Startpagina - Hoorzorg voor slechthorende kinderen van 4 tot 18 jaar
Waar gaat deze richtlijn over?
Deze richtlijn richt zich op wat volgens de huidige maatstaven de beste zorg is voor kinderen die langdurig of blijvend slechthorend zijn aan één of beide oren. De richtlijn beschrijft daarbij de complete ‘hoorzorg’, dat wil zeggen zowel de audiologisch technische gehoordiagnostiek en revalidatie, als ook de multidisciplinaire zorg voor de ontwikkeling van de kinderen en hun omgeving. In de richtlijn komen de indicatiestelling, inhoud en organisatie van hoorzorg voor slechthorende kinderen van 4 tot 18 jaar aan de orde.
De indicatiestelling voor hoorzorg voor slechthorende kinderen van 4 tot 18 jaar:
- Welke diagnostiek moet verricht worden?
- Wat zijn indicatiecriteria voor hoorzorg?
- Welke categorieën van gehoorverlies onderscheiden we?
De inhoud van de hoorzorg (gespecificeerd per categorie gehoorverlies):
- Zijn hoortoestellen of andere hoorhulpmiddelen nodig en zo ja welke?
- Hoe moeten de technische mogelijkheden van hoortoestellen worden ingezet?
- Welke rekenregel heeft de voorkeur om de gewenste versterking van de hoortoestellen te bepalen?
- Welke diagnostiek is nodig voor controle van het auditief functioneren?
- Welke zorg gericht op de spraak- en taalontwikkeling wordt geadviseerd?
- Welke zorg gericht op de algehele ontwikkeling wordt geadviseerd?
- Welke psychosociale zorg wordt geadviseerd voor slechthorende kinderen en hun omgeving?
Organisatie van de hoorzorg:
- Wat zijn minimale kwaliteitseisen waaraan de hoorzorg moet voldoen?
- Welke organisatie van de hoorzorg wordt geadviseerd (inclusief uitstroom)?
Voor wie is deze richtlijn bedoeld?
Deze richtlijn is primair bestemd voor zorgverleners binnen de Audiologische Centra die betrokken zijn bij de zorg voor kinderen van 4 tot 18 jaar met een langdurig of blijvend gehoorverlies in één of beide oren. Voor overige hulpverleners die betrokken zijn bij deze doelgroep, zoals KNO-artsen, kinderartsen, jeugdartsen en huisartsen, geldt deze richtlijn ter informatie en als naslagwerk. De leeftijdsaanduiding van 4 tot 18 jaar moet hierbij niet star worden geïnterpreteerd, maar eerder als een ontwikkelingsleeftijd.
Voor patiënten
Als kinderen slecht horen, is dit schadelijk voor de ontwikkeling. Wanneer de slechthorendheid bij kinderen blijvend is, moet er voor gezorgd worden dat deze schade zo beperkt mogelijk blijft. Dit kan bijvoorbeeld door hoortoestellen te gaan dragen, maar dat zal niet altijd nodig zijn. Dit hangt af van de ernst van de slechthorendheid. Naast hoortoestellen bestaan nog andere mogelijkheden om te zorgen dat een kind met een slecht gehoor zich zo goed mogelijk kan ontwikkelen. In deze richtlijn wordt alle mogelijke hulp aan slechthorende kinderen van 4 tot 18 jaar en hun ouders[1] beschreven. Het Audiologisch Centrum (AC) speelt hierin een centrale rol.
Op Thuisarts.nl staat informatie in begrijpelijke taal voor ouders van kinderen die (misschien) slecht horen:
- Slecht horen
- Ik denk dat mijn kind slecht hoort
- Mijn kind hoort slecht en gaat naar een audiologisch centrum
Meer informatie over het Audiologisch Centrum is te vinden op de website van de Federatie van Audiologische Centra: http://www.fenac.nl.
Hoe is de richtlijn tot stand gekomen?
In september 2013 is de ‘Richtlijn hoorrevalidatie kinderen 4 tot 18 jaar’ van kracht geworden. Deze richtlijn is destijds geautoriseerd door de Nederlandse vereniging voor klinische fysica (NVKF) en opgesteld volgens het format van de federatie Nederlandse audiologische centra (FENAC). Hierin werd het hoortoestelrevalidatietraject van slechthorende kinderen binnen de audiologische centra beschreven, zonder verdere uitwerking van de multidisciplinaire zorg die hierbij op het vlak van de taal-, spraak- en psychosociale ontwikkeling noodzakelijk is. Bij de evaluatie in 2018 is besloten deze richtlijn uit te breiden naar de huidige richtlijn, waarin ook de zorg voor de ontwikkeling en omgeving van het slechthorende kind is opgenomen.
De huidige richtlijn is tot stand gekomen vanuit de NVKF, in samenwerking met de LWMA (landelijke werkgroep maatschappelijk werkers in audiologische centra en scholen voor SH en TOS), het werkverband van psychologen van de FENAC, Nederlands Instituut van Psychologen (NIP), de vereniging voor klinische linguïstiek (VKL), de landelijke oudervereniging van ouders van slechthorende kinderen en ouders van kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (FOSS) de Nederlandse federatie van ouders van dove kinderen (FODOK) de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF) en de Nederlandse vereniging voor keel-neus-oorheelkunde en heelkunde van het hoofd-halsgebied (NVKNO). De richtlijnontwikkeling wordt ondersteund door het Kennisinstituut van de federatie medisch specialisten en wordt gefinancierd door de stichting kwaliteitsgelden medisch specialisten (SKMS).
[1] Bij de term ‘ouders’ kan in de gehele richtlijn ‘ouders en/of verzorgers’ gelezen worden.