Hoofd-halstumoren

Initiatief: NVKNO Aantal modules: 83

Management klinisch negatieve hals

Uitgangsvraag

Wat is het management van de klinisch negatieve hals tijdens de resectie van een carcinoom van de parotis of de glandula submandibularis?

Aanbeveling

Carcinoom van de glandula parotis

Verricht bij een cN0 hals bij voorkeur een selectieve electieve halsklierdissectie (Level II en III) tijdens de chirurgische resectie van maligne glandula parotis tumoren.

 

Carcinoom van de glandula submandibularis

Verricht bij een cN0 hals bij voorkeur een selectieve electieve halsklierdissectie (Level Ib, II en III) tijdens de chirurgische resectie van maligne glandula submandibularis tumoren.

Overwegingen

Electieve selectieve behandeling hals bij een carcinoom van de glandula parotis

De literatuur levert slechts zeer zwak bewijs op voor dat een selectieve halsklierdissectie (Level II-III) tot minder lokale en regionale recidieven en tot hogere overleving na vijf jaar leidt ten opzichte van geen halsklierdissectie. Een systematische review laat echter zien dat er bij patiënten met een carcinoom van de glandula parotis een grote kans bestaat occulte metastasen in de ipsilaterale hals (gewogen gemiddelde 23%; range 20%-33%) (Valstar et al., 2010). Omdat het gewogen gemiddelde hoger is dan 20% is adviseert de werkgroep om de hals electief te behandelen bij patiënten met een tumor van de glandula parotis (Weiss et al., 1994).

 

Uit retrospectieve studies blijkt dat occulte metastasen in de hals met name voorkomen in Level II & III en dat die occulte metastasen met name voorkomen bij high- tot intermediate-grade tumoren (Ettl et al., 2012; Kawata et al., 2010; Klussmann et al., 2008; Armstrong et al., 1992; Stenner et al., 2012).

 

In de studie van Chrisholm zijn geen skipmetastasen gevonden naar Level I en V zonder dat Level II is aangedaan (Chrisholm et al., 2011). Daarom is het te overwegen om parotistumoren met een cN0 hals, zeker bij tumoren met een hoge maligniteitsgraad, de hals electief chirurgisch te behandelen middels een selectieve electieve halskiersdissectie van Level II & III.

 

Electieve selectieve behandeling hals bij een carcinoom van de glandula submandibularis

Bij glandula submandibularistumoren komt een N+ hals bij 40% van de patiënten voor (Pohar et al., 2011). De halskliermetastasen komen met name voor bij tumoren met een hoge malgniteitsgraad en dan voornamelijk in level I of II. Skip metastasen komen nauwelijks voor en occulte halskliermetastasen komen slechts in ongeveer 19,5% van de gevallen voor. (Han et al., 2012; Ettl et al., 2012). Omdat bij de resectie van de glandula submandibularis Level I & II al in het operatiegebied liggen is het aan te raden om deze Levels electief mee te nemen bij de tumorresectie, zonder dat dit extra morbiditeit veroorzaakt.

 

Electieve selectieve behandeling hals bij carcinoom van de glandula parotis en submandibularis

Uit de literatuur is niet te achterhalen of de electieve behandeling van de hals chirurgisch dan wel radiotherapeutisch verricht kan worden. Vanwege het feit dat bij de operatie van de glandula parotis of de glandula submandibularis de betrokken lymfeklieren in de hals in het directe operatiegebied ligt is het te overwegen om de hals meteen chirurgisch te behandelen. Voordeel is dan dat er zekerheid wordt verkregen over de histologie van de halsklieren, zodat de eventuele postoperatieve radiotherapie daarop kan worden afgestemd.

 

Indien postoperatief pas blijkt dat er sprake is van een maligniteit van de glandula parotis of submandibularis en er nog geen electieve halsklierdissectie is verricht, kan er op basis van het risicoprofiel een indicatie zijn voor electieve radiatie van de hals (Terhaard et al., 2005).

Onderbouwing

Wanneer cytologie van een primaire speekselkliertumor van de parotis op maligniteit wijst, zal er, afhankelijk van de uitbreiding van de tumor, een oppervlakkige dan wel totale parotidectomie worden uitgevoerd. In het geval van een klinisch negatieve hals, is het de vraag of daarbij ook een electieve halsklierdissectie moet worden verricht. Vervolgens is het de vraag of er ook kan worden volstaan met een selectieve halsklierdissectie.

Zeer laag

5-jaars lokale en regionale controle

 

Er zijn beperkte aanwijzingen dat een selectieve electieve halsklierdissectie de lokale en regionale controle verbetert bij patiënten met een parotis carcinoom en een klinisch negatieve hals.

 

Bronnen (Zbären et al., 2005)

 

Zeer laag

(Ziektevrije) overleving

 

Er zijn beperkte aanwijzingen dat de 5-jaars overleving hoger is na een electieve halsklierdissectie.

 

Er zijn beperkte aanwijzingen dat de ziektevrije 5-jaars overleving gelijk is tussen de halsklierdissectie- en de controlegroep.

 

Bronnen (Zbären et al., 2005)

 

 - 

Kwaliteit van leven, majeure postoperatieve complicaties, ernstige bijwerkingen radiotherapie

 

Er is geen vergelijkende studie gevonden waarin onderzocht is of er een verschil is in kwaliteit van leven, het voorkomen van majeure postoperatieve complicaties of ernstige bijwerkingen radiotherapie tussen (super)selectieve halsklierdissectie en geen halsklierdissectie bij patiënten met een parotis carcinoom en een klinisch negatieve hals.

 

Ad 2) Electieve selectieve halsklierdissectie versus geen electieve selectieve halsklierdissectie bij patiënten met een carcinoom van de glandula submandibularis

 

De werkgroep heeft geen vergelijkende studies gevonden die deze vraagstelling hebben onderzocht.

 - 

Lokale en regionale controle, (ziektevrije) overleving, kwaliteit van leven, majeure postoperatieve complicaties, ernstige bijwerkingen radiotherapie

 

Er is geen vergelijkende studie gevonden waarin onderzocht is of er een verschil is in lokale/regionale controle, (ziektevrije) overleving, kwaliteit van leven, het voorkomen van majeure postoperatieve complicaties of ernstige bijwerkingen radiotherapie tussen (super)selectieve halsklierdissectie en geen halsklierdissectie bij patiënten met een carcinoom van de glandula submandibularis en een klinisch negatieve hals.

Ad 1) Electieve selectieve halsklierdissectie versus geen electieve selectieve halsklierdissectie bij patiënten met een carcinoom van de glandula parotis

In één retrospecief cohort (Zbären et al., 2005) ondergingen 83 patiënten met een primair carcinoom van de parotis en een klinisch negatieve hals een parotidectomie, eventueel gevolgd door postoperatieve radiatie. 41 patiënten hiervan ondergingen een electieve selectieve halsklierdissectie (niveau I-III) en 42 patiënten ondergingen geen electieve halsklierdissectie. De gemiddelde follow-up was 64 maanden in de groep halsklierdissectie en 76 maanden in de controlegroep.

 

5-jaars lokale en regionale controle

Zbären et al., (2005) rapporteerden een lokaal recidief bij vijf patiënten (12%) in de interventiegroep en 11 (26%) patiënten in de controlegroep (niet getoetst op significantie). Geen van de patiënten in de electieve halsklierdissectiegroep had een regionaal recidief, in de controlegroep hadden zeven patiënten (17%) een regionaal recidief (P=0,006).

 

(Ziektevrije) overleving

Aan het eind van de follow-up periode waren drie patiënten uit de interventiegroep en 4 uit de controlegroep overleden (doodsoorzaak: recidief). De overleving na 5 jaar was 86% in de halsdissectiegroep en 69% in de controlegroep (niet getoetst op significantie).

 

De uitkomstmaten ‘kwaliteit van leven’, ‘majeure postoperatieve complicaties’ en ‘ernstige bijwerkingen radiotherapie’ zijn niet onderzocht.

Methode literatuuranalyse

Om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden is er een systematische literatuuranalyse verricht naar de volgende twee vraagstellingen:

1. Voor patiënten met een carcinoom van de glandula parotis:

Wat is het effect van superselectieve halsklierdissectie (level II-III) tijdens de parotidectomie vergeleken met geen halsklierdissectie (eventueel aangevuld met radiotherapie) of alleen halsklierdissectie na positieve uitslag van een level II halsklierbiopt op de hieronder genoemde uitkomstmaten?

 

2. Voor patiënten met een carcinoom van de glandula submandibularis:

Wat is het effect van (super)selectieve halsklierdissectie (level I-III) tijdens de resectie van de primaire tumor in de glandula submandibularis, vergeleken met geen halsklierdissectie (eventueel aangevuld met radiotherapie) of alleen halsklierdissectie na positieve uitslag van een biopt op de hieronder genoemde uitkomstmaten?

 

Relevante uitkomstmaten

De werkgroep achtte “lokaal en regionaal recidief” een voor de besluitvorming belangrijke uitkomst. Daarnaast achtte de werkgroep “metastase op afstand”, “overleving”, “overleving met zoveel mogelijk behoud van functie”, “kwaliteit van leven”, “majeure postoperatieve complicaties (zoals heroperatie of onbedoelde IC opname)” en “ernstige bijwerkingen radiotherapie (radionecrose van bot en kraakbeen, ototoxiciteit, xerostomie en slikproblemen) voor de besluitvorming belangrijke uitkomsten en “ernstige bijwerkingen systemische chemotherapie (ototoxiciteit, neurotoxiciteit, nierschade)” werden als minder belangrijk uitkomsten meegenomen.

 

Zoeken en selecteren van literatuur

In de databases Medline (OVID), Embase and Cochrane is gezocht naar carcinomen van de glandula parotis of glandula submandibularis en (super)selectieve halsklierdissectie. De zoekverantwoording is weergegeven onder het tabblad Verantwoording. De literatuurzoekactie leverde 224 treffers op.

 

Voor vraagstelling 1 werden studies geselecteerd op grond van de volgende criteria:

  • vergelijkend onderzoek of systematische reviews van vergelijkend onderzoek;
  • vergelijking van (super)selectieve halsklierdissectie met geen (super)selectieve halsklierdissectie of halsklierddissectie na positieve uitslag biopt;
  • patiënten met een carcinoom van de glandula parotis;
  • rapportage van minstens een van de hierboven genoemde uitkomstmaten.

 

Voor vraagstelling 2 werden studies geselecteerd op grond van de volgende criteria:

  • vergelijkend onderzoek of systematische reviews van vergelijkend onderzoek;
  • vergelijking van selectieve halsklierdissectie met geen selectieve halsklierdissectie;
  • patiënten met een carcinoom van de glandula submandibularis;
  • rapportage van minstens een van de hierboven genoemde uitkomstmaten.

 

In totaal werden 16 artikelen geselecteerd op basis van titel en abstract. Na het lezen van de volledige artikelen voldeed uiteindelijk één studie aan alle selectiecriteria voor wetenschappelijke vraagstelling 1 (Zbären et al., 2005). De evidencetabel hiervan kunt u in desbetreffende sectie in deze module vinden.

 

Bewijskracht van de literatuur

De bewijskracht voor de uitkomstmaten ‘lokale controle’, ‘regionale controle’ en ‘(ziektevrije) overleving’ is verlaagd, omdat 1) het een systematische review van niet gerandomiseerde studies betreft 2) het onduidelijk is op basis van welke criteria patiënten aan de behandelgroepen zijn toegewezen en 3) in de analyse niet gecontroleerd is voor prognostische factoren (beperkingen in de onderzoeksopzet). Tevens is het aantal onderzochte patiënten laag (impresicie).

  1. Armstrong JG, Harrison LB, Thaler HT, et al. The indications for elective treatment of the neck in cancer of the major salivary glands. Cancer 1992;69:615–619.
  2. Chisholm EJ, Elmiyeh B, Dwivedi RC, et al. Anatomic distribution of cervical lymph node spread in parotid carcinoma. Head Neck 2011;33(4):513-5.
  3. Ettl T, Schwarz-Furlan S, Gosau M, et al. Salivary gland carcinomas. Oral Maxillofac Surg 2012;16(3):267-83.
  4. Han MW, Cho KJ, Roh JL, et al. Patterns of lymph node metastasis and their influence on outcomes in patients with submandibular gland carcinoma. J Surg Oncol 2012;106(4):475-80.
  5. Kawata R, Koutetsu L, Yoshimura K, et al. Indication for elective neck dissection for N0 carcinoma of the parotid gland: a single institution's 20-year experience. Acta Otolaryngol 2010;130(2):286-92.
  6. Klussmann JP, Ponert T, Mueller RP, et al. Patterns of lymph node spread and its influence on outcome in resectable parotid cancer. Eur J Surg Oncol 2008;34(8):932-7.
  7. Pohar S, Venkatesan V, Stitt LW, et al. Results in the management of malignant submandibular tumours and guidelines for elective neck treatment. Otolaryngol Head Neck Surg 2011;40(3):191-5.
  8. Stenner M, Molls C, Luers JC, et al. Occurrence of lymph node metastasis in early-stage parotid gland cancer. Eur Arch Otorhinolaryngol 2012;269(2):643-8.
  9. Terhaard CHJ, Lubsen H, Rasch CRN, et al. The role of radiotherapy in the treatment of malignant salivary gland tumours. International Journal of Radiation Oncology, Biology, Physics 2005;61(1):103-11.
  10. Valstar MH, van den Brekel MW, Smeele LE. Interpretation of treatment outcome in the clinically node-negative neck in primary parotid carcinoma: a systematic review of the literature. Head & Neck 2010;32(10):1402-11.
  11. Weiss MH, Harrison LB, Isaacs RS. Use of decision analysis in planning a management strategy for the stage N0 neck. Arch Otolaryngol Head Neck Surg 1994;120(7):699-702.
  12. Zbären P, Schüpbach J, Nuyens M, et al. Elective neck dissection versus observation in primary parotid carcinoma. Otolaryngology -- Head and Neck Surgery 2005;132:387-91.

Evidence table for intervention studies (randomized controlled trials and non-randomized observational studies [cohort studies, case-control studies, case series])1

This table is also suitable for diagnostic studies (screening studies) that compare the effectiveness of two or more tests. This only applies if the test is included as part of a test-and-treat strategy – otherwise the evidence table for studies of diagnostic test accuracy should be used.

 

Research question: Wat is de electieve behandeling van de hals bij patiënten met een carcinoom van de parotis of glandula submandibularis?

Study reference

Study characteristics

Patient characteristics 2

Intervention (I)

Comparison / control (C) 3

 

Follow-up

Outcome measures and effect size 4

Comments

Zbären 2005

Type of study:

Retrospective cohort

 

Setting:

university Department of Otorhinolaryngology–Head and Neck Surgery

 

Country:

Switzerland

 

Source of funding:

Not stated

Inclusion criteria:

primary carcinoma of the parotid gland, with a clinically negative neck

 

Exclusion criteria:

metastatic disease, recurrence or nonepithelial malignancies

 

N total at baseline:

Intervention: 41

Control: 42

 

Important prognostic factors2:

Median age:

I:63

C:62

 

Sex:

I: Not stated

C: Not stated

 

I vs.

High-grade carcinomas 18 vs. 23

Carcinoma ex pleomorphic adenoma 5 vs. 8

Squamous cell carcinoma 5 vs. 1

Adenocarcinoma NOS 3 vs.3

Mucoepidermoid carcinoma 3 vs. 3

Salivary duct carcinoma 1 vs. 5

Undifferentiated carcinoma 1 vs. 1

Adenoid cystic carcinoma 0 vs. 2

Low-grade carcinomas 23 vs. 19

Mucoepidermoid carcinoma 5 vs. 6

Acinic cell carcinoma 7 vs. 9

Myoepithelial carcinoma 4 vs.2

Adenoid cystic carcinoma 2 vs. 1

Epithelial-Myoepithelial carcinoma 2 vs. 1

Terminal duct carcinoma 1 vs. 0

Sebaceous cell carcinoma 1 vs. 0

Oncocytic carcinoma 1 vs. 0

 

T1/T2: 29 vs. 32

T3/T4: 12 vs. 10

 

Groups comparable at baseline?

Yes.

Describe intervention (treatment/procedure/test):

 

Elective neck dissection

Levels II, III, I to III.

 

Superficial parotidectomy N= 2;

Total parotidectomy N=33;

Total parotidectomy with removal of facial nerve N= 6

Postoperative radiation of primary tumor N=29; Postoperative radiation of the neck N=7.

Describe control (treatment/procedure/test):

 

Without elective neck dissection

 

Superficial parotidectomy N=10;

Total parotidectomy N= 22;

Total parotidectomy with removal of facial nerve N=10;

Postoperative radiation of primary tumor N= 24;

Postoperative radiation of the neck N=7.

Length of follow-up:

The median follow-up time for survivors was 64 months in the neck dissection group and 76 months in the “observation” group.

 

Loss-to-follow-up:

Intervention:

Not stated

 

Control:

Not stated

 

Incomplete outcome data:

Intervention:

Not stated

 

Control:

Not stated

 

 

Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):

 

Recurrences

I vs. C

N=5 (12%) vs. N=11 (26%), (p value not calculated)

Regional recurrence occurred in none of the patients with a elective neck dissection and in 7 patients in the “observation” group (17%) (P = 0.006).

 

Mortality,

Cause of death tumour recurrence

I vs. C

N=3 vs. N=4, (p value not calculated)

 

Actuarial survival (at 5 yrs)

I vs. C

80 vs. 83% (p value not calculated)

 

Disease free survival (at 5 yrs)

I vs. C

86% vs. 69% (p value not calculated)

 

 

Notes:

1.      Prognostic balance between treatment groups is usually guaranteed in randomized studies, but non-randomized (observational) studies require matching of patients between treatment groups (case-control studies) or multivariate adjustment for prognostic factors (confounders) (cohort studies); the evidence table should contain sufficient details on these procedures

2.      Provide data per treatment group on the most important prognostic factors [(potential) confounders]

3.      For case-control studies, provide sufficient detail on the procedure used to match cases and controls

4.      For cohort studies, provide sufficient detail on the (multivariate) analyses used to adjust for (potential) confounders

Autorisatiedatum en geldigheid

Laatst beoordeeld  : 02-01-2014

Laatst geautoriseerd  : 02-01-2014

Geplande herbeoordeling  :

Geen herbeoordelingsdatum opgegeven.

Initiatief en autorisatie

Initiatief:
  • Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied
Geautoriseerd door:
  • Nederlandse Internisten Vereniging
  • Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied
  • Nederlandse Vereniging voor Nucleaire geneeskunde
  • Nederlandse Vereniging voor Pathologie
  • Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiologie
  • Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie

Algemene gegevens

Deze richtlijn is tot stand gekomen met ondersteuning van de Afdeling Ondersteuning Professionele Kwaliteit van de Orde van Medisch Specialisten en met financiële steun van SKMS.

Doel en doelgroep

Doel

Het doel is een modulair opgebouwde richtlijn hoofd-halstumoren die multidisciplinair is ontwikkeld. De richtlijn moet praktische handvatten bieden voor de zorg voor patiënten met een hoofd-halstumor in gespecialiseerde centra die door de NWHHT als zodanig erkend zijn.

 

Doelgroep

De primaire doelgroep van deze richtlijn zijn KNO-artsen/hoofd-halschirurgen, radiotherapeuten, oncologen, pathologen, radiologen, MKA-/hoofd-halschirurgen, nucleair geneeskundigen, plastisch chirurgen en oncologie-verpleegkundigen en/of verpleegkundig specialisten.

Samenstelling werkgroep

Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2012 een werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met hoofd-halstumoren te maken hebben.

 

De werkgroepleden zijn door hun beroepsverenigingen gemandateerd voor deelname. De werkgroep werkte gedurende twee jaar aan de totstandkoming van de richtlijn. De werkgroep is verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze richtlijn. 

 

De volgende personen hebben deelgenomen aan het samenvoegen en reviseren van de oude richtlijnen en het opstellen van de nieuwe richtlijn Hoofd-Halstumoren:

 

  • Prof. dr. C.R. Leemans, kno-arts, VU medisch centrum, Amsterdam, voorzitter
  • Prof. dr. L.E. Smeele, kaakchirurg, VU medisch centrum, Amsterdam, vicevoorzitter
  • Prof. dr. J.A. Langendijk, radiotherapeut-oncoloog, VU medisch centrum, Amsterdam
  • Dr. J.P. de Boer, Internist-oncoloog, Nederlands Kankerinstituut Amsterdam, Amsterdam
  • Prof. dr. C.H.J. Terhaard, radiotherapeut, Universitair Medisch Centrum, Utrecht
  • Prof. dr. J.L.N. Roodenburg, kaakchirurg, Universitair Medisch Centrum Groningen, Groningen
  • Mw. Drs. F.W.J. Klomp MANP, verpleegkundig specialist, Universitair Medisch Centrum, Utrecht
  • Prof. dr. B.F.A.M. van der Laan, KNO-arts, Universitair Medisch Centrum Groningen, Groningen
  • Dr. F.A. Pameijer, radioloog, Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht
  • Mw. dr. C. van Herpen, Internist-oncoloog, Universitair Medisch Centrum Sint Radboud, Nijmegen
  • A.M. de Bruine, Patiëntenvereniging NSvG, Utrecht
  • Mw. P. Verdouw, hoofd infocentrum Patiëntenvereniging NSvG, Utrecht
  • Mw. dr. V. Bongers, nucleair geneeskundige, Diakonessenhuis, Utrecht
  • Mw. prof. dr. E. Bloemena, Patholoog, VU medisch centrum, Amsterdam
  • Mw. dr. B.M. Verbist, radioloog, Leiden Universitair Medisch Centrum, Leiden, en Radboud Universitair Medisch Centrum, Nijmegen
  • Prof. dr. P.M.N. Werker, plastisch chirurg, Universitair Medisch Centrum Groningen, Groningen


Met ondersteuning van:

  • Mw K. Venhorst MSc, junior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten
  • Dr. B.S. Niël-Weise, arts-microbioloog (n.p.), senior adviseur, Kennisinstituut van Medisch Specialisten


Met dank aan:

  • Mw. M.S.C. van Heerden, secretaresse NWHHT
  • Mw D. van Sleeuwen, huisarts, De Meern
  • Mw. dr. G. M. van der Weele, huisarts n.p. en senior-wetenschappelijk medewerker NHG, Utrecht

Belangenverklaringen

De werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of zij in de laatste vijf jaar een (financieel ondersteunde) betrekking onderhielden met commerciële bedrijven, organisaties of instellingen die in verband staan met het onderwerp van de richtlijn. 

 

Werkgroeplid

Functie

Nevenfuncties

Belangen

Langendijk

Hoofd afdeling Radiotherapie UMCG

Voorzitter Landelijk Platform Protonen Therapie (LPPT) (onbetaald) Chair EORTC Head and Neck Cancer Group (onbetaald)

geen

Leemans

Hoogleraar/ Afdelingshoofd KNO-heelkunde/hoofd-halschirurgie VUMC

 

geen

De Boer

Hemato-oncoloog Oncoloog

Beide functies in dienstverband werkzaam met zowel klinische als research taken

geen

Smeele

NKI/AVL 0,6 fte AMC 0,4 fte

voorzitter Nederlandse Werkgroep Hoofd-hals Tumoren (onbetaald)

geen

Van der Laan

Lid richtlijncommissie

geen

geen

Van Bongers

Nucleair geneeskundige Diakonessenhuis Utrecht

 

geen

Pameijer

Radioloog, UMCU

 

geen

Verbist

Radioloog (hoofdhals- en neuro):
'- Leids Universitair Medisch Centrum (80%)
'- Radboud Universitair Medisch Centrum St Radboud Nijmegen (20%)

-

geen

Terhaard

- radiotherapeut 
- oncoloog
- opleider

geen

geen

Roodenburg

Kaakchirurg - oncoloog UMCG
Voorzitter werkgroep Hoofdhals-tumoren
Voorzitter visitatiecommissie Nederlandse werkgroep Hoofd-halstumoren
Voorzitter Oncologie commissie NVMKA

Reserve officier Koninklijke Landmacht
Rang: l. kol.
Functies:
- docent opleiding alg. mil. Arts
- docent Batlefield atls
- clinical director veldhospitaal

geen

Bloemena

klinisch patholoog (0,6), hoogleraar Orale Pathologie (0,4)

 

geen

Van Herpen

internist-oncoloog

geen

geen

Klomp

Verpleegkundig specialist KNO/kaakchirurgie

-

Geen

Werker

 

 

geen

Inbreng patiëntenperspectief

In deze richtlijn worden de patiënten vertegenwoordigd door een afgevaardigde van de Patiëntenvereniging voor stembandlozen (NSvG) in de werkgroep en een search naar patiëntenperspectief. De conceptrichtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de Patiëntenvereniging voor stembandlozen (NSvG).

 

Verslag Invitational Conference

 

Datum: Woensdag 20 juni 2012 van 18.00 tot 21.00 uur.

Aanwezig: Ad de Bruine (NSvG), Petra Verdouw (NSvG), Ella van Dienst (Stichting Klankbord), J.T. Tamsma (NFU), Jos van Loenhout (Nefarma), Jan Oltvoort (Nefarma), Marthein Gaasbeek Janzen (CVZ), Hermien Goderie (Verenso), Marjolein Verkammen (PWHHT), B. Verbist (NVVR), F.A. Pameijer (NVVR), Chris Terhaard (NVRO), Vivian Bongers (NVNG), Elisabeth Bloemena (Nederlandse Vereniging Pathologie), Carolien van Andel (NVKNO), Bernard van der Laan (NVKNO), Lilly Ann Van Der Velden (NFU/LUMC), H. Kuijpens (Coöperatie VGZ), Theo Kuiper (Achmea), René Leemans (NVKNO), Ludi Smeele (NVMKA), Jan Paul de Boer (NIV), Teus van Barneveld (OMS) en Irene Loman (verslag, OMS).

 

Opening en kennismaking

René Leemans opent de bijeenkomst. De aanloop naar de huidige richtlijn, financiering, kaders en voorbereidingsgroep worden geïntroduceerd. Er volgt een voorstelronde waarin alle aanwezigen zich voorstellen.

 

Toelichting doel van de avond en proces richtlijnontwikkeling

Teus van Barneveld licht het doel van de avond toe en schets een beeld van het proces van de richtlijnontwikkeling hoofd-halstumoren. Hij benadrukt de modulaire opbouw van de richtlijn en het aansluiten bij het veld.

 

Afbakening en inhoudelijke hoofdlijnen

René Leemans licht het raamwerk van de te ontwikkelen richtlijn toe. Dit raamwerk is in een subgroep vanuit vier direct betrokken specialismen ontwikkeld. Graag wil de werkgroep hierop commentaar tijdens de discussie vanavond.

 

Discussie

Algemeen:

    • er wordt gevraagd of de kwaliteitscriteria, zoals deze zijn opgesteld door Stichting Klankbord en de NSvG, ook meegenomen worden in de te ontwikkelen richtlijnen. Antwoord: zeker evenals de kwaliteitscriteria van de NWHHT en IGZ;
    • er wordt gevraagd of er ook zorgpaden aangegeven worden in de richtlijn. Antwoord: de richtlijn biedt bouwstenen voor zorgpaden;
    • er wordt aandacht gevraagd voor het risico van ‘te visionair’ denken, de aanbevolen zorg dient wel realistisch te zijn. Er zou een scheiding van visionair denken en de toestand van de huidige zorg moeten zijn;
    • de zorg rondom hoofd-halstumoren is al sterk gecentraliseerd en gespecialiseerd. De verwachting is dat praktijkvariatie daardoor laag is;
    • er wordt gevraagd of er expertise ingeschakeld gaat worden om een budgetimpact analyse mee te nemen in de richtlijn. Teus van Barneveld antwoord dat er enkele UMC’s zijn die hier ruime ervaring mee hebben;
    • de verzekeraars zijn blij met het voornemen om normering mee te nemen in de richtlijn;
    • is er aandacht voor therapie bij een recidief/residu;
    • graag aandacht voor transmurale overdracht tussen het gespecialiseerde ziekenhuis en de zorgverleners in de directe omgeving (zoals de huisarts). Hierbij kan gekeken worden hoe dit bij andere ziektes geregeld is, zoals Parkinson. Het zou helpen om de richtlijn op de dit gebied zo concreet mogelijk te maken, zodat hulpverleners beter kunnen inschatten of zij aan de gevraagde zorg kunnen voldoen.

 

Hieronder staat beschreven welke opmerkingen er gegeven zijn over het raamwerk.

Algemeen – epidemiologie:

    • over dit onderwerp is al veel geschreven, bijvoorbeeld in rapport van de kankerbestrijding;
    • graag aandacht voor de trends in risicofactoren, zodat preventiemaatregelen hierop genomen kunnen worden;
    • het aantal gevallen van keelkanker stijgt, dit is te wijten aan HPV besmettingen. Daarom misschien een bredere inzet van HPV vaccinatie;
    • het aantal mensen met hoofd-halstumoren is een relatieve kleine groep, daardoor dreigt de aandacht soms verloren te gaan voor dit onderwerp. Aan de hand van de richtlijn zou weer aandacht gevraagd kunnen worden voor deze groep.

 

Diagnostiek:

    • er wordt gevraagd of er ook aandacht is voor de implementatie in de modulaire structuur van de recente containerrichtlijn unknown primary tumors, deze is slecht leesbaar wat betreft de toepasbaarheid voor hoofdhals tumoren. Antwoord: in deze richtlijn zal aandacht zijn voor tumoren met bekende primary. Recent is een richtlijn voor unknown primary ontwikkeld onder leiding van NVVP;
    • graag aandacht voor uniforme PA-verslagen. Nu is er variatie welke bepalingen gedaan worden binnen verschillende Nederlandse centra. Daardoor mogelijk verschil in incidentie tussen regio’s;
    • pathologie is nu versplinterd binnen de verschillende hoofdstukken van de richtlijn weergegeven. Graag, conform Oncoline, één hoofdstuk pathologie;
    • CVZ wil graag aandacht voor onnodige diagnostiek. Antwoord: er wordt gewerkt aan een audit systeem, waarbij hiervoor ook aandacht zal zijn;
    • er wordt gediscussieerd over de waarschijnlijkheid dat in de toekomst het budget voor zorg zal krimpen, gezien de explosieve stijging van zorgkosten:
    • dure geneesmiddelen komen vanuit het ziekenhuisbudget. Budgetimpact analyse is daarom belangrijk in een richtlijn;
    • het is niet meer alleen een medische beslissing om een behandeling wel/niet aan te raden. De tijd is veranderd en er is minder geld beschikbaar;
    • keuzes dienen gemaakt te worden aan de hand van evidence based medicine en budget impact analyse;
    • een clinicus kan zijn ogen niet meer sluiten voor kosten. Zij zouden onzinnige zorg moeten afraden en zinnig zorg moeten aanraden;
    • lastige discussie, want de ‘baten’ van de gezondheidszorg vallen buiten de gezondheidszorg, zoals kwaliteit van leven, kunnen werken, etc.
    • voor de PET zijn goede indicaties gegeven in de vorige richtlijnen. Naar het kostenplaatje is echter geen onderzoek gedaan;
    • raamwerk 2.2.1 (beeldvorming diagnostiek): orofarynx dient hier toegevoegd te worden;
    • enkele onderdelen van het raamwerk zouden samengevoegd kunnen worden: (kraak)benig aantasting + prevertebrale fascia uitbreiding + PET + diagnostiek primaire tumor.

 

Behandeling mondholte en orofarynx carcinoom:

    • graag aandacht voor behandelingsmodaliteit van de superselectieve halsklierdissectie en sentinel node procedure;
    • aandacht wordt gevraagd hoe om te gaan met de buitenprotocollaire behandeling van hoofd-hals tumoren. Ca. 30% van de patiënten kan niet volgens de richtlijn behandeld worden.

 

Larynx carcinoom:

    • graag ook aandacht voor grote en kleine T4 tumoren. Met namen aandacht voor bestraling en daarna opereren in relatie tot kwaliteit van leven;
    • T4b toevoegen.

 

Hypofarynx carcinoom:

    • geen opmerkingen over.

 

Speekselkliercarcinoom:

    • is er ook aandacht voor benigne tumoren, want hier is momenteel nog geen richtlijn over. Het antwoord hierop luidt dat de afbakening van de richtlijn gericht is op maligne tumoren en dat benigne tumoren niet mee genomen worden;
    • er wordt aangegeven dat het waarschijnlijk is dat oncologische chirurgen uit een perifeer ziekenhuis benigne speekselkliertumoren behandelen. Indien zij maligne speekselkliertumoren tegenkomen zouden zij moeten verwijzen naar een specialistisch centrum. Eventueel zouden verzekeraars hierop alert kunnen zijn;
    • de incidentie van primaire speekselkliertumoren is zeer laag. In Nederland worden regelmatig naar de glandula parotis gemetastaseerde metastasen gezien.

 

Neus, neusbijholte carcinoom:

    • er wordt gevraagd of nasofarynx carcinoom in de richtlijn wordt opgenomen. Antwoord hierop is dat dit niet binnen de scope van de richtlijn valt, maar eventueel in de toekomst toegevoegd kan worden.

 

Neveneffecten en toxiciteit:

    • er wordt gevraagd of fistelvorming ook wordt meegenomen in de richtlijn, omdat er regionale verschillen lijken te zijn in voorkomen. Er wordt geantwoord dat tijdens de audits hiervoor ook aandacht zal zijn;
    • in dit hoofdstuk zou aandacht moeten zijn voor kwaliteit van leven en de keuze van de patiënt hierin aan de orde laten komen.

 

Protonentherapie:

    • in Nederland is men bezig een of meerdere protonenfaciliteiten van de grond te krijgen. Momenteel moeten patiënten voor zo’n behandeling naar het buitenland. Men vraagt zich af of voor de protonentherapie voldoende evidence is.

 

Ondersteunende zorg:

    • graag eenduidige benamingen voor de paramedici gebruiken;
    • kan worden samengevoegd als één module;
    • graag aandacht voor schouderklachten na chirurgie en de psychosociale zorg na een hoofd-halstumor;
    • graag aandacht voor voorlichting in de spreekkamer; keuzes van de patiënt en gevolgen voor kwaliteit van leven;
    • lotgenotencontact is erg belangrijk. Alle relevante patiëntenverenigingen dienen genoemd te worden;
    • bij stemrevalidatie graag de patiënten voor de operatie zien, zodat bekend is hoe de stem klonk voor de operatie.

 

(Vroeg) palliatieve en terminale zorg:

    • als patiënten uitbehandeld zijn dan gaan zij terug naar de eerstelijns zorg. De patiëntenverenigingen merken op dat de eerstelijns zorg weinig ervaring heeft met hoofd-halstumoren. Goede overdracht is daarom erg belangrijk. Aan de eerstelijns zorg moet bij de overdracht worden aangegeven dat zij indien nodig altijd kunnen terugvallen op het specialistisch centrum. Het is niet gewenst dat de palliatieve zorg door het specialistisch centrum wordt uitgevoerd, omdat dit vaak ver weg is;
    • de mediane overleving in de palliatieve fase bedraagt ca. zes maanden. Voor algemene klachten kunnen patiënt goed terecht in de eerste lijn. Maar kennis van orgaan specifieke klachten is gering in de eerste en tweede lijn. Zodoende zal expertise op dit gebied zeer gewenst zijn in de centra;
    • behandeladviezen met betrekking tot ‘blow-out’ dient toegevoegd te worden aan de richtlijn, want het veld heeft behoefte aan een richtlijn hierover.

 

Follow-up:

    • dit hoofdstuk is wellicht beter op zijn plek na het hoofdstuk behandeling.

 

Aan de aanwezigen wordt gevraagd om één prioriteit en één onderwerp te noemen die geen prioriteit heeft:

Prioriteit

Geen prioriteit

Goede richtlijn ontwikkelen waar de clinicus iets aan heeft.

Visionaire visies

Richtlijn speekselkliercarcinoom

Epidemiologie, want deze is al voldoende beschreven.

Kwaliteitscriteria voor paramedici

Palliatieve zorg, want deze is al voldoende beschreven

De rol van patiëntenverenigingen. Voorlichting, begeleiding en samenkomen medisch expertise met ervaringsdeskundigheid.

Het kostenaspect

Paramedische zorg

Epidemiologie

Richtlijn hoofd-halstumoren

Palliatieve zorg

Eén overzicht van minimale dataset PA-verslag

Additionele markers

Eén overzicht van minimale dataset radiologie-verslag

 

Goede afstemming nucleaire en radiologische zorg

 

Kader met stukje over patiëntveiligheid van zorg (top 3 risico’s voor patiënten).

 

Buiten protocollaire patiënten, zoals wilsonbekwamen en patiënten met morbiditeit.

Psychosociale en palliatieve zorg, al veel over geschreven.

Normen

Niks, als iemand het belangrijk vindt voor de richtlijn dan graag erin.

Advies over aantal centra, normen aantal patiënten

Preventie, de richtlijn gaat over behandeling.

Goede onderbouwing. Aandacht voor ‘stepped care’ in behandeling. Preventie.

Witte raven, de uitzonderingen

Palliatieve zorg, omdat het andere zorg betreft dan de reguliere palliatieve zorg.

 

Overdracht en terugverwijzing naar ziekenhuis

 

Waarde en keuze diagnostiek, ook in follow-up.

Epidemiologie

PET bij controle chemotherapie

 

Voorlichting en communicatie, vooral bij diagnosestelling. Eén aanspreekpunt voor de patiënten in een ziekenhuis.

 

Modulair: gecombineerde en systemische behandeling

Eruit: wat is vergelijking met de vorige richtlijn obsoleta is geworden, bijvoorbeeld in kader.

Minimalen uitkomsten van MDO, wat vastgelegd en afgesproken moet worden.

 

Implementatie: gebruiksvriendelijke richtlijnen en audits ter controle van de implementatie.

 

Uitkomstmaten voor literatuurbeoordeling, ook voor audits en evaluatie van behandeling (PROMS).

 

De plaats van de sentinel node procedure voor in elk geval mondholte carcinoom worden onderzocht en beschreven, waarbij de uitkomst van een binnenkort te verwachten grote studie liefst moet worden meegenomen om te voorkomen dat de richtlijn op korte termijn al weer achterhaald raakt.

 

 

Vervolgprocedure

De aanwezigen van de invitational conference krijgen het concept verslag van de bijeenkomst via de mail toegestuurd. Zij kunnen dan eventueel wijzigingen en toevoegingen voorstellen. Als de richtlijn in concept gereed is zullen de deelnemers deze ontvangen. Zij kunnen ook hierop input leveren.

 

Rondvraag

Geen vragen.

 

Afsluiting

Teus van Barneveld dankt de aanwezigen voor hun input en sluit de bijeenkomst.

 

Toegezonden stukken

De volgende reacties zijn toegezonden naar aanleiding van de invitational conference.

 

Nefarma:

Het proces betreft het maken van een update van een bestaande richtlijn en zal voor de komende jaren relevant moeten zijn. Bij behandeling van gemetastaseerde ziekte en van recidieven hebben zich de afgelopen jaren zich toch belangrijke ontwikkelingen voor gedaan en zullen zich voordoen. Dat maakt dat een/het hoofdstuk daarover meer aandacht vraagt dan bij de vorige versie.

    • bij de diagnostiek vragen wij extra aandacht voor het aanvullend onderzoek op het histologisch materiaal om naar subtypering van tumoren op basis van moleculaire kenmerken zoals Mutaties, receptoren, etc.) en op virale drivers zoals HPV. Wellicht is ook biobanking een goede manier om betere inzichten te verkrijgen in respons en uitkomst van behandeling;
    • de overleving wordt langer, inzicht in en weging van langere termijn effecten van behandelingen worden belangrijker, ook om patiënten beter bij keuzes te betrekken;
    • in het verlengde hiervan dienen korte en lange termijn bijwerkingen en ook kwaliteit van leven gegevens expliciet mee genomen te worden bij de wegingsfactoren;
    • de rol en plaats van (neo) adjuvante behandelingen met targeted therapies en (radio)chemotherapie;
    • herbehandeling en salvage radiotherapie vormen een probleem waar veel vragen over de effectiviteit en de mogelijkheden zijn;
    • het is goed om in de samenvatting aandacht te vragen voor de effecten van systemische therapie. Wellicht kan er een apart hoofdstuk worden ingegaan op de situatie anno 2012 (inclusief de neo-adjuvante behandeling) waar belangrijke actuele gegevens komen te staan. In de overige hoofdstukken kan hier dan naar verwezen worden.

 

NHG:

  1. Epidemiologie en symptomen voor vroegdiagnostiek (bv heesheid > 3 weken is aanleiding om diagnostiek te doen) overigens vind ik dat er dan ook de mogelijkheid zou moeten zijn om snel een scopie te laten doen als diagnosticum voor de huisarts en het daar dan bij te kunnen laten (soort transmurale afspraak). Dit geldt des te meer voor klachten als Globus gevoel. (Frequentie heesheid en schorheid bij huisartsen is groot; kans op kanker is klein in zijn populatie.);
  2. Er zou heel apert stil gestaan moeten worden bij de vraag: wel of niet behandelen. Hoe mutilerend is de ingreep en wat zijn de reële kansen op curatie. Hoe ellendig kan het leven na een dergelijke ingreep zijn. Mijn ervaring is dat dit haast nooit besproken wordt; (“nee wij gaan proberen alles zo goed mogelijk weg te halen; ja uiteraard beschadigen wij daarbij wel maar…” en daar wordt dan overheen gepraat) Kortom: grenzen aan de behandeling; Niet alles moet wat kan; soms is het beter om iets niet te doen. Optimale behandeling is niet hetzelfde als maximale behandeling. (dit geldt mutatis mutandis voor veel meer tumoren. Gelukkig besteedt de KNMG er binnenkort een symposium aan). Huisartsen zijn mogelijk te vaak te somber over de prognose. Specialisten mogelijk vaak te optimistisch over het nut van curatieve maar ook palliatieve behandelingen;
  3. Nazorg zou in samenspraak met de eerste lijn plaats kunnen (en moeten?) vinden. Ik pleit voor om en om controles specialist/huisarts. In de ontslagbrief zou moeten staan wat risico’s zijn waar de huisarts op zou moeten letten. Kans op recidieven (statistisch) zou ook informatie zijn waar ik als huisarts in geïnteresseerd zou zijn.

 

NVNG:

Rol PET bij diagnostiek:

In de vorige richtlijnen is de rol van 18F-FDG-PET(-CT) vrijwel onbesproken. Enkel in de richtlijn hypopharynxcarcinoom wordt over de PET besproken, zonder krachtige aanbevelingen te doen. Er staat in de oude richtlijnen dat er onvoldoende PET scanners beschikbaar zijn in Nederland. Dat is allang achterhaald. Wel moet worden uitgezocht of er voldoende evidence is om PET aan te bevelen voor diverse indicaties (respons op chemotherapie, screening op afstandsmetastasen/ tweede primaire tumoren bij patiënten die zodanig at risk zijn dat screening zinvol is.)

 

Voor (kraak)benige aantasting en prevertebrale fascia uitbreiding eventueel geïntegreerde PET-CT diagnostiek gebruiken, maar PET is niet geschikt voor aantonen van (kraak)benige aantasting en prevertebrale fascia uitbreiding.

 

Sinds het verschijnen van de vorige richtlijnen is er waarschijnlijk meer evidence voor PET voor het al dan niet hebben van een bijdrage aan de diagnostiek voor:

    • primaire diagnostiek (waarschijnlijk geen evidence);
    • recidief ziekte;
    • diagnostiek afstandsmetastasen bij risicopatiënten;
    • responsmeting op radio-, chemotherapie.

 

Dit item moet dus worden herzien in de nieuwe richtlijn.

 

Vereniging van Nederlandse Fabrikanten van Kinder- en Dieetvoedingsmiddelen (VNFKD):

De huidige bestaande richtlijnen voor hypofarynx, larynx en mondholte- orofarynxcarcinoom vertonen aanzienlijke verschillen in de uitwerking van het onderdeel voeding en dieettherapie. Een update van de richtlijn zou er voor moeten zorgen dat dit onderdeel voor de verschillende typen carcinomen met elkaar in overeenstemming wordt gebracht met in acht neming van de laatste inzichten en richtlijnen op dit gebied. Het uitkomen van de richtlijn ondervoeding bij patiënten met kanker in maart 2012 verdient als zodanig aandacht in een update van de hoofdhals richtlijn.

 

In de behandeling en opvolging van ondervoeding en gewichtsverlies bij patiënten met hoofd-halskanker zou het belang van een multidisciplinaire aanpak, waarbij ook de eerste lijn betrokken is, benadrukt moeten worden. Aandacht voor een goede transmurale overdracht van voedingszorg is hierbij belangrijk.

 

Gezien de complexe voedingsproblematiek bij patiënten met hoofdhals tumoren wordt nu al geadviseerd de diëtist direct na diagnose in te schakelen. Het belang van protocolering van de voedings- en dieettherapie als ook de screening op ondervoeding /gewichtsverlies, waarin de rol van specialisten, verpleegkundigen en diëtisten duidelijk zijn opgenomen, verdient aandacht.

Methode ontwikkeling

Evidence based

Implementatie

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren.

 

De richtlijn is/wordt digitaal verspreid onder alle relevante beroepsgroepen [en ziekenhuizen]. Daarnaast is/wordt er een samenvatting van de richtlijn gepubliceerd in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde en in tijdschriften van de deelnemende wetenschappelijke verenigingen. Ook is de richtlijn te downloaden vanaf de website van de NVKNO.

Werkwijze

Knelpuntenanalyse

Tijdens de voorbereidende fase inventariseerden de voorzitter van de werkgroep en de adviseur de knelpunten. Tevens zijn er tijdens een invitational conference knelpunten aangedragen door de volgende partijen: Patiëntenvereniging voor stembandlozen (NSvG), Stichting Klankbord, Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra, Nefarma, College voor zorgverzekeringen, Verenso, Paramedische Werkgroep Hoofd-Halstumoren, Nederlandse Vereniging voor Radiologie, Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie, Nederlandse Vereniging voor Nucleaire Geneeskunde, Nederlandse Vereniging Pathologie, Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus- Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied, Coöperatie VGZ, Achmea, Nederlandse Vereniging voor Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie, Nederlands Huisartsen Genootschap en Vereniging van Nederlandse Fabrikanten van Kinder- en Dieetvoedingsmiddelen. Een verslag hiervan kunt u vinden als aanverwant 'Verslag Invitational Conference'.

 

Uitgangsvragen en uitkomstmaten

Op basis van de uitkomsten van de knelpuntenanalyse zijn door de voorzitter en de adviseur concept-uitgangsvragen opgesteld. Deze zijn met de werkgroep besproken waarna de werkgroep de definitieve uitgangsvragen heeft vastgesteld. Vervolgens inventariseerde de werkgroep per uitgangsvraag welke uitkomstmaten voor de patiënt relevant zijn, waarbij zowel naar gewenste als ongewenste effecten werd gekeken. De werkgroep waardeerde deze uitkomstmaten volgens hun relatieve belang als cruciaal, belangrijk en onbelangrijk. Tevens definieerde de werkgroep, voor zover mogelijk, wat zij voor een bepaalde uitkomstmaat een klinisch relevant verschil vond, dat wil zeggen wanneer de verbetering in uitkomst een verbetering voor de patiënt is.

 

Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur

Er werd eerst oriënterend gezocht naar bestaande buitenlandse richtlijnen. Vervolgens werd voor de afzonderlijke uitgangsvragen aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. In eerste instantie werd gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen werden gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekactie of gebruikte trefwoorden van de zoekactie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module van desbetreffende uitgangsvraag. De zoekstrategieën en methodieken voor het beoordelen van de literatuur die gebruikt zijn bij het opstellen van de richtlijnteksten afkomstig uit de oude richtlijnen ‘Hypofarynxcarcinoom’ (2010), ‘Larynxcarcinoom’ (2007) en ‘Mondholte- en Orofarynxcarcinoom’ (2004), zijn te vinden in bijlage 3.

 

Kwaliteitsbeoordeling individuele studies

Individuele studies werden systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (bias) te kunnen schatten. Deze beoordelingen kunt u vinden in de kolom ‘Beoordeling kwaliteit studie’ van een evidencetabel.

 

Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs

A      Voor interventievragen:

De kracht van het wetenschappelijke bewijs werd bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor ‘Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation’ (zie http://www.gradeworkinggroup.org/) (Atkins et al, 2004).

 

B       Voor vragen over waarde diagnostische tests, schade of bijwerkingen, etiologie en prognose:

Bij dit type vraagstelling kan GRADE (nog) niet gebruikt worden. De bewijskracht van de conclusie is bepaald volgens de gebruikelijke EBRO-methode (van Everdingen et al, 2004).

 

Randvoorwaarden (Organisatie van zorg)

In de knelpuntenanalyse en bij de ontwikkeling van de richtlijn is expliciet rekening gehouden met de organisatie van zorg: alle aspecten die randvoorwaardelijk zijn voor het verlenen van zorg (zoals coördinatie, communicatie, (financiële) middelen, menskracht en infrastructuur). Randvoorwaarden die relevant zijn voor het beantwoorden van een specifieke uitgangsvraag maken onderdeel uit van de overwegingen bij de bewuste uitgangsvraag. Tevens zijn bij alle zoekvragen waar relevant de kosten meegenomen als belangrijke uitkomstmaat.

 

Indicatorontwikkeling

Er zijn interne kwaliteitsindicatoren ontwikkeld om het toepassen van de richtlijn in de praktijk te volgen en te versterken. Meer informatie over de methode van indicatorontwikkeling is op te vragen bij het Kennisinstituut.

 

Kennislacunes

Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is. Een overzicht van aanbevelingen voor nader/vervolg onderzoek staat indien van toepassing onder aan de module aangegeven.

 

Commentaar- en autorisatiefase

De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen voorgelegd voor commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn werd aan alle wetenschappelijke verenigingen die vertegenwoordigd waren in de richtlijnwerkgroep voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd.

Zoekverantwoording

Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.

Volgende:
Follow-up/Nazorg