behandeling ondersteund door (langdurige) TNF-alfaremmers kan in theorie de effectiviteit van de behandeling verhogen. Echter dit kan niet met data worden ondersteund. Chirurgische behandeling lijkt niet zinvol bij een actieve proctitis.
Celtherapie is wereldwijd in opmars als behandeling voor vele aandoeningen. Het wordt gebruikt als ‘stand-alone’ therapie of als ‘add-on to surgery’ en is geënt op zijn regeneratieve eigenschappen en mogelijkheid tot (ondersteunen) van wondgenezing door remodelatie. Er zijn vele verschillende soorten celtherapie die in onderzoeksverband worden toegepast voor Crohnse fistels: autoloog versus allogeen, gecultiveerd versus direct toepasbaar en verkregen vanuit subcutaan vetweefsel versus vanuit beenmerg. Manieren van bereiden, samenstellingen ten aanzien van immunokarakterisatie, volumina en toediening verschillen per studie. Doses worden nog niet gekoppeld aan volumemetingen van het aangedane fisteloppervlak. De aantallen geïncludeerde patiënten in de beschikbare studies zijn klein. Ook is er meer onderzoek nodig naar de waarde van cellen toedienen in of op een medium (o.a. permacolpasta, fibrinelijm, plug). Een paar kleine studies laten hiermee veel belovende resultaten zien (Lightner 2018; Franco 2019). Celtherapie in de behandeling van Crohnse fistels lijkt veelbelovend en kan sinds 2019 worden toegepast in een geselecteerde groep patiënten met inerte fisteling (i.e. refractaire anale fisteling bij Crohn + eerdere chirurgische poging om fistel te sluiten). Meer onderzoek naar bovenstaande aspecten is nodig.
In de praktijk zullen de MDL-arts en chirurg met elkaar de behandeling van perianale fistels moeten afstemmen, waarbij ze rekening houden met de klinische informatie en de beschikbaarheid en kostenaspect van de middelen en de wens van de patiënt (zie alinea’s waarden en voorkeuren van patiënten en kosten). Het is zaak om de perianale sepsis of infectie met retentie/abcesvorming goed te behandelen middels drainage en/of antibiotica en, direct of later, seton plaatsing. Daarnaast kan een TNF-alfaremmer overwogen worden om actieve luminale Crohn, met name proctitis, adequaat te behandelen. Wanneer medicatie en chirurgische drainage leiden tot onvoldoende vermindering van perianale sepsis of onvoldoende verbetering van klachten bij de patiënt met ernstige ongunstige effecten op kwaliteit van leven kan het aanleggen van een (tijdelijk) stoma en zelfs uiteindelijk een proctectomie overwogen worden.
Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)
Bijna alle studie-eindpunten zijn gericht op het medische herstel gedefinieerd als (klinische en/of radiologische) sluiting van de fistel. Echter, het niet (meer) hebben van setons, minder of geen vochtproductie meer hebben en behoud van continentie kan voor de individuele patiënt al van groot belang zijn. Het voorkomen van het aanleggen van een stoma of het voorkomen van een proctectomie kan juist een reden zijn om te kiezen voor een intensievere chirurgische behandeling. De PISA-trial (Wasmann, 2020) evalueert de kwaliteit van leven per behandelingsmodaliteit (langdurige seton versus TNF-alfaremmers versus korte behandeling met TNF-alfaremmers gevolgd door chirurgie). Deze studie liet geen significante verschillen zien voor kwaliteit van leven (PDAI en IBD-Q) tussen behandelgroepen. Meer onderzoek is nodig naar voorkeuren van patiënten. Wel is het bekend dat perianale fistels een grote negatieve impact hebben op sport, werk, relaties en seksualiteit. In het onderzoek van European Federation of Crohn’s and Ulcerative Colitis Associations (EFCCA) gaf 37,4% van de deelnemers aan dat ze vaak niet in staat zijn om te sporten, vergeleken met 25,7% van de deelnemers zonder perianale fistels (Spinelli, 2020). Verder bleek uit dit onderzoek dat 26,4% van de patiënten seks vermijdt, 6,9% heeft een relatie beëindigd en 5,5% heeft daten vermeden. Bijna twee keer zoveel mensen met perianale fistels (14,3% versus 8,0%) gaven aan dat ze vanwege hun aandoening van beroep moesten veranderen. Bovendien bleek uit het onderzoek dat mensen met perianale fistels het moeilijk vinden om met anderen over hun situatie te praten. Dit heeft ook impact op de relatie met anderen. Bovenstaande onderwerpen kwamen ook naar voren in een focusgroep onder patiënten, uitgevoerd door Crohn & Colitis NL (2019). Uit deze focusgroepen kwam eveneens naar voren dat sommige patiënten betrokken willen zijn bij alle opeenvolgende keuzes in een langdurig behandeltraject, terwijl andere patiënten de vele keuzes die moeten worden gemaakt mogelijk als vervelend ervaren, zeker als er veel onzekerheid is over de effectiviteit van de behandeling. Het is belangrijk om patiënten te informeren over de beschikbaarheid van behandelingen, aangezien bijvoorbeeld celtherapie beschikbaar is onder bepaalde voorwaarden.
Daarnaast heeft een deel van deze patiëntengroep baat bij lotgenotencontact. Hiervoor kan verwezen worden naar de website van Crohn & Colitis NL (https://www.crohn-colitis.nl/). De aanwezigheid van perianale fistels en de behandeling daarvan kunnen een grote impact hebben op het leven van de patiënt. Om deze reden is het belangrijk om na te gaan in hoeverre de patiënt baat kan hebben bij/behoefte heeft aan psychosociale zorg. Voor verdere verdieping verwijzen we naar de module ‘Psychosociale zorg’.
Kosten (middelenbeslag)
Tot op heden zijn er geen kosteneffectiviteitsanalyses uitgevoerd gericht op de behandeling van perianale fistels bij Crohn. In het afgelopen decennium wordt in de behandeling met een TNF-alfaremmer veelal gekozen voor de veel goedkopere biosimilars. Kosten van verschillende chirurgische procedures zullen niet veel van elkaar verschillen en worden gekozen op basis van de anatomie van de fisteling. Celtherapie, met name de allogene variant, is een relatief dure behandeling.
Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie
Implementatiestudies voor alle verschillende behandelstrategieën zijn niet beschikbaar. Behandeling met biologicals voor de ziekte van Crohn alsmede voor de behandeling van perianale fistels is in Nederland reeds breed geïmplementeerd en wordt door de verzekeraars voor deze indicaties vergoed. Het beter afstemmen van de behandeling op basis van individuele (hoge) serumconcentraties wordt in de praktijk wel vaak maar nog niet standaard verricht in de Nederlandse ziekenhuizen. De waarde hiervan is ook nog niet geëvalueerd in gerandomiseerde studies.
Voor alle soorten allogene celtherapie is een donor nodig die een procedure moet ondergaan, zoals een beenmergpunctie of een liposuctie. De cellen worden daarna in een laboratorium geprepareerd (kans op contaminatie) en gecultiveerd. Er zijn ook manieren om autologe cellen te oogsten en verder in het laboratorium te verwerken voordat ze aan de patiënt worden toegediend. Het immunologische karakter van de cellen kan theoretisch minder effectief zijn als van een patiënt die geen IBD heeft. Dit laatste geldt ook van de direct toepasbare autologe celtherapie, omdat de samenstelling en volume niet precies bekend zijn. Echter, is de haalbaarheid ten aanzien van kosten en logistiek wel groter.
Darvadstrocel – allogeen gecultiveerde monoclonale stamcel – is de enige vorm van celtherapie die momenteel is goedgekeurd voor behandeling van perianale fisteling in Nederland. Toediening wordt in geselecteerde centra in Nederland toegepast en wordt vergoed indien patiënt refractaire anale fisteling bij Crohn heeft en in ieder geval ten minste één conventionele of biologische behandeling is toegepast om de fistel te sluiten. Herhalingen van deze therapie zijn mogelijk en de effectiviteit wordt in lopende studies onderzocht.
Andere vormen van celtherapie worden in onderzoeksverband toegepast, maar worden wel vergoed.
Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies
De behandeling van complexe, perianale fistels bij de ziekte van Crohn dient bij voorkeur multidisciplinair te worden bepaald, rekening houdend met de voorkeuren van patiënt, behandeldoel, haalbaarheid en kosten. Idealiter wordt het MDO voorafgegaan door beeldvormend onderzoek t.a.v. de fistel(s) en aanvullend onderzoek m.b.t. de luminale status van de Crohn met speciale aandacht voor proctitis. Bij complexe fisteling kan de patiënt worden overlegd met danwel verwezen worden naar een expertise centrum.
Een TNF-alfaremmer blijft de eerste keus in de medicamenteuze behandeling van Crohnse perianale fistel, aangezien de rol van vedolizumab en ustekinumab hierin nog onvoldoende onderzocht is op het moment van het uitvoeren van de zoekstrategie. Er zal, gezien de hoeveelheid verwachte nieuwe studies naar deze nieuwere middelen, frequentere periodieke updates van deze module moeten plaatsvinden Alhoewel het wetenschappelijk bewijs zwak is, lijkt het in de praktijk raadzaam om de TNF-alfaremmer hoog te doseren, spiegels te meten en hogere dalspiegels (> 10) na te streven. Bij falen van infliximab ten gevolge van antistofvorming kan overwogen worden te switchen naar adalimumab, en vice versa. Alhoewel er geen bewijs is voor gunstig effect op de perianale fisteling wanneer een immunomodulator wordt toegevoegd aan de TNF-alfaremmer, zou met combinatietherapie vaker remissie van de ziekte kunnen worden geinduceerd. Ook kan een immunomodulator worden toegevoegd om de kans op antistofvorming op de TNF-alfaremmer te verlagen.
Indien er sprake is van forse productie en ontsteking, kan antibiotica worden gegeven ter ondersteuning. Indien er evident sprake is van retentie of abcedering zal eerst chirurgische drainage plaats moeten vinden. Een seton zal dan worden achtergelaten. De precieze duur van setondrainage met oog op sluiten van de fistel door aanvullende medicamenteuze danwel chirurgische therapie is niet bekend. Geadviseerd wordt de seton minimaal in de regel 12 weken na plaatsing te handhaven en pas tijdens TNF-alfaremmer therapie overwegen te verwijderen, indien de fistel verder ook rustig genoeg is, of tot aan de geplande chirurgische ingreep laten zitten (beperkt bewijs).
Na drainage kan zo nodig geëvalueerd worden door middel van nieuwe beeldvorming (MRI of endo-anale echo (anal ultrasound; AUS). Indien geen sepsis/abces meer aanwezig is, kan worden over gegaan tot het verwijderen van de seton onder TNF-alfaremmer therapie of tot chirurgie (+/- celtherapie in onderzoekssetting of darvadstrocel).
Actieve proctitis wordt gezien als een contra-indicatie voor chirurgische behandeling geënt op sluiting van de fistel. Derhalve zal de proctitis eerst moeten worden behandeld alvorens tot chirurgische correctie van de fisteling wordt over gegaan. Bij chirurgische interventies moet de procedure worden aangepast aan de anatomie van de fistel, bijkomende sepsis en de expertise van behandelend chirurg.
Het wordt geadviseerd om de behandeling met een TNF-alfaremmer kortdurend te staken danwel uitstellen, wanneer er retentie van pus is of er tekenen zijn van abcedering totdat goede drainage is gewaarborgd. Harde aanbevelingen kunnen hiervoor niet worden gedaan doordat hier geen ondersteunend bewijs voor is vanwege gebrek aan onderzoek hiernaar.
Onderbouwing
Achtergrond
Perianale fistels worden waargenomen bij een groot aantal van alle patiënten met de ziekte van Crohn waarbij aantallen tot ca. 40% worden genoemd in de literatuur (Wasmann, 2020). In de literatuur worden verschillende definities gebruikt voor simpele of complexe fistels. Bij een simpele fistel gaat het veelal om een eenvoudige fistel met een niet al te breed traject, zonder side tracts, waarbij er een intersfincterisch of laag transsfincterisch verloop is. Bij een complexe fistel gaat het om uitgebreidere fistels, waarbij er vaak brede trajecten zijn. Daarnaast is er sprake van side branches en een hoger transsphincterisch verloop met soms zelfs uitbreiding sub- en supralevatoir. Complex wordt soms ook gebruikt om fistels aan te duiden die refractair / persisterend zijn na meerdere pogingen van medicamenteus en/of chirurgisch sluiten. Complexe perianale fistels zijn geassocieerd met abcesvorming, proctitis, anorectale stenose, fisteling naar blaas of vagina en zijn daardoor een risicofactor voor een slechtere prognose ten aanzien van genezing.
Welke behandeling gestart wordt hangt af van het behandeldoel; nieuwe fistel of abcesvorming voorkomen en/of niet-productieve fistel of volledige genezing verkrijgen. De eerste stap van de behandeling is het uitsluiten van een abces en indien aanwezig incisie en drainage te verrichten, om zo verdere verslechtering te voorkomen. Volledige sluiting (klinisch en radiologisch) met alleen medicatie wordt geschat op slechts circa 30%. Derhalve is de richtlijncommissie van mening dat patienten met Crohnse perianale fisteling het meeste baat hebben bij een multimodale - en dus multidisciplinaire – behandeling.
Deze module behandelt de huidige inzichten en poogt antwoorden te geven over setonplaatsing; het nut van aanvullend antibioticagebruik; bestaande en nieuwe medicamenteuze behandelingen; en de verschillende chirurgische behandelingen inclusief allogene celtherapie. Een TNF-alfaremmer, infliximab of adalimumab, is het meest onderzochte medicament dat momenteel voorhanden is voor fistel genezing. De rol van (hogere) TNF-alfaremmer dalspiegels is nog niet geheel duidelijk. De behandeling met ustekinumab en vedolizumab specifiek met als doel het sluiten van de perianale fistels is de afgelopen jaren onderzocht, evenals het effect van celtherapie.
Samenvatting literatuur
Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er gebruik gemaakt van de volgende richtlijnen:
- ECCO Guidelines on Therapeutics in Crohn's Disease: Medical Treatment, Sectie 3 (Torres, 2020). Deze richtlijn is opgesteld volgens de GRADE methodiek. Zowel de zoekstrategieën, de evidence tables als de belangenverklaringen zijn online te raadplegen.
- ECCO Guidelines on Therapeutics in Crohn’s Disease: Surgical Treatment, Sectie 3 (Adamina, 2020). Deze richtlijn is opgesteld volgens de Oxford Levels of Evidence. Zowel zoekstrategieën, de evidence tables als de belangenverklaringen zijn online te raadplegen.
Deze twee richtlijnen, waarbij de zoekstrategieën zijn uitgevoerd tot 2018, zijn hieronder samengevat. De laatste jaren zijn er daarbij nieuwe inzichten ten aanzien van TNF-alfaremmers gekomen en ontwikkelingen geweest op het gebied van celtherapie voor de behandeling van perianale Crohnse fistels. Specifiek voor deze thema’s is daarom een aanvullende literatuurstudie uitgevoerd vanaf 2018 t/m augustus 2020.
Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er dus een aanvullende systematische literatuuranalyse verricht naar de volgende zoekvraag: Wat zijn de (on)gunstige effecten van een behandeling met een TNF-alfaremmer (al dan niet in combinatie met een andere behandeling), allogene celtherapie, of autologe celtherapie voor perianale fistels als add-on bij chirurgische behandeling van perianale fistels bij patiënten met de ziekte van Crohn?
P (patiënten) Volwassenen met de ziekte van Crohn en perianale fistels
I (interventie) TNF-alfaremmer (vaak in combinatie met andere behandeling), allogene celtherapie als add-on bij chirurgische behandeling, autologe celtherapie als add-on bij chirurgische behandeling,
C (controle) Placebo, geen TNF-alfaremmer, chirurgie (incl. curettage zonder aanvullende celtherapie)
O (uitkomsten) Remissie, genezing fistels (inductie en behoud na 1 jaar), klinische remissie, klinische respons, bijwerkingen, terugkeer, recidief
Resultaten
In deze paragraaf wordt een samenvatting van beide ECCO richtlijnen weergegeven. Het gaat om de ‘ECCO Guidelines on Therapeutics in Crohn's Disease: Medical Treatment, sectie drie’ en ‘ECCO Guidelines on Therapeutics in Crohn’s Disease: Surgical Treatment‘. De aanvullend gevonden studies van Barnhoorn (2020) en Zhou (2020) worden ook kort besproken. In de overwegingen wordt de informatie door de werkgroep verder aangevuld met overige argumenten vanuit de werkgroep. Op basis van de gegevens uit de ECCO richtlijnen en de overwegingen, heeft de werkgroep aanbevelingen opgesteld.
Medicamenteuze behandelingen
Biologicals
Infliximab was het eerste middel dat effectief bleek voor het induceren van de sluiting van fistels en het behouden hiervan (Present, 1999; Sands, 2004). In een RCT werd er in de 29/63 (46,0%) patiënten in de interventiegroep een complete respons gezien, ten opzichte van 4/31 (12,9%) patiënten in de placebogroep (RR 3,57; 95%BI 1,38 tot 9,25). Complete respons werd hierbij gedefinieerd als de afwezigheid van drainerende fistels tijdens twee opeenvolgende consulten waar tenminste vier weken tussen zat (Present, 1999). De ACCENT-II trial onderzocht de effectiviteit van infliximab (5 mg/kg iedere acht weken) in patiënten (n=195) die na 14 weken een respons op de behandeling met infliximab lieten zien. Tot aan 54 weken was er bij 33/96 (34,4%) patiënten in de infliximabgroep sprake van behoud van genezing, ten opzichte van 19/99 (19,2%) in de placebogroep (Sands, 2004). In een meta-analyse van gegevens uit beide trials werden er bij 24/201 (11,9%) patiënten in de infliximabgroep adverse events gezien, ten opzichte van 33/175 (18,9%) patiënten in de placebogroep (RR 1,31; 95%BI 0,11 tot 15,25). In verschillende ongecontroleerde studies werden vergelijkbare resultaten gevonden (Bermejo, 2018). Infliximab wordt in de praktijk vaak gebruikt in combinatie met immunomodulatoren, antibiotica en chirurgische behandelingen (Panés, 2017; Kotze, 2018; Steinhart, 2019; Regueiro, 2003). Daarbij wordt het belang van een gepersonaliseerde dosis onderstreept door de resultaten uit enkele retrospectieve studies. Deze studies suggereren dat er een grotere kans is op fistelgenezing in patiënten met hogere infliximab dalspiegels in het serum (Yarur, 2017; Davidov, 2017).
Een post-hoc analyse in een subgroep van de dubbelblinde, placebogecontroleerde en gerandomiseerde CHARM studie toonde aan dat adalimumab ten opzichte van placebo bij meer patiënten leidde tot genezing van fistels na 56 weken (RR 2,57; 95%BI 1,13 tot 5,84) (Colombel, 2009). Dit verschil was statistisch significant. De gegevens van de CHARM-trial in combinatie met gegevens van de open-label ADHERE-studie lieten geen statistisch significante toename zien van ernstige adverse events bij patiënten die behandeld werden met adalimumab, ten opzichte van de controlegroep (RR 1,21; 95%BI 0,43 tot 3,38) (Panaccione, 2013; Colombel, 2007). Er waren onvoldoende data beschikbaar over (volledige) sluiting na 56 weken, genezing van de perianale sepsis, stoma-vrije overleving en kwaliteit van leven. Ondanks dat infliximab de eerste keus biological is bij complexe perianale fistels, kan adalimumab een rol spelen bij patiënten die eerder faalden op infliximab als gevolg van immunogeniciteit (Lichtiger, 2010; Echarri, 2010). Met de aanvullende search naar de behandeling met een TNF-alfaremmer werden er geen studies gevonden die voldeden aan de criteria.
Combinatietherapie
In een studie naar behandeling met TNF-alfaremmers, zijn ook de gegevens geanalyseerd met betrekking tot het gecombineerd gebruik met immunomodulatoren versus zonder immunomodulatoren (Jones, 2015). Dit betrof een gepoolde analyse van data uit de interventiearmen van diverse studies. Er werd geen statistisch significant verschil gevonden in fistelsluiting (gepoolde OR 1,10; 95%BI 0,68 tot 1,78). In een retrospectieve studie zag men een hazard ratio (95%BI) van 2,58 (1,16 tot 5,6) op fistelgenezing, in patiënten met de ziekte van Crohn die naïef waren voor immunosuppressieve therapie en daarna behandeld werden met een combinatietherapie van infliximab met een immunomodulator (Bouguen, 2013). Er is echter nog onvoldoende bewijs voor of tegen het gebruik van immunomodulatoren in combinatie met een TNF-alfaremmer in de behandeling van perianale fistels. Bij patiënten met luminale ziekte, zou de toevoeging van een immunomodulator de immunogeniciteit (kans op antistofvorming) op een TNF-alfaremmer kunnen verminderen.
Ustekinumab
Er is op het moment van het uitvoeren van de zoekstrategie geen gerandomiseerde studie beschikbaar naar de rol van ustekinumab in de behandeling van perianale fistels. Een post-hoc analyse van 238 patiënten in de CERTIFI-studie (fase 2) en de UNITI 1/2 studie (fase 3), leverde geen statistisch significant verschil op in de inductie van fistelremissie tussen de behandeling met ustekinumab vergeleken met placebo (RR 1,77; 95%BI 0,93 tot 3,37) (Sands, 2017; Lee, 2018). Ook in het behouden van de fistelremissie werd geen statistisch significant verschil gevonden (data in ECCO niet gegeven). Er waren onvoldoende data beschikbaar over het effect van ustekinumab op de genezing, lange termijn behoud van remissie, ernstige adverse events, genezing van perianale sepsis, stoma-vrije overleving, en kwaliteit van leven.
Vedolizumab
Een post-hoc analyse van 45 patiënten die deelnamen aan de GEMINI 2 studie toonde geen statistisch significant verschil in de genezing van fistels tussen vedolizumab en placebo (RR 2,23; 95%BI 0,57 tot 8,72) (Lee, 2018; Feagan, 2018). De interpretatie van de data wordt beperkt vanwege het lage aantal patiënten en het feit dat er in slechts 74% van de patiënten sprake was van specifiek perianale fistels. Er waren onvoldoende data beschikbaar over het effect van vedolizumab op lange termijn behoud van fistelremissie, ernstige adverse events, genezing van de perianale sepsis, stoma-vrije overleving en kwaliteit van leven.
Antibiotica
Antibiotica worden veel gebruikt bij de behandeling van perianale ziekte, maar de meeste gepubliceerde studies zijn ongecontroleerd (Panés, 2017). Voor zover bekend is er maar één RCT die behandeling met antibiotica (ciprofloxacine of metronidazol) vergelijkt met een placebo. Er was geen statistisch significant verschil in het bereiken van remissie in week 10 tussen de groep die antibiotica ontving en de placebogroep (RR 1,41; 95%BI 0,17 tot 11,54) (Thia, 2009). Complete genezing werd gezien bij 3/10 patiënten behandeld met ciprofloxacine en 0/8 patiënten behandeld met metronidazol. Data uit ongecontroleerde studies (Khan, 2011) en een studie naar een combinatietherapie met een TNF-alfaremmer (Dewint, 2014) suggereren dat ciprofloxacine de werkzaamheid van een TNF-alfaremmer op korte termijn kan verbeteren (data in ECCO niet gegeven). Dit bleek ook veilig te zijn (data in ECCO niet gegeven). Echter, deze combinatietherapie had geen invloed op (behoud van) genezing op langere termijn (in ieder geval 6 maanden, Khan, 2011; Dewint, 2014). Ondanks het gebrek aan bewijs voor de rol van antibiotica als monotherapie in het sluiten van perianale fistels, blijven antibiotica als combinatietherapie wel van belang om perianale sepsis te behandelen en te controleren.
Thiopurines
Een meta-analyse van gegevens uit RCTs met slechts 18 patiënten toonde aan dat er geen statistisch significant verschil was in fistelgenezing tussen een behandeling met azathioprine en behandeling met placebo (RR 2,00; 95%BI 0,67 tot 5,93) (Chande, 2015). Een andere studie liet volledige fistelsluiting zien bij 9/29 van de patiënten bij behandeling met mercaptopurine, vergeleken met 1/17 in de placebogroep (Present, 1980). Met de beschikbaarheid van effectieve TNF-alfaremmers, wordt verder onderzoek naar de effectiviteit van azathioprine in de behandeling van perianale fistels echter niet aanbevolen.
Chirurgische behandelingen
Mucosa verschuivingsplastiek (mucosa advancement)
In een systematische review van 11 retrospectieve studies (n=135) naar de behandeling van perianale fistels met een mucosa advancement vond men een succespercentage van 66% (Rozalén, 2017). De bevindingen werden echter beperkt door heterogeniteit en beperkte bewijskracht. In een meer recente meta-analyse observeerde men een succespercentage van 61%; dit verschilde niet statistisch significant van een LIFT procedure (53%). Wel waren er meer gevallen van enige mate van incontinentie na een advancement procedure (7,8% versus 1,6%) (Stellingwerf, 2019).
LIFT (Ligation of the Intersphincteric Fistula Tract)
De LIFT procedure is een relatief nieuwe behandeling voor perianale fistels. In een systematische review van 26 studies (n=713, waarvan 13 patiënten met de ziekte van Crohn) varieerde de percentages van genezen patiënten tussen de 47% en 95%. De bevindingen werden beperkt door heterogeniteit van patiënten en het feit dat het veelal cohortstudies of case series betrof. De gebruikte technieken werden beperkt beschreven en verschilden tussen de studiegroepen. Zes van de geïncludeerde studies rapporteerden complicaties. In totaal werden er 13 geringe complicaties gerapporteerd (Sirany, 2015). Een prospectief onderzoek bij patiënten met de ziekte van Crohn (n=15) die met LIFT werden behandeld, toonde een genezingspercentage van 67% op 12 maanden en een statistisch significante verbetering van de fecale continentie (Gingold, 2014, data in ECCO niet gegeven). Hoewel het aantal complicaties laag lijkt te zijn, blijft de rol van LIFT voor de behandeling van fistels onduidelijk.
Fibrinelijm
In een open-label RCT (n=71) vergeleek men het gebruik van fibrinelijm versus geen verdere behandeling na de verwijdering van de seton (Grimaud, 2010). Op week acht waren respectievelijk 38% en 16% van de patiënten in remissie in de groep die behandeld werd met fibrinelijm en de controlegroep (p = 0,04). Er was geen statistisch significant verschil in adverse events tussen de groepen. De resultaten werden echter beperkt door de korte follow-up duur. In verschillende kleinschalige cohortonderzoeken werden verschillende succespercentages gevonden. Wel suggereren de gegevens uit deze studies dat fibrinelijm een relatief veilige behandeling is, zonder schade aan de kringspieren (Fichera, 2015, data in ECCO niet gegeven).
Anale fistelplug
Een RCT (n=106) vergeleek het gebruik van een anale fistel plug (AFP) na seton verwijdering met verwijdering van de seton alleen (Senéjoux, 2016). Na 12 weken was er sprake van fistelsluiting in 33,3% van de patiënten met complexe fistels in de AFP-groep en 30,7% bij patiënten met eenvoudige fistels in de AFP-groep, vergeleken met respectievelijk 15,4% en 25,6% in de groepen waarbij alleen de seton werd verwijderd. Deze verschillen waren niet statistisch significant; mogelijk had de trial niet voldoende power. Na 12 weken waren er in de AFP-groep meer adverse events (17% versus 8%; p=0,07), maar na 12 maanden waren deze percentages vergelijkbaar (27/54 (50%) versus 21/52 (40%)). Een systematische review (n=84) includeerde 12 observationele studies met een mediane follow-up tijd van negen maanden (3-24 maanden). In 58,3% van de patiënten was er sprake van fistelsluiting, met een succespercentage van 40% in de subgroep met terugkerende fistels na eerdere behandelingen. De kwaliteit van de studie was beperkt door een groot risico op bias en imprecisie. Ook waren er verschillen in de definitie van fistelsluiting en de invulling van de follow-up (Nasseri, 2016). In drie grote studies die zowel naar Crohnse fistels als niet-Crohnse fistels keken, was het genezingspercentage bij behandeling met AFP voor Crohnse fistels en niet-Crohnse fistels respectievelijk 47,0% en 72,2% (Cintron, 2013; Ellis, 2010; Ky, 2008). Het herhalen van de plug procedure leverde een lager slagingspercentage op. Het gebruik van AFP bij patiënten met de ziekte van Crohn lijkt relatief veilig en kan worden overwogen bij een selecte groep van patiënten die zich bewust is van het lage slagingspercentage.
Allogene stamceltherapie
In de enige beschikbare gerandomiseerde ADMIRE CD-studie (fase 3, n=212) keek men naar het gebruik van stamcellen afkomstig uit het vetweefsel van gezonde donoren bij patiënten met Crohn en perianale fistels (Panés, 2018; Panés, 2016). Bij alle patiënten werd het fistelkanaal gecuretteerd, de interne opening gesloten en stamcellen of placebo geïnjecteerd. Na een jaar was er statistisch significant meer gecombineerde remissie (klinische sluiting uitwendige opening en afwezigheid van abces op MRI), bij de patiënten die behandeld werden met stamcellen (56,3% versus 38,6%; p=0,010). (Aanvulling werkgroep: er wordt dus ook een genezingspercentage van bijna 40% gevonden in de placebogroep. Tevens is er een uitvalspercentage (lost to follow up) van 35-40% in beide groepen op een jaar follow-up. Hierop heeft de studiegroep een ‘non-response imputatie’ op basis van de laatste observatie verricht, waarbij de resultaten gelijk blijven.) Een meta-analyse van 11 studies, waaronder drie RCT's, toonde hogere genezingspercentages bij mesenchymale stamceltherapie vergeleken met de controlegroepen (Lightner, 2018). In de ADMIRE CD-studie was er geen statistisch significant verschil in ernstige adverse events tussen de groepen; wel waren er niet-statistisch significant meer adverse events zoals abcessen en fistels, in de behandelgroep (24,3% versus 20,6%). Er zijn geen gegevens beschikbaar over de nog langere termijn. In geen van de studies werd de manier en techniek van toediening van celtherapie vergeleken. Dozois en anderen vermelden hogere genezingspercentages wanneer stromacellen werden gecombineerd met fibrinelijm of geïmpregneerd op een Gore Bio-A fistelplug versus directe injectie (71% en 83%, respectievelijk, versus 50%) (Dozois, 2019).
Allogene stromaceltherapie zou een effectieve en veilige behandeling kunnen zijn, al is er nog wel onvoldoende duidelijkheid over de selectie van patiënten, de optimale wijze van toediening en de dosis en frequentie van de injecties.
Met de aanvullende search naar allogene celtherapie als add-on bij een chirurgische behandeling, werd de studie van Barnhoorn (2020) gevonden. In de systematische review van Lightner (2018), zoals die hierboven is besproken, is onder andere de studie van Molendijk (2015) geïncludeerd, waarbij de verschillende doseringen van allogene celtherapie uit het beenmerg (Bone Marrow-derived Mesenchymal Stromal Cell (bmMSC)) zijn vergeleken. Barnhoorn (2020) voerde een studie uit naar de lange termijn effecten van de behandeling met allogene stromaceltherapie vanuit het beenmerg bij patiënten met de ziekte van Crohn die geïncludeerd waren in deze gerandomiseerde placebo gecontroleerde dosis-effect studie van Molendijk (2015). Patiënten (n=21) hebben verschillende doseringen gekregen: 1 x 107 bmMSCs (cohort 1, n = 5); 3 × 107 bmMSCs (cohort 2, n = 5); 9 × 107 bmMSCs (cohort 3, n = 5). Zes patiënten ontvingen een placebo. Na vier jaar werd er gekeken naar klinische uitkomstmaten, sluiting van de fistel en bijwerkingen. De gegevens van vijf patiënten waren niet beschikbaar tijdens follow-up vanwege dood (cohort 1, n=1), lost to follow-up (cohort 2, n=1) of het later toch ontvangen van een behandeling (placebo, n=3)). In cohort 1 was na vier jaar bij 63% de fistel gesloten, in cohort 2 was dit bij iedereen het geval (100%) en in cohort 3 bij 43%. Er werden geen serieuze bijwerkingen gevonden. De resultaten van deze studie worden echter beperkt door de zeer kleine aantallen patiënten, waardoor de resultaten voorzichtig geïnterpreteerd dienen te worden.
Autologe celtherapie
Autologe stromale cellen (ASC’s) zijn afkomstig van de patiënt zelf. Het beste bewijs voor het gebruik van ASC’s voor perianale fistels komt van een open-label studie (fase 2, n=43) (Lee, 2013). De behandeling bestond uit curettage, spoelen en het dichthechten van de inwendige opening, waarbij het fistelkanaal werd gevuld met een mengsel van ASC's en fibrinelijm. Een zelfde tweede behandeling met ASC's werd uitgevoerd bij patiënten die na acht weken geen volledige sluiting van de fistel lieten zien. Na 12 maanden was er bij 88,5% van de patiënten een aanhoudende genezing van de fistels. In een tweede studie (n=24), zag men na zes maanden follow-up in 56,3% van de patiënten volledige klinische genezing, bevestigd op MRI (de la Portilla, 2013). Een andere studie (fase 1, n=12) bracht gecultiveerde ASC’s aan in een bio-absorbeerbare matrix (fistelplug) die in het fisteltraject werd geplaatst, waarbij na zes maanden bij tien van de 12 patiënten (83%) klinische genezing (bevestigd door MRI) werd gezien (Dietz, 2017). Er zijn geen studies die autologe en allogene celtherapieën vergelijken.
In een prospectieve studie (n=21) werd het effect onderzocht van (herhaaldelijke) injecties van vers verzameld autoloog vetweefsel. Zes maanden na de laatste injectie toonden 12/21 (57%) patiënten een volledige genezing bevestigd door MRI (Dige, 2019). Er waren weinig adverse events en het bleken relatief goedkope procedures (in ECCO geen data gegeven).
Met de aanvullende search naar vanuit het subcutane vetweefsel verkregen autologe celtherapie werd de studie van Zhou (2020) gevonden. Zhou (2020) includeerde 22 patiënten in een open-label RCT, uitgevoerd in een ziekenhuis in China. De patiënten ontvingen autoloog vetweefsel (n=11) of de daar geldende standaard behandeling met een snijdende seton die in Nederland niet meer wordt toegepast (n=11). Patiënten werden 12 maanden gevolgd. Er werd één vrouw geïncludeerd in deze studie. Op baseline waren er geen verschillen tussen de groepen. Twee patiënten in de interventiegroep en drie patiënten in de controlegroep zijn niet de volledige 12 maanden gevolgd, omdat er een re-interventie nodig was. De genezing van de fistels werd beoordeeld op basis van klinische evaluatie en MRI/endo-anale echo. Na 12 maanden waren bij respectievelijk 7/11 (63,6%, interventiegroep) patiënten de fistels genezen, ten opzichte van 6/11 (54,5%) in de controlegroep. In beide groepen waren er patiënten die bijwerkingen rapporteerden (63,6% versus 100%), waarbij het in het merendeel ging om perianale pijn. Er werden geen serieuze bijwerkingen gerapporteerd. De resultaten van deze studie zijn in lijn met de resultaten uit studies die besproken zijn in de ECCO richtlijn. Echter, ook de resultaten van deze studie worden beperkt door de zeer kleine aantallen patiënten en een controle interventie die in Nederland als obsoleet wordt beschouwd, waardoor de resultaten voorzichtig geïnterpreteerd dienen te worden.
Chirurgisch versus medicamenteuze behandelingen
Er zijn geen gerandomiseerde studies naar het effect van infliximab alleen versus infliximab gecombineerd met een chirurgische behandeling. De resultaten van een meta-analyse van retrospectieve studies suggereren dat een gecombineerde behandeling 'bijkomende gunstige effecten kan hebben in vergelijking met een chirurgische of medicamenteuze behandeling alleen' (Yassin, 2014). De heterogeniteit, het retrospectieve karakter en de lage kwaliteit van de geïncludeerde studies beperken de bruikbaarheid van deze resultaten. De PISA-studie vergeleek de behandeling van fistels met langdurige seton-drainage, behandeling met een TNF-alfaremmer of chirurgische sluiting gecombineerd met een korte behandeling met een TNF-alfaremmer (Wasmann, 2020). Seton-drainage was geassocieerd met de hoogste re-interventiegraad binnen 1,5 jaar (10/15 patiënten versus 6/15 TNF-alfaremmer patiënten en 3/14 combinatiebehandeling; p=0,02). Hierop is deze studie vroegtijdig gestaakt. In een parallelle registratie waar patiënten op eigen voorkeur werden behandeld bleek seton-drainage niet meer inferieur voor de gemeten uitkomstmaten. In deze studie wordt derhalve een lans gebroken voor rekening houden met ‘patient-preference’ ter bevordering van kwaliteit van leven.
Zoeken en selecteren
Zoeken en selecteren (Methode)
In de databases Pubmed en Embase (via Embase.com) is op 18 augustus 2020 met relevante zoektermen gezocht naar aanvullende systematische reviews/meta-analyses, RCT’s en ander vergelijkend onderzoek gepubliceerd vanaf 01-01-2018. De zoekverantwoording is weergegeven onder het tabblad Verantwoording. De literatuurzoekactie leverde 139 treffers op. Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria: vergelijkende studies naar behandeling met een TNF-alfaremmer of allogene en autologe (stam)celtherapie die niet opgenomen zijn in ECCO richtlijnen. Op basis van titel en abstract werden in eerste instantie 12 studies voorgeselecteerd. Na raadpleging van de volledige tekst, werden vervolgens tien studies geëxcludeerd (zie exclusietabel onder het tabblad Verantwoording), en twee studies definitief geselecteerd (Barnhoorn, 2020 (allogene stamceltherapie) en Zhou, 2020 (autologe (stam)celtherapie)). Er werden geen aanvullende studies gevonden over behandeling met een TNF-alfaremmer, die voldeden aan de selectiecriteria. De samenvatting en de resultaten van de studie is weergegeven onder de samenvatting van de ECCO richtlijnen.
Referenties
- Adamina, M., Bonovas, S., Raine, T. et al (2020). ECCO Guidelines on Therapeutics in Crohn’s Disease: Surgical Treatment. Journal of Crohn's and Colitis, 14(2), 155-168.
- Barnhoorn, M. C., Wasser, M. N., Roelofs, H. et al (2020). Long-term evaluation of allogeneic bone marrow-derived mesenchymal stromal cell therapy for Crohn’s disease perianal fistulas. Journal of Crohn's and Colitis, 14(1), 64-70.
- Bemelman, W. A., Warusavitarne, J., Sampietro, G. M. (…) & European Crohn’s and Colitis Organisation [ECCO] and the European Society of Colo-Proctology [ESCP]. (2018). ECCO-ESCP consensus on surgery for Crohn’s disease. Journal of Crohn's and Colitis, 12(1), 1-16.
- Bermejo, F., Guerra, I., Algaba, A., & López-Sanromán, A. (2018). Pharmacological approach to the management of Crohn’s disease patients with perianal disease. Drugs, 78(1), 1-18.
- Bouguen, G., Siproudhis, L., Gizard, E. et al (2013). Long-term outcome of perianal fistulizing Crohn's disease treated with infliximab. Clinical Gastroenterology and Hepatology, 11(8), 975-981.
- Chande, N., Patton, P. H., Tsoulis, D. J. et al (2015). Azathioprine or 6‐mercaptopurine for maintenance of remission in Crohn's disease. Cochrane Database of Systematic Reviews, (10).
- Cintron, J. R., Abcarian, H., Chaudhry, V. et al (2013). Treatment of fistula-in-ano using a porcine small intestinal submucosa anal fistula plug. Techniques in coloproctology, 17(2), 187-191.
- <p align="left">Colombel, J. F., Sandborn, W. J., Rutgeerts, P. et al (2007). Adalimumab for maintenance of clinical response and remission in patients with Crohn’s disease: the CHARM trial. Gastroenterology, 132(1), 52-65.
- Colombel, J. F., Sandborn, W. J., Reinisch, W., Mantzaris, G. J., Kornbluth, A., Rachmilewitz, D., ... & Rutgeerts, P. (2010). Infliximab, azathioprine, or combination therapy for Crohn's disease. New England journal of medicine, 362(15), 1383-1395.
- Colombel, J. F., Schwartz, D. A., Sandborn, W. J. et al (2009). Adalimumab for the treatment of fistulas in patients with Crohn’s disease. Gut, 58(7), 940-948.
- Davidov, Y., Ungar, B., Bar-Yoseph, H. et al (2017). Association of induction infliximab levels with clinical response in perianal Crohn’s disease. Journal of Crohn's and Colitis, 11(5), 549-555.
- Dewint, P., Hansen, B. E., Verhey, E. et al (2014). Adalimumab combined with ciprofloxacin is superior to adalimumab monotherapy in perianal fistula closure in Crohn's disease: a randomised, double-blind, placebo controlled trial (ADAFI). Gut, 63(2), 292-299.
- Dietz, A. B., Dozois, E. J., Fletcher, J. G. et al (2017). Autologous mesenchymal stem cells, applied in a bioabsorbable matrix, for treatment of perianal fistulas in patients with Crohn's disease. Gastroenterology, 153(1), 59-62.
- Dige, A., Hougaard, H. T., Agnholt, J. et al (2019). Efficacy of Injection of Freshly Collected Autologous Adipose Tissue Into Perianal Fistulas in Patients With Crohn’s Disease. Gastroenterology, 156(8), 2208-2216.
- Dozois, E. J., Lightner, A. L., Mathis, K. L. et al (2019). Early results of a phase I trial using an adipose-derived mesenchymal stem cell-coated fistula plug for the treatment of transsphincteric cryptoglandular fistulas. Diseases of the Colon & Rectum, 62(5), 615-622.
- Echarri, A., Castro, J., Barreiro, M. et al (2010). Evaluation of adalimumab therapy in multidisciplinary strategy for perianal Crohn's disease patients with infliximab failure. Journal of Crohn's and Colitis, 4(6), 654-660.
- Ellis, C. N., Rostas, J. W., & Greiner, F. G. (2010). Long-term outcomes with the use of bioprosthetic plugs for the management of complex anal fistulas. Diseases of the colon & rectum, 53(5), 798-802.
- Feagan, B. G., Schwartz, D., Danese, S. et al (2018). Efficacy of vedolizumab in fistulising Crohn’s disease: exploratory analyses of data from GEMINI 2. Journal of Crohn's and Colitis, 12(5), 621-626.
- Fichera, A., & Zoccali, M. (2015). Guidelines for the surgical treatment of Crohn's perianal fistulas. Inflammatory bowel diseases, 21(4), 753.
- Franco, D., Holubar, S., Lightner A. et al (2019). Local stem cell therapy for Crohn’s perianal fistulae. Inflammatory bowel diseases, 25 (5), 816-819.
- Gingold, D. S., Murrell, Z. A., & Fleshner, P. R. (2014). A prospective evaluation of the ligation of the intersphincteric tract procedure for complex anal fistula in patients with Crohn's disease. Annals of surgery, 260(6), 1057-1061.
- Göttgens, K. W., Wasowicz, D. K., Stijns, J., & Zimmerman, D. (2019). Ligation of the Intersphincteric Fistula Tract for High Transsphincteric Fistula Yields Moderate Results at Best: Is the Tide Turning?. Diseases of the Colon & Rectum, 62(10), 1231-1237.
- Grimaud, J. C., Munoz–Bongrand, N., Siproudhis, L. et al (2010). Fibrin glue is effective healing perianal fistulas in patients with Crohn's disease. Gastroenterology, 138(7), 2275-2281.
- Hotouras, A., Ribas, Y., Zakeri, S. et al (2015). Gracilis muscle interposition for rectovaginal and anovaginal fistula repair: a systematic literature review. Colorectal Disease, 17(2), 104-110.
- Jones, J. L., Kaplan, G. G., Peyrin-Biroulet, L. et al (2015). Effects of concomitant immunomodulator therapy on efficacy and safety of anti–tumor necrosis factor therapy for Crohn’s disease: a meta-analysis of Placebo-controlled trials. Clinical Gastroenterology and Hepatology, 13(13), 2233-2240.
- Kaimakliotis, P., Simillis, C., Harbord, M. et al (2016). A systematic review assessing medical treatment for rectovaginal and enterovesical fistulae in Crohn’s disease. Journal of clinical gastroenterology, 50(9), 714-721.
- Khan, K. J., Ullman, T. A., Ford, A. C. et al (2011). Antibiotic therapy in inflammatory bowel disease: a systematic review and meta-analysis. American Journal of Gastroenterology, 106(4), 661-673.
- Kotze, P. G., Shen, B., Lightner, A. et al (2018). Modern management of perianal fistulas in Crohn’s disease: future directions. Gut, 67(6), 1181-1194.
- Ky, A. J., Sylla, P., Steinhagen, R. et al (2008). Collagen fistula plug for the treatment of anal fistulas. Diseases of the colon & rectum, 51(6), 838-843.
- Lee, M. J., Parker, C. E., Taylor, S. R. et al (2018). Efficacy of medical therapies for fistulizing Crohn’s disease: systematic review and meta-analysis. Clinical Gastroenterology and Hepatology, 16(12), 1879-1892.
- Lee, W. Y., Park, K. J., Cho, Y. B. et al (2013). Autologous adipose tissue‐derived stem cells treatment demonstrated favorable and sustainable therapeutic effect for Crohn's fistula. Stem cells, 31(11), 2575-2581.
- Lichtiger, S., Binion, D. G., Wolf, D. C. et al (2010). The CHOICE trial: adalimumab demonstrates safety, fistula healing, improved quality of life and increased work productivity in patients with Crohn’s disease who failed prior infliximab therapy. Alimentary pharmacology & therapeutics, 32(10), 1228-1239.
- Lightner, A. L., Wang, Z., Zubair, A. C. et al (2018). A systematic review and meta-analysis of mesenchymal stem cell injections for the treatment of perianal Crohn’s disease: progress made and future directions. Diseases of the Colon & Rectum, 61(5), 629-640.
- <p align="left">Nasseri, Y., Cassella, L., Berns, M. et al (2016). The anal fistula plug in Crohn's disease patients with fistula‐in‐ano: a systematic review. Colorectal Disease, 18(4), 351-356.
- National Library of Medicine [US]. Vedolizumab IV 300 mg in the Treatment of Fistulizing Crohn’s Disease [ENTERPRISE]. 2015. https://clinicaltrials.gov/ct2/show/study/NCT02630966 Accessed April 1, 2019.
- <p align="left">Panaccione, R., Colombel, J. F., Sandborn, W. J. et al (2013). Adalimumab maintains remission of Crohn's disease after up to 4 years of treatment: data from CHARM and ADHERE. Alimentary pharmacology & therapeutics, 38(10), 1236-1247.
- Panés, J., & Rimola, J. (2017) Perianal fistulizing Crohn's disease: pathogenesis, diagnosis and therapy. Nat Rev Gastroenterol Hepatol, 14(11):652-664.
- Panés, J., García-Olmo, D., Van Assche, G. et al (2018). Long-term efficacy and safety of stem cell therapy (Cx601) for complex perianal fistulas in patients with Crohn’s disease. Gastroenterology, 154(5), 1334-1342.
- Panés, J., García-Olmo, D., Van Assche, G. et al (2016). Expanded allogeneic adipose-derived mesenchymal stem cells (Cx601) for complex perianal fistulas in Crohn's disease: a phase 3 randomised, double-blind controlled trial. The Lancet, 388(10051), 1281-1290.
- De la Portilla, F., Alba, F., García-Olmo, D. et al (2013). Expanded allogeneic adipose-derived stem cells (eASCs) for the treatment of complex perianal fistula in Crohn’s disease: results from a multicenter phase I/IIa clinical trial. International journal of colorectal disease, 28(3), 313-323.
- Present, D. H., Korelitz, B. I., Wisch, N. et al (1980). Treatment of Crohn's disease with 6-mercaptopurine: a long-term, randomized, double-blind study. New England Journal of Medicine, 302(18), 981-987.
- Present, D. H., Rutgeerts, P., Targan, S. et al (1999). Infliximab for the treatment of fistulas in patients with Crohn's disease. New England Journal of Medicine, 340(18), 1398-1405.
- Regueiro, M., & Mardini, H. (2003). Treatment of perianal fistulizing Crohn's disease with infliximab alone or as an adjunct to exam under anesthesia with seton placement. Inflammatory bowel diseases, 9(2), 98-103.
- Rozalen, V., Pares, D., Sanchez, E. et al (2017). Advancement flap technique for anal fistula in patients with Crohn's disease: a systematic review of the literature. Cirugía Española (English Edition), 95(10), 558-565.
- Sands, B. E., Anderson, F. H., Bernstein, C. N. et al (2004). Infliximab maintenance therapy for fistulizing Crohn's disease. New England Journal of Medicine, 350(9), 876-885.
- Sands, B. E., Gasink, C., Jacobstein, D. et al (2017). Fistula healing in pivotal studies of ustekinumab in Crohn's disease. Gastroenterology, 152(5), S185.
- Senéjoux, A., Siproudhis, L., Abramowitz, L. et al (2016). Fistula plug in fistulising ano-perineal Crohn’s disease: a randomised controlled trial. Journal of Crohn's and Colitis, 10(2), 141-148.
- Sirany, A. M. E., Nygaard, R. M., & Morken, J. J. (2015). The ligation of the intersphincteric fistula tract procedure for anal fistula: a mixed bag of results. Diseases of the Colon & Rectum, 58(6), 604-612.
- Spinelli, A., Lonnfors, S., Avedano, L., & Bojic, D. (2020). Patient perspective on the impact of complex perianal fistulas in Crohn's disease on quality of life: introducing the concept of the patient survey conducted in Europe. Journal of Crohn’s and Colitis, 14, S154-S154
- <p align="left">Steinhart, A. H., Panaccione, R., Targownik, L. et al (2019). Clinical practice guideline for the medical management of perianal fistulizing Crohn’s disease: the Toronto consensus. Inflammatory bowel diseases, 25(1), 1-13.
- Stellingwerf, M. E., Van Praag, E. M., Tozer, P. J. et al (2019). Systematic review and meta‐analysis of endorectal advancement flap and ligation of the intersphincteric fistula tract for cryptoglandular and Crohn's high perianal fistulas. BJS open, 3(3), 231-241.
- Thia, K. T., Mahadevan, U., Feagan, B. G. et al (2009). Ciprofloxacin or metronidazole for the treatment of perianal fistulas in patients with Crohn's disease: a randomized, double-blind, placebo-controlled pilot study. Inflammatory bowel diseases, 15(1), 17-24.
- <p align="left">Torres, J., Bonovas, S., Doherty, G. et al (2020). ECCO Guidelines on Therapeutics in Crohn's Disease: medical treatment. Journal of Crohn's and Colitis, 14(1), 4-22.
- Wasmann, K., de Groof, E. J., Stellingwerf, M. E. et al (2019). Treatment of Perianal Fistulas in Crohn's Disease, Seton versus Anti-TNF versus Surgical Closure Following Anti-TNF (PISA): A Randomised Controlled Trial.
- Wasmann, K. A., De Groof, E. J., Stellingwerf, M. E. et al (2020). Treatment of perianal fistulas in Crohn’s disease, seton versus anti-TNF versus surgical closure following anti-TNF [PISA]: a randomised controlled trial. Journal of Crohn's and Colitis, 14(8), 1049-1056.
- Yarur, A. J., Kanagala, V., Stein, D. J. et al (2017). Higher infliximab trough levels are associated with perianal fistula healing in patients with Crohn's disease. Alimentary pharmacology & therapeutics, 45(7), 933-940.
- Yassin, N. A., Askari, A., Warusavitarne, J. et al (2014). Systematic review: the combined surgical and medical treatment of fistulising perianal Crohn's disease. Alimentary pharmacology & therapeutics, 40(7), 741-749.
- Zhou, C., Li, M., Zhang, Y., Ni, M. et al (2020). Autologous adipose-derived stem cells for the treatment of Crohn’s fistula-in-ano: an open-label, controlled trial. Stem cell research & therapy, 11(1), 1-13.
Evidence tabellen
Tabel Exclusie na het lezen van het volledige artikel
Auteur en jaartal |
Redenen van exclusie |
Castro-Poceiro, 2018 |
Design voldoet niet: narratieve review |
Chen, 2019 |
Systematische review, alle individuele studies aanwezig in ECCO. |
Ciccocioppo, 2019 |
Systematische review, alle individuele studies aanwezig in ECCO. |
Fu, 2017 |
Systematische review, alle individuele studies aanwezig in ECCO. |
Herreros, 2019 |
Design voldoet niet: geen vergelijkend onderzoek |
Scott, 2018 |
Design voldoet niet: narratieve review |
Sebastian, 2018 |
Interventie voldoet niet: voorspellers van een succesvolle behandeling |
Strik, 2019 |
Interventie voldoet niet: gaat om serum anti-TNF levels |
Tandon, 2019 |
Systematische review, alle individuele studies aanwezig in ECCO |
Wainstein, 2018 |
Design voldoet niet: geen vergelijkend onderzoek |
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 23-12-2022
Laatst geautoriseerd : 23-12-2022
Geplande herbeoordeling : 01-01-2026
De NVMDL is regiehouder van deze richtlijn en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied. De werkgroep heeft per module een inschatting gemaakt van de periode waarbinnen de modules beoordeeld zouden moeten worden voor eventuele herziening.
Module |
Uiterlijk jaar voor beoordeling |
Module Dieet |
2026 |
Module Voedingssupplementen |
2026 |
Module perianale fistels |
2023 |
Module maligniteit |
2026 |
Module vermoeidheid |
2026 |
Module zwangerschap |
2024 |
Module patiënten >60 jaar |
2026 |
Module preoperatief beleid |
2026 |
Module psychosociale zorg |
2026 |
Algemene gegevens
De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2019 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met inflammatoire darmziekten.
Werkgroep
- Dr. K.H.N. de Boer, MDL-arts, NVMDL
- Dr. B. Jharap, MDL-arts, NVMDL
- Dr. I.M. Minderhoud, MDL-arts, NVMDL
- Dr. A.G.L. Bodelier, MDL-arts, NVMDL
- Dr. G.J. Tack, MDL-arts, NVMDL
- Dr. F. Hoentjen, MDL-arts, NVMDL (tot december 2020)
- Dr. O. van Ruler, chirurg, NVvH
- Dr. M.A. de Boer, gynaecoloog, NVOG
- Dr. A.G.M.G.J. Mulders, gynaecoloog, NVOG
- Dr. A.H.W. Bruns, internist-infectioloog, NIV
- C. Bijl, diëtist, NVD
- A.M. van Dijk, diëtist, NVD
- Drs. M.P. Scherpenzeel MPM, Patiëntvertegenwoordiger, Crohn & Colitis NL
- Dr. R.J. Hoefman, Patiëntvertegenwoordiger, Crohn & Colitis NL
- R. Theeuwen, Verpleegkundig specialist IBD, V&VN
Klankbordgroep
- Prof. dr. J. Stoker, radioloog, NVvR
- Dr. J.A.W. Tielbeek, radioloog, NVvR
Met ondersteuning van:
- Dr. N. van der Zwaluw, Senior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
- Dr. S. Zwakenberg, Adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
- H. Olthuis, Adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
- S. Wouters, secretaresse, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.
Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. Er is tijdens de commentaarfase extra kritisch commentaar gevraagd van vier onafhankelijke beoordelaars vanuit de NVMDL, in verband met de gemelde belangen van de werkgroepleden. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Werk-groeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
De Boer, voorzitter |
MDL-arts, Amsterdam UMC |
Actief lid en secretaris van de ICC; vanuit Amsterdam UMC actief betrokken bij het IBD trialbureau, meerdere IBD-studies lopen in wisselende samenstelling (contract research) |
PI onderzoek mercaptopurine bij CU, TEVA, ZonMW; PI onderzoek naar thioguanine bij IBD, registratiestudies, TAKEDA; PI onderzoek eNose bij IBD, Vaillant Fonds; onderzoek eNose colon kanker en poliepen; participatie aan diverse (nationale) IBD studies (geen PI), waarbij financiering vanuit industrie/overheid/fondsen kan komen; |
Tack aangesteld als vice-voorzitter |
Jharap |
MDL-arts, Meander Medisch Centrum te Amersfoort |
Geen |
Deelname congressen deels betaald door farmaceutische bedrijven, bijdrage symposia gesponsord door farmaceutische bedrijven |
Geen (gedurende richtlijn geen deelname adviesraden, of bijdrage symposia gesponsord door farmaceutische bedrijven) |
Scherpenzeel |
Directeur Crohn & Colitis NL |
Partner Blauwe Noordzee (betaald), voorzitter adviescommissie Fonds Gehandicapten sport (onbetaald), lid bestuur EFCCA (onbetaald), lid beoordelingscommissie KIDZ (betaald) |
Vader van een dochter met de ziekte van Crohn. Echter, breng ik patiënten perspectief in op basis van ervaringen van patiënten die wij als organisatie ophalen. De activiteiten van Crohn & Colitis NL worden mede ondersteund door sponsoring van farmaceutische bedrijven, waarbij altijd sprake is van multi-sponsoring. Bedrijven hebben geen invloed op de inhoud van de activiteiten. Financiering vanuit ZonMw voor twee onderzoeksprojecten. |
Geen |
Bruns |
Internist-infectioloog |
Geen |
Geen |
Geen |
De Boer |
Gynaecoloog |
Geen |
Geen |
Geen |
Minderhoud |
MDL-arts, Tergooi Ziekenhuis (MSB Gooi en Eemland) |
Geen |
Adviesraad/expert panel Ferring BV (2017/2018), betaling congreskosten door Ferring BV (2018) |
Geen |
Bijl |
Diëtist, Amsterdam UMC |
Lid netwerk diëtisten MDL (onbetaald) |
Geen |
Geen |
Van Dijk |
Diëtist, UMC Utrecht |
MDL-netwerk diëtisten (onbetaald, o.a. dieetbehande-lingsrichtlijn up to date houden), NVO (Nederlands voedingsteam overleg, onbetaald), lid maatschappelijke adviesraad MLDS (onbetaald). |
Geen |
Geen |
Hoentjen (tot december 2020) |
MDL-arts, Radboud UMC Nijmegen |
Voorzitter ICC - onbetaald |
Eenmalige advisering/presentatie voor diverse bedrijven, unrestricted grants van ZonMw, Janssen-Cilag en Abbvie. |
Geen (onderwerpen van extern gefinancieerd onderzoek komen niet terug in de richtlijn) |
Tack |
MDL-arts, Medisch Centrum Leeuwarden |
Geen |
Bijdrage aan symposia, georganiseerd door bedrijven. Adviesraad Janssen, Lamepro. |
Extra beoordelaars gevraagd.
|
Bodelier |
MDL-arts, Amphia Ziekenhuis Breda |
Geen |
Adviseursschappen/presentaties voor diverse bedrijven |
Geen (adviesraden neergelegd tijdens richtlijnontwikkeling). |
Van Ruler |
Colorectaal chirurg, IJsselland Ziekenhuis, i.s.m. het Erasmus MC |
Geen |
Betrokken bij onderzoek naar autoloog platelet-rich-stroma als add-on bij de chirurgische behandeling van perianale fistels. |
Geen |
Hoefman |
Wetenschappelijk medewerker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). |
Jeugdouderling Hervormde Wijkgemeente Zwijndrecht (onbetaald). |
Renske Hoefman heeft de ziekte van Crohn. |
Geen |
Theeuwen |
Verpleegkundig specialist Maag darm Leverziekten, Leids Universitair Medisch Centrum |
Voorzitter regioavonden regio Zuid -West vanuit V&VN (onbetaald), |
Subsidie firma Dr Falk voor materialen die nodig zijn voor het opzetten van een pre-operatief spreekuur. |
Geen (niet betrokken bij modules over medicamenteuze behandeling) |
Mulders |
Gynaecoloog Erasmus MC |
Geen |
Geen |
Geen |
Stoker (klankbordgroep) |
Divisievoorzitter Radiologie & Nucleaire Genees-kunde, Radiothera-pie, Biome-dical Engineering & Physics en Apotheek en plaatsver-vangen afdelingshoof Radiologie & Nucleaire Geneeskun-de bij het Amsterdam UMC |
Geen |
Geen |
Geen |
Tielbeek (klankbordgroep) |
Abdominaal radioloog in Spaarne Gasthuis |
Geen |
Geen |
Geen |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door afvaardiging van Crohn & Colitis NL in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen (zie kopje waarden en voorkeuren van patiënten). De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan Crohn & Colitis NL en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.
Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen
Bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema).
Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.
Module |
Uitkomst raming |
Toelichting |
Module Dieet |
geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module Voedingssupplementen |
geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module perianale fistels |
geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module maligniteit |
geen financiële gevolgen |
Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5.000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven. |
Module vermoeidheid |
geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module zwangerschap |
geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module patiënten >60 jaar |
geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module preoperatief beleid |
geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (5.000-40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het overgrote deel (±90%) van de zorgaanbieders en zorgverleners al aan de norm voldoet . Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Module psychosociale zorg |
geen financiële gevolgen |
Hoewel uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) breed toepasbaar zijn (>40.000 patiënten), volgt ook uit de toetsing dat het geen nieuwe manier van zorgverlening of andere organisatie van zorgverlening betreft, het geen toename in het aantal in te zetten voltijdsequivalenten aan zorgverleners betreft en het geen wijziging in het opleidingsniveau van zorgpersoneel betreft. Er worden daarom geen substantiële financiële gevolgen verwacht. |
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
Inleiding
Dit implementatieplan is opgesteld ter bevordering van de implementatie van de update van de richtlijn inflammatoire darmziekten. Voor het opstellen van dit plan is een inventarisatie gedaan van de mogelijk bevorderende en belemmerende factoren voor het naleven van de aanbevelingen. Daarbij heeft de richtlijnwerkgroep een advies uitgebracht over het tijdspad voor implementatie, de daarvoor benodigde randvoorwaarden en de acties die door verschillende partijen ondernomen dienen te worden.
In deze update zijn de volgende modules nieuw ontwikkeld:
- Dieet
- Voedingssupplementen
- Behandeling van perianale fistels
- Behandeling van patiënten met een maligniteit in het verleden
- Behandeling van vermoeidheid
- IBD-medicatie tijdens zwangerschap
- Behandeling van patiënten >65 jaar
- Preoperatief beleid
- Psychosociale zorg
Werkwijze
Om tot dit plan te komen heeft de werkgroep per aanbeveling in de richtlijn nagedacht over:
- per wanneer de aanbeveling overal geïmplementeerd moet kunnen zijn;
- de verwachtte impact van implementatie van de aanbeveling op de zorgkosten;
- randvoorwaarden om de aanbeveling te kunnen implementeren;
- mogelijk barrières om de aanbeveling te kunnen implementeren;
- mogelijke acties om de implementatie van de aanbeveling te bevorderen;
- verantwoordelijke partij voor de te ondernemen acties.
Lezers van dit implementatieplan dienen rekening te houden met verschillen tussen “sterk geformuleerde aanbevelingen” en “zwak geformuleerde aanbevelingen”. In het eerste geval doet de werkgroep een duidelijke uitspraak over iets dat wel of niet gedaan moet worden. In het tweede geval wordt de aanbeveling minder zeker gesteld en spreekt de werkgroep haar voorkeur of advies uit, maar laat zij meer ruimte voor alternatieven. Een reden hiervoor is bijvoorbeeld dat er onvoldoende wetenschappelijk bewijs is om de aanbeveling te onderbouwen. Een zwakke aanbeveling is te herkennen aan de formulering en begint bijvoorbeeld met “Overweeg om …”. Zowel voor de sterke als voor de zwakke aanbevelingen heeft de werkgroep nagedacht over de implementatie. De resultaten zijn weergegevenin Tabel 1.
Tabel 1: Overzicht inventerisatie ten behoeve van de implementatie van de aanbevelingen in de richtlijn Inflammatoire darmziekten.
Aanbeveling |
Tijdspad voor implementatie: 1-3 jaar of >3 jaar |
Verwacht effect op kosten |
Randvoorwaarden voor implementatie (binnen aangegeven tijdspad) |
Mogelijke barrières voor implementatie |
Te ondernemen acties voor implementatie |
Verantwoordelijken voor acties |
Overige opmerkingen |
Dietiaire begeleiding, indien dieet overwogen wordt. |
1-3 jaar |
Neutraal |
Beschikbaarheid diëtist, inhoud richtlijn bekend bij zorgverleners. |
Formatie afspraken dietetiek |
Verspreiden richtlijn onder betrokken zorgverleners. |
WV/vereniging betrokken zorgverleners |
Geen |
Voedingssupplementen |
< 1 jaar |
Neutraal |
Inhoud richtlijn bekend bij zorgverleners. |
Geen |
Verspreiden richtlijn onder betrokken zorgverleners. |
WV/vereniging betrokken zorgverleners |
Geen |
Perianale fistels – medicamenteus |
< 1 jaar |
Neutraal |
Inhoud richtlijn bekend bij zorgverleners. |
Geen |
Verspreiden richtlijn onder betrokken zorgverleners. |
WV betrokken zorgverleners. |
Geen |
Perianale fistels – chirurgisch |
1-3 jaar |
Mogelijke kosten a.g.v. celtherapie |
Inhoud richtlijn bekend bij zorgverleners. |
Celtherapie is niet in elk centrum beschikbaar, onvoldoende mogelijkheden voor MDO vanwege tijd en middelen, ontbreken overlegstructuren met expertise centra. |
Verspreiden richtlijn onder betrokken zorgverleners, belang MDO onder de aandacht brengen en implementatie hiervan faciliteren, overlegstructuren met expertisecentra opzetten en/of bevorderen. |
WV betrokken zorgverleners. |
Geen |
Maligniteit – MDO |
< 1 jaar |
Neutraal |
Mogelijkheid tot MDO Inhoud richtlijn bekend bij zorgverleners |
Onvoldoende mogelijkheden voor MDO vanwege tijd en middelen Onvoldoende kennis bij betrokken zorgverleners |
Verspreiden richtlijn onder betrokken zorgverleners, belang MDO onder de aandacht brengen en implementatie hiervan faciliteren. |
WV betrokken zorgverleners. |
Geen |
Maligniteit – medicatie adviezen |
<1-3 jr |
Neutraal |
Inhoud richtlijn bekend bij zorgverleners |
Onvoldoende kennis en ervaring bij betrokken zorgverleners Verzekering/vergoeding: medicatievoorschriften volgens strikte criteria |
Verspreiden richtlijn onder betrokken zorgverleners |
WV van betrokken zorgverleners. |
Geen |
Vermoeidheid |
< 1 jaar |
Neutraal |
Inhoud richtlijn bekend bij zorgverleners. |
Geen |
Verspreiden richtlijn onder betrokken zorgverleners. |
WV/vereniging betrokken zorgverleners. |
Geen |
Zwangerschap - medicatie |
< 1 jaar |
Neutraal |
Inhoud richtlijn bekend bij zorgverleners. |
Geen |
Verspreiden richtlijn onder betrokken zorgverleners. |
WV betrokken zorgverleners. |
Geen |
Zwangerschap – consult |
< 1 jaar |
Neutraal |
Inhoud richtlijn bekend bij zorgverleners |
Onvoldoende motivatie om patiente te verwijzen naar andere discipline of ander ziekenhuis |
Verspreiden richtlijn onder betrokken zorgverleners en daarin ook belang van multidisciplinaire samenwerking benadrukken. |
WV van betrokken zorgverleners. |
Geen |
Patiënten >60 jaar |
<1 jaar |
Neutraal |
Inhoud richtlijn bekend bij zorgverleners |
Geen |
Verspreiden richtlijn onder betrokken zorgverleners. |
WV van betrokken zorgverleners. |
Geen |
Preoperatief beleid |
< 1 jaar |
Neutraal |
Inhoud richtlijn bekend bij zorgverleners |
Geen |
Verspreiden richtlijn onder betrokken zorgverleners. |
WV van betrokken zorgverleners. |
Geen |
Psychosociale zorg - organisatie |
Zie implementatieplan bij de kwaliteitsstandaard ‘Psychosociale zorg bij somatische aandoeningen’ |
Impact op zorgkosten
Geen van de aanbevelingen brengt grote gevolgen met zich mee voor de zorgkosten.
Te ondernemen acties per partij
Hieronder wordt per partij toegelicht welke acties zij kunnen ondernemen om de implementatie van de richtlijn te bevorderen.
Alle direct betrokken wetenschappelijk verenigingen/beroepsorganisaties
- Bekend maken van de richtlijn onder de leden, via het notificatiebericht dat meegeleverd wordt bij het publiceren van de richtlijn.
- Publiciteit voor de richtlijn maken door over de richtlijn te publiceren in tijdschriften en te vertellen op congressen.
- Ontwikkelen van gerichte bijscholing/trainingen, onder andere voor de module over perianale fistels.
- Ontwikkelen en/of aanpassen van patienteninformatie.
- Controleren van de toepassing van de aanbevelingen middels audits en de kwaliteitsvisitatie.
- Gezamenlijk afspraken maken over - en opstarten van continu modulair onderhoud van de richtlijn.
Als onderdeel van het richtlijnproject is patiënteninformatie op Thuisarts.nl ontwikkeld of aangepast. Ook zijn er stroomschema’s ontwikkeld bij de modules over de behandeling van perianale fistels en de behandeling van patiënten met een maligniteit in het verleden.
De lokale vakgroepen/individuele medisch professionals
- Bespreken van de aanbevelingen tijdens de vakgroepsvergadering, referaat, richtlijnoverleg en/of lokale werkgroepen, zodat er kennis genomen wordt van de inhoud en bepaald kan worden of en hoe het handelen in de dagelijkse praktijk aanpassingen behoeft.
- Het volgen van bijscholing die bij deze richtlijn ontwikkeld gaat worden.
- Aanpassen lokale patiënteninformatie op grond van de materialen die door de verenigingen beschikbaar gesteld zullen worden.
- Afstemmen en afspraken maken met andere betrokken disciplines om de toepassing van de aanbevelingen in de praktijk te borgen.
De systeemstakeholders (onder andere zorgverzekeraars, (koepelorganisaties van) ziekenhuisbestuurders, IGZ)
Ten aanzien van de financiering van de zorg voor patiënten met inflammatoire darmziekten wordt van het bestuur van de ziekenhuizen verwacht dat zij bereid zijn om de nodige investeringen te doen (zie hierboven bij impact op zorgkosten) om de aanbevelingen in deze richtlijn te kunnen implementeren. Daarnaast wordt van de bestuurders verwacht dat zij bij de betrokken medisch professionals nagaan op welke wijze zij kennis hebben genomen van de nieuwe richtlijn en deze toepassen in de praktijk.
Van zorgverzekeraars wordt verwacht dat zij de zorg die in deze richtlijn wordt voorgeschreven zullen vergoeden. De “sterk geformuleerde aanbevelingen” in deze richtlijn kunnen, na verloop van de aangegeven implementatietermijnen door zorgverzekeraars worden gebruikt voor de inkoop van zorg.
Het Kennisinstituut van Medisch Specialisten
De richtlijn wordt gepubliceerd in de Richtlijnendatabase van de Federatie Medisch Specialisten. Dit implementatieplan maakt onderdeel uit van de richtlijn (bijlage) en staat op een voor alle partijen goed te vinden plaats. Ook wordt er bij publicatie van de richtlijn een notificatiebericht verstuurd.
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).
Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met inflammatoire darmziekten. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door de Nederlands Instituut van Psychologen (NIP), Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA), Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG), Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten (NVVP) en Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) via een invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten. Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.
Uitkomstmaten
Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Methode literatuursamenvatting
Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur en de beoordeling van de risk of bias van de individuele studies is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID).
Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.
In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.
Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers |
||
|
||
|
Sterke aanbeveling |
Zwakke (conditionele) aanbeveling |
Voor patiënten |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet. |
Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. |
Voor behandelaars |
De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen. |
Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren. |
Voor beleidsmakers |
De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid. |
Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. |
Organisatie van zorg
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.
Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.
Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.
Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html
Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.