Huiselijk geweld bij kinderen en volwassenen

Initiatief: NVvP Aantal modules: 31

Signalen voor herkennen FHG bij volwassenen

Uitgangsvraag

Welke signalen zijn voor beroepsbeoefenaars binnen de preventieve en curatieve gezondheidszorg van belang voor het herkennen van familiaal huiselijk geweld?

Aanbeveling

Zorg ervoor dat beroepsbeoefenaren kennis hebben van aanwijzingen (signalen, risicofactoren, gevolgen) voor FHG jegens volwassenen. Deze aanwijzingen worden gevonden in de omstandigheden. Specifieke signalen, risicofactoren en gevolgen van FHG jegens volwassenen ontbreken.

Overwegingen

Er zijn studies over geweld in de jeugd en de gevolgen, gezondheidsklachten en aandoeningen op volwassen leeftijd. Epidemiologisch onderzoek toont geen oorzakelijk verband aan tussen ervaren geweld, aandoeningen en klachtenpatroon. Het gaat om associaties tussen geweld en gezondheidsklachten/problemen waarmee de zwaarste bewijslast die mogelijk is, wordt vastgesteld.

Vanuit de praktijk is bekend dat er subtiele aanwijzingen zijn voor de beroepsbeoefenaar om te denken aan mishandeling, of het nu gaat om mishandeling door partner, ex-partner, vriend of bekende. Vaak gaat de beroepsbeoefenaar te werk vanuit zijn gevoel van ‘pluis, niet-pluis’, zonder dat daar enige evidentie voor te vinden is. Zij maken een inschatting van allerlei risicofactoren, waarnemingen en gevolgen van FHG die hen alert maken.

Kennis van de signalen van FHG helpt om de kans op FHG goed in te schatten. Een registratieformulier (Appendix H) kan gebruikt worden om de lokalisatie van het letsel aan te geven. Wel moet de beroepsbeoefenaar de risicofactoren wegen. Hiervoor telt hij de risicofactoren op. Hoe meer risicofactoren, hoe sterker het signaal. Hieronder wordt een aantal risicofactoren, waarnemingen en gevolgen opgesomd. Deze opsomming is niet uitputtend maar geeft aan hoe divers de signalen kunnen zijn. Kennis over de signalen, risicofactoren en gevolgen van geweld op de gezondheid, kan leiden tot een vermoeden.

 

Mogelijke risicofactoren bij pleger en slachtoffer

  • alcohol/drugmisbruik
  • psychiatrische aandoening
  • geestelijke/lichamelijke handicap
  • pleger/getuige/slachtoffer zijn geweest van geweld
  • crimineel verleden

 

  • specifieke omstandigheden:
  • dreiging met geweld
  • verminking
  • dodelijk ongeluk of ongeluk met letsel tot gevolg
  • afpersing
  • chantage
  • schuldbinding of afkopen
  • geen beschikking hebben over eigen geld of bezittingen
  • garantstelling of op naamstelling van bezittingen
  • onredelijke hoge afdracht van inkomsten
  • vrijheidsbeperking en sociale isolatie
  • gedwongen huwelijk
  • (dreiging met) verstoting of echtscheiding
  • geïsoleerd leefpatroon (sociaal isolement)
  • (dreigen met) afpakken van kinderen
  • partner met lager opleidingsniveau, werkeloosheid en alcohol/druggebruik
  • mishandeling van huisdieren

 

Onderstaande overzichten geven de gevolgen van geweld: lichamelijk, seksueel, psychisch (RNAO, 2005; GGD Rotterdam-Rijnmond, 2007).

 

Gevolgen van geweld op de gezondheid: lichamelijk

  • fracturen: pols, ribben, ringvinger, kaak, sleutelbeen, jukbeen
  • blauwe plekken: bilateraal of multiple contusies aan armen, benen, billen, borst(en), buik, hoofd, ogen, lippen, wangen, nek, rug
  • ontwrichtingen: schouder, kaak, vingers, elleboog
  • brandwonden: sigaretverbrandingen, heet water, verbrandingen door kachel, verwarmingsplaat, kookplaat, fornuis, zuren
  • snij- en steekverwondingen over gehele lichaam
  • ontvellingen: door schuren, wrijving; krassen met nagels of gaatjes door nagels, ring afdrukken, ingescheurde mondhoeken
  • bijtwonden: veelal aan borsten en op andere seksuele plaatsen, armen, benen, hals
  • laceraties: over benige gebieden van de huid, interne verscheuring
  • contusie haarden, schedelfracturen (shaken adult syndrom)
  • verstuikingen
  • geperforeerd trommelvlies, gehoorstoornissen
  • verlies van tanden of stukjes van tanden
  • haaruitval/verlies
  • inwendige letsels
  • chronische buikklachten
  • chronische rug-, nek- en spierpijnen
  • chronische hoofdpijn
  • chronische heup- of knieklachten
  • hypertensie
  • palpitaties (hartkloppingen)
  • littekens en littekenvorming
  • retina loslating
  • schotverwondingen
  • hyperventilatie
  • middelenmisbruik
  • ondervoeding of onthouden van voeding
  • vervuiling of verwaarlozing
  • onthouden van eigen medicatie, overdosering met eigen medicatie
  • toedienen van medicatie van derden

 

Gevolgen van geweld op de gezondheid: seksueel

  • seksueel overdraagbare aandoeningen, HIV
  • abortussen
  • chronische pijn in het bekken, chronische genitale pijn, vaginisme
  • chronische vaginale- of urineweginfecties
  • blauwe plekken of scheurtjes aan vagina of anus
  • genitale beschadiging of verminking
  • frequente/ongewenste zwangerschappen (wanneer gecontraïndiceerd)
  • menstruatiestoornissen
  •  vroege hysterectomie
  •  promiscue gedrag.
  • onvruchtbaarheid

 

Gevolgen van geweld op de gezondheid: psychologisch en psychiatrisch

  • laag zelfbeeld, weinig eigenwaarde
  • zelfbeschadigend gedrag
  • moeite hebben in het vormen en onderhouden van een gezonde relatie
  • disfunctionerend ouderschap
  • acute angstaanvallen
  • frequente huilbuien
  • onbegrensd gedrag
  • angst voor seksuele intimiteit
  • passiviteit
  • ontwijkend gedrag
  • vlakke emoties
  • het niet willen communiceren
  • ongewone of overdreven angstreacties
  • extreem hoge alertheid (waakzaamheid)
  • chronische stress
  • ongewone of snelle woedereacties
  • slapeloosheid/slaapstoornissen/nachtmerries
  • flashbacks
  • fobieën
  • geheugen- en concentratiestoornissen
  • depressieve kenmerken
  • suïcidaliteit en suïcidale ideeën
  • dissociatieve kenmerken
  • depersonalisatie kenmerken
  • eetstoornissen
  • posttraumatische stressstoornis
  • aanpassingsstoornis met depressieve kenmerken
  • obsessief compulsieve stoornis

Onderbouwing

Signaleren van (mogelijke) slachtoffers van FHG is complex. Het moment dat iemand onthult slachtoffer te zijn van FHG is niet af te dwingen en/of te meten. De signalen van FHG zoals deze zich in het directe patiëntencontact kunnen presenteren, zijn ingedeeld in drie groepen:

  1. risicofactoren: factoren bekend uit epidemiologisch onderzoek en die de kans aangeven dat FHG zal optreden;
  2. waarnemingen: tekenen van FHG die men tijdens het contact door observatie en anamnese verzamelt;
  3. gevolgen van FHG.

 

De richtlijn bespreekt vrouwelijke slachtoffers van FHG in heteroseksuele relaties als belangrijkste groep. Ook internationale richtlijnen gaan over vrouwen in heteroseksuele relaties vanwege de hoge prevalentie in deze groep en de ernstige gevolgen voor de gezondheid (Garcia-Moreno, 2006). Maar FHG tegen mannen in hetero- en tegen mannen en vrouwen in homoseksuele relaties komt ook voor. Hierover zijn onvoldoende prevalentiecijfers bekend. Discussie bestaat over het routinematig, alle bezoekende vrouwen in gezondheidsinstellingen te bevragen over huiselijk geweld (screenen), versus doelgericht vragen bij specifieke klachten/verschijnselen (case-finding). Een systematische review over screening en de gezondheidseffecten, de veiligheid en kosteneffectiviteit, is in voorbereiding bij de Cochrane Collaboration en wordt in 2009 gepubliceerd (Taft et al.).

Niveau 1

Er zijn sterke aanwijzingen dat zwangere vrouwen veel te maken hebben met fysiek geweld tijdens de zwangerschap; dat partnergeweld gepaard gaat met toename van verwondingen, zwangerschapscomplicaties, ongewenste zwangerschap, roken, alcohol en middelenmisbruik, SOA, gynaecologische problemen, slechte ervaren gezondheid, pijnklachten, chronische klachten, depressie en handicaps.

 

A1 Gazmararian et al., 1996; Plichta, 2004

 

Niveau 3

Er zijn aanwijzingen dat recent partnergeweld geassocieerd wordt met een leefsituatie als alleenstaand en gescheiden, lage sociaaleconomische status, middelenmisbruik, specifieke psychische en fysieke symptomen.

 

A2 McCauley et al., 1995

 

Niveau 3

Er zijn aanwijzingen dat vrouwen die hulp zoeken op de spoedeisende hulp in meer dan een derde van de gevallen te maken heeft met partnergeweld. De klachten variëren van acute verwondingen en zwangerschapscomplicaties tot stressgerelateerde aandoeningen.

 

Er zijn aanwijzingen dat letsels veroorzaakt door FHG een herkenbaar patroon hebben door de veelheid van verwondingen, de zichtbaarheid en voorkeurslocaties.

 

B Guth & Pachter, 2000

C Reijnders et al., 2006

 

Niveau 4

Er zijn aanwijzingen dat naarmate vrouwen langduriger en ernstiger mishandeld zijn geweest, de impact ervan groter is op hun lichamelijke en geestelijke gezondheid.

 

D RNAO, 2005

 

Niveau 4

De experts menen dat er sterke vermoedens zijn voor een causaal verband tussen FHG en gezondheidsproblemen.

 

D Family Violence Prevention Fund’s National Health Resource Center on Domestic Violence, 2004; Victoria Dep. Health, The health costs of violence. Measuring the burden of disease caused by intimate partner violence. Australië, 2004; ICSI, 2006

 

Niveau 2

Er zijn aanwijzingen dat partnergeweld 9% van de ziektelast veroorzaakt bij vrouwen onder de 45 jaar. Het is vastgesteld dat partnergeweld de belangrijkste oorzaak van dood, invaliditeit en ziekte is bij vrouwen van 15-44 jaar.

 

Er zijn aanwijzingen dat mishandelde vrouwen meer gynaecologische, neurologische en stressgerelateerde problemen hebben.

 

Er zijn aanwijzingen dat vrouwen die mishandeling meemaken meer kans hebben op meerdere ernstige emotionele en fysieke gezondheidsproblemen.

 

Er zijn aanwijzingen dat partnergeweld sterk geassocieerd is met uiteenlopende fysieke en mentale gezondheidsklachten bij vrouwen.

 

Er zijn aanwijzingen dat depressie bij vrouwelijke patiënten in de huisartspraktijk geassocieerd is met FHG.

 

Er zijn aanwijzingen dat vrouwen die te maken hebben met partnergeweld, veel vaker de huisarts bezoeken en drie tot zeven keer meer pijnstillers en/of tranquillizer en antidepressiva krijgen voorgeschreven dan de gemiddelde vrouwelijke patiënt in de huisartspraktijk.

 

Er zijn aanwijzingen dat mishandeling als kind onafhankelijk geassocieerd is met FHG op de volwassen leeftijd.

 

A2 Coid et al, 2001; Vos et al, 2006

B Hathaway et al., 2000; Campbell et al., 2002; Fanslow & Robinson, 2004; Hegarty et al., 2004; Lo Fo Wong, 2006/2007.

 

Niveau 4

Deskundigen constateren dat er geen specifieke signalen bestaan voor FHG bij volwassenen. Wel zijn er omstandigheden die aanwijzing kunnen zijn voor FHG, bijvoorbeeld de aard van het letsel en de wijze van het hulpzoekgedrag.

 

D Meningen van experts

 

Samenvattende conclusie

Uit de besproken onderzoeken kan geconcludeerd worden dat familiaal/partnergeweld ernstige consequenties heeft voor de gezondheid. Artsen/beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg dienen alert te zijn op de mogelijkheid van familiaal/partnergeweld bij patiënten/cliënten met: veelvuldige onverklaarbare klachten (fysieke en/of psychische), dubieuze verklaringen bij traumata, multipele verwondingen, zwangerschap, complicaties in de zwangerschap, relatieproblemen, middelenmisbruik en daarbij niet of slecht reageren op de gebruikelijke behandeling.

Uit onderzoek (RNAO, 2005) blijkt dat naarmate vrouwen langduriger en ernstiger mishandeld zijn geweest, de impact ervan groter is op hun lichamelijke en geestelijke gezondheid. Ook blijkt dat verschillende vormen en meerdere episodes van mishandeling in de tijd cumulatief zijn. Met name vrouwen hebben diverse lichamelijke en psychische klachten wanneer zij eenmaal geweld hebben ervaren. Mishandelde vrouwen hebben meer lichamelijke en chronische klachten, maken vaker gebruik van het gezondheidssysteem, zijn vaker depressief en/of angstig, hebben een laag zelfbeeld en doen vaker een poging tot zelfmoord. Ook zijn er vaker zwangerschapgerelateerde complicaties. Er is geen causaal verband gevonden tussen geweld en gezondheid. Er zijn wèl sterke vermoedens dat een verband bestaat.

 

Belangrijke richtlijnen die aanwijzingen geven voor signalen zijn:

  • De Amerikaanse ICSI (Institute for Clinical Systems Improvement) Health Care Guideline Domestic Violence 2006 bespreekt signalen voor FHG en geeft aanbevelingen voor scholing in FHG, bespreking van en handelen bij FHG.
  • De Amerikaanse FVPF (Family Violence Prevention Fund) National Concensus Guidelines on identifying and responding to domestic violence in health care settings 2004 geeft aanbevelingen voor signaleren, bespreken en handelen bij FHG.
  • Met De Canadese Guideline (RNAO, 2005) is FHG in de dagelijkse routine op de SEH opgenomen en kan FHG beter bespreekbaar worden gemaakt.

 

Mogelijke signalen voor FHG bij pleger en slachtoffer

  • Het tijdverschil tussen het ontstaan van het letsel en het zoeken naar hulp
  • Letsels die niet kloppen met het verhaal, inconsistentie in het verhaal
  • Overbezorgde partner
  • Partner antwoordt voor patiënt, maakt afspraken en ziet erop toe dat patiënt niet alleen gezien wordt
  • Herhaalde bezoeken bij huisarts/SEH i.v.m. lichamelijke klachten
  • Uitstellen of afzeggen van (herhalings)afspraken
  • Het hebben van oude letsels of letsels in diverse stadia van genezing
  • Slechte medische verzorging
  • Onder invloed van alcohol of drugs op het consult verschijnen
  • Geen oppas kunnen regelen.

 

In landen waar veel onderzoek verricht is naar FHG, is uitgaande van de richtlijn om te screenen uitsluitend gekeken naar redenen om niet te screenen of geweld bespreekbaar te maken. De gevonden studies betreffen voornamelijk volwassen vrouwen. Over mannelijke slachtoffers van FHG werden geen studies gevonden. De geselecteerde studies (16) gaan over gezondheidsproblemen, verwondingen en zorggebruik gerelateerd aan FHG. De literatuurselectie geschiedde op basis van de methode: aantallen patiënten en de doelstelling een verband te leggen tussen FHG en gezondheidsproblemen. Zie Bijlage Q voor uitgebreide toelichting op de 16 studies.

MeSH

Vrije tekstwoorden

"Signs-and-Symptoms" in MIME,MJME,PT

"Fatigue"/ all subheadings

"Pain"/ all subheadings

explode "Back-Pain"/ all subheadings

"Headache"/ all subheadings

"Dizziness"/ all subheadings

"Diagnosis-Differential" in MIME,MJME,PT

“Stress-Disorders-Post-Traumatic"/ all

"Suicide-Attempted"/ all subheadings

"Cicatrix"/ all subheadings

explode "Body-Weight-Changes"/ all subheadings

explode "Purpura"/ all subheadings

 

zie ook module ‘diagnostiek slachtoffers volwassenen’

(sign? or symptom? or pain or fatigue or headache or dizziness or complain*) in ti

((ptsd near stress) or (posttraumatic near stress near disorder?) or suicide? or screening or (repeated near2 visit?) or unexplained or illogical or discripanc* or assessment? or automutilat*) in ti,ab

  1. Alper, Z., Ergin, N., Selimoglu, K., et al. (2005). Domestic violence: a study among a group of Turkish women. The European Journal of General Practice, 11, 48-54.
  2. Brownridge, D.A. (2006). Partner violence against women with disabilities. Violence Against Women, 12, 805-822.
  3. Campbell, J., Jones, A.S., Dienemann, J., et al. (2002). Intimate partner violence and physical health consequences. Archives of Internal Medicine, 162, 1157-1163.
  4. Clark, J.P., & Du Mont, J. (2003). Intimate partner violence and health: a critique of Canadian prevalence studies. Canadian Journal of Public Health, 94, 52-58.
  5. Coid, J., Petruckevitch, A., Feder, G., et al. (2001). Relation between childhood sexual and physical abuse and risk of revictimisation in women: a cross-sectional survey. Lancet, 358, 450-454.
  6. Family Violence Prevention Fund, Conrad N. Hilton Foundation & the U.S. Department of Health and Human Services. (1999). San Francisco. Preventing domestic violence: clinical guidelines on routine screening; www.fvpf.org. En : http://www.ama-assn.org/ama/upload/mm/386/guidelines.pdf
  7. Family Violence Prevention Fund's National Health Resource Center on Domestic Violence. (2004). National consensus guidelines on identifying and responding to domestic violence victimization in health care settings. First printing Sept 2002; Updated Feb 2004; www.endabuse.org/health.
  8. Fanslow, J., & Robinson, E. (2004). Violence against women in New Zealand: prevalence and health consequences. The New Zealand Medical Journal, 117, U1173.
  9. Garcia-Moreno, C., Jansen, H.A.F.W., Ellsberg, M., Heise L, Watts C.H. (2006). Prevalence of intimate partner violence: findings from the WHO Multicountry study on women's health and domestic violence. Lancet, 368, 1260-1269.
  10. Gazmararian, J.A., Lazorick, S., Spitz, A.M., et al. (1996). Prevalence of violence against pregnant women. JAMA, 275, 1915-1920.
  11. GGD Rotterdam-Rijnmond. (2007). Rotterdamse Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Rotterdam: GGD Rotterdam-Rijnmond. www.huiseliikgeweld.rotterdam.nl.
  12. Guth, A.A., & Pachter, L. (2000). Domestic violence and the trauma surgeon. American Journal of Surgery, 179, 134-140.
  13. Hathaway, J.E., Mucci, L.A., Silverman, J.G., et al. (2000). Health status and health care use of Massachusetts women reporting partner abuse. American Journal of Preventive Medicine, 19, 302-307. Hegarty, K.L., & Bush, R. (2002). Prevalence and associations of partner abuse in women attending general practice: a cross-sectional survey. Australian and New Zealand Journal of Public Health, 26, 437¬442.
  14. Hegarty, K., Gunn, J., Chondros, P., et al. (2004). Association between depression and abuse by partners of women attending general practice: descriptive, cross sectional survey. BMJ, 328, 621-624.
  15. Hegarty, K.L., & Taft, A.J. (2001). Overcoming the barriers to disclosure and inquiry of partner abuse for women attending general practice. Australian and New Zealand Journal of Public Health, 2001, 25(5): 433-437.
  16. ICSI. (2006). Health Care Guideline: Domestic Violence. Bloomington, MN: Institute for Clinical Systems Improvement.
  17. Lo Fo Wong, S.H., & Lagro-Janssen, A.L.M. (2005).Mishandeling van vrouwen binnen de partnerrelatie: signalering in de medische praktijk. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 149, 6-9.
  18. Lo Fo Wong, S., Wester, F., Mol, S., et al. (2007). Utilisation of health care by women who have suffered abuse: a descriptive study on medical records in family practice. The British Journal of General Practice, 57, 396-400.
  19. MacMillan, H.L., Wathen, C.N., Jamieson, E., et al. (2006).Approaches to screening for intimate partner violence in health care settings: a randomized trail. JAMA, 296, 530-536.
  20. McCauley, J., Kern, D.E., Kolodner, K., et al. (1995). The 'battering syndrome': prevalence and clinical characteristics of domestic violence in primary care internal medicine practices. Annals of Internal Medicine, 123, 737-746.
  21. Plichta, S.B. (2004). Intimate partner violence and physical health consequences: policy and practice implications. Journal of Interpersonal Violence, 19, 1296-1323.
  22. Punukollu, M. (2003). Domestic violence: screening made practical. The Journal of Family Practice, 52, 537-543.
  23. Ramsay, J., Richardson, J., Carter, Y.H., et al. (2002). Should health professionals screen women for domestic violence? Systematic Review. BMJ, 325, 314.
  24. Reijnders, U.J., van der Leden, M.E., & de Bruin K.H. (2006). Letsels door huiselijk geweld tegen vrouwen: locaties op het lichaam, soort letsel en wijze van toebrengen. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 150, 429-435.
  25. Richardson, J.Coid, J.Petruckevitch, A.Chung, W.S. Moorey, S. Feder, G.(2002). Identifying domestic violence: cross sectional study in primary care. BMJ 2002; 324: 274
  26. RNAO. (2005). Woman Abuse: screening, Identification and initial response; nursing best practice guidelines program; March 2005. Registered Nurses' Association of Ontario, Canada; www.rnao.org/bestpractices.
  27. Taft, Hegarty, Ramsay et al. Screening for intimate partner violence in health care settings (Protocol). The Cochrane Library 2008 (systematische review in voorbereiding).
  28. Victoria Health Department. (2006). Preventing violence before it occurs; a framework and background paper to guide the primary prevention of violence against women in Victoria (Australia); http://www.vichealth.vic.gov.au/assets/contentFiles.
  29. Victoria, Victorian Health Promotion Foundation, (2004). The health costs of violence: measuring the burden of disease caused by intimate partner violence: a summary of findings. Zie: http://www.vichealth.vic.gov.au/~/media/ProgramsandProiects/MentalHealthandWellBeing/DiscriminationandViolence/IntimatePartnerViolence/ipv.ashx
  30. Vos, T., Astbury, J., Piers, L.S., et al. (2006). Measuring the impact of intimate partner violence on the health of women in Victoria, Australia. Bulletin of the World Health Organization, 84, 739-744.
  31. Wathen, C.N., & MacMillan, H.L. (2003). Interventions for violence against women: scientific review. JAMA, 289, 589-600.

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 01-01-2009

Laatst geautoriseerd  : 01-01-2009

Geplande herbeoordeling  :

De Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie is als houder van deze richtlijn de eerstverantwoordelijke voor de actualiteit van deze richtlijn. Uiterlijk in 2013 bepaalt de NVvP of deze richtlijn nog actueel is. Zo nodig wordt een nieuwe werkgroep geïnstalleerd om de richtlijn te herzien. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.

De andere aan deze richtlijn deelnemende beroepsverenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid ten aanzien van het bewaken van de actualiteit van de aanbevelingen in de richtlijn. Hen wordt verzocht relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied kenbaar te maken aan de eerstverantwoordelijke.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie

Algemene gegevens

De richtlijn is tot stand gekomen met ondersteuning van Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg (CBO) en het Trimbos-instituut en met financiële steun van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, ZonMw.

 

In samenwerking met:

  • Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie
  • Nederlandse Vereniging Sociaal Psychiatrische Verpleegkunde
  • Verpleegkundigen Nederlandse Vereniging van Spoedeisende Hulp
  • Artsen Landelijke Vereniging van Eerstelijnspsychologen
  • Beroepsvereniging van Orthopedagogen en Klinisch Pedagogen met een Academische Opleiding
  • Nederlandse Vereniging van Orthopedagogen
  • Vereniging voor Vertrouwensartsen inzake Kindermishandeling
  • Vereniging voor Gedragstherapie en Cognitieve Therapie
  • Movisie

Doel en doelgroep

Doelstelling

Een richtlijn bevat aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse praktijkvoering. In de conclusies wordt aangegeven wat de wetenschappelijke stand van zaken is. De aanbevelingen expliciteren optimaal professioneel handelen in de gezondheidszorg en zijn gebaseerd op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek, aansluitende meningsvorming en overige overwegingen. Deze richtlijn is bedoeld voor alle werkers in de somatische en geestelijke gezondheidszorg en geeft een leidraad voor de dagelijkse praktijk van familiaal huiselijk geweld (FHG) bij kinderen en volwassenen. De richtlijn heeft een algemeen karakter, kan gebruikt worden om beroepsspecifieke richtlijnen te formuleren en biedt aanknopingspunten voor bijvoorbeeld lokale (instituuts- of regiogebonden) protocollen en/of transmurale zorgafspraken.

 

Doelgroep

De richtlijn is geschreven voor alle beroepsgroepen in de eerste-, tweede en derdelijnsgezondheidszorg. Immers alle beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg kunnen in aanraking komen met cliënten die te maken hebben met FHG. De werkgroep heeft zich gerealiseerd dat ook beroepsbeoefenaars in aanpalende gebieden van de gezondheidszorg, zoals de welzijnszorg, ook te maken hebben met en soms intensief betrokken zijn bij FHG. De geformuleerde aanbevelingen kunnen ook voor hen bruikbaar zijn. De specifieke setting kan aanpassingen noodzakelijk maken.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2007 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die met FHG te maken hebben. De samenstelling van de werkgroep is getoetst door FHG experts en dit heeft tot uitbreiding van de werkgroep geleid. Daarnaast is een klankbordgroep samengesteld waarin professionals zitting hebben genomen op persoonlijke titel en op basis van hun expertise. Vanwege borging van voortgang en werkbaarheid was het ondoenlijk om alle beroepsorganisaties als lid van de werkgroep te betrekken.

Bij het samenstellen van de werkgroep is rekening gehouden met geografische spreiding en evenredige vertegenwoordiging van verschillende verenigingen, ‘scholen’ en academische achtergrond. De werkgroepleden zijn door de wetenschappelijke verenigingen gemandateerd voor deelname en de samenstelling van de werkgroep is goedgekeurd door alle deelnemende wetenschappelijke verenigingen. De werkgroepleden zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de tekst.

 

Werkgroep

  • Mw. drs. C.H. Blaauw-Witteveen, vertrouwensarts inzake Kindermishandeling, AMK Zuid-Holland, Gouda. Namens de Vereniging voor Vertrouwensartsen inzake Kindermishandeling.
  • Dhr. prof. dr. F. Boer, hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie, Academisch Medisch Centrum, Amsterdam, opleider bij de Bascule, Amsterdam. Namens de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. (Mede lid van de redactiecommissie.)
  • Mw. J. de Boer, maatschappelijk werker, GGZ, Den Helder. Namens de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers. (Tot 1 augustus 2007.)
  • Mw. drs. I.J.M.    Boomsma, psychiater, GGZ in Geest, Amsterdam. Namens de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. (Tot 1 juli 2007.)
  • Dhr. drs. J.M. Broekmeijer, psycholoog, De Waag, Almere. Namens het Nederlands Instituut van Psychologen. (Tot 1 januari 2008.)
  • Mw. dr. R. del Canho, kinderarts, Maasziekenhuis, Locatie Zuider, Rotterdam. Namens de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde.
  • Mw. M.A. Doedens, maatschappelijk werker, Kwadraad, Alphen aan den Rijn. Namens de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers. (Vanaf 1 augustus 2007.) Mw. drs. E.R. Fischer, adviseur, Trimbos-instituut, Utrecht.
  • Mw. drs. J.W. Hagemeijer, adviseur werkgroep, Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, Utrecht. (Mede lid van de redactiecommissie.)
  • Mw. drs. N. Heerdink-Obenhuijsen, jeugdarts, wetenschappelijk medewerker TNO KvL Leiden. Namens Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland. (Vanaf april 2008.)
  • Mw. drs. S.P.J. Herreman, psychiater,  GGZ Nijmegen, Nijmegen. Namens de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. (Vanaf 1 september 2007.)
  • Dhr. D.L. Kramer, sociaalpsychiatrisch verpleegkundige, GGZ Kop van Noord-Holland, Den Helder. Namens de Nederlandse Vereniging van Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundigen. (Tot 1 mei 2008.)
  • Mw. prof. dr. F. Lamers-Winkelman, bijzonder hoogleraar preventie en hulpverlening inzake kindermishandeling, Vrije Universiteit, Faculteit der Psychologie en Pedagogiek, Amsterdam. Namens de Nederlandse Vereniging van Orthopedagogen. (Vanaf september 2007. Mede lid van de redactiecommissie.)
  • Mw. drs. M.J. van Lawick, hoofd opleidingen, Lorentzhuis, Haarlem. Namens de Nederlandse Vereniging voor Relatie en Gezinstherapie. (Mede lid van de redactiecommissie.)
  • Mw. dr. S.H. Lo Fo Wong, huisarts, UMC St Radboud, Vrouwenstudies Medische Wetenschappen, Nijmegen. Namens het Nederlands Huisartsen Genootschap. (Mede lid van de redactiecommissie.)
  • Dhr. P. Machielse, SEH-verpleegkundige, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam. Namens de Nederlandse Vereniging Spoedeisende Hulp Verpleegkundigen.
  • Dhr. drs. G.J. Prosman, eerstelijnspsycholoog, UMC St. Radboud, Nijmegen. Namens de Landelijke Vereniging van Eerstelijnspsychologen. (Tot mei 2008.)
  • Mw. drs. H. Room, gedragswetenschapper, Ma Zandbergen, Utrecht. Namens de Beroepsvereniging van Orthopedagogen en Klinisch Pedagogen met een Academische Opleiding.
  • Mw. prof. dr. C. de Ruiter, professor forensische psychiatrie, Universiteit Maastricht, Maastricht. Namens het Nederlands Instituut van Psychologen. (Vanaf april 2008.)
  • Mw. dr. H.A. Scholing, klinisch psycholoog, Centrum De Waag, Amsterdam. Namens de Vereniging voor Gedragstherapie en Cognitieve Therapie. (Mede lid van de redactiecommissie.)
  • Dhr. P.F. Steenkist, sociaalpsychiatrische verpleegkundige, GGZ Westelijk Noord- Brabant. Namens de Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland. (Vanaf april 2008.)
  • Dhr. prof. dr. W. van Tilburg, emeritus hoogleraar klinische psychiatrie (voorzitter), Aalsmeer. (Mede lid van de redactiecommissie.)
  • Mw. drs. L.M.M. Veraart-Schelfhout, huisarts n.p., Velp. Vrouwenstudies Medische Wetenschappen, Nijmegen. Namens het Nederlands Huisartsen Genootschap. (Mede lid van de redactiecommissie.)
  • Mw. drs. M.M. Visser, klinisch psycholoog, Kinder- en Jeugdtraumacentrum/Jeugdriagg NHZ, Haarlem. Namens de Nederlandse Vereniging van Orthopedagogen. (Vanaf 1 september 2007.)
  • Mw. drs. M.M. Wagenaar-Fischer, wetenschappelijk medewerker en jeugdarts

Belangenverklaringen

Een map met verklaringen van werkgroepleden over mogelijke financiële belangenverstrengeling ligt ter inzage bij het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO en een overzicht is hieronder weergegeven. Er zijn geen bijzondere vormen van belangenverstrengeling gemeld.

 

 

Overzicht belangenverklaringen werkgroepleden

Activiteiten die de leden van de werkgroep Familiaal Huiselijk Geweld in de afgelopen drie
jaar hebben ontplooid op uitnodiging van of met subsidie van de farmaceutische industrie.

 

Werkgroeplid

Firma

Activiteit

Anders

Mw.       drs.        C.H.

Blaauw-Witteveen

 

Geen

 

Prof.dr. F. Boer

 

Geen

 

Mw. J. de Boer

 

Geen

 

Mw.      drs.       I.J.M.

Boomsma

Wyeth        (sponsor

symposium)

Astra Zeneca

Cursus        (2x        wel

vergoeding gekregen)

Workshopleider        in

symposium           voor

huisartsen            Zuid-

Kennemerland Voorzitter symposium t.b.v.          psychiaters

Geestgronden

Drs. J.M. Broekmeijer

 

Geen

 

Mw. dr. R. del Canho

 

Geen

 

Mw. M.A. Doedens

 

Geen

 

Mw.         drs.          N.

Heerdink-

Obenhuijsen

 

Geen

 

Mw. drs. S.P.J. Herreman

 

Geen

 

D.L. Kramer

 

Geen

 

Mw.       prof.dr.       F.

Lamers-Winkelman

 

Geen

 

Mw. drs. M.J. van Lawick

 

Geen

 

Mw. dr. S.H. Lo Fo Wong

 

Geen

 

P. Machielse

NVSHV

 

Ontwikkeling landelijke protocollen SEH

Drs. G.J. Prosman

 

Geen

 

Mw. drs. H. Room

 

Geen

 

Mw. prof.dr. C. de Ruiter

 

Geen

 

Mw. dr. H.A. Scholing

 

Geen

 

P.F. Steenkist

 

Geen

 

Prof.dr.     W.      van Tilburg

Lundbeck, Lily

Cursus (niet in dienst)

 

Mw. drs. L.M.M. Veraart-Schelfhout

 

Geen

 

Mw. drs. M.M. Visser

 

Geen

 

Mw.       drs.       M.M.

Wagenaar-Fischer

 

Geen

 

Mw.        dr.        M.M.

Wegelin

 

Geen

 

Mw. dr. Y. Winants

Movir

Wetenschappelijk onderzoek naar ‘burn- out’ onder huisartsen

 

Mw. drs. M.A. Witten

 

Geen

 

Inbreng patiëntenperspectief

Movisie heeft ervaring met het in kaart brengen van het slachtoffer- en plegersperspectief bij familiaal huiselijk geweld. Daarover heeft Movisie bij de werkgroep documentatiemateriaal aangeleverd (persoonlijke verhalen van slachtoffers; uitgaven van de Vereniging tegen seksuele kindermishandeling; www.movisie.nl). De werkgroep heeft gebruikgemaakt van de inhoud van deze documentatie voor de formulering van overwegingen vanuit patiëntenperspectief.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

Tijdens de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. De richtlijn is verspreid onder alle relevante beroepsgroepen en instellingen. Een samenvatting van de richtlijn is gepubliceerd in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde en in tijdschriften van de deelnemende wetenschappelijke verenigingen. Ook is de richtlijn te downloaden vanaf de website van het Trimbos-instituut (www.trimbos.nl of www.ggzrichtlijnen.nl) en het CBO (www.cbo.nl).

Werkwijze

De werkgroep heeft twee jaar (veertien vergaderingen) aan de totstandkoming van de richtlijn gewerkt. De werkgroepleden zochten systematisch naar literatuur en beoordeelden kwaliteit en inhoud ervan. Vervolgens schreven zij een paragraaf of hoofdstuk waarin de literatuur werd verwerkt. Tijdens vergaderingen lichtten zij hun teksten toe, dachten mee en discussieerden over andere hoofdstukken. De conceptrichtlijn is eind 2008 schriftelijk aan alle betrokken beroepsverenigingen aangeboden. De ontvangen commentaren zijn waar mogelijk verwerkt in de definitieve richtlijn.

 

Uitgangsvragen

De werkgroep is bij het opstellen van de uitgangsvragen uitgegaan van het proces van signaleren, herkennen, bespreken, handelen, melden, diagnostiek en behandeling bij familiaal huiselijk geweld. De richtlijn gaat niet in op specifieke thema’s, zoals mishandeling van en door ouderen, mishandeling van personen in een instelling, eergerelateerd geweld of oudermishandeling (kinderen die hun ouders mishandelen). De omvang van het onderwerp heeft de diepgang soms beperkt.

 

Wetenschappelijke onderbouwing

De richtlijn is voor zover mogelijk gebaseerd op bewijs uit gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek. Relevante artikelen werden gezocht door het verrichten van systematische zoekacties. Er werd gezocht in de Cochrane database, Medline, PsycINFO, en bij vragen waar dit relevant is ook in Cinahl, vanaf 1996 tot en met maart 2006. Voor de gehanteerde zoektermen wordt verwezen naar Appendix C. Op verzoek zijn de volledige zoekstrategieën beschikbaar. Daarnaast werden artikelen geëxtraheerd uit referentielijsten van opgevraagde literatuur en zijn enkele relevante publicaties tot januari 2009 meegenomen. Lopend onderzoek is buiten beschouwing gelaten.

De geselecteerde artikelen zijn vervolgens door de werkgroepleden beoordeeld op kwaliteit van het onderzoek en gegradeerd naar mate van bewijs. Hierbij is de standaardindeling gebruikt: zie tabel 1. Na selectie door de werkgroepleden bleven de artikelen over die als onderbouwing bij de verschillende conclusies staan vermeld.

De beoordeling van de verschillende artikelen is opgenomen in bijlage Q en soms ook onder het kopje ‘samenvatting van de literatuur’. Het wetenschappelijk bewijs is vervolgens kort samengevat in een ‘conclusie’. De belangrijkste literatuur waarop deze conclusie is gebaseerd staat bij de conclusie vermeld, inclusief de mate van bewijs (zie tabel 2).

Voor het formuleren van een aanbeveling zijn er naast het wetenschappelijk bewijs vaak nog andere aspecten van belang, bijvoorbeeld patiëntenvoorkeuren, kosten, beschikbaarheid of organisatorische aspecten. Deze aspecten worden, voor zover niet wetenschappelijk onderzocht, vermeld onder het kopje ‘overige overwegingen’. In de overige overwegingen spelen de ervaring en de mening van de werkgroepleden een belangrijke rol. De ‘aanbeveling’ is het resultaat van de combinatie van het beschikbare bewijs en de overige overwegingen. Voor een aantal vragen zijn evidencetabellen gemaakt (zie Appendix O).

 

Tabel 1: Indeling van methodologische kwaliteit van individuele studies

 

Interventie

Diagnostisch accuratesse onderzoek

Schade of bijwerkingen, etiologie, prognose*

A1

Systematisch review van tenminste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van A2-niveau.

A2

Gerandomiseerd dubbelblind vergelijkend klinisch onderzoek van goede kwaliteit van voldoende omvang.

Onderzoek ten opzichte van een referentietest (een ‘gouden standaard’) met tevoren gedefinieerde afkapwaarden en onafhankelijke beoordeling van de resultaten van test en gouden standaard, betreffende een voldoende serie van opeenvolgende patiënten die allen de index- en referentietest hebben gehad.

Prospectief cohort onderzoek van voldoende omvang en follow-up, waarbij adequaat gecontroleerd is voor ‘confounding’ en selectieve follow-up voldoende is uitgesloten.

B

Vergelijkend onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 (hieronder valt ook patiënt-controle onderzoek, cohort-onderzoek.

Onderzoek ten opzichte van een referentietest, maar niet met alle kenmerken die onder A2 zijn genoemd.

Prospectief cohort onderzoek, maar niet met alle kenmerken als genoemd onder A2 of retrospectief cohort onderzoek of patiënt- controle onderzoek.

C

Niet-vergelijkend onderzoek

D

Mening van deskundigen

*Deze classificatie is alleen van toepassing in situaties waarin om ethische of andere redenen gecontroleerde trials niet mogelijk zijn. Zijn die wel mogelijk dan geldt de classificatie voor interventies.

 

Tabel 2: Niveau van bewijs van de conclusie

 

Conclusie gebaseerd op

1

Onderzoek van niveau A1 of ten minste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2.

2

Eén onderzoek van niveau A2 of ten minste 2 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B.

3

Eén onderzoek van niveau B of C.

4

Mening van deskundigen.

 

Kwalitatief onderzoek

Uitgangspunt voor het graderen van het bewijs uit individuele kwalitatieve studies is de ‘score’ van een studie op basis van het literatuurbeoordelingsformulier (zie website CBO). In dit formulier staan zeven items (onderzoeksdoel, onderzoeksmethode, selectie van onderzoekspersonen, technieken voor dataverzameling, theoretisch kader, data-analyse, weergave van conclusies en resultaten) vermeld waarmee de kwaliteit van een studie kan worden geïnventariseerd. Aan de hand van de afzonderlijke oordelen ten aanzien van de zeven items komt de beoordelaar tot een eindoordeel. Dit gebeurt in termen van de mate van geloofwaardigheid van een studie.

Wanneer het een synthese van kwalitatieve studies betreft, is de beoordeling deels identiek aan die van een systematische review van kwantitatieve studies. Hiervoor kunnen de eerste zes items (vraagstelling, zoekactie, selectieprocedure, data-extractie, kwaliteitsbeoordeling, beschrijving van primaire studies) van het beoordelingsformulier van een systematische review van RCT’s worden gebruikt. Een noodzakelijke, maar niet voldoende voorwaarde voor een goede synthese is dat de meeste van de zes items voldoende zijn gescoord.

Van een goede metasynthese (niveau ++) is sprake wanneer:

- de thema’s/metaforen en ervaringen van onderzoekspersonen zoals gerapporteerd in de individuele studies, sterk op elkaar lijken (‘consistentie’), en

- de onderzoekspersonen en beschreven interventies steeds de relevante populatie en interventies betreffen (‘directheid’), en

- vrijwel alle individuele studies niveau + hebben.

Wordt aan deze voorwaarden niet helemaal voldaan, dan kan afhankelijk van de mate waarin dat het geval is, het niveau worden verlaagd tot +/- of tot -.

 

Tabel 3: Gradering van kwalitatief onderzoek

Niveau

Studie

++

Geloofwaardige metasynthese  (synoniemen: meta-etnografie, kwalitatieve meta-analyse, metastudie) van kwalitatieve studies.

+

Geloofwaardige studie.

+/-

Studie waarvan de geloofwaardigheid twijfelachtig is.

-

Weinig geloofwaardige studie.

 

Noot

Deze (concept)richtlijn is opgesteld aan de hand van het Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation (AGREE) instrument. Dit instrument is in een Europees verband opgesteld om de procedurele kwaliteit van richtlijnen te kunnen beoordelen. Door de aspecten van AGREE te verwerken in de inleiding van de richtlijn, wordt duidelijk aan welke kwaliteitseisen is voldaan.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Handelen beroepsbeoefenaar FHG volwassenen