Behandeling vagale paragangliomen
Uitgangsvraag
Hoe dienen vagale paragangliomen behandeld te worden?
Aanbeveling
Start bij patiënten met een vagale paraganglioom initieel een wait-en-scan beleid indien geen sprake is van reeds bestaande partiële N. IX en/of X uitval.
Overweeg patiënten met een vagale paraganglioom radiotherapeutisch te behandelen (zie de module ‘Radiotherapie bij HHPGL’) indien één of meerdere van onderstaande situaties geldt:
- er is sprake van reeds bestaande partiële N. IX en/of X uitval;
- er groei is tijdens het wait-en-scan beleid;
- er is sprake van hersenzenuwuitval zonder risico op aspiratie, waarbij de patiënt de risico’s van de behandeling op vindt wegen tegen de huidige klachten.
Overwegingen
De chirurgische behandeling van vagale tumoren gaat gepaard met een hoge mate van morbiditeit. Het bereiken van lokale controle lijkt onherroepelijk te leiden tot hersenzenuwuitval van met name zenuwen betrokken bij een normale slikactie. Ernstige complicaties als aspiratiepneumonieën en aanvullende ingrepen in de vorm van een tracheotomie zijn dan ook in 44% van de gevallen beschreven. Daarbij bestaat een groot risico op CVA’s met ernstige morbiditeit na chirurgie. Na radiotherapie is lokale controle in 100% van de gevallen beschreven en werden geen zenuwuitval of bestralingsgeïnduceerde complicaties gevonden. Helaas berusten deze resultaten op kleine groepen en zijn de langetermijneffecten van bestraling niet goed in kaart gebracht.
Gezien de grote kans op (ernstige) complicaties bij de behandeling van vagale tumoren, is de werkgroep van mening dat alle tumoren eerst vervolgd moeten worden met een wait-en-scan beleid. Dit geldt echter niet voor tumoren welke een partiële hersenzenuwuitval laten zien met hierbij kans op aspiratie. Op basis van expert opninion wordt gesteld dat in dit geval een indicatie voor radiotherapie bestaat. Dit mede ingegeven doordat uit literatuuronderzoek de indruk bestaat dat na bestraling, reeds aanwezige partiële hersenzenuwuitval kan verbeteren (Jansen, 2017), alhoewel dit wel over jugulotympanicum tumoren gaat. In dergelijke gevallen wordt radiotherapie aangeraden, aangezien hiermee de kans het kleinst is op N. X schade geïnduceerd door de behandeling. Bij groei bestaat een relatieve behandelingsindicatie waarbij radiotherapie wordt geadviseerd als behandelingsmodaliteit. Zo ook wanneer sprake is van hersenzenuw uitval zonder aspiratie. Omdat te verwachten is dat radiotherapie ook niet geheel zonder complicaties is, moeten de risico’s eerst met de patiënt besproken worden.
Onderbouwing
Achtergrond
Glomus vagale tumoren zijn tumoren uitgaand van de spirale ganglia van n. X en behelzen ongeveer 7 tot 15% van hoofd-/halsparagangliomen. Er bestaat geen breed geaccepteerde classificatie voor deze tumoren.
Er bestaat geen consensus over de behandeling van deze tumoren. De belangrijkste behandelmodaliteiten zijn een wait-en-scan-beleid, chirurgie en radiotherapie. Chirurgie heeft als potentieel risico dat de kans op iatrogene morbiditeit aanzienlijk is. En volledige uitval van n. X is vrijwel altijd te verwachten. De langetermijnrisico’s van radiotherapie zijn nog deels onbekend, maar de kans op necrose van omliggende structuren lijkt <1%, evenals het risico op irradiatie-geinduceerde tumoren zoals sarcomen. Een betrouwbare schatting van de incidentie ontbreekt echter.
Conclusies
Geen GRADE |
Na chirurgie (lokale controle)
Er zijn aanwijzingen voor goede lokale controle na behandeling met chirurgie.
Bronnen: (Netterville, 1998; Biller, 1989; Zanoletti en Mazoine, 2006; Browne, 1993; Urquhart, 1994) |
Geen GRADE |
Na chirurgie (hersenzenuwuitval)
Er zijn aanwijzingen voor een groot risico op hersenzenuwuitval na behandeling met chirurgie.
Bronnen: (Netterville, 1998; Biller, 1989; Zanoletti en Mazoine, 2006; Browne, 1993; Urquhart, 1994) |
Geen GRADE |
Na chirurgie (complicaties)
Er zijn aanwijzingen voor een groot risico op ernstige complicaties na behandeling met chirurgie.
Bronnen: (Netterville, 1998; Biller, 1989; Zanoletti en Mazoine, 2006; Browne, 1993; Urquhart, 1994) |
Geen GRADE |
Na radiotherapie (lokale controle)
Er zijn aanwijzingen voor goede lokale controle na behandeling met radiotherapie.
Bronnen: (Verniers, 1992; Hinerman, 2008) |
Geen GRADE |
Na radiotherapie (hersenzenuwuitval)
Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor hersenzenuwuitval door radiotherapie.
Bronnen: (Verniers, 1992; Hinerman, 2008) |
Geen GRADE |
Na radiotherapie (complicaties)
Er zijn geen aanwijzingen voor radiatiegeïnduceerde complicaties gevonden na radiotherapie.
Bronnen: (Verniers, 1992; Hinerman, 2008) |
Samenvatting literatuur
Beschrijving van studies
Resultaten chirurgie
Er zijn 5 case-series met resultaten na chirurgische behandeling. Netterville beschrijft in 1998 voor 40 tumoren met een follow-up van gemiddeld 68 maanden (range 8 tot 146 maanden) lokale controle van 98%. Het risico op complicaties is echter aanzienlijk, gemiddeld vallen 2,1 hersenzenuwen uit per tumorresectie en ernstige complicaties zijn gevonden in 55% van de gevallen. In 97% van de resecties is de Nervus Vagus aangedaan, in 50% de N. IX, XI of N. XII, en in 25% de ansa cervicalis. De belangrijkste complicaties zijn postoperatieve aspiratiepneumonieën (32.5%), CSF-lekkage (8%) en CVA’s (5%). Er is 1 patiënt is overleden ten gevolge van complicaties.
Biller beschrijft in 1989 na een follow-up van 7 jaar bij een cohort van 18 patiënten lokale controle in 89% van de gevallen. Hersenzenuwuitval wordt bij alle patiënten beschreven en betreft in alle gevallen uitval van de N. X. Complicaties zijn beschreven in 33% van de gevallen. Dit betreft in alle gevallen een postoperatief risico op aspiratie waarvoor een tracheotomie gewenst was. Er is 1 patiënt overleden ten gevolge van een aspiratiepneumonie.
Zanoletti en Mazoni beschrijven in 2006 na een mediane follow-up van 71 maanden (range 69 tot 156 maanden) in een cohort van 16 patiënten 100% lokale controle. Gemiddeld vallen 1,5 zenuwen uit per resectie, met name de n. X en XII worden aangedaan. Er zijn echter geen levensbedreigende complicaties beschreven in deze serie.
Browne beschrijft in 1993 na een follow-up van 2 tot 10 jaar voor 15 patiënten 100% lokale controle. Gemiddeld vallen 1,25 hersenzenuwen uit per resectie (in alle gevallen de N. X, soms ook de N. IX en/of XII). Complicaties zijn gevonden in 40% van de patiënten, betreffende 4 CVA’s en eenmalig een CSF-lekkage of wondinfectie.
Urquhart beschrijft in 1994 voor 16 tumoren na een follow-up van 2 maanden tot 12 jaar postoperatief 100% lokale controle, met gemiddeld 1,3 uitgevallen hersenzenuwen per resectie. De N. Vagus was in alle patiënten postopratief uitgevallen, overige hersenzenuwen betreffen de n. XI en N. XII en ansa cervicalis. Een enkele tracheotomie was noodzakelijk postoperatief.
Resultaten radiotherapie
Er zijn twee studies geïncludeerd die de resultaten van radiotherapie afzonderlijk beschrijven. Verniers et al. beschrijven tevens in 1992 voor 25 patiënten na een follow-up van 1 tot 20 jaar 100% lokale controle zonder complicaties. Hinerman beschrijft in 2008 voor 17 patiënten na een follow-up van 10,6 jaar ook 100% lokale controle zonder complicaties. De gemiddelde dosis voor alle studies was 4500 tot 5000cGy in 25 fracties.
Bewijskracht in de literatuur:
Alle resultaten zijn afkomstig uit niet-vergelijkend onderzoek (case-series). Niet-vergelijkend onderzoek valt buiten de GRADE-methodiek. Zodoende is de bewijskracht zonder GRADE beoordeeld.
In veel studies was het onduidelijk wat de inclusiecriteria waren/ wat de criteria waren voor behandeling of de keuze van de behandeling. Ook werd er niet gecorrigeerd voor mogelijke confounding. In geval van radiotherapie is het onduidelijk wat een relevante follow-up termijn zou zijn. De studies geven een behoorlijk homogeen beeld wat betreft de resultaten per behandeling (chirurgie of radiotherapie). De behandelingen gebruikt in de studies zijn vergelijkbaar met de Nederlandse praktijk. Er is geen directe vergelijking gemaakt tussen de behandelresultaten van chirurgie en radiotherapie. De studies hebben lage aantallen patiënten geïncludeerd.
Zoeken en selecteren
Om de uitgangsvraag goed te kunnen beantwoorden, is een systematische literatuuranalyse uitgevoerd met de volgende vraag (details van de zoekstrategie zijn weergegeven in de zoekverantwoording):
Wat is de beste behandelingsmodaliteit, chirurgie versus radiotherapie, voor behandeling van vagale paragangliomen, wat betreft lokale controle en complicaties?
P: patiënten met vagale paragangliomen;
I: radiotherapie als primaire behandelmodaliteit;
C: chirurgie als primaire behandelmodaliteit;
O: lokale controle, complicaties, herstel hersenzenuwenfunctie.
Relevante uitkomstmaten
De werkroep acht lokale controle, hersenzenuwschade na behandeling, hersenzenuwherstel na behandeling en complicaties belangrijke uitkomstmaten.
Definities
De volgende definities zijn gehanteerd:
Chirurgie: poging tot radicale excisie (exclusief debulking).
Lokale controle na chirurgische behandeling: geen (radiologisch) bewijs voor tumor.
Lokale controle na radiotherapeutische behandeling: regressie van de tumor of stagnatie van groei na behandeling gedurende de gehele follow-up periode van ten minste 12 maanden.
Hersenzenuwschade gerelateerd aan de behandeling: achteruitgang van functie na behandeling in vergelijking met voor behandeling.
Zenuwherstel gerelateerd aan de behandeling: geobjectiveerde verbetering van zenuwfunctie na behandeling, in vergelijking met voor de behandeling. Hierbij is ook verbetering van conductief verlies en tinnitus meegenomen.
Complicaties gerelateerd aan de behandeling: wondinfectie, de potentieel levensbedreigende complicaties zoals aspiratie pneumonie (al dan niet gevolgd door tracheotomie), cerebrovasculaire accidenten, overlijden door tumor, overlijden door complicatie.
Zoeken en selecteren (Methode)
Er is op 02 oktober 2017 in de Medline database via Pubmed met relevante zoektermen gezocht naar relevante termen voor vagale paragangliomen en behandeling. De zoekstrategie is te vinden in de zoekverantwoording.
Studies zijn geïncludeerd wanneer het primair vergelijkend onderzoek betreft waarin de PICO is onderzocht en wanneer het artikel in het Nederlands, Engels of Duits geschreven is. Er werd een follow-up van ten minste 0,5 jaar gehanteerd na chirurgie en 1 jaar na radiotherapie. Er werd een sample-size van 15 tumoren per behandeltak gehanteerd voor niet vergelijkend onderzoek.
Onze zoekstrategie leverde 3.841 artikelen op, waarvan het originele artikel is geïncludeerd indien het voldeed aan de inclusiecriteria. Uit de 3.841 artikelen zijn in totaal 55 artikelen gescreend voor full-text en uiteindelijk 7 geïncludeerd in de literatuuranalyse. Voor de redenen voor exclusie wordt verwezen naar de exclusietabel. Er waren geen systematische reviews, RCT’s of vergelijkend observationeel onderzoek beschikbaar over dit onderwerp, alleen case-series.
Risk of Bias is beoordeeld met een Nederlandse variant van de Newcastle-Ottawa scale, een gevalideerde Risk of Bias tool voor observationeel onderzoek. De studiekarakteristieken en resultaten zijn geëxtraheerd in evidence-tabellen.
Referenties
- Biller HF, Lawson W, Som P, Rosenfeld R. Glomus vagale tumors. Ann Otol Rhinol Laryngol 1989;98(1 Pt 1):2126.
- Browne JD, Fisch U, Valavanis A. Surgical therapy of glomus vagale tumors. Skull Base Surg 1993;3:182192.
- Hinerman RW, Amdur RJ, Morris CG, et al. Definitive radiotherapy in the management of paragangliomas arising in the head and neck: a 35-year experience. Head Neck 2008;30:14311438.
- Jansen TTG, Timmers HJLM, Marres HAM, et al. Results of a systematic literature review of treatment modalities for jugulotympanic paraganglioma, stratified per Fisch class. Clin Otolaryngol. 2017;00:1-10.
- Netterville JL, Jackson CG, Miller FR, et al. Vagal paraganglioma: a review of 46 patients treated during a 20-year period. Arch Otolaryngol Head Neck Surg 1998;124:11331140.
- Obholzer RJ, Hornigold R, Connor S, Gleeson MJ. Classification and management of cervical paragangliomas. Ann R Coll Surg Engl. 2011;93(8):596-602.
- Urquhart AC, Johnson JT, Myers EN, et al. Glomus vagale: paraganglioma of the vagus nerve. Laryngoscope. 1994;104(4):440-5.
- Verniers DA, Keus RB, Schouwenburg PF, et al. Radiation therapy, an important mode of treatment for head and neck chemodectomas. Eur J Cancer 1992;28A:10281033.
- Zanoletti E, Mazzoni A. Vagal Paraganglioma Skull Base. 2006; 16(3): 161167.
Evidence tabellen
Study reference |
Study characteristics |
Patient characteristics 2 |
Intervention (I) |
Comparison / control (C) 3
|
Follow-up |
Outcome measures and effect size 4 |
Comments |
||||||
Biller et al. 1989 |
Type of study: Restrospective cohort study
Setting: University Hospital
Country: USA
Source of funding: No competing interests were reported |
Inclusion criteria: Patients with vagal paraganglioma
Exclusion criteria: patients with other paraganglioma
Important prognostic factors: Age: mean 47 (range 19-73)
Sex: female male ratio 12:6
Groups comparable at baseline?
Not applicable |
Describe intervention (treatment/procedure/test): Cervical incision
|
Describe control (treatment/procedure/test): Not applicable
|
Length of follow-up: 7 years (range unknown)
Loss-to-follow-up: Not reported
Incomplete outcome data: Not reported
|
Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):
|
|
||||||
Browne et al. 1993
|
Type of study: Restrospective cohort study
Setting: University Hospital
Country: Switzerland
Source of funding: No competing interests were reported |
Inclusion criteria: Patients with vagal paraganglioma
Exclusion criteria: patients with other paraganglioma
Important prognostic factors: Age: median 47 (range 23 to 71)
Sex: M6, F9
Groups comparable at baseline?
Not applicable |
Describe intervention (treatment/procedure/test): 14/15 primary surgery; 1 preceding RT.
|
Describe control (treatment/procedure/test): Not applicable
|
Length of follow-up: 2 to 10 years
Loss-to-follow-up: Not reported
Incomplete outcome data: Not reported
|
Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):
|
|
||||||
Hinerman et al. 2008 |
Type of study: Restrospective cohort study
Setting: University Hospital
Country:
Source of funding: No competing interests were reported |
Inclusion criteria: Patients with vagal paraganglioma
Exclusion criteria: patients with other paraganglioma
Important prognostic factors: Age: 54 years (range 20 to 88)
Sex: 63% female
Groups comparable at baseline?
Not applicable |
Describe intervention (treatment/procedure/test): 4500cGy in 25 fractions
|
Describe control (treatment/procedure/test): Not applicable
|
Length of follow-up: 10.6 year
Loss-to-follow-up: Not reported
Incomplete outcome data: Not reported
|
Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):
|
|
||||||
Netterville et al. 1998 |
Type of study: Restrospective cohort study
Setting: University Hospital
Country: USA
Source of funding: No competing interests were reported |
Inclusion criteria: Patients with vagal paraganglioma
Exclusion criteria: patients with other paraganglioma
Important prognostic factors: Age: 43 years (range 16 to 77 years)
Sex: 30 woman, 16 man
Groups comparable at baseline?
Not applicable |
Describe intervention (treatment/procedure/test): Transcervical in 12; combined with transtemporal in 28; canal obliteration in 28; cala preservation in 10; EBRT in 4, SRT in 1
|
Describe control (treatment/procedure/test): Not applicable
|
Length of follow-up:
Overall: 68 months (range 8 to 146 years) RT: 4.5 years
Loss-to-follow-up: Not reported
Incomplete outcome data: Not reported
|
Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):
|
|
||||||
Urquhart et al. 1994 |
Type of study: Restrospective cohort study
Setting: University Hospital
Country: USA
Source of funding: No competing interests were reported |
Inclusion criteria: Patients with vagal paraganglioma
Exclusion criteria: patients with other paraganglioma
Important prognostic factors: Age: Mean 48 (range 27 to 79)
Sex: 12 woman, 4 men
Groups comparable at baseline?
Not applicable |
Describe intervention (treatment/procedure/test): 14x lateral cervical approach; 2x mandibulotomy
|
Describe control (treatment/procedure/test): Not applicable
|
Length of follow-up: Surgery: 2 months to 12 years; RT 2-3 years
Loss-to-follow-up: Not reported
Incomplete outcome data: Not reported
|
Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):
|
|
||||||
Verniers et al. 1992 |
Type of study: Restrospective cohort study
Setting: University Hospital
Country: Netherlands
Source of funding: No competing interests were reported |
Inclusion criteria: Patients with vagal paraganglioma
Exclusion criteria: patients with other paraganglioma
Important prognostic factors: Age: 44 years, ranging from 24 to 82 years
Sex: Female 14
Groups comparable at baseline?
Not applicable |
Describe intervention (treatment/procedure/test): 50 Gy in 25 fractions over 5 weeks
|
Describe control (treatment/procedure/test): Not applicable
|
Length of follow-up: range 1 to 20 years
Loss-to-follow-up: Not reported
Incomplete outcome data: Not reported
|
Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):
|
|
||||||
Zanoletti en Mazoine 2006 |
Type of study: Restrospective cohort study
Setting: University Hospital
Country: University Hospital
Source of funding: No competing interests were reported |
Inclusion criteria: Patients with vagal paraganglioma
Exclusion criteria: patients with other paraganglioma
Important prognostic factors: Age: mean age of 40 years at the time of diagnosis (range, 25 to 74 years; median, 40 years)
Sex: 6 males and 10 females
Groups comparable at baseline?
Not applicable |
Describe intervention (treatment/procedure/test): Cervicoparotid approach and pericapsular dissection
|
Describe control (treatment/procedure/test): Not applicable
|
Length of follow-up: mean period of 75 months (median, 69 months; range, 9 to 156 months
Loss-to-follow-up: Not reported
Incomplete outcome data: Not reported
|
Outcome measures and effect size (include 95%CI and p-value if available):
|
|
Risk of Bias table for intervention studies (observational: non-randomized clinical trials, cohort and case-control studies)
Study reference
(first author, year of publication) |
Bias due to a non-representative or ill-defined sample of patients?1
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to insufficiently long, or incomplete follow-up, or differences in follow-up between treatment groups?2
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to ill-defined or inadequately measured outcome ?3
(unlikely/likely/unclear) |
Bias due to inadequate adjustment for all important prognostic factors?4
(unlikely/likely/unclear) |
Biller et al. 1989 |
Unlikely |
Unlikely |
Unlikely |
Likely |
Browne et al. 1993
|
Unlikely |
Unlikely |
Unlikely |
Likely |
Hinerman et al. 2008 |
Unlikely |
Unlikely |
Likely |
Likely |
Netterville et al. 1998 |
Unlikely |
Unlikely |
Unlikely |
Likely |
Urquhart et al. 1994 |
Unlikely |
Likely |
Unlikely |
Likely |
Verniers et al. 1992 |
Unlikely |
Unlikely |
Likely |
Likely |
Zanoletti en Mazoine 2006 |
Unlikely |
Unlikely |
Unlikely |
Likely |
Verantwoording
Autorisatiedatum en geldigheid
Laatst beoordeeld : 22-03-2019
Laatst geautoriseerd : 26-04-2019
Geplande herbeoordeling : 01-01-2024
De werkgroep werd opgeheven na het afronden van de richtlijn. Het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Keel-Neus-Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied (NVKNO) bepaalt in het genoemde jaartal of de betreffende module(s) van deze richtlijn nog actueel zijn.
Module |
Geldigheid |
Radiologische aspecten |
2023 |
Genoomdiagnostiek |
2021 |
Endocrinologische aspecten |
2023 |
Behandeling hoofd-/halsparagangliomen |
2023 |
Bij het opstellen van de richtlijn heeft de werkgroep per module een inschatting gemaakt over de maximale termijn waarop herbeoordeling moet plaatsvinden. . De geldigheid van de richtlijn komt eerder te vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten. Bijvoorbeeld indien nieuwe genen ontdekt worden die verband houden met HHPGL.
De NVKNO is regiehouder van deze richtlijn en eerstverantwoordelijke op het gebied van de actualiteitsbeoordeling van de richtlijn. De andere aan deze richtlijn deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de verantwoordelijkheid en informeren de regiehouder over relevante ontwikkelingen binnen hun vakgebied. Bij een herziening acht de werkgroep het relevant om ook de NVNG (Nucleaire Geneeskunde) en eventueel de NVVH (Heelkunde) te betrekken.
Autorisatie en commentaarfase
De conceptrichtlijn werd aan de betrokken (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd ter commentaar. De commentaren werden verzameld en besproken met de werkgroep. Naar aanleiding van de commentaren werd de conceptrichtlijn aangepast en definitief vastgesteld door de werkgroep. De definitieve richtlijn wordt aan de deelnemende (wetenschappelijke) verenigingen en (patiënt) organisaties voorgelegd voor autorisatie en door hen geautoriseerd dan wel geaccordeerd.
Algemene gegevens
De richtlijnontwikkeling is ondersteund door het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (https://www.demedischspecialist.nl/kennisinstituut) en is gefinancierd uit de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS). In 2017 heeft de NVKNO SKMS-budget aangevraagd om de richtlijn te laten voldoen aan de methodologische standaard om op de Richtlijnendatabase gepubliceerd te kunnen worden.
Doel en doelgroep
Doel
Het doel van het project is het ontwikkelen van een multidisciplinaire evidence-based richtlijn voor de diagnostiek en behandeling van patiënten met hoofd-/halsparagangliomen. Met behulp van deze richtlijn kan de praktijkvariatie worden teruggedrongen en kan de zorg aan deze patiëntengroep worden verbeterd. Een evidence-based richtlijn zal bijdragen aan meer uniformiteit in de behandeling en zal waardevol zijn om zorgverleners te ondersteunen bij een effectieve en veilige behandeling.
Doelgroep
Deze richtlijn is van toepassing op patiënten met een (verdenking op een) HHPGL die verwezen zijn vanuit de eerste of tweede lijn.
Samenstelling werkgroep
Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2013 een multidisciplinaire werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle relevante specialismen die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten met hoofd-/halsparagangliomen.
Werkgroep
- Dr. D. (Dirk) Kunst – KNO-arts, werkzaam in het Radboudumc, Nijmegen, NVKNO (voorzitter)
- T. (Thijs) Jansen (secretaris/coördinator) – AIOS KNO, werkzaam in het Radboudumc, Nijmegen, NVKNO
- Prof. dr. H. (Henri) Marres – KNO-arts, werkzaam in het Radboudumc, Nijmegen, NVKNO
- Dr. E. (Erik) Hensen – KNO-arts, werkzaam in het LUMC, NVKNO
- Drs. B. (Bernadette) van Nesselrooij – Klinisch geneticus, werkzaam in UMC Utrecht, VKGN
- Dr. H. (Henri) Timmers – Endocrinoloog, werkzaam in het Radboudumc, Nijmegen, NIV
- Dr. B. (Berit) Verbist – Radioloog, werkzaam in het Radboudumc/LUMC, Nijmegen/Leiden, NVvR
- Dr. J. (Jeroen) Jansen – KNO-arts, werkzaam in het LUMC, NVKNO
- V. (Vincent) Coonen (vanaf 2015) – Nederlandse Vereniging voor Patiënten met Paragangliomen
- W. (Willie) van Delft (tot 2015) – Nederlandse Vereniging voor Patiënten met Paragangliomen
Klankbordgroep
- Dr. F. (Frederik) Hes – Klinisch geneticus, werkzaam in het LUMC, VKGN
- Dr. R.A. (Rogier) Oldenburg, Klinisch geneticus, werkzaam in het Erasmus MC, VKGN
- Dr. C. (Carli) Tops – Moleculair geneticus, werkzaam in het LUMC, VKGL
- Dr. M. (Marleen) Kets – Klinisch geneticus, werkzaam in het Radboudumc, VKGN
- Dr. A. (Arjen) Mensenkamp – Moleculair geneticus, werkzaam in het Radboudumc, VKGL
- Dr. N. (Noortje) van der Kleij-Corssmit – Endocrinoloog, werkzaam in het LUMC, NIV
- Dr. A. (Anouk) van der Horst-Schrivers – Endocrinoloog, werkzaam in het UMCG, NIV
- Prof. dr. B.F.A.M. (Bernard) van der Laan – KNO-arts, werkzaam in het UMCG, NVKNO
- Dr. M. (Mick) Metselaar– KNO-arts, werkzaam in het Erasmus MC, NVKNO
- Prof. dr. H. (Hans) Kaanders – Radiotherapeut, werkzaam in het Radboudumc, NVRO
- Dr. M. (Marelise) Eekhoff – Endocrinoloog, werkzaam in het Amsterdam UMC -locatie VUmc, NIV
- Dr. K. (Koen) Dreijerink – Endocrinoloog, werkzaam in het Amsterdam UMC -locatie VUmc, NIV
- Dr. J. (Johannes) Rijken – KNO-arts, werkzaam in het Amsterdam UMC – locatie VUmc, NVKNO
- Dr. B. (Bas) Havekes – Endocrinoloog, werkzaam in het MUMC, NIV
- Drs. M.J.C. (Mark) van Treijen – Endocrinoloog, werkzaam in het UMC Utrecht, NIV
Met ondersteuning van:
- Dr. W.A. (Annefloor) van Enst, senior-adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
- E. A. (Ester) Rake, adviseur, Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten
Belangenverklaringen
De KNMG-Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is gevolgd. Alle werkgroepleden hebben schriftelijk verklaard of ze in de laatste drie jaar directe financiële belangen (betrekking bij een commercieel bedrijf, persoonlijke financiële belangen, onderzoeksfinanciering) of indirecte belangen (persoonlijke relaties, reputatiemanagement, kennisvalorisatie) hebben gehad. Hieronder staat een overzicht van de belangen van werkgroepleden en klankbordgroepleden. De ondertekende belangenverklaringen zijn op te vragen bij het secretariaat van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Werkgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
Verbist |
Hoofdhals radioloog, Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) |
Voorzitter sectie hoofdhals radiologie van de Nederlandse Vereniging voor Radiologie, niet betaald. Lid executive committee ESHNR (European Society of head and neck radiology), onbetaald |
Reis-, verblijfs- en sprekersvergoeding van firma BAYER ontvangen voor voordrachten over hoofdhals radiologie voor radiologen |
Jansen (JC) |
KNO-arts, LUMC |
geen |
in geringe mate wordt erkenning van mijn expertise door deze commissie verstrekt |
Jansen (T) |
AIOS KNO Radboudumc Nijmegen parttime |
Onderzoeker Radboudumc Nijmegen (onbetaald). |
Geen. |
Hensen |
KNO-arts, LUMC, Leiden |
Redacteur Nederlands Tijdschrift voor KNO, vacatiekostenvergoeding; Redacteur Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde; onbetaald |
Dienstverband bij het LUMC, alwaar veel patiënten met een paraganglioom behandeld worden. Geen evident financieel belang bij richtlijnuitkomsten. Mogelijk dat expertise als behandelaar door deelname aan de richtlijn wordt ondersteund. |
Kunst |
KNO arts: -Radboud 0,7 fte -MUMC 0.3 fte |
* Secretary General - Treasurer of the European Skull Base Society (ESBS), 2016-present * Voorzitter Radboudumc Expertisecentrum Schedelbasispathologie * Regional Secretary of the European Academy of Otology and Neuro-otology (EAONO), 2012-present * Lid Medische Adviesraad Nederlandse Vereniging voor patënten met Paragangliomen, 2017-present * Lid van de medische Beoordelingscommissie van het project waarbinnen de VSOP samen met de Neurofibromatose Vereniging Nederland (NFVN) de patiëntenversie van de Zorgstandaard NF2 ontwikkelt, 2017-present * Lid werkgroep van de Neurofibromatose Vereniging Nederland (NFVN) die samen met de VSOP een zgn. individueel zorgplan voor patiënten met NF2 ontwikkelt, 2017-present |
geen |
Marres |
hoogleraar afdelingshoofd keel neus en oorheelkunde, hoofd hals chirurgie radboudumc |
afdelingshoofd radiologie radboudumc tot 1/8/2018, betaald; lid raad van toezicht thuisziekenhuid.nl betaald; voorzitter raad en advies pvhh, onbetaald; voorzitter stichting COKOH, onbetaald; eigenaar ‘’Marres Advies’’, betaald |
geen |
Timmers |
Internist-endocrinoloog |
geen |
geen |
Coonen |
Voorzitter Nederlandse Vereniging voor patiënten met Paragangliomen |
geen |
Voorzitter patiëntenvereniging |
van Nesselrooij |
Klinisch geneticus, UMC Utrecht |
nvt |
nvt |
Klankbordgroeplid |
Functie |
Nevenfuncties |
Gemelde belangen |
van der laan |
Werkgever: Universitair Medisch Centrum Groningen. |
Lid van de Nederlandse Vereniging voor Keel, Neus, en Oorheelkunde en Heelkunde van het Hoofd-halsgebied. |
geen |
Havekes |
Internist-endocrinoloog, MUMC |
nvt |
nvt |
Tops |
Laboratoriumspecialist Klinische Genetica, |
geen |
Geen |
van der Kleij-Corssmit |
Internist-Endocrinoloog LUMC |
geen |
geen |
Hes |
Klinisch geneticus, LUMC |
Voorzitter VKGN, behoudens vacatiegeld, onbetaald |
Het LUMC is een expertisecentrum op het gebied van paragangliomen |
Rijken |
KNO-arts/Hoofd-halschirurg, Amsterdam UMC, locatie VUmc |
Geen |
Goed contact met voorzitter van patientenvereniging, dit zal naar verwachting geen verandering opleveren in reputatie |
Kaanders |
Hoogleraar Translationele Radiotherapie |
geen |
geen |
Dreijerink |
Internist-endocrinoloog, Afdeling Interne Geneeskunde, sectie Endocrinologie, Amsterdam UMC, locatie VUmc |
Geen |
Geen |
van Treijen |
Internist-endocrinoloog UMC Utrecht |
Nvt |
Nvt |
Eekhoff |
Internist endocrinoloog, werkzaam als staflid afdeling Interne Geneeskunde sectie Endocrinologie, Amsterdam UMC locatie VUmc |
Aeromedische Research Werkgroep, geen inkomsten |
Nee |
Kets |
klinisch geneticus, werkzaam bij het Radboudumc |
geen |
geen |
Mensenkamp |
Laboratoriumspecialist klinische genetica bij de afdeling genetica van het Radboud universitair medisch centrum (Radboudumc) |
Voorzitter landelijk overleg borstkankerdiagnostiek (LOB), onbetaald |
nvt. Ik ben betrokken bij de diagnostiek naar deze aandoening, maar wordt er persoonlijk niet financieel wijzer van als dit meer of minder wordt. |
Oldenburg |
Klinisch geneticus, Erasmus MC |
Geen |
Geen |
Metselaar |
KNO-arts |
geen |
Geen |
van der Horst-Schrivers |
Internist-Endocrinoloog, UMCG |
geen |
geen |
Inbreng patiëntenperspectief
Er is aandacht besteed aan het patiëntenperspectief door de conceptteksten te bespreken met enkele leden van de patiëntenvereniging van Nederlandse vereniging voor patiënten met HHPGL (NVPG). De richtlijn is tevens voor commentaar voorgelegd aan de betrokken patiëntenvereniging.
Methode ontwikkeling
Evidence based
Implementatie
In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is rekening gehouden met de implementatie van de richtlijn(module) en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren. Het implementatieplan is te vinden bij de aanverwante producten.
Werkwijze
AGREE
Deze richtlijn is opgesteld conform de eisen vermeld in het rapport Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 van de adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwaliteit. Dit rapport is gebaseerd op het AGREE II instrument (Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation II; Brouwers, 2010), dat een internationaal breed geaccepteerd instrument is. Voor een stap-voor-stap beschrijving hoe een evidence-based richtlijn tot stand komt wordt verwezen naar het stappenplan Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen van het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten.
Knelpuntenanalyse
Werkgroepleden van verschillende specialismen, leden van de klankbordgroep en de vertegenwoordigers van de patiëntenvereniging voor patiënten met HHPGL is gevraagd allen ten minste 10 vragen op te stellen waarin knelpunten rondom de diagnostiek of behandeling van HHPGL aan de orde worden gesteld. Hiermee zijn de voornaamste knelpunten geïdentificeerd.
Uitgangsvragen en uitkomstmaten
De werkgroep stelde de definitieve uitgangsvragen vast. Vervolgens is per uitgangsvraag beoordeeld welke uitkomstmaat relevant is. Daarbij is gekeken naar gewenste effecten, maar ook naar ongewenste effecten. Daarin is gedefinieerd wanneer er sprake is geweest van een klinisch relevant verschil.
Strategie voor zoeken en selecteren van literatuur
Voor een deel van de afzonderlijke uitgangsvragen is aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde wetenschappelijke studies in (verschillende) elektronische databases. Tevens is aanvullend gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de geselecteerde artikelen. In eerste instantie is gezocht naar studies met de hoogste mate van bewijs. De werkgroepleden selecteerden de via de zoekactie gevonden artikelen op basis van vooraf opgestelde selectiecriteria. De geselecteerde artikelen zijn gebruikt om de uitgangsvraag te beantwoorden. De databases waarin is gezocht, de zoekstrategie en de gehanteerde selectiecriteria zijn te vinden in de module met desbetreffende uitgangsvraag.
Kwaliteitsbeoordeling individuele studies
Individuele studies zijn systematisch beoordeeld, op basis van op voorhand opgestelde methodologische kwaliteitscriteria, om zo het risico op vertekende studieresultaten (Risk of Bias) te kunnen inschatten. Deze beoordelingen zijn te vinden in de Risk of Bias (RoB) tabellen. Het gebruikte RoB instrument is een gevalideerd instrument dat wordt aanbevolen door de Cochrane Collaboration: Newcastle-Ottawa Scale voor observationeel onderzoek.
Samenvatten van de literatuur
De relevante onderzoeksgegevens van alle geselecteerde artikelen zijn overzichtelijk weergegeven in evidence-tabellen. De belangrijkste bevindingen uit de literatuur zijn beschreven in de samenvatting van de literatuur.
Beoordelen van de kracht van het wetenschappelijke bewijs
A) Voor interventievragen (vragen over therapie of screening)
De kracht van het wetenschappelijke bewijs is bepaald volgens de GRADE-methode. GRADE staat voor Grading Recommendations Assessment, Development and Evaluation (zie http://www.gradeworkinggroup.org/).
GRADE onderscheidt vier gradaties voor de kwaliteit van het wetenschappelijk bewijs: hoog, redelijk, laag en zeer laag. Deze gradaties verwijzen naar de mate van zekerheid die er bestaat over de literatuurconclusie (Schünemann, 2013).
GRADE |
Definitie |
Hoog |
|
Redelijk |
|
Laag |
|
Zeer laag |
|
Formuleren van de conclusies
Voor elke relevante uitkomstmaat is het wetenschappelijk bewijs samengevat in een of meerdere literatuurconclusies waarbij het niveau van bewijs is bepaald volgens de GRADE-methodiek. De werkgroepleden maakten de balans op van elke interventie (overall conclusie). Bij het opmaken van de balans zijn de gunstige en ongunstige effecten voor de patiënt afgewogen. De overall bewijskracht wordt bepaald door de laagste bewijskracht gevonden bij een van de kritieke uitkomstmaten. Bij complexe besluitvorming waarin naast de conclusies uit de systematische literatuuranalyse vele aanvullende argumenten (overwegingen) een rol spelen, is afgezien van een overall conclusie. In dat geval zijn de gunstige en ongunstige effecten van de interventies samen met alle aanvullende argumenten gewogen onder het kopje Overwegingen.
Overwegingen (van bewijs naar aanbeveling)
Om te komen tot een aanbeveling, zijn naast (de kwaliteit van) het wetenschappelijk bewijs ook andere aspecten belangrijk, zoals de expertise van de werkgroepleden, de waarden en voorkeuren van de patiënt (patient values and preferences), kosten, beschikbaarheid van voorzieningen en organisatorische zaken. Deze aspecten worden, voor zover geen onderdeel van de literatuursamenvatting vermeld en beoordeeld (gewogen) onder het kopje Overwegingen.
Formuleren van aanbevelingen
De aanbevelingen geven antwoord op de uitgangsvraag en zijn gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijk bewijs en de belangrijkste overwegingen en een weging van de gunstige en ongunstige effecten van de relevante interventies. De kracht van het wetenschappelijk bewijs en het gewicht dat door de werkgroep wordt toegekend aan de overwegingen, bepalen samen de sterkte van de aanbeveling. Conform de GRADE-methodiek sluit een lage bewijskracht van conclusies in de systematische literatuuranalyse een sterke aanbeveling niet à priori uit, en zijn bij een hoge bewijskracht ook zwakke aanbevelingen mogelijk. De sterkte van de aanbeveling wordt altijd bepaald door weging van alle relevante argumenten tezamen.
Indicatorontwikkeling
Er werden twee interne kwaliteitsindicatoren ontwikkeld om het toepassen van de richtlijn in de praktijk te volgen en te versterken (zie aanverwante producten). Meer informatie over de methode van indicatorontwikkeling is op te vragen bij het Kennisinstituut van de Federatie Medisch Specialisten (secretariaat@kennisinstituut.nl).
Kennislacunes
Tijdens de ontwikkeling van deze richtlijn is systematisch gezocht naar onderzoek waarvan de resultaten bijdragen aan een antwoord op de uitgangsvragen. Bij elke uitgangsvraag is door de werkgroep nagegaan of er (aanvullend) wetenschappelijk onderzoek gewenst is om de uitgangsvraag te kunnen beantwoorden. Een overzicht van de onderwerpen waarvoor (aanvullend) wetenschappelijk van belang wordt geacht, is als aanbeveling in de Kennislacunes beschreven (onder aanverwante producten).
Literatuur
Brouwers MC, Kho ME, Browman GP, et al. AGREE Next Steps Consortium. AGREE II: advancing guideline development, reporting and evaluation in health care. CMAJ. 2010;182(18):E839-42. doi: 10.1503/cmaj.090449. Epub 2010 Jul 5. Review. PubMed PMID: 20603348.
van Everdingen JJE, Burgers JS, Assendelft WJJ, et al. Evidence-based richtlijnontwikkeling. Bohn Stafleu Van Loghum. 2004.
Medisch Specialistische Richtlijnen 2.0 (2012). Adviescommissie Richtlijnen van de Raad Kwalitieit. https://richtlijnendatabase.nl/over_deze_site/richtlijnontwikkeling.html.
Ontwikkeling van Medisch Specialistische Richtlijnen: stappenplan. Kennisinstituut van Medisch Specialisten.
Schünemann H, Brożek J, Guyatt G, et al. GRADE handbook for grading quality of evidence and strength of recommendations. Updated October 2013. The GRADE Working Group, 2013. Available from http://gdt.guidelinedevelopment.org/central_prod/_design/client/handbook/handbook.html.
Schünemann HJ, Oxman AD, Brozek J, et al. Grading quality of evidence and strength of recommendations for diagnostic tests and strategies. BMJ. 2008;336(7653):1106-10. doi: 10.1136/bmj.39500.677199.AE. Erratum in: BMJ. 2008;336(7654). doi: 10.1136/bmj.a139. PubMed PMID: 18483053.
Zoekverantwoording
Zoekacties zijn opvraagbaar. Neem hiervoor contact op met de Richtlijnendatabase.