Idiopathische perifere aangezichtsverlamming

Initiatief: NVKNO Aantal modules: 20

Startpagina - Idiopathische perifere aangezichtsverlamming

Waar gaat deze richtlijn over?

Deze richtlijn richt zich op wat volgens de huidige maatstaven de beste zorg is voor patiënten met een idiopathische perifere aangezichtsverlamming (IPAV). In de richtlijn komen de volgende onderwerpen aan de orde:

    • Het vóórkomen, de oorzaken en het natuurlijke beloop van een IPAV
    • Onderzoek en verwijzing door de huisarts van patiënten met een IPAV
    • Aanvullend onderzoek door de specialist bij patiënten met een IPAV
    • Onderzoek bij kinderen jonger dan 15 jaar met een IPAV
    • De verschillende medicamenteuze of operatieve behandelopties van een IPAV
    • Overige (alternatieve) behandelingen van een IPAV
    • De behandeling van kinderen met een IPAV
    • De implicaties voor het oog bij een IPAV en de oogheelkundige behandelingen
    • De rol van operatieve ingrepen ter reconstructie van het gelaat in het geval van een blijvende IPAV
    • De rol van spierverslappende middelen (botuline toxine) in het geval van onwillekeurig meebewegende aangezichtsspieren (synkinesen) na een IPAV
    • Oefentherapie en andere fysiotherapie na een IPAV
    • Logopedie bij slik- en/of spraakstoornissen na een IPAV
    • Psychosociale begeleiding van patiënten met een IPAV
    • Het verwezenlijken van de richtlijn ter verbetering van de kwaliteit van de zorg

 

Voor wie is deze richtlijn bedoeld?

Deze richtlijn is bestemd voor alle zorgverleners die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met idiopathische perifere aangezichtsverlamming.

 

Voor patiënten

Aan beide kanten van het gezicht loopt een aangezichtszenuw die afkomstig is uit de hersenen. Verschillende aftakkingen van deze zenuw regelen onder andere de mimiek van het gelaat en het sluiten van de ogen en de mond. In vergelijking met andere zenuwen is de aangezichtszenuw een kwetsbare zenuw. Ten gevolge van een stoornis in het verloop van de zenuw kan vrij plotseling een gehele of gedeeltelijke  aangezichtsverlamming optreden. De spieren aan die kant van het aangezicht worden dan niet meer goed aangestuurd. De mondhoek hangt lager, de wang is slap en het oog kan niet meer goed worden gesloten. Als gevolg hiervan is praten en slikken soms moeilijk. Ook kan er (oor)pijn optreden. Er bestaan verschillende oorzaken van een dergelijke aangezichtsverlamming, bijvoorbeeld een ontsteking. In meer dan de helft van de gevallen wordt echter geen oorzaak gevonden. Dan spreekt men van een idiopathische perifere aangezichtsverlamming, ook wel verlamming van Bell genoemd. Jaarlijks zijn er op 100.000 inwoners ongeveer 20 tot 30 gevallen van een dergelijke verlamming. 

 

Meer informatie over idiopathische perifere aangezichtsverlamming is te vinden op de website van de neurologen:

http://www.kno.nl/index.php/patienten-informatie/overig/aangezichtsverlamming/

 

Meer informatie over idiopathische perifere aangezichtsverlamming is ook te vinden op Thuisarts:

http://thuisarts.nl/aangezichtsverlamming-van-bell

 

Hoe is de richtlijn tot stand gekomen?

Het initiatief voor deze richtlijn is afkomstig van de Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied (NVKNO). De richtlijn is opgesteld door een multidisciplinaire commissie met vertegenwoordigers vanuit de KNO-artsen, huisartsen, kinderartsen, arts-microbiologen, neurologen, oogartsen, plastisch chirurgen, radiologen, fysiotherapeuten, logopedisten en psychologen. Door middel van een korte vragenlijst hebben patiënten feedback gegeven op het patiëntenperspectief, de leesbaarheid en de structuur van een patiëntenversie van de richtlijn. De resultaten hiervan zijn meegenomen in de richtlijn.

Volgende:
Epidemiologie, etiologie en natuurlijk beloop