Hyperbilirubinemie in de eerste twee levensweken bij de pasgeborene, geboren na een zwangerschapsduur ≥ 35 weken

Initiatief: NVK Aantal modules: 15

Effectiviteit van fototherapie

Uitgangsvraag

Heeft dubbelzijdige fototherapie een groter effect dan enkelzijdige fototherapie bij de behandeling van hyperbilirubinemie?

Aanbeveling

Behandel neonatale hyperbilirubinemie, waarbij de grens voor wisseltransfusie wordt genaderd of wordt overschreden (TSB > 90% van de wisseltransfusiegrens), altijd met dubbelzijdige fototherapie (ook tijdens de voorbereidingen van een eventuele wisseltransfusie).

 

De intensiteit voor elke lamp afzonderlijk dient 50 µW/cm2/nm te zijn.

 

Bij enkelzijdige fototherapie is de aanbevolen lichtintensiteit 30 µW/cm2/nm.

Overwegingen

De onderstaande overwegingen en aanbevelingen gelden voor het overgrote deel van de populatie waarop de uitgangsvraag betrekking heeft.

 

Voor- en nadelen van de interventie en de kwaliteit van het bewijs

Het aan fototherapie blootgestelde lichaamsoppervlak kan worden verhoogd door gebruik te maken van dubbelzijde fototherapie waarbij dus ook de onderzijde (matraszijde) van het lichaam belicht wordt. Er zijn maar enkele studies verricht en deze tonen een snellere afname van het bilirubinegehalte aan en een kortere behandel- en verblijfsduur in het ziekenhuis aan.

 

De werkgroep adviseert om bij hoge TSB concentraties (gedefinieerd als een TSB > 90% van de wisseltransfusiegrens) of bij snel stijgen van de TSB, in elk geval dubbelzijdige fototherapie te starten met voldoende lichtintensiteit (50 µW/cm2/nm per zijde). De afstand tussen de lamp en kind dient in overeenstemming te zijn met de gebruikershandleiding (zie ook de module ‘Het meten van de lichtintensiteit van fototherapie’). De intensiteit van de behandeling moet wel tijdig worden aangepast om onnodige blootstelling aan hoge intensiteit te voorkomen. Of intensievere behandeling leidt tot het vaker optreden van de bijwerking ‘diarree’ is niet bekend. Als diarree optreedt, moet het gewichtsbeloop vastgelegd worden.

Dubbelzijdige fototherapie waarbij het gehele lichaamsoppervlak wordt belicht (met oogbescherming) door meerdere LED-lampen leidt tot een snellere daling van het bilirubinegehalte en kortere behandelduur. Van de in de studies gerapporteerde bijwerking diarree is niet veel bekend, ook niet of het vaker voorkomt bij dubbelzijdige fototherapie. De bewijskracht voor de vergelijking dubbelzijdige en enkelzijdige fototherapie voor de cruciale uitkomstmaten is laag. Er is een slechts beperkt aantal studies uitgevoerd.

 

Hoewel er weinig studies zijn verricht is er wel een positief effect van dubbelzijdige fototherapie: De concentratie TSB daalt sneller en de behandelduur wordt navenant korter. Ook is het niet aannemelijk dat dubbelzijdige fototherapie meer complicaties zal geven dan enkelzijdige fototherapie.

 

Waarden en voorkeuren van patiënten (en eventueel hun verzorgers)

Doel van de behandeling met fototherapie is om kernicterus te voorkomen, dat is wat ouders willen. Nadeel van fototherapie is dat de patiënt in het ziekenhuis moet verblijven en vrijwel continu wordt blootgesteld aan fototherapie en alleen korte momenten van verzorging door en contact met ouders mogelijk zijn. Intensieve fototherapie met LED-lampen maakt een kortere behandelduur mogelijk, vooral indien dubbele fototherapie (ook de onderzijde van het lichaam danwel de matraszijde) wordt gebruikt. Mogelijk verkort dit ook de opnameduur.

 

Kosten (middelenbeslag)

LED-lampen zijn duur in aanschaf maar onderhoudsarm en hebben een lange levensduur (tot 50.000 uur). Vrijwel alle ziekenhuizen in Nederland gebruiken inmiddels LED-fototherapie. Meestal wordt eenzijdig intensieve fototherapie ingezet. Voor dubbelzijdige fototherapie is extra apparatuur nodig (fiberoptische fototherapie; de zogenaamde “biliblanket”). Indien dubbele fototherapie de opnameduur inderdaad verkort weegt dit waarschijnlijk op tegen de extra kosten van de aanschaf van deze fiberoptische apparatuur.

 

Aanvaardbaarheid voor de overige relevante stakeholders

Fototherapie is de meest effectieve behandeling tegen neonatale hyperbilirubinemie en kan meestal een wisseltransfusie, die duurder is en 1% mortaliteit heeft, voorkomen. Ook is het aannemelijk dat  fototherapie het ontstaan van kernicterus kan voorkomen. Kernicterus gaat gepaard met levenslange handicaps (slechthorendheid, cerebrale parese en verstandelijke beperking). Naast het menselijk leed brengt dit levenslang hoge medische en verpleegkundige kosten met zich mee. De werkgroep acht daarom de extra investeringen die eventueel gedaan moeten worden gerechtvaardigd.

 

Haalbaarheid en implementatie

Fototherapie is een van de meest gebruikte therapeutische interventies op de neonatologie en kraamafdeling. Voor de verzorging van de patiënt en bediening van de apparatuur is geen aanvullende opleiding of inzet van extra zorgverleners nodig. De apparatuur is onderhoudsarm en heeft een lange levensduur en vereist wel regelmatige controle zowel op de kinderafdeling als door de medisch-technische dienst van het ziekenhuis. Dubbelzijdige fototherapie wordt in veel ziekenhuizen al toegepast.

 

Rationale/ balans tussen de argumenten voor en tegen de interventie

Dubbelzijdige fototherapie is effectiever dan enkelzijdige fototherapie. Dubbelzijdige fototherapie waarbij het aan fototherapie blootgestelde lichaamsoppervlak wordt vergroot, bewerkstelligt een snellere afname van het bilirubinegehalte en mogelijk een kortere behandel- en verblijfsduur in het ziekenhuis.

Onderbouwing

De ontwikkeling van LED fototherapie maakt het geven van fototherapie met hoge lichtintensiteit mogelijk. Omdat het effect van fototherapie onder andere bepaald wordt door de spectral irradiance (intensiteit x huidoppervlakte) is het relevant te weten of en in welke mate dubbelzijdige fototherapie (voor- en achterzijde van kind beschenen effectiever is dan eenzijdige belichting.

Conclusies - vergelijking enkelzijdige versus dubbelzijdige fototherapie

Laag

GRADE

Er is mogelijk een grotere afname in serum bilirubine waarden bij behandeling met dubbelzijdige fototherapie ten opzichte van enkelzijdige fototherapie bij pasgeborenen geboren na een zwangerschapsduur van 33 weken. 

 

Bronnen: (Donneborg, 2018; Arnolda, 2018)

 

Zeer laag GRADE

Het is onduidelijk of er een verschil is in complicaties bij pasgeborenen die behandeld worden met dubbelzijdige fototherapie ten opzichte van enkelzijdige fototherapie.

 

Bronnen: (Donneborg, 2018)

 

Zeer laag GRADE

Het is onduidelijk of er een verschil is in duur van fototherapie bij pasgeborenen die behandeld worden met dubbelzijdige fototherapie ten opzichte van enkelzijdige fototherapie.

 

Bronnen: (Arnolda, 2018)



Fototherapie- enkelzijdige versus dubbelzijdige fototherapie

Beschrijving studies

De studie van Donneborg (2018) is een RCT waarin behandeling van hyperbilirubinemie bij pasgeborenen geboren na een zwangerschapsduur vanaf 33 weken (n=84) gedurende 24 uur met dubbelzijdige LED fototherapie werd vergeleken met behandeling met enkelzijdige LED fototherapie.

 

De studie van Arnolda (2018) is een observationele studie waarin de effectiviteit werd vergeleken van 3 apparaten met LED lampen voor de behandeling van hyperbilirubinemie bij pasgeborenen geboren na een zwangerschapsduur vanaf 33 weken (n=310). Alle apparatuur afzonderlijk en de Firefly (dubbelzijdig) werd vergeleken met de twee enkelzijdige apparaten (PTV3000 en Lullaby).

 

Resultaten

1.1          Daling bilirubine

Donneborg (2018) rapporteerde serum bilirubine waarden (TSB) bij de start van de fototherapie, na 12 uur en 24 uur behandeling. 

 

In de groep enkelzijdige fototherapie (n=42) was de TSB bij de start van de fototherapie 260 μmol/L (95% CI 248 tot 272), na 12 uur fototherapie 183 μmol/L (95% CI 172 tot 195) en na 24 uur fototherapie 139 μmol/L (95% CI 128 tot 150). In de groep dubbelzijdige fototherapie (n=41) was de TsB bij de start van de fototherapie 258 μmol/L (95% CI 246 tot 270), na 12 uur fototherapie 157 μmol/L (95% CI 145 tot 170) en na 24 uur fototherapie 109 (95% CI 99 tot 119). 

 

Na 12 uur was de afname in bilirubine in de groep enkelzijdige fototherapie 30% (95% CI 27 tot 32) ten opzichte van 39% (95% CI 37 tot 42) in de groep dubbelzijdige fototherapie. Na 24 uur was de afname in de groep enkelzijdige fototherapie 47% (95% CI 44 tot 50) ten opzichte van 58% (95% CI 56 tot 61) in de groep dubbelzijdige fototherapie.

 

Arnolda (2018) rapporteerde de verandering in TSB per uur over de gehele behandelduur. De afname bij enkelzijdige fototherapie (n=217) was 2,1 μmol/L/uur en de afname bij dubbelzijdige fototherapie (n=93) was 3,0 μmol/L/uur met een gemiddeld verschil van 0,94 μmol/L/uur (95% CI 0,62 tot 1,29). Dit is een verschil van 41% ten gunste van de dubbelzijdige fototherapie.

 

Bewijskracht van de literatuur

De bewijskracht voor de uitkomstmaat daling bilirubine is met 2 niveaus verlaagd gezien beperkingen in de onderzoeksopzet (risk of bias) en het zeer geringe aantal patiënten (imprecisie) naar laag. 

 

1.2          Complicaties

Donneborg (2018) rapporteerde geen complicaties in beide groepen anders dan als bijwerking diarree. Hierbij is niet vermeld of dit bij de ene groep meer was dan bij de andere.

 

Arnolda (2018) rapporteerde niet over de uitkomstmaat complicaties.

Bewijskracht van de literatuur

1.3          Duur van fototherapie

Arnolda (2018) rapporteerde een gemiddelde duur van fototherapie in de groep enkelzijdige fototherapie van 64,7 uur en in de groep dubbelzijdige fototherapie van 50,9 uur. Het gemiddelde verschil tussen de groepen was 13,8 uur (95% CI 5,7 tot 22,8). 

 

Bewijskracht van de literatuur

De bewijskracht voor de uitkomstmaat duur van fototherapie begint laag (observationeel onderzoek) en is met 1 niveau verlaagd gezien het geringe aantal patiënten (imprecisie) naar zeer laag.

Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er een systematische literatuuranalyse verricht naar de volgende zoekvraag (vragen):

Wat is de effectiviteit van behandeling van hyperbilirubinemie bij pasgeborenen met dubbelzijdige fototherapie ten opzichte van enkelzijdige fototherapie en bij verschillende intensiteitsniveaus?

 

P (Patiënten): Pasgeborenen met hyperbilirubinemie, geboren na een zwangerschapsduur van tenminste 35 weken;

I (Interventie): Dubbelzijdige fototherapie;

C (Controle): Enkelzijdige fototherapie;

O (Outcome): Mate van daling bilirubinewaarden, duur van de fototherapie, complicaties.

 

Relevante uitkomstmaten

De werkgroep achtte mate van daling van bilirubine, complicaties en duur van de fototherapie voor de besluitvorming cruciale uitkomstmaten.

 

De werkgroep definieerde niet a priori de genoemde uitkomstmaten, maar hanteerde de in de studies gebruikte definities.

 

De werkgroep definieerde een 10% grotere TSB reductie of minimaal 12 uren korter enkelzijdige fototherapie als een klinisch (patiënt) relevant verschil.

 

Zoeken en selecteren (Methode)

In de databases Medline (via OVID), Embase (via Embase.com) is op 31 mei 2019 met relevante zoektermen gezocht naar fototherapie bij pasgeborenen. De zoekverantwoording is weergegeven onder het tabblad Verantwoording. De literatuurzoekactie leverde 317 treffers op. Studies werden geselecteerd op grond van de volgende selectiecriteria:

  • Voldoen aan de PICO.
  • Studies gepubliceerd vanaf 2010.
  • LED fototherapie.

Op basis van titel en abstract werden in eerste instantie 29 studies voorgeselecteerd. Na raadpleging van de volledige tekst, werden vervolgens 27 studies geëxcludeerd (zie exclusietabel onder het tabblad Verantwoording) en 2 studies definitief geselecteerd.

 

Resultaten

Twee onderzoeken zijn opgenomen in de literatuuranalyse. De belangrijkste studiekarakteristieken en resultaten zijn opgenomen in de evidencetabellen. De beoordeling van de individuele studieopzet (risk of bias) is opgenomen in de risk-of-biastabellen.

  1. Arnolda, G., Chien, T.D., Hayen, A., Hoi, N.T.X., Maningas, K., Joe, P. (2018). A comparison of the effectiveness of three LED phototherapy machines, single- and double-sided, for treating neonatal jaundice in a low resource setting. PLoS ONE, 13(10), e0205432.
  2. Donneborg, M.L., Vandborg, P.K., Hansen, B.M., Rodrigo-Domingo, M., Ebbesen, F. (2018). Double versus single intensive phototherapy with LEDs in treatment of neonatal hyperbilirubinemia. Journal of Perinatology, 38(2), 154-158.
  3. Vandborg PK, Hansen BM, Greisen G, Ebbesen F. (2012). Dose-response relationship of phototherapy for hyperbilirubinemia. Pediatrics, 130(2), e352-e7.

 

Evidence table for intervention studies (randomized controlled trials and non-randomized observational studies (cohort studies, case-control studies, case series))

Study reference

Study characteristics

Patient characteristics 2

Intervention (I)

Comparison / control (C) 3

 

Follow-up

Outcome measures and effect size 4

Comments

Donneborg, 2018

Type of study:

RCT

 

Setting and country:

Neonatal intensive care unit university hospital, Denmark

 

Funding and conflicts of interest:

‘The authors declare no conflict of interest’

Inclusion criteria:

Otherwise, healthy new-born infants with hyperbilirubinemia without signs of hemolytic disease,

gestational age⩾33 weeks,

birth weight⩾1800 g,

 postnatal age >24 h and⩽14 days and treatable in a crib.

 

Exclusion criteria:

Infants fulfilling the indications for exchange transfusion or double phototherapy due to a very high initial or rapidly increasing TsB were excluded.

 

N total at baseline:

N=85

Intervention: n=43

Control: n=42

 

Important prognostic factors:

 

Gestational age (days) :

I: 261 (239 to 293)

C: 266 (242 to 292)

 

Sex:

I: 68% M

C: 52% M

 

Birth weight (g):

I: 2990 (1840 to 4465)

C: 3250 (1835 to 5090)

 

Groups comparable at baseline?

Yes

In the double light group, blue LED light was given from above and light from a fiber optic, blue LED blanket from below.

 

The mean irradiance was 64.8/cm2/nm 1 from above and

39 μW/cm2/nm 1  from below. 

 

The distance between the lamp and the mattress was 30 cm, in practice adjusted with a 30 cm wood template, that is, the average distance from the light source to the surface of the infant was 21.5 cm.

 

All infants received phototherapy for 24 h.

 

They were naked except for diapers and eye pads.

 

Phototherapy was administered continuously except during feeding and nursing care (30 min every third hour) and during blood sampling.

 

 

In the single light group, blue LED light was only given from above.

Length of follow-up:

24h

 

Loss-to-follow-up:

Intervention:

N = 2 (5%)

Reasons (describe)

withdrawn from the study,  problems with blood samples (n=1) maternal

noncompliance (n=1).

 

Control:

-

 

Incomplete outcome data:

Intervention:

-

Control:

-

Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):

 

Total serum bilirubin concentrations and the percentage  change during treatment

 

Total serum bilirubin concentration at start of phototherapy

TsB0, μmol/L (mean (95%CI))

Single: 260 (248 to 272)

Double: 258 (246 to 270)

P=0.83

 

Total serum bilirubin concentration after 12 h of phototherapy

TsB12, μmol/L (mean (95%CI))

Single: 183 (172 to 195)

Double: 157 (145 to 170)

P=0.002

 

Total serum bilirubin concentration after 24 h of phototherapy

TsB24, μmol/L (mean (95%CI))

Single: 139 (128 to 150)

Double: 109 (99 to 119)

P<0.001

 

Difference between TsB0 and TsB12. Mean, (95% confidence interval).

ΔTsB0–12, % (95%CI)

Single: 30 (27 to 32)

Double: 39 (37 to 42)

P<0.001

 

Difference between TsB0 and TsB24. Mean, (95% confidence interval).

ΔTsB0–24, % (95%CI)

Single: 47 (44 to 50)

Double: 58 (56 to 61)

P<0.001

 

 

Complications

No complications reported in both groups

The indications for phototherapy followed existing guidelines of the North Denmark Region. These guidelines are closely related to the Norwegian guidelines from 2011.

For infants⩾37 weeks of gestation, birth weight>2500 g and postnatal age⩾72 h the limit for phototherapy was 270μmol/L during the study period.

Arnolda, 2018

Type of study:

Observational

 

Setting and country:

Single-center, Vietnam

 

Funding and conflicts of interest:

 

The funding for the pilot project described in this study was provided by Eric Hemel and Barbara Morgen, donors to Thrive Networks, a

no-profit international non-governmental organization (https://thrivenetworks.org/)

headquartered in Oakland, California, USA, as well

as a development grant from the Regione Trentino Alto Adige, Italy. The study was implemented by the Breath of Life Program, Thrive Networks, in full partnership with Amici della Neonatologia Trentina,

Trento, Italy, which supported the involvement of some of the authors as consultants (GA, LM) and

volunteers (KM). THT was financially supported by

the Da Nang Women and Children's Hospital, in her

roles as director of the neonatal unit. The funders

had no role in study design, data collection and analysis, decision to publish, or preparation of the

manuscript.

 

‘The authors have declared

that no competing interests exist.’

Inclusion criteria:

-infants born weighing >1500g

-jaundice diagnosed

visually or by TSB,

-first episode of phototherapy at the hospital.

 

Exclusion criteria:

-gestational age <33 weeks,

-axillary temperature <36.5 C or >37.5C at treatment

commencement

-treated in an incubator

 

N total at baseline:

N=310

Intervention: n=93

Control: n=217

 

N=113

PTV3000,

n=104  Lullaby,

n= 93 Firefly

 

 

Important prognostic factors:

 

Sex:

I: 65.6% M

C: 56.2% M

 

TSB at start of treatment μmol/L

I: 308 (275-346)

C: 277 (253-317)

 

Groups comparable at baseline

 

Infants allocated to Firefly were less likely to commence treatment <72 hours of age (p<0.05) and had higher median TSB at start of treatment (p<0.001)

LED phototherapy machines specifically designed for LRSs

 

Firefly is double-sided

 

Irradiance from above

32 μW/nm/cm2

(Fixed distance)

 

Irradiance from below

36 μW/nm/cm2

(Fixed distance)

Two machines provide single-sided phototherapy from above (PTV3000 and Lullaby),

 

Irradiance from above_

PTV3000

Standard: 25 μW/nm/cm2

High: 40 μW/nm/cm2

(Measured at 40 cm)

 

Lullaby

Standard: 22 μW/nm/cm2

High: 45 μW/nm/cm2

(Measured at 35 cm)

 

Length of follow-up:

Not reported

 

Loss-to-follow-up:

Not reported

 

Incomplete outcome data:

Not reported, however no data was collected on eligible babies that were excluded for any reason

Change in TSB/hour over the whole duration of treatment  (mean, μmol/L/hr)

Single: 2.1

Double: 3.0

45% increase

MD: 0.94 μmol/L/hr (95% CI 0.62 to 1.29)

 

Change in TSB/hour, over the first six hours of treatment,

MD (mean difference) 1.29 μmol/L, 95% CI -2.34 to -0.26)

 

Duration of phototherapy;

Single: 64.7 hours

Double: 50.9 hours  21% reduction in treatment duration double versus single.

13.8-hour reduction in the duration of treatment (95% CI 5.7 to 22.8

 

Length-of-stay (LOS) in the NCU (average)

Single: 87 hours

Double: 73 hours

MD: 14-hour (95% CI 3 to 25)

16% reduction in LOS.

 

 

change in TSB/hour, over the first six hours of treatment, to provide

information about the relative efficacy of the machines with minimal opportunity for confounding.

The secondary endpoints were duration of phototherapy; change in TSB/hour over

the whole duration of treatment; and LOS in the NCU.

Risk of bias table for intervention studies (randomized controlled trials) 

Study reference

 

 

 

 

(first author, publication year)

Describe method of randomisation1

Bias due to inadequate  concealment of allocation?2

 

 

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of participants to treatment allocation?3

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of care providers to treatment allocation?3

 

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate blinding of outcome assessors to treatment allocation?3

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to selective outcome reporting on basis of the results?4

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to loss to follow-up?5

 

 

 

 

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to violation of

intention to treat analysis?6

 

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Donneborg, 2018

‘The attending physician enrolled the infants consecutively in the study and randomized them to either double or single phototherapy using

closed opaque envelopes in blocks of 4, 6 or 8 infants.’

unlikely

likely

likely

Unclear, not described

unlikely

unlikely

unlikely

 

Risk of bias table for intervention studies (observational: non-randomized clinical trials, cohort and case-control studies)

Study reference

 

(first author, year of publication)

Bias due to a non-representative or ill-defined sample of patients?1

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to insufficiently long, or incomplete follow-up, or differences in follow-up between treatment groups?2

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to ill-defined or inadequately measured outcome ?3

 

(unlikely/likely/unclear)

Bias due to inadequate adjustment for all important prognostic factors?4

 

 

(unlikely/likely/unclear)

Arnolda, 2018

Unlikely

Unlikely

Unlikely

Unlikely

 

Exclusietabel

Tabel Exclusie na het lezen van het volledige artikel

Auteur en jaartal

Redenen van exclusie

Lee, 2018

Voldoet niet aan PICO, niet juiste vergelijking

Woodgate, 2015

Includeerde studies <2010, geen LED

Lee, 2015

Voldoet niet aan PICO, niet juiste vergelijking

Tridente, 2012

Voldoet niet aan PICO, niet juiste vergelijking

Kumar, 2011

Voldoet niet aan PICO, niet juiste vergelijking

Montealegre, 2019

Voldoet niet aan PICO, niet juiste vergelijking

Mokthar, 2019

Voldoet niet aan PICO, niet juiste vergelijking

Kuboi, 2019

Voldoet niet aan PICO, niet juiste vergelijking

Sherbiny, 2016

Voldoet niet aan PICO, niet juiste vergelijking

Lahiri, 2016

Voldoet niet aan PICO, niet juiste vergelijking

Bhat, 2016

Voldoet niet aan PICO, niet juiste vergelijking

Pratesi, 2015

Voldoet niet aan PICO, niet juiste vergelijking

Mreihil, 2015

Voldoet niet aan PICO, niet juiste uitkomstmaat

Hashim, 2015

Voldoet niet aan PICO, niet juiste vergelijking

Fattah, 2014

Voldoet niet aan PICO , niet juiste vergelijking

Takci, 2013

Voldoet niet aan PICO, niet juiste vergelijking

Ek-isariyaphorn, 2013

Voldoet niet aan PICO, niet juiste vergelijking

Ngerncham, 2012

Voldoet niet aan PICO, niet juiste vergelijking

Mohamed, 2012

Voldoet niet aan PICO, niet juiste uitkomstmaat

Laksy, 2012

Voldoet niet aan PICO, niet juiste populatie

Colindres, 2012

Voldoet niet aan PICO, niet juiste vergelijking

Fakhraee, 2011

Voldoet niet aan PICO, niet juiste vergelijking

Martins, 2010

Voldoet niet aan PICO, niet juiste vergelijking

Kumar, 2010

Voldoet niet aan PICO, niet juiste vergelijking

Donneborg, 2010

Voldoet niet aan PICO, niet juiste vergelijking

Abraham, 2018

Voldoet niet aan PICO, populatie ook prematuren en niet juiste uitkomstmaat

Ramy, 2016

Voldoet niet aan PICO, niet juiste vergelijking

Aydemir, 2014

Voldoet niet aan PICO, niet juiste vergelijking

Tayman, 2010

Voldoet niet aan PICO, niet juiste vergelijking

 

Conclusies - vergelijking enkelzijdige versus dubbelzijdige fototherapie

Laag

GRADE

Er is mogelijk een grotere afname in serum bilirubine waarden bij behandeling met dubbelzijdige fototherapie ten opzichte van enkelzijdige fototherapie bij pasgeborenen geboren na een zwangerschapsduur van 33 weken. 

 

Bronnen: (Donneborg, 2018; Arnolda, 2018)

 

Zeer laag GRADE

Het is onduidelijk of er een verschil is in complicaties bij pasgeborenen die behandeld worden met dubbelzijdige fototherapie ten opzichte van enkelzijdige fototherapie.

 

Bronnen: (Donneborg, 2018)

 

Zeer laag GRADE

Het is onduidelijk of er een verschil is in duur van fototherapie bij pasgeborenen die behandeld worden met dubbelzijdige fototherapie ten opzichte van enkelzijdige fototherapie.

 

Bronnen: (Arnolda, 2018)

 

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 29-06-2022

Laatst geautoriseerd  : 29-06-2022

Geplande herbeoordeling  : 05-08-2027

De Nederlandse Vereniging voor Kindergeneekunde (NVK) is regiehouder van deze richtlijn en eindverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijnmodules. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied. De geldigheid van richtlijnmodules zal bij herbeoordeling komen te vervallen wanneer nieuwe ontwikkelingen aanleiding geven om een herzieningstraject te starten.

 

Module[1]

Regiehouder(s)[2]

Jaar van autorisatie

Eerstvolgende beoordeling actualiteit richtlijn[3]

Frequentie van beoordeling op actualiteit[4]

Wie houdt er toezicht op actualiteit[5]

Relevante factoren voor wijzigingen in aanbeveling[6]

Effectiviteit van fototherapie

NVK

2022

2027

5 jaar

NVK

 



[1] Naam van de module

[2] Regiehouder van de module (deze kan verschillen per module en kan ook verdeeld zijn over meerdere regiehouders)

[3] Maximaal na vijf jaar

[4] (half)Jaarlijks, eens in twee jaar, eens in vijf jaar

[5] regievoerende vereniging, gedeelde regievoerende verenigingen, of (multidisciplinaire) werkgroep die in stand blijft

[6] Lopend onderzoek, wijzigingen in vergoeding/organisatie, beschikbaarheid nieuwe middelen

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
Geautoriseerd door:
  • Nederlands Huisartsen Genootschap
  • Nederlandse Vereniging voor Heelkunde
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
  • Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica
  • Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde
  • Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland
  • Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen
  • Stichting Kind en Ziekenhuis
  • Kenniscentrum Kraamzorg

Algemene gegevens

De ontwikkeling/herziening van deze richtlijnmodule werd ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en werd gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). De financier heeft geen enkele invloed gehad op de inhoud van de richtlijnmodule.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijnmodule is in 2018 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen (zie hiervoor de Samenstelling van de werkgroep) die betrokken zijn bij de zorg voor pasgeborenen ≥ 35 weken zwangerschap met hyperbilirubinemie.

 

Werkgroep

  • Dr. C.V. Hulzebos, Kinderarts-neonatoloog, NVK (voorzitter)
  • H. Burggraaff, Huisarts, NHG
  • Ir. A.J. Dam-Vervloet, Klinisch fysicus, NVKF
  • Dr. P.H. Dijk, Neonatoloog, NVK
  • G. Fokkens (†2021), Zorgdeskundige, Kraamzorg Het Groene Kruis, B. de Vries beleidsmedewerker KCKZ
  • M.C. Hootsen MSc, Verloskundige, KNOV
  • Dr. A.R. Hulsmann, Neonatoloog, NVK
  • Dr. F.C.J.M Klumper, Gynaecoloog-perinatoloog, NVOG
  • Drs. E.A. van der Linden, Arts Maatschappij en Gezondheid, AJN Jeugdartsen Nederland
  • R. Mevius, Verpleegkundige, V&VN Vrouw & Kind
  • Dr. C.H.H. Schoenmakers, Laboratoriumspecialist klinische chemie/ medisch manager, NVKC
  • Dr. T.W. de Vries, Kinderarts, NVK

Meelezers

  • Ir. M.S. Toll, Klinisch fysicus audioloog, NVKF
  • Stichting Kind en Ziekenhuis

Met ondersteuning van

  • Dr. L. Viester, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
  • Dr. J.H. van der Lee, senior adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten

Belangenverklaringen

De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement) hebben gehad. Gedurende de ontwikkeling of herziening van een module worden wijzigingen in belangen aan de voorzitter doorgegeven. De belangenverklaring wordt opnieuw bevestigd tijdens de commentaarfase.

 

Een overzicht van de belangen van werkgroepleden en het oordeel over het omgaan met eventuele belangen vindt u in onderstaande tabel. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.

 

Achternaam werkgroeplid

Hoofdfunctie

Nevenwerkzaamheden

Persoonlijke financiële belangen

Persoonlijke relaties

Extern gefinancierd onderzoek

Intellectuele belangen en reputatie

Overige belangen

Getekend op

Actie

Mevius

O&G/OHC verpleegkundige UMCG

Bestuurslid/penningmeester beroepsvereniging V&VN VOG

Geen persoonlijke en/of financiële belangen

Nee

Nee

Geen intellectuele belangen

Nee

27-8-2018

Geen actie

Van der Linden

Jeugdarts, fulltime verband, Jeugdgezondheidszorg Zuid-Holland West

Taskforce Rookvrije start Alliantie Nederland Rookvrij deelnemer namens AJN onbetaald, beide

Geen

Geen, normaal professioneel niet persoonlijk

Nee

Geen

Nee

10-10-2018

Geen actie

Schoenmakers

klinisch chemicus Elkerliek

Stafvoorzitter Elkerliek betaald

Geen

Geen

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

24-9-2018

Geen actie

Burggraaff

Praktijkhouder verloskundige huisartspraktijk De Stethoscoop te Weesp

Huisartsopleider Vumc 0.10
Jeugdarts voor zuigelingen eigen praktijk 0.10

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

6-11-2018

Geen actie

Klumper

LUMC: gynaecoloog-perinatoloog  (100 %)

Stichting Perined: bestuurslid           (onbetaald)
Cie toetsing LZA/LP: commissielid   (onbetaald)

Geen (financieel) belang bij te formuleren advies, anders dan betere patiëntenzorg.

Geen

Geen

Vanuit betrokkenheid bij foetale therapie, specifiek foetale problematiek tgv erytrocyten-immunisaties (met mogelijk gevolg neonatale bilirubinemie) heeft de afdeling Obstetrie en Foetale Therapie bijzondere expertise opgebouwd. Van directe belangenverstrengeling of van bescherming reputatie/erkenning lijkt me geen sprake.

Geen

1-11-2018

Geen actie

Hootsen

1e lijns verloskundige, werkzaam als zelfstandig verloskundig waarneemster bij twee verloskundige praktijken in regio Utrecht en Gelderland.

Lid van communicatie werkgroep binnen VSV (verloskundig samenwerkingsverband), onbetaald

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

28-11-2018

Geen actie

de Vries (TW)

Kinderarts, Medisch Centrum Leeuwarden.

onbetaald: redactielid Praktische Pediatrie; lid Wetenschappelijke Advies Raad Geneesmiddelenbulletin, bestuurslid NKFK.

Geen

Geen

Op dit moment participeer ik in onderzoek, een wordt gefinancierd door Zon Mw, de ander door het Longfonds. Beide onderzoeken richten zich niet op het onderwerp
van deze richtlijn.

Geen

Geen

24-11-2018

Geen actie

Hulzebos*

Kinderarts-neonatoloog UMC Groningen

NLS en NALS instructeur (onbetaald)

Geen

Neen

Geen deelname aan voor dit onderwerp relevante onderzoeken.

Neonatale icterus heeft al enkele jaren mijn aandacht, zoals ook blijkt uit een aantal publicaties in de afgelopen jaren. Ik werk voor het "bilirubine onderzoek" samen met diverse (inter)nationale collega's. Het is mogelijk dat deze publicaties meer aandacht krijgen door het werk van de commissie.

Neen

4-12-2018

Geen actie

Fokkens

Zorgdeskundige 24 uur per week Praktijkopleider 8 uur per week Werkgever is Kraamzorg Het Groene Kruis B.V.

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

6-12-2018

Geen actie

De Vries (B)

Beleidsmedewerker 24 uur per week bij KCKZ

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

6-9-2021

Geen actie

Dijk

Kinderarts-neonatoloog, Beatrix Kinderziekenhuis, UMCGroningen. 0.9 FTE, betaald.

Neonatologie Netwerk Nederland (N3): lid Nederlands Neonatologie Research Netwerk (NNRN) en lid werkgroep benchmarking namens UMC Groningen en lid Raad van Advies N3. onbetaald. Voor aantal multicenterstudies van het NNRN principle investigator in UMCG. onbetaald. Lid Zonmw Cie programma Zwangerschap en Geboorte waarvoor vacatiegelden en reiskostenvergoeding. Lid werkgroep Netwerk Algemene Kindergeneeskunde (Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde). onbetaald. Lid Nederlands Kennisnet Farmacotherapie voor kinderen (NKFK) en Kinderformulatium. onbetaald. Lid PEDMED-NL- netwerk voor geneesmiddelen onderzoek met kinderen in Nederland. onbetaald.

Geen dienstverbanden met bedrijven. Geen betaald adviseurschap. Geen directe financiële belangen. Geen eigendom van patent of product

Er zijn geen mensen in mijn directe omgeving die baat kunnen hebben bij mijn deelname aan deze richtlijn werkgroep.

Geen deelname aan onderzoek dat gefinancierd wordt door overheid, fondsen of industrie waarbij de financier belang kan hebben mij de uitkomsten van deze richtlijn ontwikkeling. In 2007-2011 Zonmw doelmatigheidssubsidie en VIMP voor multicenter studie naar de Bilirubine-Albumine Ratio in prematuren (BARTrial) nr: 94507407.

Als voorzitter van de werkgroep huidige CBO Richtlijn Hyperbilirubinemie heb ik wel een duidelijke relatie met de huidige richtlijn, na het implementatieproces, op praktische wijze weergegeven wordt. De website wordt door mij beheerd en betaald, en kan gezien worden als intellectueel eigendom. ik wordt landelijk en internationaal gezien als expert op gebied van de inhoud van die richtlijn.

Wij doen in het UMCGroningen, als lever-transplantatie-centrum, uitgebreid onderzoek naar verschillende aspecten van hyperbilirubinemie en leverfalen, zowel bij pasgeborenen, kinderen en volwassenen. Bij pasgeborenen ben ik betrokken bij onderzoek naar hyperbilirunemie zowel qua diagnostiek als behandeling. Via de perinatale audit Nederland hebben wij het thema 'ernstige hyperbilirubinemie' ingebracht, met als doel de oorzaken van ernstige hyperbilirubinemie en de suboptimale zorgaspecten te vinden. Ik maak ook deel uit van de werkgroep.

16-1-2019

Geen actie

Hulsmann

Kinderarts-neonatoloog , Amphia Ziekenhuis te Breda

Geen

Ik verricht wetenschappelijk onderzoek naar fotometrtische bepaling (huidskleur) bij hyperbilirubinemie. Er is een externa partij betrokken maar ik ontvang hievoor geen vergoeding. De methode/techniek zal mogelijk op enig moment (jaren) tot de ontwikkeling van het commercieel verkrijgbaar instrumentarium (transcutane bepaling bilirubinegehalte) leiden. Mijns inziens geen invloed op de richtlijn en geen financieel voordeel voor mij te verwachten.

Neen

zie boven

De literatuursearch en de bijeenkomsten van de commissie helpen mij bij mijn onderzoek: “Skin colour measurements of jaundiced neonates over 30 weeks as an indication of development of  hyperbilirubinemia”; een onderzoek naar fotometrische bepaling van hyperbilirubinemia bij zuigelingen”.

Neen

23-1-2019

Geen actie

Dam-Vervloet

klinisch fysicus Isala (Zwolle)
vanuit Isala gedetacheerd als:
stralingsbeschermingsdeskundige Treant (0,1fte)
tijdelijke vervanging van mijn collega stralingsbeschermingsdeskundige St Jansdal (0,1fte)

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

11-7-2019

Geen actie

Inbreng patiëntenperspectief

Er werd aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door het uitnodigen van patiëntorganisaties voor de Invitational conference. Het verslag hiervan (zie aanverwante producten) is besproken in de werkgroep. De verkregen input is meegenomen bij het opstellen van de uitgangsvragen, de keuze voor de uitkomstmaten en bij het opstellen van de overwegingen. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan Patiëntenfederatie Nederland en Stichting Kind en Ziekenhuis en de eventueel aangeleverde commentaren zijn bekeken en verwerkt.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Werkwijze

AGREE

Deze richtlijnmodule is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010).

 

Knelpuntenanalyse en uitgangsvragen

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de werkgroep de knelpunten in de zorg voor pasgeborenen met hyperbilirubinemie. Tevens zijn er knelpunten aangedragen via een Invitational conference. Een verslag hiervan is opgenomen onder aanverwante producten.

 

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de werkgroep concept-uitgangsvragen opgesteld en definitief vastgesteld.

 

Uitkomstmaten

Na het opstellen van de zoekvraag behorende bij de uitgangsvraag inventariseerde de werkgroep welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. Hierbij werd een maximum van acht uitkomstmaten gehanteerd. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang bij de besluitvorming rondom aanbevelingen, als cruciaal (kritiek voor de besluitvorming), belangrijk (maar niet cruciaal) en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep tenminste voor de cruciale uitkomstmaten welke verschillen zij klinisch (patiënt) relevant vonden.

 

Methode literatuursamenvatting

Een uitgebreide beschrijving van de strategie voor zoeken en selecteren van literatuur en de beoordeling van de risk-of-bias van de individuele studies is te vinden onder ‘Zoeken en selecteren’ onder Onderbouwing. De beoordeling van de kracht van het wetenschappelijke bewijs wordt hieronder toegelicht.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/). De basisprincipes van de GRADE-methodiek zijn: het benoemen en prioriteren van de klinisch (patiënt) relevante uitkomstmaten, een systematische review per uitkomstmaat, en een beoordeling van de bewijskracht per uitkomstmaat op basis van de acht GRADE-domeinen (domeinen voor downgraden: risk of bias, inconsistentie, indirectheid, imprecisie, en publicatiebias; domeinen voor upgraden: dosis-effect relatie, groot effect, en residuele plausibele confounding).

 

GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie, in het bijzonder de mate van zekerheid dat de literatuurconclusie de aanbeveling adequaat ondersteunt (Schünemann, 2013; Hultcrantz, 2017).

 

GRADE

Definitie

Hoog

  • er is hoge zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is zeer onwaarschijnlijk dat de literatuurconclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Redelijk

  • er is redelijke zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • het is mogelijk dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Laag

  • er is lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • er is een reële kans dat de conclusie klinisch relevant verandert wanneer er resultaten van nieuw grootschalig onderzoek aan de literatuuranalyse worden toegevoegd.

Zeer laag

  • er is zeer lage zekerheid dat het ware effect van behandeling dicht bij het geschatte effect van behandeling ligt;
  • de literatuurconclusie is zeer onzeker.

 

Bij het beoordelen (graderen) van de kracht van het wetenschappelijk bewijs in richtlijnen volgens de GRADE-methodiek spelen grenzen voor klinische besluitvorming een belangrijke rol (Hultcrantz, 2017). Dit zijn de grenzen die bij overschrijding aanleiding zouden geven tot een aanpassing van de aanbeveling. Om de grenzen voor klinische besluitvorming te bepalen moeten alle relevante uitkomstmaten en overwegingen worden meegewogen. De grenzen voor klinische besluitvorming zijn daarmee niet één op één vergelijkbaar met het minimaal klinisch relevant verschil (Minimal Clinically Important Difference, MCID). Met name in situaties waarin een interventie geen belangrijke nadelen heeft en de kosten relatief laag zijn, kan de grens voor klinische besluitvorming met betrekking tot de effectiviteit van de interventie bij een lagere waarde (dichter bij het nuleffect) liggen dan de MCID (Hultcrantz, 2017).

 

Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)

Om te komen tot een aanbeveling zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijke bewijs ook andere aspecten belangrijk en worden meegewogen, zoals aanvullende argumenten uit bijvoorbeeld de biomechanica of fysiologie, waarden en voorkeuren van patiënten, kosten (middelenbeslag), aanvaardbaarheid, haalbaarheid en implementatie. Deze aspecten zijn systematisch vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje ‘Overwegingen’ en kunnen (mede) gebaseerd zijn op expert opinion. Hierbij is gebruik gemaakt van een gestructureerd format gebaseerd op het evidence-to-decision framework van de internationale GRADE Working Group (Alonso-Coello, 2016a; Alonso-Coello, 2016b). Dit evidence-to-decision framework is een integraal onderdeel van de GRADE-methodiek.

 

Formuleren van aanbevelingen

De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen, en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet a priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk (Agoritsas, 2017; Neumann, 2016). De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen. De werkgroep heeft bij elke aanbeveling opgenomen hoe zij tot de richting en sterkte van de aanbeveling zijn gekomen.

 

In de GRADE-methodiek wordt onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke (of conditionele) aanbevelingen. De sterkte van een aanbeveling verwijst naar de mate van zekerheid dat de voordelen van de interventie opwegen tegen de nadelen (of vice versa), gezien over het hele spectrum van patiënten waarvoor de aanbeveling is bedoeld. De sterkte van een aanbeveling heeft duidelijke implicaties voor patiënten, behandelaars en beleidsmakers (zie onderstaande tabel). Een aanbeveling is geen dictaat, zelfs een sterke aanbeveling gebaseerd op bewijs van hoge kwaliteit (GRADE gradering HOOG) zal niet altijd van toepassing zijn, onder alle mogelijke omstandigheden en voor elke individuele patiënt.

 

Implicaties van sterke en zwakke aanbevelingen voor verschillende richtlijngebruikers

 

Sterke aanbeveling

Zwakke (conditionele) aanbeveling

Voor patiënten

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen en slechts een klein aantal niet.

Een aanzienlijk deel van de patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak kiezen, maar veel patiënten ook niet. 

Voor behandelaars

De meeste patiënten zouden de aanbevolen interventie of aanpak moeten ontvangen.

Er zijn meerdere geschikte interventies of aanpakken. De patiënt moet worden ondersteund bij de keuze voor de interventie of aanpak die het beste aansluit bij zijn of haar waarden en voorkeuren.

Voor beleidsmakers

De aanbevolen interventie of aanpak kan worden gezien als standaardbeleid.

Beleidsbepaling vereist uitvoerige discussie met betrokkenheid van veel stakeholders. Er is een grotere kans op lokale beleidsverschillen.  

 

Organisatie van zorg

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijnmodule is expliciet aandacht geweest voor de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, mankracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van deze specifieke uitgangsvraag zijn genoemd bij de overwegingen. Meer algemene, overkoepelende, of bijkomende aspecten van de organisatie van zorg worden behandeld in de module Organisatie van zorg.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijnmodule werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijnmodule aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijnmodule werd aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd. De module 1 van de richtlijn hyperbilirubinemie is niet officieel gautoriseerd door de KNOV.

 

Literatuur

Agoritsas T, Merglen A, Heen AF, Kristiansen A, Neumann I, Brito JP, Brignardello-Petersen R, Alexander PE, Rind DM, Vandvik PO, Guyatt GH. UpToDate adherence to GRADE criteria for strong recommendations: an analytical survey. BMJ Open. 2017 Nov 16;7(11):e018593. doi: 10.1136/bmjopen-2017-018593. PubMed PMID: 29150475; PubMed Central PMCID: PMC5701989.

Alonso-Coello P, Schünemann HJ, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Rada G, Rosenbaum S, Morelli A, Guyatt GH, Oxman AD; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 1: Introduction. BMJ. 2016 Jun 28;353:i2016. doi: 10.1136/bmj.i2016. PubMed PMID: 27353417.

Alonso-Coello P, Oxman AD, Moberg J, Brignardello-Petersen R, Akl EA, Davoli M, Treweek S, Mustafa RA, Vandvik PO, Meerpohl J, Guyatt GH, Schünemann HJ; GRADE Working Group. GRADE Evidence to Decision (EtD) frameworks: a systematic and transparent approach to making well informed healthcare choices. 2: Clinical practice guidelines. BMJ. 2016 Jun 30;353:i2089. doi: 10.1136/bmj.i2089. PubMed PMID: 27365494.

Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, Burgers JS, Cluzeau F, Feder G, Fervers B, Graham ID, Grimshaw J, Hanna SE, Littlejohns P, Makarski J, Zitzelsberger L; AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010 Dec 14;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348; PubMed Central PMCID: PMC3001530.

Hultcrantz M, Rind D, Akl EA, Treweek S, Mustafa RA, Iorio A, Alper BS, Meerpohl JJ, Murad MH, Ansari MT, Katikireddi SV, Östlund P, Tranæus S, Christensen R, Gartlehner G, Brozek J, Izcovich A, Schünemann H, Guyatt G. The GRADE Working Group clarifies the construct of certainty of evidence. J Clin Epidemiol. 2017 Jul;87:4-13. doi: 10.1016/j.jclinepi.2017.05.006. Epub 2017 May 18. PubMed PMID: 28529184; PubMed Central PMCID: PMC6542664.

Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. http://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/over_richtlijnontwikkeling.html

Neumann I, Santesso N, Akl EA, Rind DM, Vandvik PO, Alonso-Coello P, Agoritsas T, Mustafa RA, Alexander PE, Schünemann H, Guyatt GH. A guide for health professionals to interpret and use recommendations in guidelines developed with the GRADE approach. J Clin Epidemiol. 2016 Apr;72:45-55. doi: 10.1016/j.jclinepi.2015.11.017. Epub 2016 Jan 6. Review. PubMed PMID: 26772609.

Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.

Schünemann HJ, Oxman AD, Brozek J, Glasziou P, Jaeschke R, Vist GE, Williams JW Jr, Kunz R, Craig J, Montori VM, Bossuyt P, Guyatt GH; GRADE Working Group. Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ. 2008 May 17;336(7653):1106-10. doi: 10.1136/bmj.39500.677199.AE. Erratum in: BMJ. 2008 May 24;336(7654). doi: 10.1136/bmj.a139.

Schünemann, A Holger J (corrected to Schünemann, Holger J). PubMed PMID: 18483053; PubMed Central PMCID: PMC2386626.

Wessels M, Hielkema L, van der Weijden T. How to identify existing literature on patients' knowledge, views, and values: the development of a validated search filter. J Med Libr Assoc. 2016 Oct;104(4):320-324. PubMed PMID: 27822157; PubMed Central PMCID: PMC5079497.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Zonlicht fototherapie