Infectieuze keratitis

Initiatief: NOG Aantal modules: 23

Behandeling aciclovir-therapieresistente HSV-1 keratitis (foscarnet)

Uitgangsvraag

Wat is de optimale behandeling van aciclovir-resistente HSV-1 keratitis?

Aanbeveling

Start bij aciclovir-therapieresistente keratitis

Topicale therapie:

  • Eerste keuze: foscarnet 1,2% oogdruppels 6 dd, daarnaast wordt aciclovir oogzalf 5-6 dd gehandhaafd;
  • Tweede keuze: ganciclovir ooggel 0.15% 6 dd niet te gebruiken als monotherapie bij immuunstromale keratitis en endotheliitis).

Wijzig de dosering van (val)aciclovir in geval van gebruik van systemische antivirale profylaxe bij aciclovir therapieresistente keratitis:

  • Eerste keuze: stapsgewijs verhogen dosering profylactische dosering valaciclovir tot max 3x 500 mg (intensiveer de monitoring van de lab waarden).
  • Tweede keuze: vervang valaciclovir door famciclovir in een dosering van 2 dd 500 mg tot max 3 dd 500mg. (Bepaal naast nierfuncties hierbij ook de leverfuncties vóór start van de medicatie)

Pas de dosering van valaciclovir en famciclovir aan bij gestoorde nierfunctie naar beneden, en in geval van Famciclovir bij gestoorde leverfunctie aan naar boven in  overleg met de internist of apotheker.

 

Bouw tijdelijk de topicale corticosteroïden iets af bij een aciclovir-therapieresistente immuunstromale HSV-1 keratitis totdat er effect gezien wordt van de antivirale therapie. 

Overwegingen

Aciclovir-therapieresistentie wordt op viraal DNA-niveau in 95% van de gevallen veroorzaakt door een mutatie in het Thymidinekinase (TK)-gen van het virus. De nucleoside-analogen waar aciclovir, valaciclovir en famciclovir onder vallen, worden in de cel door middel van door het virus geïnduceerd TK omgezet in aciclovirmonofosfaat. Dit wordt vervolgens door cellulaire enzymen verder omgezet tot het actieve acyclovirtrifosfaat. Acyclovirtrifosfaat remt competitief de virale DNA-polymerase en voorkomt verdere virale DNA-synthese, met als gevolg blokkade van de vermenigvuldiging van het virus. Bij een mutatie in het TK-gen treedt er minder of geen omzetting van aciclovir naar aciclovirmonofosfaat op, waardoor de remming van de virale synthese minder wordt.

 

Diagnostiek: Indicatie tot uitvoeren van PCR aciclovir-resistentie

De verdenking op aciclovir-therapieresistentie kan in een aantal gevallen bevestigd worden met het aantonen van een mutatie in het TK-gen. Het aantonen van een mutatie vraagt verzending van spijt materiaal naar een Referentie laboratorium. De afwezigheid van een bekende mutatie sluit aciclovir-therapieresistentie echter niet uit. Immers er bestaat de mogelijkheid van het ontstaan van nieuwe mutanten die geassocieerd zijn met resistentie. Het aantonen van een nieuwe mutant vraagt om een zeer arbeidsintensieve fenotypische resistentie bepaling met behulp van een viruskweek. Deze laatste techniek vraagt om een herhaalde afname van materiaal, dat verzonden moet worden naar een centrum dat gespecialiseerd is in viruskweek én in het aantonen van de mutaties o.b.v. DNA -sequencing. Dit is over het algemeen alleen in zeldzame omstandigheden haalbaar.

                            

De werkgroep acht structureel aantonen van een mutatie niet noodzakelijk als klinisch op grond van de van de bovengenoemde kenmerken aan therapieresistentie gedacht wordt.

 

Behandelopties bij aciclovir-therapieresistentie

In Europa zijn diverse geneesmiddelen geregistreerd die als alternatief in aanmerking zouden kunnen komen bij aciclovir-therapieresistentie:

  • Topicale therapie: trifluorothymidine (TFT) en ganciclovir.
  • Systemische intraveneuze therapie foscarnet en cidofovir

Deze middelen zijn echter niet geregistreerd in Nederland, en zullen magistraal bereid dienen te worden en/of geimporteerd volgens de vigerende procedures.

Aangezien TFT en ganciclovir net als aciclovir via het TK-gen van het virus werkzaam zijn, is er een grote kans op kruisresistentie. In de praktijk komt in meer dan 50% van de gevallen kruisresistentie voor. Naast de kruisresistentie speelt de bereikte weefsel concentratie een rol: topicaal TFT-oogdruppels dringen niet door intact epitheel en zijn door hun toxisch effect op het epitheel van het oogoppervlak in Europa niet meer in gebruik. Ganciclovir ooggel heeft een relatief lage concentratie van 0.15% waarmee slechts lage intra-oculaire spiegels bereikt kunnen worden (zie bijlage Intra-oculaire penetratie antivirale therapie). Er kan intraveneuze therapie met cidofovir of foscarnet overwogen worden, echter gezien het grote risico op systemische bijwerkingen, en de praktische onhaalbaarheid en kosten van frequente intraveneuze therapie (White 2014) heeft dit niet de voorkeur.

 

Gezien het gebrek aan topicale antivirale geneesmiddelen anders dan aciclovir, zijn er nauwelijks tot geen behandelopties voor patiënten met aciclovir-therapieresistentie. Voor de behandeling van deze groep patiënten is, naar analogie van antibiotica resistentie bij bacteriële infecties, gezocht een aangrijpingspunt, anders dan het TK-gen (gezien dit gen gemuteerd is in 95% van de aciclovir-therapierestente gevallen). Foscarnet is een antiviraal middel dat werkt door zich te binden aan het virale DNA-polymerase dat nodig is voor de vermenigvuldiging van het virus. Het off-label gebruik van foscarnet oogdruppels voor deze groep patiënten is effectief gebleken in de medische praktijk (gegevens Oogziekenhuis Rotterdam) maar het bewijs hiervoor is nog niet gepubliceerd in de wetenschappelijke literatuur.

Als de resistentie gebaseerd is op een verhoogde IC50 kan overwogen om de dosering van de systemische antivirale therapie op te hogen om op deze manier hogere weefsel spiegels te bereiken. 

 

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

Evidence voor behandeling aciclovir-therapieresistente herpes keratitis

Er is literatuuronderzoek verricht naar het effect van foscarnet bij de behandeling van HSV-1 of VZV keratitis resistent voor aciclovir. Er zijn geen studies gevonden waarbij aciclovir-therapieresistente keratitis behandeld werd met foscarnet of ganciclovir. Daarom is er breder gezocht naar de effectiviteit van foscarnet bij HSV-1 of VZV keratitis in het algemeen, onafhankelijk of er bekend was of de keratitis aciclovir-gevoelig of resistent was. Er werd wel bewijs gevonden voor de effectiviteit van foscarnet voor de behandeling van HSV-1 of VZV-keratitis bij aciclovir-gevoelige patiënten. Er werd een systematische review gevonden waarin twee relevante studies waren geïncludeerd. Deze studies laten geen klinisch relevante verschillen zien voor de cruciale uitkomstmaat genezing (op 7 en op 14 dagen) tussen foscarnet en aciclovir of ganciclovir. Voor de belangrijke uitkomstmaat bijwerkingen werd geen verschil aangetoond tussen foscarnet druppels, aciclovir druppels en ganciclovir ooggel.

 

De bewijskracht voor de gevonden effecten is laag. Dit is onder andere het gevolg van onduidelijkheden en beperkingen in de studie opzet en de kleine studie populaties (n = 104 en n = 60). Daarnaast zijn de in de literatuur gebruikte formularia in sterkte verschillend ten opzichte van de formularia die in Nederland worden gebruikt. Hierdoor kunnen de resultaten uit beide studies niet één-op-één vertaald worden naar de Nederlandse praktijk.  Aangezien er geen bewijs gevonden is ten aanzien van de effectiviteit van foscarnet in aciclovir-resistente patiënten, kunnen hier geen direct conclusies over worden getrokken. De verwachting is echter dat de gevonden effecten van foscarnet in een aciclovir-resistente populatie minimaal vergelijkbaar zijn met een aciclovir-gevoelige populatie.

 

Er is één case serie gepubliceerd over 2 patiënten met aciclovir resistente HSV-1 keratitis (De Clerck 2022) Een van deze patiënten was een 41-jarige vrouw met twee dendritische epitheliale afwijkingen. Initieel werd er gestart met aciclovir 5-maal daags 800 mg behandeling gecombineerd met topicale (E)-5-(2-bromovinyl) -2'-deoxyuridine (BVDU). Na 11 weken was er geen HSV-1 of VZV afwijking meer zichtbaar, waardoor de antivirale behandeling werd gestaakt. Na 7 weken trad er opnieuw HSV-1 keratitis op. De patiënt ontving wederom aciclovir 5-maal daags 400 mg en topicale BVDU, maar de keratitis verergerde. Een cornea schraapsel liet zien dat de patiënte resistent was voor aciclovir. Als gevolg werd er gekozen voor foscarnet druppels, 1.2% 5-maal daags. De druppels werden goed verdragen door de patiënt en de epitheel afwijkingen herstelden zonder terugkeer van HSV-1 keratitis.

 

Behandeling met antivirale triple therapie

Zoals elk klinisch virus isolaat, bestaat een HSV-1 isolaat uit een wolk van genetische nauwverwante varianten van een virusstam (d.w.z. quasispecies), meestal een dominante variant en meerdere minor varianten. De samenstelling wordt bepaald door selectie door eigenschappen van het virus zelf (o.a. virus replicatie variant beter of slechter), afweersysteem van de gastheer (o.a. wel/geen herkenning door het immuunsysteem) en therapie (o.a. wel/niet resistent voor het antivirale middel). Antiviraal geïnduceerde HSV-1 varianten verschillen zijn in detail bestudeerd, met name bij aciclovir. In de meeste klinische HSV-1 isolaten is het grootste deel van de varianten aciclovir-gevoelig en een beperkt aantal varianten aciclovir-resistent. Wanneer >28% van de varianten in een HSV-1 isolaat aciclovir-resistent is, zal dit bij een HSV-1 keratitis leiden tot een klinisch refractaire ziekte (van Velzen 2013).

 

Topicale therapie

Het aciclovir-gevoelige deel van de virale 'wolk' kan nog steeds behandeld worden met aciclovir of ganciclovir topicaal. De overige >28% dient in ieder geval behandeld te worden met een antiviraal middel dat op een andere manier op het virus aangrijpt.

 

Systemische therapie

De nucleoside-analogen ((val)aciclovir of famciclovir) blijven geïndiceerd als systemische therapie ter voorkoming van recidieven. Topicale antivirale middelen halen geen adequate spiegels in de ganglia waar het virus latent verblijft. De basis van deze systemische behandeling is gericht op het aciclovir-gevoelige deel van de virusstam in het ganglion trigeminale. Bij de kans op recidieven speelt het TK-gen een belangrijke rol. Als er geen TK in het ganglion wordt gevormd neemt namelijk de kans op recidieven af ook van het aciclovir-resistente deel van de stam. Hieruit volgt dat adequate antivirale spiegels in het ganglion belangrijk zijn, deze kunnen alleen met systemische antivirale therapie bereikt worden. Hiervoor komen alleen de nucleoside-analogen (val)aciclovir en famciclovir) in aanmerking. In geval van aciclovir-resistentie kan de dosering van (val)Aciclovir verhoogd worden, of geswitcht worden naar famciclovir, hetgeen een prodrug is van penciclovir. Penciclovir heeft naast een iets betere biologische beschikbaarheid vooral een langere intracellulaire halfwaardetijd (Crumpacker, 1996; Tsatsos, 2016), bij aciclovir resistentie zijn hogere doseringen famciclovir noodzakelijk om effect te bereiken. 

 

Therapie schema

Dosering per dag

In de acute fase van de infectie wordt een druppelfrequentie van 6-maal daags foscarnet 1,2% oogdruppels aanbevolen. Het aciclovir-gevoelige deel van de virusstam kan behandeld worden met aciclovir of ganciclovir ooggel 5-6 dd. De therapie wordt op geleide van het klinisch beeld aangepast. In de profylactische (onderhouds-) fase kan mogelijk een additioneel effect aan de systemische therapie bereikt worden met 1-2 maal daags topicale therapie. Daarnaast wordt ter preventie van recidieven antivirale orale therapie famciclovir systemisch geadviseerd. Famciclovir heeft een langere intracellulaire halfwaardetijd en een hogere biologischebeschikbaarheid dan (val)-aciclovir (Tsatsos 2016; Crumpacker, 1996).

 

Behandelduur

Bij aciclovir-therapieresistente vormen kunnen de recidieven progressief zijn onder behandeling, frequenter optreden en de actieve periodes kunnen een langer beloop hebben dan bij aciclovir-gevoelige herpes keratitis. Foscarnet oogdruppels worden per actieve periode één tot drie maanden gebruikt. Het gebruik van de foscarnet oogdruppels is mogelijk frequent noodzakelijk, gezien het recidiverend beloop. Dit is afhankelijk van de reactie op therapie en zal per patiënt verschillen. In de behandeling van ernstige chronische aciclovir-therapieresistente keratitis kan het voorkomen dat de topicale medicatie niet gestaakt kan worden zonder dat de keratitis opnieuw opvlamt. In dit geval bestaat er een indicatie voor chronisch gebruik van topicale antivirale medicatie. Foscarnet oogdruppels kunnen dan als topicale profylaxe voorgeschreven in lagere dosering op geleide van het klinisch beeld, omdat er geen alternatieve (systemische) antivirale profylaxe voor handen is. Hierbij moet in acht genomen worden dat preventie van recidieven een essentieel onderdeel van de behandeling is, ter voorkoming van corneale blindheid.

 

Gezien de noodzaak tot triple therapie kan in het geval van toxiciteit van aciclovir 3% oogzalf, overwogen worden dit middel te vervangen door ganciclovir ooggel 0,15% of foscarnet 1.2 % oogdruppels en deze als enige topicale middel te handhaven. De ganciclovir-gel bevat echter een 20x lagere concentratie werkzame stof bevat waardoor de concentratie van ganciclovir in de diepere lagen van de cornea lager kan zijn dan de MIC voor het veroorzakende virus. Hierover zijn geen humane studies aanwezig. Dit betekent dat men bedacht moet zijn op een beperkt antiviraal effect van de gegeven therapie in de diepe lagen van de cornea.

 

Op basis van klinische ervaring en gegevens uit de literatuur is bekend dat alle antivirale middelen bij topicaal gebruik op den duur toxisch zijn voor het epitheel (Foster, 1977; Tsatos, 2016). Bij aciclovir kan dit na 3 weken optreden. De toxiciteit van ganciclovir is onbekend. De klinische ervaring van de werkgroep met foscarnet 1.2 % oogdruppels zijn qua bijwerkingen gunstiger dan of vergelijkbaar met aciclovir.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en evt. hun verzorgers)

Gezien het gebrek aan topicale antivirale geneesmiddelen anders dan aciclovir, zijn er nauwelijks tot geen behandelopties voor patiënten met aciclovir-resistentie. Voor deze groep patiënten zijn de voordelen van behandeling van foscarnet dan ook groot, aangezien er geen alternatief beschikbaar is.

 

Kosten (middelenbeslag)

De kostprijs van een flacon foscarnet (Foscavir) voor intraveneus gebruik ligt tussen de 70 en 105 euro. Na bereiding van de oogdruppel via de bereidingsapotheek varieert de prijs tussen 105 en 150 euro per flacon; Deze prijs is hoger dan de prijs voor behandeling met aciclovir of ganciclovir. Ganciclovir ooggel is per eenheid van aflevering goedkoper. Let wel, dit geneesmiddel moet worden geÏmporteerd via de volgens IGJ vigerende procedures. De extra kosten die primair gemaakt moeten worden om een aciclovir-resistente herpes keratitis te behandelen wegen op tegen de kosten die veroorzaakt worden door chronische onbehandelbare ontsteking van het oog, leidend tot verlies aan kwaliteit van leven, blindheid en beperking van deelname aan het werkzame leven.

 

Aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie

Immuunstromale HSV-1 keratitis heeft een prevalentie onder de 1:2000 en behoort daarmee tot de 'rare eye diseases '. Aciclovir of ganciclovir therapieresistente HSV-1 keratitis is nog veel zeldzamer. Nieuwe patiënten met deze vorm van resistentie komen gemiddeld in Nederland 50-100 keer per jaar voor (Duan, 2008)

 

Aangezien zowel ganciclovir ooggel als foscarnet oogdruppels niet geregistreerd zijn maakt dit voor de aanvaardbaarheid, haalbaarheid en registratie geen verschil. Voor foscarnet is er een doorgeleverde, gestandaardiseerde collegiale bereiding beschikbaar, welke besteld en geleverd kan worden. Voor ganciclovir kan via de daartoe geëigende procedure via de IGJ een ontheffing worden aangevraagd en kan via de Internationale apotheek het medicament geïmporteerd worden in aanwezigheid van een artsenverklaring. De ervaring is echter dat dit aanvraagtraject lang duurt.

 

De beschikbaarheid van foscarnet oogdruppels is als volgt:

  • Het formularium voor de off-label bereiding is al in gebruik
  • De druppels kunnen gemiddeld binnen drie dagen na bestelling bij evt. Pharmaline geleverd worden;
  • Er bestaat ook een mogelijkheid tot spoedlevering tegen extra kosten.

Rationale van de aanbeveling: weging van argumenten voor en tegen de interventies

Voor de behandeling van HSV-1 keratitis is aciclovir de eerste behandelkeuze. Deze behandeling is echter niet toereikend in het geval van aciclovir-resistentie. Momenteel is er voor patiënten met aciclovir-therapieresistente keratitis geen goede behandeloptie voor handen. In de literatuur zijn geen studies gevonden naar de behandeling van aciclovir-therapieresistente keratitis. De keuze voor de therapie van aciclovir-therapieresistente HSV-1 keratitis is gebaseerd op fundamentele bekende virologische, farmacologische en toxicologische overwegingen. Aciclovir -resistentie wordt in het overgrote deel van de gevallen veroorzaakt door mutaties in het TK-gen, voor een effectieve behandeling moet er dus gekeken worden naar middelen met een ander aangrijppunt. Naast aciclovir is ganciclovir in Europa verkrijgbaar als topicaal medicament. Ganciclovir grijpt echter, net als aciclovir aan op het TK-gen waardoor er frequent kruisresistentie optreedt (50% van de gevallen). Daarnaast heeft het beschikbare formularium ganciclovir ooggel een concentratie van 0,15%, hetgeen 20x lager is dan dat van aciclovir oogzalf; het is onbekend wat de concentratie in de diepere lagen van de cornea en de voorste oogkamer is. Gebruik als monotherapie bij immuunstromale keratitis en endotheliitis wordt afgeraden. Bij klinisch of in vitro bewezen aciclovir-therapieresistentie is topicaal gebruik van foscarnet oogdruppels de eerste keus in de topicale therapie in de acute fase in therapeutische doseringen, omdat dit medicament via een ander werkingsmechanisme de virale replicatie van het herpesvirus voorkomt. In de literatuur zijn bij het gebruik van foscarnet 1.2% oogdruppels, bij aciclovir-gevoelige stammen, vergelijkbare effecten gevonden op de genezing, vergeleken met aciclovir en ganciclovir (Wilhelmus 2015). Als gevolg hiervan mag voorondersteld worden, dat het effect van foscarnet in de aciclovir -resistente keratitis vergelijkbaar met, al dan niet groter is dan het effect van aciclovir. Gezien de 50 % kruisresistentie (Duan, 2008) met aciclovir behoort ganciclovir tot de tweede keuze. Zowel van topicaal foscarnet als van topicaal ganciclovir ooggel is niet volledig bekend hoe de farmacokinetiek in de humane cornea is.

Onderbouwing

Doorgaans wordt in de behandeling van een HSV-1/VZV keratitis gestart met aciclovir. In zeldzame gevallen kan aciclovir-therapieresistentie optreden. De aciclovir-therapieresistentie kan zowel bij immuungecompromiteerde als niet-immuungecompromiteerde patiënten optreden Mede door het toenemend gebruik van orale antivirale profylaxe neemt sinds 1994 de frequentie van aciclovir resistente HSV-1 keratitis geleidelijk toe (Duan, 2008; Duan, 2009; Choong, 2010; Rousseau, 2017). In Nederland zijn ter behandeling van herpetische keratitis geen andere topicale antivirale geneesmiddelen anders dan aciclovir oogzalf geregistreerd.

 

Zonder adequate behandeling met een effectief antiviraal middel kan deze aandoening leiden tot vertroebeling van het hoornvlies met blijvend verlies van het gezichtsvermogen. Daarnaast kunnen ernstigere complicaties zoals uitbreiding van de infectie naar het inwendige oog of perforatie van het hoornvlies optreden.

 

Aciclovir-resistentie kan zich bij iedere patiënt ontwikkelen die een HSV-1 doormaken.

Aciclovir-resistant HSV-1 or VZV keratitis patients  

No GRADE

Foscarnet in aciclovir-resistant HSV-1 or VZV keratitis patients

 

No studies were found regarding the effects of foscarnet compared to aciclovir or ganciclovir for the treatment of aciclovir-resistant HSV-1 or VZV keratitis.

 

Source: -

 

Aciclovir-sensitive HSV-1 or VZV keratitis patients

No GRADE

 

Foscarnet compared to aciclovir – 7 days healing.

 

No evidence was found regarding the effects of foscarnet on healing at 7 days when compared with aciclovir.

 

Source: Cao 2001 (from Wilhelmus 2015)

 

Low GRADE

 

Foscarnet compared to aciclovir – 14 days healing.

 

Foscarnet may be comparable in healing at 14 days when compared with aciclovir in patients with HSV-1 or VZV keratitis without signs of therapy resistance to aciclovir.

 

Source: Cao 2001 (from Wilhelmus 2015)

 

Low GRADE

 

Foscarnet compared to ganciclovir – 7 days healing.

 

Foscarnet may be comparable in healing at 7 days when compared with ganciclovir in patients with HSV-1 or VZV keratitis without signs of therapy resistance to aciclovir.

 

Source: Yu 2012 (from Wilhelmus 2015)

 

Low GRADE

 

Foscarnet compared to Ganciclovir – 14 days healing.

 

Foscarnet may be comparable in healing at 14 days when compared with ganciclovir in patients with HSV-1 or VZV keratitis without signs of therapy resistance to aciclovir.

 

Source: Yu 2012 (from Wilhelmus 2015)

 

No GRADE

Foscarnet compared to aciclovir / ganciclovir – adverse events.

 

No evidence was found regarding the effects of foscarnet on adverse effects when compared to aciclovir or ganciclovir for the treatment of HSV-1 or VZV keratitis.

 

Source: -

Description of studies

In the systematic review from Wilhelmus (2015) [5]the relative effectiveness of antiviral agents, interferon and corneal debridement in the treatment of HSV epithelial keratitis were compared. Two studies included in this review compared foscarnet with either aciclovir or ganciclovir (Cao, 2001; Yu 2012). Since the original articles were not published in English, the description of the individual studies was based on the information available in the review from Wilhelmus (2015).

 

Cao (2001; from Wilhelmus 2015)  performed a randomized controlled trial on the effects of foscarnet compared to aciclovir for the treatment of dendritic epithelial keratitis. The study was performed in three different centers in China. Patients with dendritic epithelial keratitis, geographic epithelial keratitis and disciform keratitis were included in the trial (n = 104). Average age of the study population was 39 years (range 18-65 years), 75/104 patients were male (72.1%). In total, 52 patients were randomized to foscarnet 3% solution 6 times per day, also 52 patients were randomized to aciclovir 0.1% solution 6 times per day. The follow-up duration was not mentioned. Outcomes included healing at 14 days, assessed with fluorescein staining. Wilhelmus (2015) stated that primary outcome data was not available for all strata (e.g., geographic epithelial keratitis) which could introduce some bias. There was insufficient information to properly evaluate the randomization procedure, blinding, selective reporting, and other biases.

 

Yu (2012; from Wilhelmus 2015) performed a randomized controlled trial on the effects of foscarnet compared to ganciclovir for the treatment of dendritic or geographic epithelial keratitis. This was a single center study performed in China. Patients with dendritic (n = 36) or geographic (n = 24) epithelial keratitis were included in the trial. The enrolled patients (n = 60) had an average age of 39 years (range: 17 – 60 years), 32/60 patients were male (53.3%). Patients were randomized to foscarnet 3% solution 6 times per day (n= 30) or ganciclovir 0.1% solution 8 times per day. Outcomes included epithelial healing at 7 days and at 14 days. Wilhelmus (2015) stated that there was a lack of blinding in this study, which could introduce some bias. Potential bias due to allocation concealment procedures or other biases could not be evaluated properly due to insufficient information.

 

Results

Foscarnet compared to aciclovir in aciclovir-sensitive patients.

 

Healing at 7 days

None of the included studies described healing at 7 days for the comparison foscarnet with aciclovir.

 

Healing at 14 days

One study included in the systematic review of Wilhelmus 2015 reported the outcome healing at 14 days for foscarnet compared to aciclovir (Cao, 2001). In this study it was reported that at 14 days, 45/52 patients treated with foscarnet experienced healing at 14 days, compared to 39/52 in patients treated with aciclovir. The risk ratio was 1.15 (95% CI: 0.95 to 1.40), favouring treatment with foscarnet. This was not considered clinically relevant.

 

Adverse events

None of the included studies reported adverse events for foscarnet or aciclovir.

 

Foscarnet compared to ganciclovir in aciclovir-sensitive patients.

 

Healing at 7 days

One study included in the systematic review of Wilhelmus 2015 reported the outcome healing at 7 days for foscarnet compared to ganciclovir (Yu, 2012). In this study it was reported that at 7 days, 24/30 patients treated with foscarnet experienced healing, compared to 25/30 in patients treated with ganciclovir. The risk ratio was 0.96 (95% CI: 0.76 to 1.22). This was not considered clinically relevant.

 

Healing at 14 days

One study included in the systematic review of Wilhelmus 2015 reported the outcome healing at 14 days for foscarnet compared to ganciclovir (Yu, 2012). In this study it was reported that at 14 days, 26/30 patients treated with foscarnet experienced healing, compared to 27/30 in the patients treated with ganciclovir. The risk ratio was 0.96 (95% CI: 0.80 to 1.16). This was not considered clinically relevant.

 

Adverse events

None of the included studies reported adverse events for foscarnet or ganciclovir.

 

Level of evidence of the literature

Foscarnet compared to aciclovir.

The level of evidence regarding the outcome measure healing at 14 days was derived from randomized controlled trials and therefore started high. The level of evidence was downgraded by 3 levels because of uncertainties in the study protocol (-1 risk of bias); and the small study population (-1 imprecision). The level of evidence was not downgraded for conflicting results (inconsistency); applicability (bias due to indirectness); or publication bias. The final level of evidence was ‘low’.

 

Foscarnet compared to ganciclovir.

The level of evidence regarding the outcome measure healing at 7 days was derived from randomized controlled trials and therefore started high. The level of evidence was downgraded by 2 levels because of lack of blinding (-1 risk of bias) and the small study population (-1 imprecision). The level of evidence was not downgraded for conflicting results (inconsistency); applicability (bias due to indirectness) or publication bias. The final level of evidence was graded ‘low’.

 

The level of evidence regarding the outcome measure healing at 14 days was derived from randomized controlled trials and therefore started high. The level of evidence was downgraded by 2 levels because of lack of blinding (-1 risk of bias) and the small study population (-1 imprecision). The level of evidence was not downgraded for conflicting results (inconsistency); applicability (bias due to indirectness); or publication bias. The final level of evidence was graded ‘low’.

 

The level of evidence for the outcome adverse events concerning the aciclovir sensitive viruses could not be graded due to a lack of relevant literature. No data available about the rare group of the resistant viruses.

A systematic review of the literature was performed to answer the following question: what is the effectiveness and safety of foscarnet, compared to aciclovir and ganciclovir, for the treatment of aciclovir resistant herpes keratitis?

 

P:           patients with a HSV-1 keratitis (resistant for aciclovir)

I:            foscarnet

C:           aciclovir, ganciclovir

O:           healing at 7 days, healing at 14 days, adverse events

 

Relevant outcome measures

The guideline development group considered healing at 7 days and healing at 14 days as a critical outcome measure for decision making; and adverse events as an important outcome measure for decision making.

 

A priori, the working group did not define the outcome measures listed above but used the definitions used in the studies.

 

The guideline development group defined a relative risk (RR) for dichotomous outcomes of <0.80 and >1.25 as a minimal clinically (patient) important difference.

 

Search and select (Methods)

The databases Medline (via OVID) and Embase (via Embase.com) were searched with relevant search terms until 2nd of June 2022. The detailed search strategy is depicted under the tab Methods. The systematic literature search resulted in 108 hits. Studies were selected based on the following criteria: systematic reviews, RCTs or observational studies comparing the effects of one of the predefined treatments on healing or adverse effects to another predefined treatment in patients with HSV-1/VZV keratitis. Thirteen studies were initially selected based on title and abstract screening. After reading the full text, twelve studies were excluded (see the table with reasons for exclusion under the tab Methods), and one study was included.

 

Results

One systematic review was included in the analysis of the literature. The systematic review included two relevant RCTs, which were used for the analysis. Since individual studies were in Chinese, data could not be extracted from the individual papers. Therefore, data was extracted from the systematic review in which the articles were included.

 

None of the studies included a study population with patients with HSV-1/VZV keratitis resistant for aciclovir. Therefore, studies with patients with HSV-1/VZV keratitis in general (not resistant for aciclovir) were also selected. Important study characteristics and results are summarized in the evidence tables. The assessment of the risk of bias is summarized in the risk of bias tables.

  1. Choong K, Walker NJ, Apel AJ, Whitby M. Aciclovir-resistant herpes keratitis. Clin Exp Ophthalmol. 2010 Apr;38(3):309-13. doi: 10.1111/j.1442-9071.2010.02209.x. PMID: 20447128.De Clerck, I., et al., Putting drug resistant epithelial herpes keratitis in the spotlight: A case series. Am J Ophthalmol Case Rep, 2022. 25: p. 101268.
  2. Crumpacker C. The pharmacological profile of famciclovir. Semin Dermatol. 1996 Jun;15(2 Suppl 1):14-26. PMID: 8840412.Duan, R., et al., Acyclovir-resistant corneal HSV-1 isolates from patients with herpetic keratitis. J Infect Dis, 2008. 198(5): p. 659-63.
  3. Duan R, de Vries RD, van Dun JM, van Loenen FB, Osterhaus AD, Remeijer L, Verjans GM. Acyclovir susceptibility and genetic characteristics of sequential herpes simplex virus type 1 corneal isolates from patients with recurrent herpetic keratitis. J Infect Dis. 2009 Nov 1;200(9):1402-14. doi: 10.1086/606028. PMID: 19795980.
  4. Foster CS, Pavan-Langston D. Corneal wound healing and antiviral medication. Arch Ophthalmol. 1977 Nov;95(11):2062-7. doi: 10.1001/archopht.1977.04450110156022. PMID: 411464.
  5. Rousseau A, Boutolleau D, Titier K, Bourcier T, Chiquet C, Weber M, Colin J, Gueudry J, M'Garrech M, Bodaghi B, Burrel S, Agut H, Deback C; HEDGOF (Herpes Eye Disease Group of France); Labetoulle M. Recurrent herpetic keratitis despite antiviral prophylaxis: A virological and pharmacological study. Antiviral Res. 2017 Oct;146:205-212. doi: 10.1016/j.antiviral.2017.09.013. Epub 2017 Sep 20. PMID: 28939476.Wilhelmus, K.R., Antiviral treatment and other therapeutic interventions for herpes simplex virus epithelial keratitis. Cochrane Database Syst Rev, 2015. 1: p. Cd002898.
  6. Tsatsos M, MacGregor C, Athanasiadis I, Moschos MM, Hossain P, Anderson D. Herpes simplex virus keratitis: an update of the pathogenesis and current treatment with oral and topical antiviral agents. Clin Exp Ophthalmol. 2016 Dec;44(9):824-837. doi: 10.1111/ceo.12785. Epub 2016 Jul 26. PMID: 27273328.
  7. White, Michelle Lee, and James Chodosh. "Herpes simplex virus keratitis: a treatment guideline." Hoskins Center for Quality Eye Care and American Academy of Ophthalmology Website. 2014.

Evidence table for intervention studies studies (randomized controlled trials and non-randomized observational studies [cohort studies, case-control studies, case series])

 

Study reference

Study characteristics

Patient characteristics 2

Intervention (I)

Comparison / control (C) 3

 

Follow-up

Outcome measures and effect size 4

Comments

Cao 2001 (data retrieved from Wilhelmus 2015)

Type of study:

Randomized controlled trial

 

Setting and country:

China, multicentre 1999 - 2000

 

Funding and conflicts of interest:

Not given

Inclusion criteria:

- Dendritic epithelial keratitis, geographic epithelial keratitis, disciform keratitis,

 

Exclusion criteria:

Not provided

 

N total at baseline:

N = 104

I: 52 / C: 52

 

Important prognostic factors2:

Mean age (range)

39 (18 – 65)

 

Sex:

75/104 (72.1%) male

 

Groups comparable at baseline?

Probably yes

 

Foscarnet 3% solution 6 times per day

 

 

 

Acyclovir 0.1% solution 6 times per day

 

 

Length of follow-up:

Not described

 

 

 

Fluorescein staining:

Healing at 14 days:

I: 45/52

C: 39/52

RR: 1.15 (95% CI: 0.95 to 1.40), favoring foscarnet

 

 

The author’s concluded that:

Foscarnet seemed as effective as … acyclovir, but needs further study”

 

 

 

Level of Evidence

in SR Wilhelmus:

GRADE moderate, downgraded for imprecision

 

 

 

 

 

 

Yu 2012a

(data retrieved from Wilhelmus 2015)

Type of study:

Randomized controlled trial

 

Setting and country:

China, single centre, 2008 - 2009

 

Funding and conflicts of interest:

Not given

Inclusion criteria

- Dendritic or geographic epithelial keratitis

 

Exclusion criteria

Not provided

N total at baseline

N = 60

I: 30 / C: 30

 

Important prognostic factors2:

Mean age (range)

39 (17 – 60)

 

Sex:

32/60 (53,3%) male

 

Groups comparable at baseline?

Probably yes

 

 

Foscarnet 3% solution 6 times per day

Ganciclovir 0.1% solution 8 times per day

Length of follow-up:

Not described

 

Epithelial healing

 

Healing at 7 days:

I: 24/30

C: 25/30

RR: 0.96 (95% CI: 0.76 to 1.22), favoring ganciclovir

 

Healing at 14 days:

I: 26/30

C: 27/30

RR: 0.96 (95% CI: 0.80 to 1.16), favoring ganciclovir.

 

 

The author’s concluded that:

Foscarnet seemed as effective as … ganciclovir, but needs further study”

 

 

Level of evidence in SR Wilhelmus:

GRADE moderate, downgraded for imprecision

 

No masking

 

Risk of bias table for interventions studies (cohort studies based on risk of bias tool by the CLARITY Group at McMaster University)

Study reference

 

(first author, publication year)

Was the allocation sequence adequately generated?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Definitely yes

Probably yes

Probably no

Definitely no

Was the allocation adequately concealed?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Definitely yes

Probably yes

Probably no

Definitely no

Blinding: Was knowledge of the allocated

interventions adequately prevented?

 

Were patients blinded?

 

Were healthcare providers blinded?

 

Were data collectors blinded?

 

Were outcome assessors blinded?

 

Were data analysts blinded?

 

Definitely yes

Probably yes

Probably no

Definitely no

 

Was loss to follow-up (missing outcome data) infrequent?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Definitely yes

Probably yes

Probably no

Definitely no

Are reports of the study free of selective outcome reporting?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Definitely yes

Probably yes

Probably no

Definitely no

Was the study apparently free of other problems that could put it at a risk of bias?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Definitely yes

Probably yes

Probably no

Definitely no

Overall risk of bias

If applicable/necessary, per outcome measure

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

LOW

Some concerns

HIGH

 

Cao 2001 (data retrieved from Wilhelmus 2015)

Unclear

 

Reason: “the investigators describe a random component in the sequence generation process. However, additional study groups had open allocation of study treatments”

 

Unclear

 

Reason: “insufficient information”

Probably yes

 

Reason: “double masked trial design described, but no details of masking”

Unclear

 

Reason: “primary outcome available for dendritic keratitis, but not for other strata (e.g. geographic epithelial keratitis)

Unclear

 

Reason: “insufficient information”

Unclear

 

Reason: insufficient information

Some concerns (primary outcome)

 

Seems not all data is available and many uncertainties on the other domains.

 

Yu 2012a

(data retrieved from Wilhelmus 2015)

Probably yes

 

Reason: “the investigators describe a random component in the sequence generation process.

 

Unclear

 

Reason: “insufficient information”

Definitely no

 

Reason: there was no masking in the trial

Probably yes

 

Reason: “no missing primary outcome data”

Probably yes

 

Reason: “the pre-specfied primary outcome was adequately reported”

Unclear

 

Reason: insufficient information

Some concerns

 

No blinding

Beoordelingsdatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 27-08-2024

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlands Oogheelkundig Gezelschap
Geautoriseerd door:
  • Nederlands Oogheelkundig Gezelschap
  • Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie
  • Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers
  • Hoornvlies Patiënten vereniging

Algemene gegevens

De ontwikkeling van deze richtlijnmodules werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in nov 2021 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor infectieuze keratitis.

 

Werkgroep

  • Mevr. Dr. C.A. (Cathrien) Eggink, Oogarts, Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG), voorzitter werkgroep
  • Mevr. dr. M.C. (Marjolijn) Bartels, Oogarts, Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG)
  • Dhr. drs. J. (Jeroen) van Rooij, Oogarts, Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG)
  • Mevr. dr. L. (Lies) Remeijer, Oogarts, Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG)
  • Mevr. dr. N. (Nienke) Visser, Oogarts, Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG)
  • Dhr. dr. E. (Erik) Schaftenaar, Arts-microbioloog, Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM)
  • Mevr. drs. C. (Claudy) Oliveira dos Santos, Arts-microbioloog, tot 11 april 2023, Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM)
  • Dhr. prof. dr. P.E. (Paul) Verweij, Arts-microbioloog, vanaf 11 april 2023, Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM)
  • Dhr. dr. W. (Wouter) Bult, Ziekenhuisapotheker, Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA)
  • Dhr. M. (Michel) Versteeg MCM, Patiëntvertegenwoordiger, Hoornvlies patiënten vereniging (HPV)

Klankbord

  • Mevr. drs. C.M. (Chantal) van Luijk, Oogarts, Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG)
  • Mevr. I. (Inger) Larsen, huisarts, Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
  • Mevr. dr. N. (Nienke) Miltenburg-Soeters, optometrist, Optometristen Vereniging Nederland (OVN)

Met ondersteuning van

  • Mw. MSc. D.G. (Dian) Ossendrijver, junior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten.
  • Mw. dr. A.C.J. (Astrid) Balemans, senior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten.

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Gemelde belangen

Ondernomen actie

Mevr. Dr. C.A. (Cathrien) Eggink

Oogarts in Radboudumc

 

Geen

 

 

Persoonlijke financiële belangen

Geen.

 

Persoonlijke relaties

Geen.

 

Extern gefinancierd onderzoek

Geen.

 

Intellectuele belangen en reputatie

Geen.

 

Overige belangen

Geen.

Geen.

Mevr. dr. M.C. (Marjolijn) Bartels

Oogarts Deventer Ziekenhuis

 

Refractie chirurg (Iris Eye Clinics) detachering via Deventer Ziekenhuis.
lid Concilium (vacatiegelden)
lid Richtlijncommissie: onbezoldigd
voorzitter Cornea werkgroep: onbezoldigd
Lid commissie kwaliteit: onbezoldigd
Lid redactieraad de Oogarts: onbezoldigd

 

Persoonlijke financiële belangen

Geen.

 

Persoonlijke relaties

Geen.

 

Extern gefinancierd onderzoek

ZonMW gefinancierd onderzoek:

1. BICAT studie afgerond.

2. Net opgestart EPICAT studie.

3. DSAEK versus DMEK studie afgerond

Intellectuele belangen en reputatie

Geen.

 

Overige belangen

Geen.

Geen, onderzoeken gaan niet over keratitis.

Dhr. drs. J. (Jeroen) Rooij

Oogarts

Geen.

Persoonlijke financiële belangen

Geen.

 

Persoonlijke relaties

Geen.

 

Extern gefinancierd onderzoek

Gefinancierd, belangenloos en zonder restricties, door Stichtingen Stichting Blindenbelangen Rotterdam

Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Oozgiekenhuis (SWOO; Rotterdam)

Stichting Ophthalmic Researsch Rotterdam

Hoornvliesstichting Nederland tbv promotietraject ‘Epidemiology and Improved diagnosis of Acanthamoeba keratitis’.

 

Intellectuele belangen en reputatie

Publicaties mbt Acanthamoeba zouden mogelijk positief beïnvloed worden

Overige belangen

Geen.

Geen.

Mevr. dr. L. (Lies) Remeijer

Oogarts met aandachtsgebied HSV keratitis

Geen.

 

Persoonlijke financiële belangen

Geen.

 

Persoonlijke relaties

Geen.

 

Extern gefinancierd onderzoek

Clinical implications of asymptomatic corneal shedding of herpesviruses start 2019 (restricted grant, financiering door Stichting Ooglijders)

 

Intellectuele belangen en reputatie

Geen.

 

Overige belangen

Geen.

Geen

Mevr. dr. N. (Nienke) Visser

Oogarts (MUMC)

 

- Lid cornea werkgroep European Society of Cataract and Refractive Surgeons (onbetaald)

 

Persoonlijke financiële belangen

Geen.

 

Persoonlijke relaties

Geen.

 

Extern gefinancierd onderzoek

European Society of Cataract and Refractive Surgeons: EPICAT study: Effectiveness of Periocular drug Injection in CATaract surgery (gefinancierd door ESCRS, het gaat hierbij om een restricted grant, de ESCRS heeft op voorhand akkoord gegeven voor de specifieke opzet, uitvoering, en terugkoppeling van de EPICAT studie)

 

Intellectuele belangen en reputatie

Geen.

 

Overige belangen

Geen.

Geen, onderzoeken gaan niet over keratitis.

Dhr. dr. E. (Erik) Schaftenaar

Arts-microbioloog, vrijgevestigd medisch specialist

 

Geen.

Persoonlijke financiële belangen

Geen.

 

Persoonlijke relaties

Geen.

 

Extern gefinancierd onderzoek

Geen.

 

Intellectuele belangen en reputatie

Geen.

 

Overige belangen

Geen.

Geen.

 

Mevr. drs. C. (Claudy) Oliveira dos Santos (tot 11 april 2023)

Arts-microbioloog

 

Promovendus Radboudumc - Medische mycologie (onbetaald)
SKML - voorzitter sectie bacteriologie, mycobacteriologie en mycologie (betaald, niet persoonlijk maar lab).

 

Persoonlijke financiële belangen

Geen.

 

Persoonlijke relaties

Geen.

 

Extern gefinancierd onderzoek

Geen.

 

Intellectuele belangen en reputatie

Geen.

 

Overige belangen

Geen.

Geen.

Dhr. prof. dr. P.E. (Paul) Verweij

Arts-microbioloog
Radboudumc

1 dag per week gedetacheerd aan RIVM - afdeling IDS (Infectiediagnostiek en surveillance)

 

SWAB - adhoc voorzitter richtlijn commissie CAPA en IAPA
CLSI - voting member
Nederlandse Vereniging voor Medische Mycologie (NvMy - voorzitter)
ad hoc lid commissie Signalering Gezondheid & Milieu Gezondheidsraad
ad hoc lid expert panel ECDC
Adviesraad voor producenten van geneesmiddelen (Mundipharma, Gilead Sciences, F2G)

 

Persoonlijke financiële belangen

Geen persoonlijke financiële belangen. Eventuele vergoedingen en honoraria komen ten goede van de werkgever.

 

Persoonlijke relaties

Geen.

 

Extern gefinancierd onderzoek

JPIAMR, surveillance van resistentie bij schimmels, Projectleider ja
ZonMw, Risicoprofielen voor CAPA bij COVID-19, Projectleider ja
Welcome Trust, Epidemiologie van resistentie bij Aspergillus fumigatus, Projectleidersrol Epidemiologie van resistentie bij Aspergillus
Ministerie van I&W, Risico van resistentie ontwikkeling bij A. fumigatus bij groenafval, Projectleidersrol Nee
F2G, Risico of kruisresistentie bij ipflufenoquin en olorofim, Projectleidersrol Nee

 

Intellectuele belangen en reputatie

Geen.

 

Overige belangen

Geen.

Producten van Mundipharma, Gilead Sciences en F2G komen in de RL niet aan bod. Is geen trekker van een van de modules.

Dhr. dr. W. (Wouter) Bult

Ziekenhuisapotheker

 

Geen.

Persoonlijke financiële belangen

Niet van toepassing.

 

Persoonlijke relaties

Niet van toepassing.

 

Extern gefinancierd onderzoek

Niet van toepassing.

 

Intellectuele belangen en reputatie

Niet van toepassing.

 

Overige belangen

Niet van toepassing.

Geen.

Dhr. M. (Michel) Versteeg

Verengingsmanager van de Hoornvlies Patiënten Vereniging. Honorering is op basis van 'kostenneutraal'.

 

 

Persoonlijke financiële belangen

Niet van toepassing.

 

Persoonlijke relaties

Niet van toepassing.

 

Extern gefinancierd onderzoek

Niet van toepassing.

 

Intellectuele belangen en reputatie

Niet van toepassing.

 

Overige belangen

Patiëntenperspectief

Geen.

Mevr. drs. C.M. (Chantal) van Luijk - Klankbord

Oogarts, corneaspecialist, UMC Utrecht

 

deelname adviesraad eczeem medicatie
onderwijs

 

Persoonlijke financiële belangen

2019: deelname adviesraad eczeemmedicatie waarvoor financiële vergoeding, Sanofi/Regeneron
2021: spreker voor nascholing waarvoor financiële vergoeding Santen Europe

alle bovengenoemde hebben betrekking op eczeem en eczeem-gerelateerde oogproblemen.

geen aandelen, geen opties, geen patenten of producten.

 

Persoonlijke relaties

Niet van toepassing.

 

Extern gefinancierd onderzoek

2022: retrospectief wetenschappelijk onderzoek waarvoor sponsoring door Santen Europe.

 

Intellectuele belangen en reputatie

niet van toepassing.

enigszins bijzondere expertise omtrent oogheelkundige eczeemzorg, welke niet direct gelinkt is aan infectieuze keratitis

 

Overige belangen

Patiëntenperspectief

Geen.

Mevr. I. (Inger) Larsen – klankbord

Huisarts

 

NHG richtlijn rood oog en oogtrauma

 

Persoonlijke financiële belangen

Niet van toepassing.

 

Persoonlijke relaties

Niet van toepassing.

 

Extern gefinancierd onderzoek

Niet van toepassing.

 

Intellectuele belangen en reputatie

Niet van toepassing.

 

Overige belangen

Niet van toepassing.

Geen.

Mevr. dr. N. (Nienke) Miltenburg-Soeters - klankbord

Optometrist bij Visser Contactlenzen, 0.2 fte
Mede Coördinator Visser Academy (kwaliteit), 0.4 fte
Deze werkzaamheden zijn betaald

 

Column en redactiewerk voor ContactlensInside.nl, betaald

 

Persoonlijke financiële belangen

Niet van toepassing.

 

Persoonlijke relaties

Niet van toepassing.

 

Extern gefinancierd onderzoek

Niet van toepassing.

 

Intellectuele belangen en reputatie

Niet van toepassing.

 

Overige belangen

Niet van toepassing.

Geen.

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van de Patiëntenfederatie Nederland en de Hoornvlies Patienten Vereniging voor de invitational conference en door een patiëntenvertegenwoordiger van de Hoornvlies Patienten Vereniging in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptmodules zijn tevens voor commentaar voorgelegd aan de Patiëntenfederatie Nederland en de Hoornvlies Patienten Vereniging en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

 

Wkkgz & Kwalitatieve raming van mogelijke substantiële financiële gevolgen

Kwalitatieve raming van mogelijke financiële gevolgen in het kader van de Wkkgz

bij de richtlijn is conform de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een kwalitatieve raming uitgevoerd of de aanbevelingen mogelijk leiden tot substantiële financiële gevolgen. Bij het uitvoeren van deze beoordeling zijn richtlijnmodules op verschillende domeinen getoetst (zie het stroomschema op de Richtlijnendatabase).

 

Uit de kwalitatieve raming blijkt dat er waarschijnlijk geen substantiële financiële gevolgen zijn, zie onderstaande tabel.

 

Module

Uitkomst raming

Toelichting

Module Therapie bij HSV-1 keratitis

Uitkomst 1: Geen financiële gevolgen

Uit de toetsing volgt dat de aanbeveling(en) niet breed toepasbaar zijn (<5000 patiënten) en zal daarom naar verwachting geen substantiële financiële gevolgen hebben voor de collectieve uitgaven.

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerde de werkgroep de knelpunten in de zorg voor patiënten met een (verdenking op) infectieuze keratitis. Tevens zijn er knelpunten aangedragen door middel van een invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.

 

Op basis van de uitkomsten van de invitational conference zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. Indien mogelijk werd de data uit verschillende studies gepoold in een random-effects model. Review Manager 5.4 werd gebruikt voor de statistische analyses. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie www.gradeworkinggroup.org. De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dichtbij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. 

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen. 

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

 

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

 

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

 

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

 

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

 

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

 

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

 

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Randvoorwaarden (Organisatie van zorg en patiëntondersteuning)