Organisatie van zorg bij IBD
Kinderen met een sterke verdenking op IBD dienen voor endoscopisch onderzoek verwezen te worden naar een kinderarts maag-, darm- en leverziekten (MDL) met ruime endoscopische ervaring. De endoscopist moet in staat zijn het macroscopisch beeld te beoordelen en in >90% van de culdoscopieën het einddoel te halen (intubatie van het terminale ileum). (1) Na de diagnose wordt de behandeling ingesteld door de kinderarts MDL. Als klinische remissie is bereikt met conventionele therapie, dan kan een kind afwisselend door de algemeen kinderarts en de kinderarts MDL worden gevolgd (“shared care”), mits de algemeen kinderarts op de hoogte is van de diagnostiek en behandeling van IBD, en er goed overleg plaatsvindt met de kinderarts MDL. Geadviseerd wordt dat ieder kind met IBD na het bereiken van klinische remissie tenminste éénmaal per jaar door de kinderarts MDL wordt gezien om te evalueren of de behandeling optimaal verloopt. Een alternatief voor shared care is telemonitoring, waarbij het kind aan de hand van online in te vullen symptoomscores en fecaal calprotectine metingen in de gaten gehouden wordt. (2) Op deze manier kunnen patient en ouders thuisblijven wanneer het kan, en naar het ziekenhuis komen wanneer het moet (zoals bijvoorbeeld bij een ernstige opvlamming).
Op dit moment is er nog geen genezing mogelijk voor patiënten met IBD, en kan de ziekte ook niet voorkómen worden. Het doel van de behandeling is daarom gericht op het bereiken van een zo lang mogelijk durende remissie en het verbeteren van de kwaliteit van leven. Regelmatige metingen van de ziekteactiviteit, tijdige medicamenteuze interventies, het monitoren van het effect van de behandeling en aandacht voor de psychosociale aspecten van IBD zijn noodzakelijk om de behandeldoelen te kunnen halen. Een holistische aanpak door een multidisciplinair team (bestaande uit medisch specialisten, verpleegkundigen (IBD-verpleegkundige, stomaverpleegkundige), diëtisten, maatschappelijk werkers en psychologen) wordt gezien als de optimale zorgvorm voor kinderen met IBD.
In 2017 verscheen een consensusrichtlijn van kinderartsen verenigd in European Crohn’s and Colitis Organisation (P-ECCO), waarin 60 kwaliteitskenmerken worden genoemd voor gespecialiseerde kinder-IBD centra, onderverdeeld in zes domeinen (Turner, 2017).
Tabel 1 geeft een opsomming van deze kwaliteitskenmerken, die kunnen worden gebruikt om standaardisatie van de zorg te stimuleren. Ieder kinder-IBD centrum kan aan de hand van deze lijst beoordelen waar nog verbeteringen mogelijk zijn, en een plan maken om de zorg voor kinderen met IBD te optimaliseren.
Tabel 1 Kwaliteitskenmerken voor een kinder-IBD centrum (zoals genoemd in de p-ECCO consensusrichtlijn (Turner 2017)
Domein 1: Diagnostiek en behandelopties |
|
1 |
Jaarlijks worden tenminste 10 nieuwe kinderen met IBD gediagnosticeerd, of op een willekeurig moment worden tenminste 50 kinderen met IBD behandeld |
2 |
Er wordt regelmatig gebruik gemaakt van een fecale biomarker voor het monitoren van ziekteactiviteit |
3 |
Er is een wekelijkse polikliniek voor kinderen met IBD |
4 |
Bij elk polikliniekbezoek wordt een symptoomscore (PUCAI of PCDAI) bepaald |
5 |
Er is een database om op elk willekeurig moment de patiënten met actieve ziekte te kunnen identificeren |
6 |
Er wordt regelmatig gebruik gemaakt van infliximab-dalspiegel metingen |
7 |
Er wordt regelmatig gebruik gemaakt van thiopurine metabolieten bepalingen |
8 |
Er is een database met een overzicht van alle kinderen die biologische therapie krijgen |
9 |
Er wordt regelmatig gebruik gemaakt van TPMT bepalingen (genotype en fenotype) |
10 |
Er wordt regelmatig gebruik gemaakt van adalimumab-metingen |
Domein 2: Personele ondersteuning |
|
11 |
Er is tenminste één kinderarts die zich heeft gespecialiseerd in de IBD-zorg |
12 |
Er zijn kinderchirurgen (of chirurgen voor volwassenzorg met ervaring in het opereren van kinderen) |
13 |
Er is een (kinder)-MDL arts die geavanceerde endoscopische ingrepen kan uitvoeren, zoals ballondilataties, enteroscopie en ERCP |
14 |
Er is een patholoog met ervaring op het gebied van IBD |
15 |
Er is een diëtist met ervaring op het gebied van IBD, waaronder voedingstherapie |
16 |
Er is een IBD kinderverpleegkundige |
17 |
Er is een kinderradioloog, er zijn voor kindzorg bekwame röntgen laboranten en er zijn uptodate protocollen voor echografie en MR-enterografie |
18 |
Er is een kinderhepatoloog |
19 |
Er is een psycholoog voor individuele psychologische begeleiding |
20 |
Er is een kinderimmunoloog om “very early onset-IBD” te kunnen onderzoeken |
21 |
Er is een kinderendocrinoloog, kinderinfectioloog, kindergynaecoloog, dermatoloog en kinderreumatoloog |
22 |
Er is een kinderpsychiater |
23 |
Er is een maatschappelijk werk(st)er |
24 |
Er is een kinderhematoloog |
Domein 3: Zorgstandaarden |
|
25 |
Diagnostiek en behandeling worden uitgevoerd volgens de geldende richtlijnen |
26 |
Er is een protocol voor het toedienen van voedingstherapie |
27 |
Er is een protocol voor het starten van biologische therapie (waaronder TB screening en standaard instructies voor verpleegkundigen met betrekking tot de infusies) |
28 |
Gewicht, lengte, Tanner stadium en voedingstoestand worden bij ieder poliklinisch consult geregistreerd |
29 |
Er is een protocol voor het monitoren van kinderen die een immuunmodulator gebruiken |
30 |
Er is een protocol om steroid-afhankelijkheid te voorkomen |
31 |
Er is een protocol voor het toedienen van intraveneus ijzer |
32 |
Er is een protocol voor het toedienen van vaccinaties |
33 |
Rondom de diagnostische endoscopie wordt een varicella titer bepaald |
34 |
Er is een gekalibreerde stadiometer |
35 |
Rondom de diagnostische endoscopie wordt een hepatitis B titer bepaald |
Domein 4: Ondersteunende diensten |
|
36 |
Er kunnen kinderen worden opgenomen met dagelijkse visite door een kinderarts MDL gespecialiseerd in IBD |
37 |
Er worden voldoende endoscopische procedures bij kinderen uitgevoerd |
38 |
Endoscopieën worden ondersteund door een anesthesist |
39 |
Er is een dagbehandelingsafdeling voor parenterale toediening van medicatie |
40 |
Er kan een MR enterografie gemaakt worden, die beoordeeld wordt door een radioloog met ervaring in IBD bij kinderen |
41 |
Er kan echo-onderzoek gedaan worden door een radioloog met ervaring in IBD bij kinderen |
42 |
Er kan videocapsule onderzoek verricht worden |
43 |
Er kan een MRCP gemaakt worden, die beoordeeld wordt door een radioloog met ervaring in kinderleverziekten |
44 |
De botleeftijd kan gemeten worden bij kinderen met een groeiachterstand |
45 |
Er kan een leverbiopsie gedaan worden |
46 |
De botdichtheid kan gemeten worden met DEXA of QCT |
47 |
Er kunnen dalspiegels van tacrolimus en cyclosporine bepaald worden |
Domein 5: Toegankelijkheid voor patiënten |
|
48 |
In geval van een acute opvlamming kunnen patiënten binnen 24 tot 72 uur gezien worden |
49 |
Er is een arts of IBD-verpleegkundige 24 uur per dag bereikbaar via een spoedlijn |
50 |
Het gezin heeft de contactgegevens van het kinder-IBD team gekregen, waaronder een kinderarts, psycholoog, diëtist en verpleegkundige |
51 |
Er zijn regelmatige bijeenkomsten van steungroepen |
52 |
Er is foldermateriaal over kinder-IBD onderwerpen |
53 |
Er zijn voorlichtingsbijeenkomsten |
54 |
Er wordt patienttevredenheidsonderzoek verricht |
Domein 6: Onderzoek en communicatie |
|
55 |
Er zijn regelmatig multidisciplinaire bijeenkomsten om complexe ziektegevallen en literatuur te bespreken |
56 |
Er is een gestructureerd transitieprogramma |
57 |
Alle leden van het kinder-IBD team volgens tenminste één IBD bijscholing per jaar |
58 |
Er wordt wetenschappelijk onderzoek op het gebied van kinder-IBD verricht |
59 |
Er worden nieuwe behandelingen gegeven in trial verband |
60 |
De huisarts en verwijzend kinderarts worden middels regelmatige correspondentie op de hoogte gehouden van het ziektebeloop |
Vanwege de ingrijpende aard van de aandoening is tijdige herkenning van medische en psychologische complicaties (zoals ondervoeding, groeiachterstand, vertraagde puberteitsontwikkeling, osteoporose, stemmings- en angststoornissen) nodig, om op gepaste wijze in te grijpen. Het is van belang dat de behandelend arts niet alleen zicht heeft op het beloop van de ziekteactiviteit, maar ook op de complicaties die de kwaliteit van leven nadelig kunnen beïnvloeden.
Samenwerking tussen centra kan worden bevorderd door landelijke registratie in een pediatrisch IBD-netwerk, in navolging van het Improve Care Now-netwerk in Noord-Amerika (4). Dit kan de basis vormen voor standaard integratie van patiëntinformatie, de ontwikkeling van richtlijnen en het opzetten van een kwaliteitsmanagementsysteem, hetgeen vervolgens wetenschappelijk en klinisch onderzoek kan bevorderen.
Onderbouwing
Referenties
- Fox VL. Clinical competency in pediatric endoscopy. J Ped Gastroenterol Nutr 1998;26(2):200-4. (1)
- Heida A, Dijkstra A, Muller Kobold A, et al. Efficacy of home telemonitoring versus conventional follow-up: a randomized controlled trial among teenagers with Inflammatory Bowel Disease. J Crohns Colitis. 2018;28;12(4): 432-441. (2)
- Turner D, Carle A, Steiner SJ, et al. Quality items required for running a paediatric Inflammatory Bowel Disease centre: an ECCO paper. Journal of Crohn's and Colitis. 2017;981987. (3)
- Siegel CA, Allen JI, Melmed GY. Translating improved quality of care into an improved quality of life for patients with inflammatory bowel disease. Clin Gastroenterol Hepatol 2013;11(8):908-12. (4)
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 17-12-2018
Laatst geautoriseerd : 17-12-2018
Geplande herbeoordeling : 01-01-2024
Voor het beoordelen van de actualiteit van deze richtlijn is de werkgroep niet in stand gehouden. Uiterlijk in 2023 bepaalt het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde of de modules van deze richtlijn nog actueel zijn. Op modulair niveau is een onderhoudsplan beschreven. Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden en eventuele aandachtspunten geformuleerd die van belang zijn bij een toekomstige herziening (update). De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.
De Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde is regiehouder van deze richtlijn en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied.
Algemene gegevens
De richtlijnontwikkeling werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (https://www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).
De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijn.
Doel en doelgroep
Doel
Het doel van de richtlijn is om een effectieve en efficiënte diagnostiek en behandeling te realiseren bij kinderen met een inflammatoire darmziekte (de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa (IBD, Inflammatory Bowel Disease).
Doelgroep
Deze richtlijn is bedoeld voor kinderartsen, kinderartsen-MDL, MDL-artsen, IBD-verpleegkundig specialisten, IBD-physician assistants en IBD-verpleegkundigen.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2016 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor kinderen en adolescenten met inflammatoire darmziekten.
De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname. De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn.
Werkgroep
- Prof. Dr. J.C. Escher, kinderarts maag-darm-leverziekten, werkzaam in het Erasmus Medisch Centrum-Sophia Kinderziekenhuis te Rotterdam, NVK, voorzitter
- Drs. M.A. Aardoom MSc, arts-onderzoeker, werkzaam in het Erasmus Medisch Centrum-Sophia Kinderziekenhuis te Rotterdam, NVK
- Drs. G. van den Brink MSc, arts-onderzoeker, werkzaam in het Erasmus Medisch Centrum-Sophia Kinderziekenhuis te Rotterdam, NVK
- Dr. K. Diederen, MSc, onderzoeker binnen de kindergeneeskunde, werkzaam in het Academisch Medisch Centrum-Emma Kinderziekenhuis te Amsterdam, NVK
- M.A.C. van Gaalen, verpleegkundig specialist kinder-MDL, werkzaam in het Erasmus Medisch Centrum-Sophia Kinderziekenhuis te Rotterdam, V&VN
- Drs. S. Haisma MSc, arts-onderzoeker, werkzaam in het Universitair Medisch Centrum-Beatrix Kinderkliniek te Groningen, NVK
- Dr. A. Kindermann, kinderarts maag-darm-leverziekten, werkzaam in het Emma Kinderziekenhuis-Emma Kinderziekenhuis te Amsterdam en in het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam, NVK
- Drs. M. Oldenziel, klinisch psycholoog, werkzaam in het Gelre ziekenhuis te Apeldoorn, NIP
- Dr. P.F. van Rheenen, kinderarts maag-darm-leverziekten, werkzaam in het Universitair Medisch Centrum-Beatrix Kinderkliniek te Groningen, NVK
- Dr. L. de Ridder, kinderarts maag-darm-leverziekten, werkzaam in het Erasmus Medisch Centrum-Sophia Kinderziekenhuis te Rotterdam, NVK
- Prof. Dr. C.J. van der Woude, maag-darm-leverarts, werkzaam in het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam, NVMDL
Klankbordgroep
De klankbordgroepleden hebben gedurende de ontwikkeling van de richtlijn meegelezen met de conceptteksten en deze becommentarieerd.
- Dr. J. Curvers, klinisch chemicus, werkzaam in het Catharina ziekenhuis te Eindhoven, NVKC
- Dr. W. van Gemert, chirurg, werkzaam in het Universitair Medisch Centrum te Maastricht, NVvH
- Dr. L. Hanff, ziekenhuisapotheker, werkzaam in het Prinses Máxima Centrum te Utrecht, , NVZA
- T. Markus, directeur, werkzaam bij de Crohn en Colitis Ulcerosa Vereniging Nederland te Woerden
- H. Rippen, directeur, werkzaam bij Stichting Kind en Ziekenhuis te Utrecht
- H. van der Wielen, verpleegkundig specialist kinder-MDL, werkzaam in het Jeroen Bosch Ziekenhuis te Den Bosch, V&VN
Met ondersteuning van:
- Dr. I.M. Mostavaya, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- Dr. A.M.M. Vaes, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De KNMG-code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement, kennisvalorisatie) hebben gehad. Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Ondernomen actie |
Escher |
kinderarts maagdarmleverziekten |
-adviserend arts voor cyberpoli IBD, (onbetaald) -editor voor diverse vaktijdschriften, (onbetaald) -Bestuurslid NVGE (onbetaald) -Voorzitter kinder-IBD-werkgroep (KICC; sectie kinder-MDL, NVK) (onbetaald)
|
-Deelname aan en advisory board member register studie DEVELOP (sponsor is Janssen) -Deelname aan en advisory board member register studie CAPE (sponsor is Abbvie) -Deelname aan TISKIDS studie (ZONMW, co-sponsor is Pfizer) -Biomarkers studie (co-sponsor is MSD) |
Geen actie |
Aardoom |
Arts-onderzoeker in Erasmus MC Sophia op gebied van IBD bij kinderen |
Bestuurslid (secretaris) van Young-ICC (onbetaald)
|
- |
Geen actie |
Van den Brink |
Arts-onderzoeker in Erasmus MC-Sophia op het onderzoek HAPPY-IBD (angst/depressieklachten bij jongeren met IBD) |
|
- |
Geen actie |
Diederen |
Onderzoeker |
Onderzoeker in het Academisch Medisch Centrum-Emma op gebied van IBD bij kinderen |
- |
Geen actie |
Van Gaalen |
Verpleegkundig specialist kinder-MDL |
- |
- |
Geen actie |
Haisma |
Arts-onderzoeker |
Arts-onderzoeker in UMC Groningen op gebied van IBD bij kinderen |
- |
Geen actie |
Kindermann |
kinderarts maagdarmleverziekten |
-Lid commissie voeding NVK (onbetaald) -Lid commissie ondervoeding NVK (onbetaald) -Penningmeester kinder-IBD werkgroep (KICC; sectie kinder-MDL, NVK)(onbetaald)
|
-Deelname DEVELOP register studie (sponsor is Janssen) -Deelname CAPE register studie (sponsor is Abbvie) |
Geen actie |
Oldenziel |
Klinisch Psycholoog Hoofd vakgroep psychologie kind & jeugd Opleider |
-Docent aan de opleiding tot Gezondheidszorgpsycholoog, betaald -Docent/trainer, agressietraining, betaald -Deelnemer werkgroep NOLK, onbetaald |
- |
Geen actie |
Van Rheenen |
kinderarts maagdarmleverziekten |
-Associate Professor International Child Health (onbetaald) -Coordinator Tropical Medicine Master Education (onbetaald) -Secretaris kinder-IBD werkgroep (KICC; sectie kinder-MDL, NVK) (onbetaald) -Voorzitter P-ECCO (Paediatricians of European Crohn's and Colitis Organisation) (onbetaald) |
-SELFIE-studie, gefinancierd door Buhlmann Laboratories AG -GRINCH-studie, gefinancierd door CisBo BioAssays -CACATU-studie, gefinancierd door CisBo BioAssays |
Geen actie |
De Ridder |
kinderarts maagdarmleverziekten |
Lid kinder-IBD werkgroep (KICC; sectie kinder-MDL, NVK) (onbetaald) Secretaris ESPGHAN IBD Porto werkgroep (onbetaald) Penningmeester PIBDnet (onbetaald) Bestuurslid P-ECCO (Paediatricians of European Crohn's and Colitis Organisation) (onbetaald)
|
-Deelname DEVELOP register studie (sponsor is Janssen) -Deelname CAPE register studie (sponsor is Abbvie) -PI van TISKIDS studie (ZONMW, co-sponsor is Pfizer) -PI van REDUCE RISK (Horizon 2020) studie voor Nederland |
Geen actie |
Van Der Woude |
Maag-darm-leverarts |
-Lid educatie commissie UEG (onbetaald) -Lid scientific commissie ECCO (onbetaald) -Secretaris NVGE (onbetaald) |
- ZonMw - Pfizer - Danone - Tramedico |
Geen actie |
Inbreng patiëntenperspectief
Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door een enquête onder leden van de CCUVN, welke door de CCUVN is geïnitieerd, en waaraan een aantal werkgroepleden inhoudelijk heeft meegewerkt. Het verslag hiervan is besproken in de werkgroep en de belangrijkste overwegingen zijn verwerkt in de richtlijn. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de CCUVN, Stichting Kind en Ziekenhuis en de Patiëntenfederatie Nederland.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn(module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden bij de aanverwante producten.
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Voor een stap-voor-stap beschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Knelpuntenanalyse
Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten. De werkgroep beoordeelde de aanbevelingen uit de eerdere richtlijn (Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde, 2008) op noodzaak tot revisie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door belanghebbende partijen tijdens de Invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten. De werkgroep stelde vervolgens een long list met knelpunten op en prioriteerde de knelpunten op basis van: 1) klinische relevantie; 2) de beschikbaarheid van (nieuwe) evidence van hoge kwaliteit; 3) en de te verwachten impact op de kwaliteit van zorg, patiëntveiligheid en (macro)kosten.
Uitgangsvragen en uitkomstmaten
Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseur concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als kritiek, belangrijk (maar niet kritiek) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de kritieke uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.
Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur
Er werd voor de afzonderlijke uitgangsvragen aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens werd aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module met desbetreffende uitgangsvraag. De zoekstrategie voor de oriënterende zoekactie en patiëntenperspectief zijn opgenomen onder aanverwante producten.
Kwaliteitsbeoordeling individuele studies
Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (risk of bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. De gebruikte RoB instrumenten zijn gevalideerde instrumenten die worden aanbevolen door de Cochrane Collaboration: AMSTAR – voor systematische reviews; Cochrane – voor gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek; ACROBAT-NRS – voor observationeel onderzoek; QUADAS II – voor diagnostisch onderzoek.
Samenvatten van de literatuur
De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen werden overzichtelijk weergegeven in evidence-tabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur werden beschreven in de samenvatting van de literatuur. Bij een voldoende aantal studies en overeenkomstigheid (homogeniteit) tussen de studies werden de gegevens ook kwantitatief samengevat (meta-analyse) met behulp van Review Manager 5.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation (zie http://www.gradeworkinggroup.org/).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
B) Voor vragen over diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose
De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd eveneens bepaald volgens de GRADE-methode: GRADE-diagnostiek voor diagnostische vragen (Schünemann, 2008), en een generieke GRADE-methode voor vragen over schade of bijwerkingen, etiologie en prognose. In de gehanteerde generieke GRADE-methode werden de basisprincipes van de GRADE-methodiek toegepast: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van bewijskracht op basis van de vijf GRADE criteria (startpunt hoog; downgraden voor risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias).
Formuleren van de conclusies
Voor elke relevante uitkomstmaat werd het wetenschappelijk bewijs samengevat in een of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methodiek. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans werden de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overall bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de kritieke uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, werd afgezien van een overall conclusie. In dat geval werden de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje Overwegingen.
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van de patiënt (patient values and preferences), kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting, vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje Overwegingen.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.
Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)
In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van Zorg.
Kennislacunes
Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling in de bijlage Kennislacunes beschreven (onder aanverwante producten).
Commentaar- en autorisatiefase
De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Literatuur
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al. AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0. Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/richtlijnontwikkeling.html. 2012.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
Schünemann HJ, Oxman AD, Brozek J, et al. Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ. 2008;336(7653):1106-10. doi: 10.1136/bmj.39500.677199.AE. Erratum in: BMJ. 2008;336(7654). doi: 10.1136/bmj.a139. PubMed PMID: 18483053.
Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Kennisinstituut van Medisch Specialisten.