Operatiekleding bij dermatochirurgie
Uitgangsvraag
Is het dragen van steriele (tight woven) operatiekleding bij dermatochirurgische ingrepen effectief in de preventie van postoperatieve wondinfecties?
Aanbeveling
Bij dermatochirurgische ingrepen dient men schone dienstkleding te dragen, conform de huidige WIP-richtlijnen. Indien er risico is op spatgevaar dient men het dragen van een beschermend (vochtwerend) jasschort te overwegen. Evidence over het dragen van steriele operatiekleding bij dermatochirurgische ingrepen ter preventie van postoperatieve wondinfecties ontbreekt.
Overwegingen
- Uit de search kwam slechts één artikel naar voren, waarin studies werden aangehaald die het effect van het gebruik van (steriele) operatiekleding in andere specialismen, zoals de orthopedie, werd vergeleken (Eisen, 2011). In dit artikel waren verschillende oude trials van vóór het jaar 1999 verzameld waarbij als uitkomstmaat het aantal bacterie-vormende koloniën in de lucht werd genomen in plaats van het aantal postoperatieve wondinfecties. Hoe deze uitkomstmaat zich klinisch vertaalt is onduidelijk. Daarnaast zijn veel van de genoemde studies niet gerandomiseerd of gecontroleerd. De werkgroep is van mening dat de huidige moderne operatie- en behandelkamers niet vergelijkbaar zijn met die van voor 1999 en ook onvoldoende vergelijkbaar met de dermatologische setting. Derhalve is het artikel ongeschikt om de onderzoeksvraag te beantwoorden.
- In de richtlijn Algemene voorzorgsmaatregelen - Persoonlijke hygiëne medewerker van de WIP wordt geadviseerd om dagelijks schone werkkleding (waarbij de onderarmen onbedekt zijn) te dragen opdat de kans op overdracht van micro-organismen zo klein mogelijk wordt. Onder dienstkleding kan worden verstaan: een jas/broek die dagelijks schoon in het ziekenhuis aan- en uitgetrokken worden of een OK-pak. Volgens de WIP-richtlijn dient iedere medewerker die het risico loopt dat zijn/haar kleding door bloed of andere lichaamsvochten verontreinigd raakt, op dat moment een (niet-vocht doorlatend) overschort te dragen. Tenslotte meldt de WIP-richtlijn ’Omstandigheden (kleine) chirurgische en invasieve ingrepen’ dat het dragen van vochtwerende beschermende kleding in een behandelkamer afhankelijk is van de aard van de ingreep. Steriele operatiekleding hoeft volgens de richtlijn niet gedragen te worden. Vanuit een hygiënisch oogpunt kan het wenselijk zijn, zeker wanneer er risico is op spatgevaar en men niet meteen beschikking heeft over nieuwe schone werkkleding, een al dan niet vochtwerend jasschort te dragen.
Onderbouwing
Achtergrond
Aan het eind van de 19e eeuw werd steriele operatiekleding geïntroduceerd. De standaard katoenen schorten bleken slechte barrières voor huidschilfers met eventuele bacteriën en in de loop van de jaren werden betere materialen (tight woven) ontwikkeld die het katoenen schort vervingen. Het dragen van een operatieschort kan een postoperatieve wondinfectie voorkomen via twee mechanismen: preventie van direct contact van het operatieteam naar het operatieveld en preventie van bacteriën via huidschilfers naar de lucht of opgedekte steriele instrumentaria en uiteindelijk naar de patiënt. Waarbij voor het eerste argument iets meer te zeggen valt in de keuze van het wel of niet dragen van een operatieschort (Eisen, 2011). Het gebruik van (steriele) operatiekleding is vooral onderzocht bij niet-dermatologische specialismen zoals de orthopedie. Het gebruik van (steriele) operatiekleding in de dermatologische praktijk is niet tot nauwelijks onderzocht en berust nu vooral op theoretische rationale.
Conclusies
Niveau 4 |
Er is geen gedegen onderzoek gevonden over de effectiviteit van het dragen van steriele operatiekleding tijdens dermatochirurgische ingrepen ter preventie van postoperatieve wondinfecties.
Bronnen D (Expert opinion) |
Referenties
- Eisen DB. Surgeons garb and infection control: Whats the evidence? J Am acad dermatology. 2011.
- WIP. Richtlijn Algemene voorzorgsmaatregelen - Persoonlijke hygiëne medewerker. 2014.
- WIP. Richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen. 2015.
- WIP. Richtlijn Preventie postoperatieve wondinfecties. 2011.
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 09-12-2020
Laatst geautoriseerd : 04-11-2017
Geplande herbeoordeling :
Deze richtlijn zal, indien nodig, jaarlijks online worden geactualiseerd. De Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie zal dit proces bewaken.
Algemene gegevens
De richtlijnontwikkeling werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS).
Doel en doelgroep
Doel
Deze richtlijn is een document met aanbevelingen en handelingsinstructies ter ondersteuning van de dagelijkse infectiepreventie maatregelen op ingrepenkamers bij dermatochirurgische ingrepen. De richtlijn berust op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en aansluitende meningsvorming gericht op het vaststellen van goed medisch handelen.
Doelgroep
De richtlijn is bestemd voor specialisten werkzaam in ziekenhuizen, zelfstandige behandelcentra (ZBC’s) en andersoortige werkplekken, alsmede voor verpleegkundigen, paramedici en personeel dat bij deze ingrepen ondersteuning biedt. Huisartsen hebben op het gebied van infectiepreventie hun eigen richtlijnen, maar veel aanbevelingen uit deze richtlijn zouden ook in de eerste lijn van toepassing kunnen zijn.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2015 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die poliklinische/dermatochirurgische ingrepen verrichten of betrokken zijn bij de infectiepreventie daarvan.
- Dhr. dr. K.D. Quint (voorzitter), dermatoloog, LUMC, NVDV
- Mevr. drs. Y. Chung (secretaris), arts-onderzoeker NVDV, NVDV
- Dhr. dr. J.J.E. van Everdingen, dermatoloog n.p. en directeur NVDV, NVDV
- Dhr. dr. R.E. Genders, dermatoloog, LUMC, NVDV
- Dhr. dr. K.R. Haemers, AIOS-dermatologie, Erasmus MC, NVDV
- Mevr. dr. L.L.E. Hoorntje, plastisch chirurg, Martini ziekenhuis, NVPC
- Dhr. drs. R.O.B. de Keizer, oogarts, Oogziekenhuis Rotterdam, NOG
- Mevr. drs. A. Lamberts (secretaris), arts-onderzoeker NVDV, NVDV
- Mevr. drs. X. Liu, dermatoloog, Flevoziekenhuis, NVDV
- Mevr. M. Mes, deskundige infectiepreventie, MC Groep, VHIG/WIP
- Dhr. drs. T.E. Otto, chirurg, Noordwest Ziekenhuisgroep, NVvH
- Mevr. drs. A.A.J. van der Sande (secretaris), arts-onderzoeker NVDV, NVDV
- Mevr. J.M.G. Steffens-Vermeulen, deskundige infectiepreventie, Tensen&Nolte infectiepreventie, VHIG/WIP
- Mevr. dr. G.W.J.A. Verhage-Damen, KNO-arts, Radboud UMC, NVKNO
- Mevr. dr. A.K. van Vliet, secretaris richtlijnontwikkeling WIP, Stichting Werkgroep Infectiepreventie, WIP
- Mevr. prof. dr. M.C. Vos, arts-microbioloog, Erasmus MC, NvMM/WIP
Belangenverklaringen
De werkgroepleden hebben verklaard onafhankelijk te hebben gehandeld en geen enkel werkgroeplid ontving gunsten met het doel de richtlijn te beïnvloeden.
Werkgroeplid |
Firma |
Activiteit |
Dr. K. Quint |
Geen |
|
Dr. R. Genders |
Geen |
|
Dr. J.J.E. van Everdingen |
Geen |
|
Drs. Y. Chung |
Geen |
|
Drs. A. van der Sande |
Geen |
|
Drs. A. Lamberts |
Geen |
|
Dr. G.Verhage-Damen |
Geen |
|
Dr. A. van Vliet |
Geen |
|
Dr. L. Hoorntje |
Geen |
|
Dr. T. Otto |
Geen |
|
Drs. R. de Keizer |
Geen |
|
J. Steffens-Vermeulen |
Geen |
|
M. Mes |
Geen |
|
Prof. dr. M. Vos |
Geen |
|
Drs. X. Liu |
Geen |
|
Dr. K. Haemers |
Geen |
|
Inbreng patiëntenperspectief
Aan het begin van dit richtlijntraject is de Patiëntenfederatie aangeschreven. Ook tijdens de commentaarronde zijn zij benaderd. Zij hebben de mail doorgestuurd naar HPN en Stichting Melanoom, die verder geen commentaar hebben gegeven.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
De richtlijn wordt gepubliceerd op de website van de NVDV, de website van de Richtlijnendatabase en op de websites van alle andere deelnemende verenigingen voor zover zij dit wensen. Daarnaast is een samenvatting van de richtlijn aangeboden aan het Nederlands Tijdschrift voor Dermatologie en Venereologie. Bovendien wordt de richtlijn gebruikt voor nascholing van de NVDV. Aan de participerende wetenschappelijke verenigingen is gevraagd de definitieve richtlijn ook via hun communicatiekanalen aan de achterban aan te bieden.
Werkwijze
De werkgroep heeft gedurende 2 jaar aan een conceptrichtlijntekst gewerkt. In de voorbereidingsfase werd een knelpuntanalyse uitgevoerd en zijn uitgangsvragen geformuleerd en vervolgens verdeeld onder de werkgroepleden. Aan de hand van de uitgangsvragen is een zoekopdracht verricht in Medline, Embase en de Cochrane library, waarbij vooral gezocht werd naar systematische reviews, meta-analyses en gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek. Daar waar onvoldoende gerandomiseerde studies voorhanden waren, werd de zoekopdracht aangevuld met observationeel onderzoek. De literatuur is samengevat in evidence tabellen en beoordeeld op inhoud en kwaliteit. Vervolgens zijn teksten geschreven inclusief verwerking van de beoordeelde literatuur. De teksten werden tijdens subgroep vergaderingen en een plenaire bijeenkomst besproken. De definitieve teksten vormden samen de conceptrichtlijn die in januari 2017 aan alle betrokken wetenschappelijke verenigingen werd aangeboden.
Opbouw van de richtlijn
Elke module van de richtlijn is volgens een vast stramien opgebouwd, dat onderstaand is weergegeven. Een van de doelen is om de richtlijn zo transparant mogelijk op te stellen, zodat elke gebruiker kan zien op welke literatuur en overwegingen bepaalde aanbevelingen zijn gebaseerd.
Inleiding
In de inleiding van elke module wordt aangegeven op welke vragen de module een antwoord geeft en waarom de uitgangsvraag is opgesteld.
Beschrijving van de literatuur
De antwoorden op de uitgangsvragen (derhalve de aanbevelingen in deze richtlijn) zijn voor zover mogelijk gebaseerd op gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. De geselecteerde artikelen zijn door de schrijvende werkgroepleden beoordeeld op kwaliteit van het onderzoek en gegradeerd naar mate van bewijs, waarbij gebruik gemaakt is van de EBRO-methodiek.
Indeling van methodologische kwaliteit van individuele studies
|
Interventie |
Diagnostisch accuratesse onderzoek |
Schade / bijwerkingen*, etiologie, prognose |
A1 |
Systematische review van tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau |
||
A2 |
Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit van voldoende omvang |
Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een ‘gouden standaard’) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende grote serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad |
Prospectief cohortonderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor confounding en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten. |
B |
Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 (hieronder valt ook patiënt-controle onderzoek, cohortonderzoek) |
Onderzoek ten opzichte van een referentietest, maar niet met alle kenmerken die onder A2 zijn genoemd |
Prospectief cohortonderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 of retrospectief cohortonderzoek of patiënt-controle onderzoek |
C |
Niet-vergelijkend onderzoek |
||
D |
Mening van deskundigen |
* Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om ethische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk dan geldt de classificatie voor interventies.
Conclusie
Het wetenschappelijk materiaal is samengevat in een conclusie, waarbij het niveau van het meest relevante bewijs is weergegeven. Hiervoor is onderstaande indeling gehanteerd.
Niveau van conclusies
Conclusie gebaseerd op |
|
1 |
Onderzoek van niveau A1 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2 |
2 |
1 onderzoek van niveau A2 of tenminste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B |
3 |
1 onderzoek van niveau B of C |
4 |
Expert opinion – Mening gebaseerd op ervaring van deskundigen |
Overige overwegingen
Voor het komen tot een aanbeveling zijn er naast het wetenschappelijk bewijs ook andere aspecten van belang zoals het patiëntenperspectief, organisatorische aspecten en kosten. Deze worden, indien relevant, besproken in de paragraaf Overige overwegingen.
Aanbeveling
De uiteindelijk geformuleerde aanbeveling is de resultante van de wetenschappelijke conclusie, met inachtneming van de overige overwegingen.
Literatuur
Elke module wordt afgesloten met een literatuurlijst van de in die module aangehaalde referenties.
Commentaarronde
De conceptrichtlijn is, na vaststelling door werkgroep, ter becommentariëring voorgelegd aan de participerende wetenschappelijke verenigingen. De verenigingen is gevraagd de conceptrichtlijn op hun eigen website voor commentaar open te stellen voor de leden. Mede op grond van de resultaten van de binnengekomen commentaren heeft de werkgroep de definitieve richtlijn opgesteld.
Juridische betekenis van richtlijnen
Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften, maar op ‘evidence’ gebaseerde inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. De richtlijn wordt ter autorisatie aan de deelnemende verenigingen aangeboden. Na autorisatie van de richtlijn door een beroepsvereniging, wordt de richtlijn gezien als deel van de professionele standaard. Aangezien de aanbevelingen hoofdzakelijk gebaseerd zijn op de gemiddelde patiënt, kunnen zorgverleners op basis van hun professionele autonomie zo nodig afwijken van de richtlijn. Afwijken van richtlijnen kan in bepaalde situaties zelfs noodzakelijk zijn. Wanneer van de richtlijn wordt afgeweken, dient dit beargumenteerd en gedocumenteerd te worden.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.